Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 augustus 1997
gepubliceerd op 27 september 1997

Koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid

bron
diensten van de eerste minister
numac
1997021286
pub.
27/09/1997
prom.
08/08/1997
ELI
eli/besluit/1997/08/08/1997021286/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit houdende oprichting van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 37 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, met name op artikel 6bis, § 3, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur, en op artikel 92ter, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het protocol nr. 60/1 van 10 april 1996 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het Sectorcomité I zijn vermeld;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 januari 1966 en 10 juli 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 17 januari 1996 en 24 juli 1996;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 23 januari 1996 en 24 juli 1996;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse Regering, gegeven op 19 december 1996;

Gelet op het akkoord van de Regering van de Franse Gemeenschap, gegeven op 30 september 1996;

Gelet op het akkoord van de Waalse Gewestregering, gegeven op 3 oktober 1996;

Gelet op het akkoord van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 3 oktober 1996 en op 22 mei 1997;

Gelet op het akkoord van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, gegeven op 28 augustus 1996;

Gelet op het akkoord van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, gegeven op 15 mei 1997;

Gelet op het akkoord van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, gegeven op 19 juni 1997;

Overwegende dat de uitoefening door de federale overheid van de bevoegdheid die haar toegekend is inzake wetenschappelijk onderzoek door artikel 6bis, § 3, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 de oprichting vereist van een adviesorgaan, de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid, waarin de vertegenwoordiging van de Gemeenschappen en de Gewesten geregeld wordt conform artikel 92ter van deze wet;

Overwegende dat de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid de huidige Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid moet vervangen, Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de noodzaak om de federale overheid in staat te stellen gebruik te maken van haar bevoegdheid initiatieven te ondernemen in toepassing van artikel 6bis, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, teneinde de plaats van het wetenschappelijk potentieel van het koninkrijk binnen de Europese en internationale wetenschappelijke context te vrijwaren en te versterken;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 januari 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister en Onze Minister van Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De opdracht en samenstelling van de Federale Raad voor Wetenschapsbeleid

Artikel 1.Er wordt een Federale Raad voor Wetenschapsbeleid opgericht, in het kort F.R.W.B., hierna te noemen "de Raad".

Art. 2.De Raad heeft tot taak : 1° advies uit te brengen over de samenwerkingsvoorstellen bedoeld in artikel 6bis, § 3, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;2° uit eigen beweging of op verzoek van de federale Regering, in voorkomend geval aangezocht door een Gemeenschaps- of Gewestregering, adviezen uit te brengen en aanbevelingen te doen betreffende de vraagstukken inzake wetenschapsbeleid voor het land in zijn geheel, gelet onder meer op de Europese en internationale context;3° op verzoek van de federale Regering adviezen uit te brengen betreffende de aangelegenheden inzake wetenschapsbeleid die tot de bevoegdheid behoren van de federale Overheid, bedoeld in artikel 6bis, § 2, 1° tot 4°, van de bovengenoemde bijzondere wet.

Art. 3.De Raad bestaat uit 33 leden, door Ons benoemd onder de meest representatieve prominenten van de wetenschappelijke, economische en sociale kringen, waarvan 1° 16 leden op voordracht van de Minister die Wetenschapsbeleid in zijn bevoegdheid heeft, na beraadslaging van Onze in Raad vergaderde Ministers;2° 17 leden op voorstel van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen : a) voor 7 onder hen, op voorstel van de Vlaamse Regering;b) voor 4 onder hen, op voorstel van de Regering van de Franse Gemeenschap;c) voor 3 onder hen, op voorstel van de Waalse Gewestregering;d) voor 2 onder hen, op gezamenlijk voorstel van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, waarvan de ene een Nederlandstalige moet zijn en de andere een Franstalige;voor het Franstalige lid is het voorafgaand akkoord van het College van de Franse Gemeenschapscommissie vereist; e) voor 1 onder hen, op voorstel van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, waarbij dit lid met raadgevende stem deelneemt aan de vergaderingen van de Federale Raad. De Raad telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.

In de samenstelling van de Raad wordt bovendien gestreefd naar een adequaat evenwicht, enerzijds, binnen de vertegenwoordiging van de wetenschappelijke kringen en, anderzijds, binnen de vertegenwoordiging van de economische en sociale kringen. HOOFDSTUK II. - De werking van de Raad

Art. 4.De adviezen en aanbevelingen van de Raad worden voorgelegd aan de Eerste Minister en aan de Minister belast met het Wetenschapsbeleid van de federale Regering.

De adviezen en aanbevelingen van de Raad, met uitzondering van die bedoeld in artikel 2, 3°, van dit besluit, worden door de Eerste Minister doorgestuurd aan de Ministers-presidenten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en aan de Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 5.De Raad stelt jaarlijks een algemeen verslag op over zijn werkzaamheden.

Dit algemeen verslag omvat bovendien zo nodig : - beschouwingen betreffende de activiteiten verricht door alle actoren op het gebied van het wetenschapsbeleid, alsook over de omvang en de verdeling van de eraan bestede middelen uit de openbare en de particuliere sector; - opmerkingen en voorstellen betreffende de nuttige samenwerkingsverbanden op nationaal, Europees en internationaal vlak inzake wetenschapsbeleid.

Dit algemeen verslag wordt voorgelegd aan de Eerste Minister en aan de Minister belast met het Wetenschapsbeleid van de federale Regering.

Het wordt door de Eerste Minister doorgestuurd aan de Ministers-presidenten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en aan de Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

De publikatie ervan door de Raad wordt toegestaan door de Eerste Minister.

Art. 6.De Raad kan ook steeds bijzondere verslagen opstellen over bepaalde vraagstukken.

Deze bijzondere verslagen worden voorgelegd aan de Eerste Minister en aan de Minister belast met het Wetenschapsbeleid van de federale Regering. In voorkomend geval worden ze door de Eerste Minister doorgestuurd aan de Ministers-presidenten van de betrokken Gemeenschaps- en Gewestregeringen en aan de Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 7.De Raad kan elke persoon van wie hij het advies wenst in te winnen raadplegen of horen.

Hij kan aldus op zijn vergaderingen persoonlijkheden uitnodigen, wanneer hun aanwezigheid tijdelijk nuttig kan zijn voor de studie van de behandelde vraagstukken.

Art. 8.De Raad mag werkgroepen oprichten. Hij legt hun opdracht vast en bepaalt hun samenstelling, waarvoor de bepalingen bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van dit besluit van toepassing zijn.

Art. 9.De Raad kan slechts op geldige wijze beraadslagen als meer dan de helft van de leden waaruit hij is samengesteld aanwezig zijn.

Zijn beslissingen worden genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter of van degene die hem ter zitting vervangt beslissend.

Er kan niet bij volmacht gestemd worden.

Art. 10.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt Ons ter goedkeuring voorgelegd.

Het bevat in elk geval de bepalingen die tot doel hebben in de notulen van de Raad de standpunten te identificeren ingenomen bij het uitwerken van de adviezen bedoeld in artikel 2, 1°, van dit besluit. HOOFDSTUK III. - De voorzitter en ondervoorzitters van de Raad

Art. 11.De voorzitter, de eerste ondervoorzitter en de twee ondervoorzitters van de Raad worden door Ons benoemd onder de leden van de Raad en op zijn voordracht.

De voorzitter en een ondervoorzitter worden gekozen uit de leden van de Raad benoemd op voordracht van de Minister die Wetenschapsbeleid in zijn bevoegdheid heeft. De eerste ondervoorzitter en de andere ondervoorzitter worden gekozen uit de leden van de Raad benoemd op voorstel van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen.

De voorzitter en de eerste ondervoorzitter behoren tot verschillende taalgroepen. Hetzelfde geldt voor de twee ondervoorzitters.

Art. 12.De voordracht van de Raad bedoeld in artikel 11 wordt beslist tijdens de eerste bijeenkomst van de Raad, hetzij bij consensus, hetzij bij geheime stemming voor elk van de te begeven ambten.

Om voor een ambt te worden voorgedragen, moet de kandidaat de absolute meerderheid behalen van de stemmen. Zo nodig vindt een tweede stemming plaats tussen de twee kandidaten die tijdens de eerste ronde het grootste aantal stemmen hebben behaald.

Art. 13.De voorzitter, de eerste ondervoorzitter en de twee ondervoorzitters van de Raad vormen het Bureau van de Raad.

Het Bureau bereidt de aan de Raad voor te leggen dossiers voor en waakt over de uitvoering van zijn beslissingen. De andere bevoegdheden waarover het Bureau beschikt, worden hem door de Raad gedelegeerd.

Het Bureau stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Raad.

Art. 14.De voorzitter van de Raad opent en sluit de vergaderingen van de Raad en van het Bureau, leidt de besprekingen en de beraadslagingen en belast zich met het goede verloop van de vergaderingen.

Hij vertegenwoordigt de Raad bij derden.

Art. 15.Indien de voorzitter afwezig of verhinderd is, worden zijn functies waargenomen door de eerste ondervoorzitter, of, bij ontstentenis, door een van de ondervoorzitters, of, bij hun ontstentenis, door het oudste lid van de Raad. HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen

Art. 16.Het mandaat van lid van de Raad bedraagt vier jaar.

Het is hernieuwbaar, met uitzondering van het mandaat van de leden van de Raad die de leeftijd van vijfenzestig jaar hebben bereikt.

Art. 17.Het mandaat van lid van de Raad is onverenigbaar met de hoedanigheid van lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, van de Senaat of van de Gemeenschaps- of Gewestraden, van lid van een ministerieel kabinet of van personee!slid van openbare diensten.

Art. 18.Geen enkel lid van de Raad kan uit dien hoofde een bezoldiging genieten.

Aan de leden van de Raad worden echter vergoedingen voor reis- en verblijfkosten toegekend. Het bedrag ervan wordt door Ons vastgesteld.

De voorzitter van de Raad geniet bovendien een jaarlijkse forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag door Ons wordt vastgesteld, zonder meer te bedragen dan de maximumuitkering die wordt verleend aan de rectoren van de universiteiten van de Vlaamse of Franse Gemeenschap.

Art. 19.De leden van de Raad mogen geen feiten bekendmaken waarvan zij uit hoofde van hun ambt kennis hebben gehad.

Deze bepaling geldt ook voor de gewezen leden van de Raad.

Art. 20.De nodige kredieten voor de werking van de Raad worden elk jaar ingeschreven in de begroting van de Diensten van de Eerste Minister - gedeelte Wetenschapsbeleid.

Art. 21.Het secretariaat van de Raad en van het Bureau wordt gevoerd door de Secretaris-generaal van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, bijgestaan door de ambtenaar of de ambtenaren die hij daartoe aanwijst. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 22.In afwijking van artikel 29, zullen de bepalingen van de artikelen 11 en 18 van dit besluit, die betrekking hebben op de voorzitter van de Raad, in werking treden op de datum van pensionering van de huidige bekleder van het ambt van voorzitter van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid, die, tot die datum, het voorzitterschap zal waarnemen van de Raad.

Art. 23.Opgeheven worden a) de artikelen 1, 3°, 14 en 15, 18 tot 20, 24, 28 en 34 van het koninklijk besluit van 16 september 1959 betreffende de organisatie van het Wetenschapsbeleid;b) de artikelen 16 en 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 juni 1961;c) artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 mei 1966, 27 december 1967 en 14 augustus 1968;d) artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 mei 1966;e) artikel 23 van hetzeltde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 april 1963, 11 mei 1966 en 27 december 1967;f) artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 juni 1961 en 17 april 1963;g) artikel 27 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 mei 1966, 27 december 1967 en 14 augustus 1968;h) artikel 29 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het koninklijk besluit van 11 mei 1966, opnieuw ingevoerd bij het koninklijk besluit van 27 december 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1968;i) artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 mei 1966;j) artikel 31, tweede Iid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 mei 1966 en 27 december 1967;k) artikel 31, vierde lid, van hetzelfde besluit;l) artikel 36, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 mei 1966 en 27 december 1967;m) artikel 38 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 april 1963.

Art. 24.In artikel 35 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1968, worden de woorden "van de Voorzitter van de Raad" geschrapt.

Art. 25.In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1968, worden de woorden "aan de leden van de Raad, evenals" geschrapt.

Art. 26.In het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit, worden de woorden "De Raad" vervangen door de woorden "De Diensten".

Art. 27.De artikelen 1 tot 3 en 5 tot 10 van het besluit van 16 september 1959 houdende statuut van de voorzitter van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid, van de secretaris-generaal en van het personeel van de Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 september 1968, 12 augustus 1981, 26 november 1991, 30 maart 1993, 26 april 1994 en 23 december 1994, worden opgeheven.

De bepalingen van hetzelfde besluit die van kracht zijn op de datum van dit besluit zullen echter van toepassing blijven op de huidige bekleder van het ambt van voorzitter van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid.

Art. 28.In het opschrift van hetzelfde besluit, worden de woorden "van de voorzitter van de Nationale Raad voor Wetenschapsbeleid" geschrapt.

Art. 29.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 30.Onze Eerste Minister en Onze Minister van Wetenschapsbeleid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 augustus 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF

^