Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 augustus 1996
gepubliceerd op 24 juli 1997

Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1996015142
pub.
24/07/1997
prom.
04/08/1996
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 AUGUSTUS 1996. Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6°, van de Grondwet..

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 2.De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991, zal volkomen uitwerking hebben.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 4 augustus 1996.

ALBERT Van Koningswege :De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DE RYCKE De Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT Met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden voorzien in artikel 29 van deze Overeenkomst heeft plaatsgevonden op 16 februari 1997. De Overeenkomst is in werking getreden op 3 maart 1997.

Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen De Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Arabische Republiek Egypte, wensende een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, zijn het volgende overeengekomen : HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de Overeenkomst Artikel 1 Personen op wie de overeenkomst van toepassing is Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2 Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name : a) in Egypte : (i) de belasting op inkomsten van onroerende goederen (daaronder begrepen de grondbelasting, de belasting op gebouwen en de Ghaffir-belasting), (ii) de belasting op inkomsten van roerende kapitalen, (iii) de belasting op handels- en nijverheidswinst, (iv) de belasting op lonen, salarissen, beloningen en lijfrenten, (v) de belasting op inkomsten uit vrije beroepen en uit alle andere niet-commerciële beroepen, (vi) de algemene belasting naar het inkomen, (vii) de belasting op vennootschapswinst, (viii) de aanvullende belastingen geheven naar een percentage van de hierboven vermelde belastingen of anderszins, (hierna te noemen « Egyptische belasting »);b) in België : (i) de personenbelasting, (ii) de vennootschapsbelasting, (iii) de rechtspersonenbelasting, (iv) de belasting der niet-verblijfhouders, (v) de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing, met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, en de aanvullende belastingen op de personenbelasting, (hierna te noemen « Belgische belasting »).4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven.De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mede. HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen Artikel 3 Algemene bepalingen 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist : a) (i) betekent de uitdrukking « Egypte » de Arabische Republiek Egypte en, in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij : (a) het nationale grondgebied, (b) de territoriale zee, (c) het gebied buiten de territoriale zee en daaraan grenzend waar Egypte soevereine rechten met het oog op de exploitatie en exploratie, op het behoud en beheer van de al dan niet levende natuurlijke rijkdommen van de boven de zeebodem gelegen wateren en van de zeebodem en de ondergrond daarvan en, met betrekking tot andere werkzaamheden, op de economische exploitatie en exploratie van het gebied en andere rechten in overeenstemming met het internationale recht uitoefent, (d) het continentaal plat; (ii) betekent de uitdrukking « België » het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt betekent zij het nationale grondgebied, de territoriale zee en elk ander gebied in zee waar België, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten of rechtsmacht uitoefent; b) betekenen de uitdrukkingen « een overeenkomstsluitende Staat » en « de andere overeenkomstsluitende Staat » Egypte of België, al naar het geval;c) omvat de uitdrukking « persoon » een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;d) betekent de uitdrukking « vennootschap » elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;e) betekenen de uitdrukkingen « onderneming van een overeenkomstsluitende Staat » en « onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat » onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;f) betekent de uitdrukking « belasting » de Egyptische belasting of de Belgische belasting, al naar het zinsverband vereist;g) betekent de uitdrukking « internationaal verkeer » elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;h) betekent de uitdrukking « bevoegde autoriteit » : (i) in Egypte, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger; (ii) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger. 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Artikel 4 Inwoner 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « inwoner van een overeenkomstsluitende Staat » iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld : a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft;indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen); b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen. Artikel 5 Vaste inrichting 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking « vaste inrichting » een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.2. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat in het bijzonder : a) een plaats waar leiding wordt gegeven;b) een filiaal;c) gebouwen gebruikt als verkooppunt;d) een kantoor;e) een fabriek;f) een werkplaats;g) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;h) een landbouwbedrijf, een plantage, levende en dode have van landbouwbedrijven.3. De uitdrukking « vaste inrichting » omvat eveneens : a) de plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie-,assemblage- of installatiewerkzaamheden of van werkzaamheden van toezicht daarop, doch alleen indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden zes maanden overschrijdt;b) het verstrekken van diensten, daaronder begrepen adviezen, door een onderneming door middel van werknemers of ander personeel die de onderneming daarvoor heeft in dienst genomen, doch alleen indien zodanige werkzaamheden (voor dezelfde of ermede verband houdende werken) worden uitgeoefend gedurende een tijdvak of tijdvakken waarvan de duur in totaal zes maanden in enig tijdvak van twaalf maanden te boven gaat.4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een « vaste inrichting » niet aanwezig geacht indien : a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag of uitstalling van aan de onderneming toebehorende goederen;b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag of uitstalling;c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de leden a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.5. Indien een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 7 van toepassing is in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 geacht een vaste inrichting in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, indien die persoon : a) in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfs-inrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf;of b) zodanige machtiging niet bezit maar in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk een voorraad van goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert voor rekening van de onderneming.6. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat, behalve met betrekking tot herverzekering, geacht in de andere overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting te hebben indien zij op het grondgebied van die andere Staat premies int of aldaar gelegen risico's verzekert door middel van een persoon, niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 7 van toepassing is.7. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Wanneer de werkzaamheden van zodanige vertegenwoordiger uitsluitend of nagenoeg uitsluitend voor rekening van die onderneming worden uitgeoefend, wordt hij evenwel niet geacht een onafhankelijk vertegenwoordiger te zijn in de zin van deze paragraaf. 8. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere. HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen 1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen mogen in die andere Staat worden belast.2. De uitdrukking « onroerende goederen » heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen.De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd. 3. De bepalingen van paragraaf l zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep. Artikel 7 Ondernemingswinst 1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting.Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend. 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen.3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.Geen aftrek wordt echter toegelaten ter zake van bedragen die in voorkomend geval door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke kosten) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan één van haar andere zetels, in de vorm van royalty's, erelonen of andere, soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of nog, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de vaste inrichting geleend geld. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting wordt evenmin rekening gehouden met bedragen die door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke kosten) ten laste van de hoofdzetel van de onderneming of van een van haar andere zetels worden gelegd in de vorm van royalty's, erelonen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of nog, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de hoofdzetel van de onderneming of aan een van haar andere zetels geleend geld. 4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling;de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen. 5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel. Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart 1. Winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer is slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.3. De bepalingen van paragraaf l zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam. Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen Indien : a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast. Artikel 10 Dividenden 1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de persoon die de dividenden verkrijgt de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan : a) in Egypte : (i) 15 pct.van het brutobedrag van de dividenden; (ii) niettegenstaande de bepalingen van subparagraaf (i) mogen dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van Egypte aan een natuurlijke persoon die inwoner is van België, in Egypte aan de algemene belasting naar het inkomen die van het totale netto-inkomen wordt geheven, worden onderworpen; de aldus geheven algemene belasting naar het inkomen mag in geen geval hoger zijn dan het gemiddelde tarief van 20 pct. van de aan die persoon betaalde netto-dividenden; b) In België : (i) l5 pct.van het brutobedrag van de dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap is (niet zijnde een personenvennootschap) die onmiddellijk ten minste 25 pct. bezit van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt; (ii) 20 pct. van het brutobedrag van de dividenden, in de andere gevallen.

Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald. 3. De uitdrukking « dividenden », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Die uitdrukking betekent ook inkomsten zelfs indien toegekend in de vorm van interest die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van België. 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. 5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn. Artikel 11 Interest 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de persoon die de interest verkrijgt de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de interest.3. De uitdrukking « interest », zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten;voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking « interest » echter niet boeten voor laattijdige betaling, noch interest die overeenkomstig artikel l0, paragraaf 3, tweede zin, als dividenden wordt behandeld. 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing. 5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatskundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hi j inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, belastbaar overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 12 Royalty's 1. Royalty's afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de persoon die de royalty's verkrijgt de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 25 pct.van het brutobedrag van de royalty's voor het gebruik van, of het recht van gebruik van, een fabrieks- of handelsmerk, en 15 pct. in alle andere gevallen. 3. De uitdrukking « royalty's », zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden gebruikt voor radio- of televisie-uitzending, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.4. De bepalingen van paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden.In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van arti-kel 14, naar het geval, van toepassing. 5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat.Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald werd aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd. 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing.In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de royalty's in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, belastbaar overeenkomstig de wetgeving van die Staat.

Artikel 13 Vermogenswinst 1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de voorgaande paragrafen (daaronder begrepen inkomsten die volgens de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat ten name van een vennootschap die inwoner is van die Staat, belastbaar zijn in geval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijke vermogen) mogen in beide overeenkomstsluitende Staten overeenkomstig de wetgeving van die Staten worden belast. Artikel 14 Zelfstandige beroepen 1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar;die inkomsten mogen echter in de volgende gevallen eveneens in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast : a) indien die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt;in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend in de andere Staat worden belast; of b) indien hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in totaal 120 dagen in het desbetreffende kalenderjaar bereiken of te boven gaan;in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten, dat afkomstig is van zijn in de andere Staat verrichte werkzaamheden, in die andere Staat worden belast. 2. De uitdrukking « vrij beroep » omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants. Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend.Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast. 2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een, in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien : a) de verkrijger in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is, en c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen. Artikel 16 Tantièmes en beloningen van hogere stafleden 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere staat worden belast.2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn eveneens van toepassing op betalingen verkregen door een staflid van een vennootschap die een bestuursfunctie op hoog niveau waarneemt en die in feite functies uitoefent die van soortgelijke aard zijn als die welke worden uitgeoefend door een in paragraaf 1 bedoelde persoon. Artikel 17 Inkomsten van artiesten en sportbeoefenaars 1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niét worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht. Artikel 18 Pensioenen en lijfrenten 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en lijfrenten afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.2. De uitdrukking « lijfrenten » betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, gedurende het leven of gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat. Artikel 19 Beloningen en pensioenen uit overheidsfuncties 1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon, ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die : (i) onderdaan is van die Staat, of (ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uirgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. Artikel 20 Inkomsten van studenten en leerlingen Een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft enkel : a) als student aan een universiteit, hogeschool of school in die andere overeenkomstsluitende Staat;b) om een opleiding voor een beroep of bedrijf dan wel een technische opleiding te verkrijgen;of, c) als genieter van een in de eerste plaats voor studie of wetenschappelijk onderzoek bestemde toelage, vergoeding of prijs aan een instelling op het gebied van godsdienst, liefdadigheid, wetenschap of onderwijs wordt in die andere Staat niet belast ter zake van een studietoelage.Dit geldt ook voor elk bedrag aan beloningen voor in die andere Staat bewezen diensten, op voorwaarde dat deze beloningen noodzakelijk zijn om in zijn onderhoud te voorzien.

Artikel 21 Inkomsten van hoogleraren, leraren en vorsers 1. Een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die, op uitnodiging van een universiteit, hogeschool of andere instelling voor hoger onderwijs of wetenschappelijk onderzoek van de andere overeenkomstsluitende Staat, die andere Staat bezoekt enkel om aldaar onderwijs te geven of wetenschappelijk onderzoek te verrichten aan zulke instelling gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar, wordt in die andere Staat niet belast op zijn beloningen voor dat onderwijs of dat onderzoek.2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op beloningen voor het verrichten van onderzoek indien dat onderzoek niet in het algemeen belang maar in de eerste plaats in het particulier belang van een of meer bepaalde personen wordt verricht. Artikel 22 Andere inkomsten 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 2 zijn, ongeacht de afkomst ervan, bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.2. Indien dat inkomen evenwel door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat wordt verkregen uit bronnen in de andere overeenkomstsluitende Staat, mag het ook in de Staat waaruit het afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast. HOOFDSTUK IV. - Methoden ter vermijding van dubbele belasting Artikel 23 Vermijding van dubbele belasting 1. In Egypte wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden: a) Inkomsten, niet zijnde inkomsten als bedoeld in sub paragraaf b) hierna, zijn van de Egyptische belastingen vermeld in artikel 2, paragraaf 3, subparagraaf a), vrijgesteld indien de inkomsten ingevolge deze Overeenkomst alleen in België mogen worden belast;b) Inkomsten, als bedoeld in de artikelen 10, 11, 12, 13, paragraaf 4, 14, 16, 17 en 22, die uit België worden verkregen, mogen in Egypte overeenkomstig de bepalingen van deze artikelen op hun brutobedrag worden belast.De Belgische belasting die van deze inkomsten wordt geheven (met uitzondering in het geval van dividenden, van de belasting die is betaald ter zake van winsten waaruit de dividenden zijn betaald), verlenen inwoners van Egypte het recht op een aftrek op de belasting ten belope van een bedrag dat met het bedrag van de geheven Belgische belasting overeenstemt, maar dat het bedrag van de Egyptische belasting dat aan die inkomsten kan worden toegerekend, niet mag overschrijden. Die aftrek wordt verleend op de belastingen vermeld in artikel 2, paragraaf 3, subparagraaf a), in de grondslag waarvan die inkomsten zijn begrepen; c) Indien ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst inkomsten die een inwoner van Egypte verkrijgt, in Egypte van belasting zijn vrijgesteld, mag Egypte niettemin, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, rekening houden met de vrijgestelde inkomsten.2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden : a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, met uitzondering van de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 en 6, en artikel 12, paragrafen 2 en 6, in Egypte mogen worden belast, stelt België die inkomsten vrij van belasting, maar mag het, om het bedrag van de Belgische belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.b) Indien een inwoner van België inkomstenbestanddelen die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen verkrijgt en die bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 6, en uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, op de voorwaarden en tegen het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten. De aftrek wordt verleend ten belope van 20 pct. van het brutoinkomen in geval een inwoner van België inkomsten verkrijgt die bestaan uit dividenden of interest en die in overeenstemming met de bepalingen van de Overeenkomst in Egypte mogen worden belast maar die aldaar ingevolge de Egyptische wet nr. 43 van 1974, gewijzigd door de wet nr. 32 van 1977 of door elke andere wet die geen afbreuk doet aan het algemene principe daarvan, van belasting zijn vrijgesteld. c) Indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen bezit van een vennootschap die inwoner is van Egypte en aldaar aan de belasting is onderworpen, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die ingevolge arti- kel 10, paragraaf 2, in Egypte mogen worden belast, in België vrijgesteld van vennootschapsbelasting in zoverre als vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner zouden zijn van België.3. Een overeenkomstsluitende Staat mag belasting heffen van inkomsten die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in de andere overeenkomstsluitende Staat mogen worden belast, voor zover die inkomsten in die andere overeenkomstsluitende Staat niet werden belast door de verrekening van verliezen die, voor enig belastbaar boekjaar, ook in de eerstbedoelde overeenkomstsluitende Staat van de belastbare inkomsten werden afgetrokken.4. Voor de toepassing van dit artikel worden winsten, inkomsten of voordelen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat, die volgens deze Overeenkomst in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar zijn, geacht uit bronnen in die andere Staat afkomstig te zijn. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen Artikel 24 Non-discriminatie 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.2. De uitdrukking « onderdanen » betekent : a) alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;b) alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is.3. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.4. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.5. Niets in dit artikel mag aldus worden uitgelegd dat het een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.6. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, paragraaf 6, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.7. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan emge belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.8. De bepalingen van dit artikel mogen niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat beletten : a) het totale bedrag van de winsten die kunnen worden toegerekend aan een vaste inrichting, in die Staat, van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in die andere Staat heeft, aan belasting te onderwerpen tegen het belastingtarief dat door de wetgeving van de eerstbedoelde Staat is bepaald;dit tarief mag echter niet hoger zijn dan het maximumtarief dat van toepassing is op het geheel of een deel van de winsten van vennootschappen die inwoner zijn van die eerstbedoelde Staat; b) belasting te heffen bij uitdeling van dividenden die afkomstig zijn uit een aandelenbezit dat wezenlijk is verbonden met een vaste inrichting of vaste basis die een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, of een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in die andere Staat heeft, in de eerstbedoelde Staat bezit.9. In dit artikel betekent de uitdrukking « belastingheffing » belastingen die het voorwerp zijn van deze Overeenkomst. Artikel 25 Regeling voor onderling overleg 1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is of, indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit.Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht. 2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van de Overeenkomst.In het bijzonder werken zij in gemeen overleg de gepaste procedures, voorwaarden, methoden en technieken uit met het oog op de uitvoering van de Overeenkomst.

Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst, alsmede om het ontgaan of het ontwijken van die belastingen te voorkomen.De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen. Evenwel, indien de inlichtingen in de Staat die ze verstrekt oorspronkelijk werden geheim gehouden, worden zij alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden, maar zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. 2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen : a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde. Artikel 27 Leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of consulaire post 1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van een diplomatieke vertegenwoordiging of consulaire post ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten .2. Niettegenstaande artikel 4 wordt, voor de toepassing van de Overeenkomst, een natuurlijk persoon die lid is van een diplomatieke vertegenwoordiging, consulaire post of vaste vertegenwoordiging van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat is gevestigd, geacht inwoner te zijn van de Zendstaat indien hij in de Zendstaat aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar zijn totale inkomen is onderworpen als de inwoners van die Zendstaat.3. De Overeenkomst is niet van toepassing op intenationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging, consulaire post of vaste vertegenwoordiging van een derde Staat, indien deze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat verblijven en in de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat niet aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar hun totale inkomen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat. Artikel 28 Diverse bepalingen 1. De bepalingen van deze Overeenkomst kunnen niet aldus worden uitgelegd dat zij op enigerlei wijze de vrijstellingen, aftrekken, verminderingen, verrekeningen of andere tegemoetkomingen beperken die worden of zullen worden verleend: a) door de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat voor het bepalen van de door die Staat te heffen belasting, of b) door elk ander akkoord dat door een overeenkomstsluitende Staat wordt gesloten.2. Niets in deze Overeenkomst mag aldus worden uitgelegd dat de toepassing wordt belet van de bepalingen van de nationale wetgeving van beide overeenkomstsluitende Staten die speciaal de bestrijding van het ontgaan of het ontwijken van belastingen ten doel hebben. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen Artikel 29 Inwerkingtreding 1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Kaïro worden uitgewisseld.2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag waarop de akten van bekrachtiging worden uitgewisseld en de bepalingen ervan zullen toepassing vinden : a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de akten van bekrachtiging zijn uitgewisseld;b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de akten van bekrachtiging zijn uitgewisseld.3. Het akkoord tussen België en Egypte nopens de wederzijdse vrijstelling van bepaalde belastingen welke de maatschappijen voor luchtvervoer treffen, afgesloten door wisseling van brieven, gedagtekend Kaïro, 18 en 31 oktober 1956, zal ophouden van toepassing te zijn voor elk tijdperk waarvoor artikel 8 van deze Overeenkomst van toepassing is. Artikel 30 Beëindiging Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot en met 30 juni van elk kalenderjaar na het vijfde jaar dat volgt op het jaar waarin de akten van bekrachtiging werden uitgewisseld, aan de andere overeenkomstsluitende Staat schriftelijk en langs diplomatieke weg de opzegging van de Overeenkomst betekenen; in dat geval zal de Overeenkomst ophouden van toepassing te zijn : a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de opzegging is betekend;b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na I januari van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de opzegging is betekend. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Kaïro, 3 januari 1991, in tweevoud, in de Nederlandse, de Engelse, de Arabische en de Franse taal, elke tekst zijnde gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in interpretatie is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk België : Alain RENS, Ambassadeur van België Voor de Regering van de Arabische Republiek Egypte : Dr. Mohamed Ahmed EL RAZAZ, Minister van Financiën

^