Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 09 januari 2008
gepubliceerd op 19 februari 2008

Ministerieel besluit tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 4 oktober 2007 betreffende de zoogkoeienpremie

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008200475
pub.
19/02/2008
prom.
09/01/2008
ELI
eli/besluit/2008/01/09/2008200475/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2008. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 4 oktober 2007 betreffende de zoogkoeienpremie


De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 13 juli 2001 en 12 augustus 2003;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot opheffing van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001;

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 met betrekking tot de bij de titels IV en IVbis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 oktober 2007 betreffende de zoogkoeienpremie;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid op 24 juli 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 augustus 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 4 oktober 2007;

Overwegende dat de modaliteiten voor de toekenning van rechten op de zoogkoeienpremie aan de landbouwers vanaf 1 januari 2007 van toepassing zijn;

Overwegende dat er in boetes voorzien is in geval van niet-naleving van de termijnen die bij de Europese regelgeving opgelegd zijn om de betrokken steun te storten aan de landbouwers of bij vertraging in de tenuitvoerlegging van de betrokken regelgevingen of bij slechte uitvoering;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 april 2000, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "besluit van de Waalse Regering" : het besluit van de Waalse Regering van 4 oktober 2007 betreffende de zoogkoeienpremie;2° "veebeslag" : het geheel van runderen zoals omschreven in artikel 1, punt 7°, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 betreffende de identificatie, de registratie en de toepassingsmodaliteiten voor de epidemiologische bewaking van de runderen;3° "Sanitel" : geautomatiseerd systeem voor de behandeling van de gegevens betreffende de identificatie en de registratie van runderen;4° "paspoort" : het document bedoeld in artikel 16 van voornoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1997. HOOFDSTUK II. - Zoogkoeienpremie

Art. 2.Overeenkomstig artikel 2, § 1, van het besluit van de Waalse Regering wordt de zoogkoeienpremie aan de landbouwers toegekend, ongeacht of ze melk of zuivelproducten leveren en ze al dan niet beschikken over een individuele referentiehoeveelheid melk van meer dan 120 000 kilogram.

Art. 3.§ 1. Overeenkomstig artikel 3, § 1, van het besluit van de Waalse Regering zullen de rechten op de zoogkoeienpremie vanuit de reserve niet meer worden herverdeeld vanaf 2007. § 2. Overeenkomstig artikel 3, § 2, van het besluit van de Waalse Regering worden de rechten op de zoogkoeienpremie toegekend aan de landbouwers die ze aanvragen en die aan volgende voorwaarden beantwoorden : 1° beschikken over zijn volledige rechten op de zoogkoeienpremie in het zuidelijk gebied en over minstens één recht op de zoogkoeienpremie voor het betrokken jaar;2° geen rechten op de zoogkoeienpremie overgedragen hebben als overdrager tijdens het betrokken jaar, evenals tijdens de twee voorgaande jaren. § 3. Overeenkomstig artikel 3, § 3, van het besluit van de Waalse Regering wordt het minimumpercentage voor het gebruik van de rechten op de zoogkoeienpremie vastgesteld op 90 %. Enkel de rechten op de premie die overeenstemmen met vrouwelijke runderen die voor de premie in aanmerking komen, moeten worden beschouwd als gebruikte rechten op de premie, behalve in behoorlijk verantwoorde uitzonderlijke gevallen.

In dat opzicht wordt een behoorlijk bij de sanitaire overheid aangegeven geval van catarrhaalkoorts bij schapen waardoor het rundveebeslag van een landbouwer in 2007 getroffen wordt als een uitzonderlijk geval beschouwd.

Art. 4.§ 1. Overeenkomstig artikel 4, § 1, van het besluit van de Waalse Regering wordt een formulier voor de aanvraag tot overdracht van rechten op de zoogkoeienpremie met volledige bedrijfsovername per aangetekend schrijven verstuurd naar de bevoegde Directie Buitendiensten van het bestuur of tegen ontvangstbewijs afgegeven, ofwel in de loop van de maand februari van het betrokken jaar ofwel bij de indiening van de aanvraag voor de zoogkoeienpremie van het seizoen van hetzelfde jaar.

De datum van de poststempel op de envelop of de datum van het ontvangstbewijs gelden als bewijs voor de datum van indiening van de aanvraag tot overdracht van rechten.

De overdrager moet zijn volledige rechten op de zoogkoeienpremie en zijn volledige bedrijf, namelijk alle productie-eenheden waarover hij beschikt op het tijdstip van de overdracht van zijn rechten op de zoogkoeienpremie naar de overnemer, definitief aan de overnemer afstaan. Daartoe dient een koopakte, een huurovereenkomst, een erfopvolgingsakte of een overnameovereenkomst gevoegd te worden bij het formulier voor de aanvraag tot overdracht bedoeld in lid 1.

De dag van de overdracht van de rechten op de zoogkoeienpremie verliest de overdrager zijn hoedanigheid van landbouwer en mag hij niet meer een landbouwactiviteit uitoefenen.

De eventuele overname van activiteiten bij de overdrager mag enkel plaatsvinden op een bedrijf dat geen verband houdt met het vorige (verschillende grond, gebouwen, veebestand).

Het formulier voor de aanvraag van de overdracht van rechten bedoeld in § 1, lid 1, dient ondertekend te worden door de overdrager en de overnemer tegelijk.

Indien de overdrager een groepering van natuurlijke personen is, moet het formulier voor de aanvraag tot overdracht bedoeld in § 1, lid 1, ondertekend worden door alle leden ervan. Als de overdrager een rechtspersoon is, moet het ondertekend worden door alle beheerders of bestuurders ervan. § 2. Overeenkomstig artikel 4, § 2, van het besluit van de Waalse Regering wordt een formulier voor de aanvraag tot vrijmaking aan het fonds van de rechten op de zoogkoeienpremie per aangetekend schrijven verstuurd naar de bevoegde Directie Buitendiensten van het bestuur of er tegen ontvangstbewijs afgegeven, in de loop van de maand februari van het betrokken jaar. De datum van de poststempel op de envelop of de datum van het ontvangstbewijs gelden als bewijs voor de datum van indiening van de aanvraag tot overdracht van rechten.

De formulieren voor de aanvraag tot overdracht van rechten bedoeld in § 2, lid 1, dient ondertekend te worden door de betrokken landbouwer.

Indien de landbouwer een groepering van natuurlijke personen is, moeten de formulieren voor de aanvraag tot overdracht van rechten bedoeld in § 2, lid 1, ondertekend worden door alle leden ervan. Als de landbouwer een rechtspersoon is, moeten ze ondertekend worden door alle beheerders of bestuurders ervan.

De premierechten uit het fonds van de rechten op de zoogkoeienpremie worden herverdeeld aan de landbouwers die daar een aanvraag toe indienen en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, § 2. Die rechten worden herverdeeld aan de landbouwers in dezelfde hoeveelheidn binnen de perken van hun aanvraag om rechten op de premie.

De aan de landbouwers herverdeelde hoeveelheid wordt verdubbeld ten belope van zijn aanvraag als voldaan wordt aan volgende voorwaarden : 1° binnen de tien voorafgaande jaren beheerde de landbouwer geen ander bedrijf, noch persoonlijk noch als beheerder van een rechtspersoon, noch als lid van een groepering;2° de landbouwer is minder dan 45 jaar oud op 1 januari van het betrokken jaar. Indien de landbouwer een groepering van natuurlijke personen of een rechtspersoon is, dient één enkel lid van die groepering of één enkele beheerder of bestuurder van die rechtspersoon te voldoen aan beide voorwaarden om de verdubbeling van zijn herverdeling te verkrijgen. In beide gevallen dient de landbouwer bij zijn aanvraag tot overdracht van rechten een uittreksel van de geboorteakte van dat lid of van die beheerder of bestuurder te voegen.

De rechten op de zoogkoeienpremie uit het fonds van de rechten op de zoogkoeienpremie worden herverdeeld aan de landbouwers tegen betaling van het bedrag van een gelijkwaardige vergoeding per eenheid rechten, tegen 120 % van de som van de basispremie en de aanvullende zoogkoeienpremie. Die vergoeding dient betaald te worden door de landbouwer binnen een termijn van één maand volgend op de datum van kennisgeving door het bestuur van het resultaat van de herverdeling.

De premierechten worden vrijgemaakt tegen de toekenning per eenheid rechten aan de landbouwer van een vergoeding gelijk aan 120 % van de som van de basispremie en de aanvullende zoogkoeienpremie. Het aantal rechten die bij de berekening van die vergoeding betrokken worden, worden met 1 % verminderd.

Art. 5.§ 1. Om in aanmerking te kunnen komen voor de zoogkoeienpremie, dient de landbouwer een premieaanvraag in te dienen in de periode van 1 mei tot 30 september van het betrokken jaar, onder gebruikmaking van een officieel formulier. Dat formulier wordt ambtshalve verstuurd naar elke landbouwer die over rechten op de premie beschikt.

De landbouwer bedoeld in het eerste lid die geen formulier gekregen heeft, kan er zich een duplicaat van verschaffen bij de bevoegde Directie Buitendiensten. § 2. Het aanvraagformulier wordt in twee exemplaren aan de landbouwer overgemaakt. Het afschrift is voor hem bestemd. Het origineel, behoorlijk ingevuld en ondertekend, wordt bij aangetekend schrijven ingediend bij de bevoegde Directie Buitendiensten of er tegen ontvangstbewijs worden afgegeven. De datum van de poststempel op de envelop of de datum van het ontvangstbewijs gelden als bewijs voor de datum van indiening van de premieaanvraag. § 3. Er wordt per landbouwer en per jaar slechts één aanvraag toegelaten. § 4. Op diens premieaanvraagformulier dient de landbouwer het aantal zoogkoeien en vaarzen aan te geven waarvoor hij de premie wenst te verkrijgen. § 5. Om de plaats van het aanhouden, zoals bepaald in artikel 16 van voornoemde Verordening (EG) nr. 796/2004, aan te geven, moet de landbouwer voor elke zoogkoe waarvoor hij de premie aanvraagt, aangeven in welke productie-eenheid die zoogkoe zich bevindt tijdens de volledige aanhoudperiode. Mochten aangegeven zoogkoeien zich tijdens de betrokken aanhoudperiode eveneens op andere gronden bevinden dan die, aangegeven in de oppervlakte-aangifte van hetzelfde jaar, moet de landbouwer het bestuur daar op voorhand over ilnlichten, zoniet worden de runderen beschouwd als van het bedrijf afwezig zijnd, onverminderd eventuele andere straffen.

Indien een landbouwer officieel de machtiging gekregen heeft in afwijking van artikel 31, tweede lid, van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 om zoogkoeien aan te houden waarvoor hij de premie aanvraagt in een beslag waarvoor de identitificatiedocumenten de naam van de betrokken verantwoordelijke en het juiste adres van het verslag niet vermelden, dient hij bij zijn aanvraag een afschrift van die machtiging te voegen die gedagtekend en ondertekend is door het Federale Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Die afwijking kan enkel in overweging worden genomen indien de twee productie-eenheden waartussen de bewegingen toegelaten zijn zonder een beroep hoeven te doen op de gebruikelijke aankoopprocedures, door dezelfde landbouwer worden uitgebaat. § 6. Drie weken na de indiening van de aanvraag wordt er een bericht van ontvangst gericht aan de landbouwer, waarop alle identificatiegegevens van zijn bedrijf, de aanhoudingsplaatsen van de runderen zoals op zijn formulier aangegeven, evenals de nummers van de runderen van het bedrijf weerhouden als premiegerechtigde zoogkoeien en vaarzen en de nummers van de andere runderen die aanwezig zijn op het bedrijf, vermeld staan. Te rekenen van het versturen van dat bericht van ontvangst beschikt de landbouwer over tien kalenderdagen om eventuele wijzigingen aan te brengen aan zijn aanvraag. Bij uitblijven van een reactie van de landbouwer binnen voornoemde termijn worden de gegevens vermeld op dat bericht van ontvangst beschouwd als aanvaard door de landbouwer. § 7. De aanvrager moet gedurende de aanhoudperiode de bevoegde Directie buitendiensten schriftelijk binnen de tien werkdagen volgend op het gebeurde elke vermindering zonder vervanging van het aangegeven aantal zoogkoeien of elke overschrijding van het voorgeschreven maximumaantal vaarzen of elke vermindering van het aantal vaarzen tot onder het voorgeschreven minimumaantal vaarzen zoals bepaald bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 zoals voornoemd, artikel 125, § 2, mededelen.

Elke vermindering of elke overschrijding dient door bewijzen verantwoord te worden.

Art. 6.§ 1. Aan volgende voorwaarden dient te worden voldaan voor elk vrouwelijk rund op het tijdstip van indiening van de aanvraag : 1° het vrouwelijk rund moet minstens één keer gekalfd hebben en als moeder van een kalf in Sanitel geregistreerd zijn of, in geval van een vaars, minstens acht maanden oud zijn;2° het vrouwelijk rund behoort tot een vleesras of is verkregen door kruising met een vleesras en in Sanitel is geregistreerd als zijnde van een vleesrastype of een gemengd rastype;3° het vrouwelijk rund mag nog niet eerder premiegerechtigd zijn bevonden in een premieaanvraag van een andere landbouwer voor dezelfde campagne;4° het vrouwelijk rund moet deel uitmaken van een vrouwelijk rundveebestand dat dient voor de kalverkweek met het oog op vleesproductie.Behoudens uitzonderlijke gevallen mag een veebestand niet beschouw worden als een vrouwelijk rundveebeslag bestemd voor de kalverkweek met het oog op vleesproductie dan tijdens het kalenderjaar waarin de aanvraag is ingediend aan volgende voorwaarden is voldaan : a) in dat veebeslag bedraagt het aantal geboortes van kalveren van het vleesras of gemengd ras, geregistreerd in Sanitel, minstens : 1) 70 % van het aantal zoogkoeien waarvoor de landbouwer de premie heeft aangevraagd indien hij de premie aanvraagt voor veertien runderen of meer;2) 60 % van het aantal zoogkoeien waarvoor de landbouwer de premie heeft aangevraagd indien hij de premie aanvraagt voor minder dan veertien en meer dan zeven runderen;3) 50 % van het aantal zoogkoeien waarvoor de landbouwer de premie heeft aangevraagd indien hij de premie aanvraagt voor zeven runderen of minder;b) minstens 50 % van het aantal kalveren berekend volgens punt a) gehouden worden in het veebeslag tijdens een minimumperiode van drie maanden;5° in het geval van een aangekocht vrouwelijk rund moet het, behoudens uitzonderlijke gevallen, minstens één keer gekalfd hebben in het bedrijf van de premieaanvrager en geregistreerd zijn in Sanitel als moeder van het betrokken kalf.Als een aangekocht vrouwelijk rund, aangehouden in de premieaanvraag, het bedrijf verlaat, om welke reden ook, zonder minstens één keer gekalfd te hebben tijdens zijn verblijf in het bedrijf, wordt er voor het rund waarvan sprake geen enkele premie toegekend. Daarnaast dient de landbouwer het bestuur mede te delen dat het betrokken rund het bedrijf verlaat binnen de tien kalenderdagen volgend op die gebeurtenis, op straffe van de toepassing van de straffen van artikel 59 van Verordening (EG) nr. 796/2004. § 2. De runderen die gebruikt worden als vervangingsdieren gedurende de aanhoudingsperiode dienen te voldoen aan de voorwaarden verwoord in § 1. § 3. Een vrouwelijk rund dat beantwoordt aan bovenvermelde voorwaarden van § 1 wordt zoogkoe genoemd in de zin van dit besluit. § 4. Wil de landbouwer in aanmerking komen voor de zoogkoeienpremie, dienen alle runderen van zijn bedrijf geïdentificeerd en geregistreerd te worden overeenkomstig de bepalingen van voornoemd koninklijk besluit van 8 augustus 1997.

In het geval waarin runderen van meerdere premiegerechtigde landbouwers aan een gemeenschappelijk Sanitel-veebeslag behoren, wordt de zoogkoeienpremie enkel toegekend indien voor de indiening van de aanvraag de relatie "rund-productie-eenheid" in Sanitel geregistreerd is voor elk rund van de landbouwer en indien die relatie geactualiseerd wordt op permanente en conforme wijze.

Art. 7.§ 1. Het aantal zoogkoeien dat nodig is voor de productie van de referentiehoeveelheden melk toegewezen aan de producent op 31 maart van het jaar waarvoor de premie is aangevraagd, wordt bepaald middels het theoretisch gemiddelde melkrendement per koe zoals bepaald bij Verordening (EG) nr. 1973/2004 of middels het daadwerkelijk gemiddelde melkrendement (van het melkveebeslag) van het bedrijf, vastgesteld voor het jaar dat aan de premieaanvraag voorafgaat, door de erkende vereniging, overeenkomstig het ministerieel besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het runderras. Het bewijs voor het daadwerkelijk gemiddeld melkrendement dient te worden geleverd door een fotokopie van het verslag van de melkcontrole, de jaarbalans van het bedrijf, verstrekt door de erkende vereniging. Dat afschrift wordt bij de aanvraag gevoegd. De landbouwer wordt evenwel vrijgesteld van de verplichting om dat bewijs in te brengen als hij de erkende vereniging toelaat dat rendement aan het bestuur mede te delen. § 2. De individuele referentiehoeveelheid melk die het voorwerp heeft uitgemaakt van de tijdelijke afstand overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Waalse Regering van 9 december 2004 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten wordt toegevoegd aan de individuele referentiehoeveelheid bedoeld in § 1 van de landbouwer-overnemer en, omgekeerd, afgetrokken van de referentiehoeveelheid van de landbouwer-overlater. § 3. De individuele referentiehoeveelheid die in aanmerking komt is evenwel de hoeveelheid op 1 april van het lopende kalenderjaar in volgende gevallen : - indien de landbouwer overdrager of overnemer is van een referentiehoeveelheid tijdens de periode die eindigt op 31 maart van het lopende kalenderjaar maar met uitwerking op de eerstvolgende 1e april overeenkomstig de artikelen 1.15, 5, 9, 10 en 14 van het besluit van de Waalse Regering van 9 september 2004; - indien de landbouwer overdrager of verkrijger is van een referentiehoeveelheid tijdens de periode die eindigt op 31 maart van het lopende kalenderjaar maar met uitwerking op de eerstvolgende 1 april, overeenkomstig artikel 15 van het besluit van de Waalse Regering van 9 september 2004. HOOFDSTUK III. - Algemene bepalingen

Art. 8.De betaling wordt geweigerd aan de producenten die op kunstmatige manier de voorwaarden tot stand hebben gebracht om de zoogkoeienpremie te verkrijgen.

Art. 9.Het nagaan van de inachtneming door de landbouwer van de verplichtingen van de zoogkoeienpremieregeling wordt verricht door de personeelsleden van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest.

Art. 10.Het bestuur wordt belast met de betaling van de premies en met de inning van de onverschuldigd betaalde bedragen.

Art. 11.Bij bedragen die onverschuldigd betaald worden ten gevolge van de niet-naleving van de verbintenissen en/of ten gevolge van een valse aangifte van de landbouwer en die teruggeïnd dienen te worden, worden die onverschuldigde bedragen vermeerderd met een intrest tegen de wettelijke rentevoet.

Ongeacht de steunregeling die door het bestuur beheerd wordt, kan het bestuur bij een onverschuldigd gestort bedrag of bij een bijkomende heffing, een compensatie verrichten met elk ander steunbedrag dat aan de producent verschuldigd is.

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2007.

Namen, 9 januari 2008.

B. LUTGEN

^