gepubliceerd op 27 april 2007
Wet houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen
26 MAART 2007. - Wet houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Voorafgaande bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
TITEL II. - Bepalingen betreffende de financiering van de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering ten gunste van de zelfstandigen HOOFDSTUK I. - Verdeling van de financiële last
Art. 2.In artikel 40 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, de koninklijke besluiten van 10 december 1996 en 25 april 1997, de wetten van 25 januari 1999 en 24 december 1999, het koninklijk besluit van 11 december 2001, de wetten van 30 december 2001, 14 januari 2002, 22 augustus 2002, 22 december 2003 en 27 december 2004 en het koninklijk besluit van 17 september 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, derde lid, wordt aangevuld als volgt : « Vanaf het dienstjaar 2008 wordt het bedrag van de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling verhoogd.Deze verhoging wordt berekend uitgaande van een basisbedrag van 439 900 duizend EUR, in prijzen 2005, aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer en vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt voor het jaar 2008, bepaald in uitvoering van artikel 6, § 1bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
De aanpassing aan het gezondheidsindexcijfer gebeurt door de vermenigvuldiging met de verhouding van het gemiddelde gezondheidsindexcijfer van het jaar 2007 tot dat van het jaar 2004. »; 2° In § 5, worden de woorden « op de afsluiting van de rekeningen van het boekjaar 1998.» vervangen door de woorden « op de afsluiting van de rekeningen van het boekjaar 1998 en voor de laatste keer op de afsluiting van de rekeningen van het boekjaar 2007. »
Art. 3.In artikel 195, § 1, 2°, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 maart 1997, gewijzigd bij de wetten van 22 februari 1998 en 22 augustus 2002, het koninklijk besluit van 11 mei 2003 en de wetten van 27 december 2004 en 27 december 2005, wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd : « Vanaf het jaar 2008 wordt het bedrag van de administratiekosten voor de vijf landsbonden, toegekend met toepassing van de vorige leden, jaarlijks verhoogd met een bedrag van 11 410 duizend EUR. »
Art. 4.In artikel 24 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999 en de wet van 31 januari 2007 tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1) met het oog op de invoering van een nieuw financieringssysteem voor de ziekteverzekering, wordt een § 1quinquies ingevoegd, luidende : « § 1quinquies. Onverminderd § 1ter en § 1quater wordt vanaf het boekjaar 2008 het bedrag bedoeld in § 1bis verminderd met een bedrag van 182 060 duizend EUR dat jaarlijks aangepast wordt aan de schommeling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. »
Art. 5.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996 en de wet van 31 januari 2007 tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1) met het oog op de invoering van een nieuw financieringssysteem voor de ziekteverzekering, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1bis wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor het boekjaar 2008 wordt het begrensd bedrag dat bepaald wordt krachtens de voorgaande leden, verhoogd. Deze verhoging wordt berekend uitgaande van een basisbedrag van 402 660 duizend EUR, in prijzen 2005, aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer en vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt voor het jaar 2008 bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De in het vorige lid bedoelde aanpassingscoëfficiënt is zo dat de verhoging, die eruit resulteert, tussen het stijgingspercentage van de beschikbare effectieve inkomsten uit de sociale bijdragen van de zelfstandigen van 2005 tot 2006 en de reële groeinorm, bedoeld in artikel 40, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor het jaar 2008, ligt.
De aanpassing aan het gezondheidsindexcijfer gebeurt door de vermenigvuldiging met de verhouding van het gemiddelde gezondheidsindexcijfer van het jaar 2007 tot dat van het jaar 2004. »; 2° Er wordt een § 1quinquies ingevoegd, luidende : « § 1quinquies.Onverminderd § 1ter en § 1quater, wordt vanaf het boekjaar 2008 het bedrag dat voortvloeit uit § 1bis verhoogd met twee bedragen.
Het eerste bedrag is gelijk aan 182 060 duizend EUR en wordt jaarlijks aangepast aan de schommeling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen.
Het tweede bedrag stemt overeen met de administratieve meerkosten van de verzekeringsinstellingen en bedraagt 11 410 duizend EUR. Dit bedrag maakt het voorwerp uit van geen enkel indexatie. »
Art. 6.In artikel 66 van de programmawet van 2 januari 2001, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001, 20 juli 2001, 2 augustus 2002, 24 december 2002, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 december 2004, 3 juli 2005, 11 juli 2005, 20 juli 2005 en 23 december 2005, de programmawet van 20 juli 2006, de wet van 31 januari 2007 tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1) met het oog op de invoering van een nieuw financieringssysteem voor de ziekteverzekering en de programmawet van 27 december 2006 wordt een § 3septies ingevoegd luidende : « § 3septies. Vanaf het jaar 2008 worden de bedragen, vastgesteld volgens de methode bepaald in § 1 en verdeeld volgens de verdeelsleutel voorzien in § 2 : 1° verminderd met 182 060 duizend euro voor wat het R.S.Z.-globaal beheer betreft; 2° vermeerderd met 182 060 duizend euro voor wat het Fonds voor het Financieel Evenwicht in het sociaal statuut der zelfstandigen betreft, bedoeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Deze bedragen worden jaarlijks aangepast aan de schommeling van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. »
Art. 7.Met het doel om de integratie van de kleine risico's van de zelfstandigen in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging te financieren, bepaalt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de manier waarop de bijkomende kost van 342 570 duizend euro wordt gefinancierd. Het voornoemde bedrag moet worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer en vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt voor het jaar 2008, zoals bepaald in uitvoering van artikel 6, § 1bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. De aanpassing aan het gezondheidsindexcijfer gebeurt door de vermenigvuldiging met de verhouding van het gemiddelde gezondheidsindexcijfer van het jaar 2007 tot dat van het jaar 2004.
Naast het voornoemde bedrag, wordt een bedrag van 37 240 duizend euro, dat de kost vertegenwoordigt van de integratie van de kleine risico's voor rechthebbenden die voor het eerst een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep uitoefenen en de gepensioneerde zelfstandigen die genieten van de inkomensgarantie voor ouderen, gefinancierd ten laste van de reserves en/of van de inkomsten van het globaal financieel beheer in het sociaal statuut. Dit betekent dat in geval van onvoldoende reserves en/of inkomsten, elk tekort ten belope van de eerste schijf van 37 240 duizend euro uitsluitend moet worden gedekt door een verhoging van de sociale bijdragen bestemd voor het sociaal statuut van de zelfstandigen.
Dit bedrag moet worden aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer en vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt voor het jaar 2008 op de wijze bedoeld in het vorige lid.
Om dit te doen, wijzigt de Koning de wetgeving betreffende de sociale bijdragen bestemd voor het sociaal statuut van de zelfstandigen, en past met name de percentages en de drempels van de beroepsinkomsten bedoeld in de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, aan en voorziet tevens, desgevallend, in sociale bijdragen ten laste van bepaalde categorieën van rechthebbenden op verstrekkingen van het sociaal statuut van de zelfstandigen.
Deze bevoegdheid toegekend aan de Koning verstrijkt 2 jaar na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
Echter wat betreft de zelfstandigen die, in toepassing van het Hoofdstuk I van het voornoemde koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, onderworpen zijn aan de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en die, na 30 juni 2006 voor het eerst een beroepsbezigheid als zelfstandige in hoofdberoep aanvatten, en sociale bijdragen dienen te betalen in toepassing van artikel 12, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, kan de aanpassing van de sociale bijdragen, die het gevolg is van het voorgaande lid, slechts op hen van toepassing zijn vanaf het zevende kwartaal van hun onderwerping aan het sociaal statuut van de zelfstandigen. Gedurende de zes eerste kwartalen van hun onderwerping, kan eventueel een verminderde aanpassing van de bijdragen op hen van toepassing zijn. Er is voor het eerst begin van activiteit in de betekenis van dit lid zodra geen enkele zelfstandige activiteit in hoofdberoep werd uitgeoefend in de loop van de vier kalenderkwartalen voorafgaand aan hun onderwerping.
De Koning zal bij de Wetgevende Kamers, onmiddellijk indien ze in zitting zijn, zoniet bij de opening van de eerstvolgende zitting, een ontwerp van wet indienen tot bekrachtiging van de besluiten genomen ter uitvoering van dit artikel.
Art. 8.Artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, gewijzigd door de wetten van 30 maart 1994 en 26 juli 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 19.Het Rijk neemt deel aan de financiering van het sociaal statuut der zelfstandigen.
De jaarlijkse Rijkstoelage voor de verschillende stelsels en sectoren van het sociaal statuut der zelfstandigen wordt globaal vastgesteld op 945 218 010 euro en, vanaf het begrotingsjaar 2003, ingeschreven in de begroting van de FOD Sociale Zekerheid.
Met ingang van 1 januari 1998 wordt dit bedrag gekoppeld aan de schommelingen van het prijsindexcijfer bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen.
Boven de Rijkstoelage voorzien in het tweede lid, wordt, vanaf het begrotingsjaar 2008, een bijkomende Rijkstoelage vastgesteld op 71 500 000 euro, aangepast volgens de in het volgende lid bepaalde formule, en ingeschreven in de begroting van de FOD Sociale Zekerheid.
Het in het vorig lid bedoeld bedrag wordt vanaf 1 januari 2005 gekoppeld aan de schommelingen van het prijsindexcijfer bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij artikel 90 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. » HOOFDSTUK II. - Technische wijzigingen
Art. 9.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van hoofdstuk I van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996 en de wet van 31 januari 2007 tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1) met het oog op de invoering van een nieuw financieringssysteem voor de ziekteverzekering, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, derde streep, vervallen de woorden « van de algemene regeling »;2° In § 2, c), vervallen de woorden « sector geneeskundige verzorging zoals ingericht bij het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen wordt verruimd en de ».
Art. 10.In artikel 7, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid vervallen de woorden « van de algemene regeling »;2° Het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 11.In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervallen de woorden « de gezondheidszorgen en ».
TITEL III. - Wijzigingen aan de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
Art. 12.In artikel 2, k, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, worden de woorden « als bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16° en 20° » vervangen door de woorden « als bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16°, 20° en 21° ».
Art. 13.In artikel 11, derde lid, van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « en een afgevaardigde van de minister die het sociaal statuut van de zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft » worden ingevoegd tussen de woorden « zijn bevoegdheid heeft, » en « wonen de vergaderingen van het Algemeen Comité bij »;2° Het lid wordt aangevuld als volgt : « De afgevaardigde van de minister die het sociaal statuut van de zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, heeft dezelfde bevoegdheden als de regeringscommissarissen.»
Art. 14.In artikel 21, § 1, vijfde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « en een afgevaardigde van de minister die het sociaal statuut van de zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft » worden ingevoegd tussen de woorden « onder zijn bevoegdheid heeft, » en de woorden « wonen de vergaderingen »;2° Het lid wordt aangevuld als volgt : « De afgevaardigde van de minister die het sociaal statuut van de zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, heeft dezelfde bevoegdheden als de regeringscommissarissen.»
Art. 15.In artikel 25, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 april 2005, worden de woorden « in de artikelen 32 en 33 » vervangen door de woorden « in artikel 32 ».
Art. 16.In artikel 32 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, de koninklijke besluiten van 18 februari 1997 en 25 april 1997, de wetten van 25 januari 1999, 12 augustus 2000 en 23 maart 2001, het koninklijk besluit van 10 juni 2001, de wet van 24 december 2002 en het koninklijk besluit van 19 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt een punt 1°bis ingevoegd, luidende : « 1°bis de zelfstandigen die zijn onderworpen aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, krachtens het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; »; 2° In het eerste lid, 2°, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, worden tussen de woorden « de werknemers » en « die arbeidsongeschikt zijn erkend » de woorden « en de zelfstandigen » ingevoegd, en worden tussen de woorden « de werkneemsters » en « die zich in een tijdvak van moederschapsbescherming bevinden » de woorden « en zelfstandigen » ingevoegd;3° In hetzelfde lid wordt een punt 6°bis ingevoegd, luidende : « 6°bis de zelfstandigen die tot de voortgezette verzekering zijn toegelaten, onder de voorwaarden gesteld krachtens de wetgeving betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;»; 4° In hetzelfde lid wordt een punt 6° ter ingevoegd, luidende : « 6°ter de zelfstandigen die de sociale verzekering in geval van faillissement genieten, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van de sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gedurende ten hoogste vier kwartalen. Wat de in artikel 2, eerste lid van voornoemd koninklijk besluit van 18 november 1996 bedoelde zelfstandigen betreft, vangt deze periode van vier kwartalen aan hetzij op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van faillietverklaring, hetzij, wanneer de zelfstandige een akkoord na faillissement heeft bekomen, op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van ontbinding van dit akkoord. Voor de in artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit bedoelde zelfstandigen, vangt deze periode aan op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op de stopzetting van de zelfstandige activiteit; »; 5° In hetzelfde lid wordt een punt 11°bis ingevoegd, luidende : « 11°bis de zelfstandigen die de normale pensioenleeftijd hebben bereikt en doen blijken van ten minste één jaar beroepsbezigheid als zelfstandige, waardoor het recht op een rustpensioen kan worden verkregen krachtens de wetgeving betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;»; 6° In hetzelfde lid wordt een punt 11°ter ingevoegd dat luidt als volgt : « 11°ter de zelfstandigen die, in die hoedanigheid, een rustpensioen genieten dat is ingegaan voor zij de normale pensioenleeftijd bereikten;»; 7° In hetzelfde lid wordt een punt 11° quater ingevoegd dat luidt als volgt : « 11°quater de gewezen kolonisten die in die hoedanigheid stortingen verrichten om hun rechten te vrijwaren bij toepassing van de wetgeving betreffende het rusten overlevingspensioen der zelfstandigen;»; 8° In het eerste lid, 13°, vervangen bij de wet van 25 januari 1999, wordt de laatste zin opgeheven;9° In het eerste lid, 14°, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997 en gewijzigd bij de wet van 25 januari 1999, wordt de laatste zin opgeheven;10° In het eerste lid, 15°, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « de andere dan de in artikel 33 opgesomde personen die zijn ingeschreven » vervangen door de woorden « de personen die zijn ingeschreven »;11° In het eerste lid, 17°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « de onder 1° tot 16° en 20° bedoelde gerechtigden » vervangen door de woorden « de onder 1° tot 16°, 20° en 21° bedoelde gerechtigden »;12° In het eerste lid, 18°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « de onder 1° tot 16° en 20° bedoelde gerechtigden » vervangen door de woorden « de onder 1° tot 16°, 20° en 21° bedoelde gerechtigden »;13° In het eerste lid, 20°, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « de kinderen van de onder 1° tot 16° bedoelde gerechtigden » vervangen door de woorden « de kinderen van de onder 1° tot 16° en 21° bedoelde gerechtigden »;14° Het eerste lid, 21°, opgeheven bij de wet van 23 maart 2001, wordt hersteld in de volgende lezing : « 21° De leden van de kloostergemeenschappen.»; 15° In het tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « in het eerste lid, 13° tot 15° » vervangen door de woorden « in het eerste lid, 13° tot 15°, en 21° ».
Art. 17.Artikel 33 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1996 en 25 april 1997 en bij de wetten van 25 januari 1999 en 9 juli 2004, wordt opgeheven.
Art. 18.Artikel 34, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 25 januari 1999, wordt opgeheven.
Art. 19.In artikel 37 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, de koninklijke besluiten van 12 december 1996, 21 februari 1997 en 16 april 1997, de wetten van 22 februari 1998, 25 januari 1999, 3 mei 1999, 24 december 1999, 26 juni 2000, 12 augustus 2000, 10 augustus 2001, 30 december 2001, 22 augustus 2002 en 24 december 2002, het koninklijk besluit van 8 april 2003, de wetten van 22 december 2003 en 27 april 2005, de programmawet van 27 december 2005 en de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In paragraaf 1, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, worden de woorden « eerste lid, 7° tot 11°, 16° en 20° » vervangen door de woorden « eerste lid, 7° tot 11° ter, 16° en 20° »;2° In paragraaf 19, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en gewijzigd bij de wetten van 3 mei 1999, 24 december 1999 en 30 december 2001, het koninklijk besluit van 8 april 2003 en de wet van 9 juli 2004, worden de woorden « in de artikelen 32 en 33 » telkens vervangen door de woorden « in artikel 32 ».
Art. 20.In artikel 44, § 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, het koninklijk besluit van 16 april 1997 en de wet van 24 december 1999, worden de woorden « in de artikelen 32, eerste lid, 7° tot 11°, 16° en 20° » vervangen door de woorden « in de artikelen 32, eerste lid, 7° tot 11°ter, 16° en 20° ».
Art. 21.In artikel 48, § 2 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en de wetten van 22 februari 1998 en 24 december 1999, worden de woorden « in de artikelen 32, eerste lid, 7° tot 11°, 16° en 20° » vervangen door de woorden « in de artikelen 32, eerste lid, 7° tot 11° ter, 16° en 20° ».
Art. 22.In artikel 118, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 december 1999 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16° en 19° » worden vervangen door de woorden « in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16°, 19° en 21° »;2° De woorden « in artikel 32, eerste lid, 1° tot 12 » worden vervangen door de woorden « in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16°, 19° en 21° »;3° De laatste zin wordt geschrapt.
Art. 23.In artikel 121 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16° en 20° » telkens vervangen door de woorden « in artikel 32, eerste lid, 1° tot 16°, 20° en 21° ».
Art. 24.In artikel 123 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « waarvan de waarde een minimumbedrag, bepaald door de Koning, bereikt » vervangen door de woorden « waarvan de inhoud wordt bepaald door de Koning »;2° in het derde lid worden de woorden « door bijdragen die, pro rata temporis, het in het eerste lid bedoelde minimumbedrag bereiken » vervangen door de woorden « door voldoende bijdragen ».
Art. 25.In artikel 124 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « in artikel 32 en 33 » vervangen door de woorden « in artikel 32 », en de woorden « in toepassing van artikel 32, 33 of 125 » door de woorden « in toepassing van artikel 32 of 125 ».
Art. 26.In artikel 125 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « in artikel 32, eerste lid, 7°, 11° en 16° » vervangen door de woorden « in artikel 32, eerste lid, 7°, 11° tot 11°ter, en 16° ».
Art. 27.Artikel 126 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 126.Bij betwisting tussen gerechtigden omtrent de vraag bij wie een kind als persoon ten laste moet worden ingeschreven, wordt het kind bij voorrang ingeschreven als persoon ten laste van de oudste gerechtigde.
Bij gerechtigden die niet onder hetzelfde dak wonen, wordt het kind bij voorkeur ingeschreven als persoon ten laste ten aanzien van de gerechtigde die met hem samenwoont. »
Art. 28.In artikel 174, eerste lid, 9°, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 20 december 1995, worden de woorden « de artikelen 33 en 125 » vervangen door de woorden « de artikelen 123 en 125 ».
Art. 29.In artikel 191 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 26 juli 1996, het koninklijk besluit van 25 april 1997, de wetten van 22 februari 1998, 25 januari 1999, 4 mei 1999, 24 december 1999, 12 augustus 2000, 2 januari 2001, 10 augustus 2001, 2 augustus 2002, 22 augustus 2002, 24 december 2002, 8 april 2003, 22 december 2003, 7 mei 2004, 9 juli 2004, 25 november 2004, 27 december 2004, 27 april 2005 en 11 juli 2005, het koninklijk besluit van 10 augustus 2005, de programmawet van 27 december 2005 en de wetten van 10 juni 2006 en 13 december 2006, de programmawet (I) van 27 december 2006, de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) en de wet van 31 januari 2007 tot wijziging van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (I) met het oog op de invoering van een nieuw financieringssysteem voor de ziekteverzekering, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, 3°, opnieuw ingevoegd bij de wet van 22 december 2003 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004 en 27 december 2005, wordt het laatste lid opgeheven;2° In het eerste lid, 4°, opnieuw ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, wordt het tweede lid opgeheven;3° In het eerste lid, 8°, derde lid, worden de woorden « alsook het gedeelte dat voor de financiering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering van de regeling voor de zelfstandigen en de regeling voor zeelieden is bestemd » vervangen door de woorden « alsook het gedeelte dat voor de financiering van de uitkeringsverzekering van de regeling voor zelfstandigen en voor de financiering van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van de regeling voor zeelieden is bestemd »;4° In het eerste lid, 10°, derde lid, worden de woorden « geneeskundige verzorging en » geschrapt;5° In het eerste lid, 17°, vervangen bij de wet van 24 december 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - de woorden « in de artikelen 146, 156 en 157 » worden vervangen door de woorden « in artikel 146 »; - de laatste zin wordt geschrapt; 6° In het eerste lid, 18°, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, wordt de laatste zin geschrapt;7° In het eerste lid, 27°, derde lid, ingevoegd bij de wet van 24 december 2002, worden de woorden « geneeskundige verzorging en » geschrapt;8° In het eerste lid, 28°, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, wordt de laatste zin geschrapt.
Art. 30.In artikel 192 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 en gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, het koninklijk besluit van 25 april 1997 en de wetten van 22 februari 1998, 14 januari 2002, 24 december 2002 en 22 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het derde lid, vervangen bij de wet van 14 januari 2002, wordt vervangen als volgt : « Het verdeelt over de tak geneeskundige verzorging en de tak uitkeringen, en binnen die laatste tak, over de regeling voor loontrekkenden en de regeling voor zelfstandigen, de verschillende in artikel 191 bedoelde inkomsten die respectievelijk voor hen zijn bestemd en heft op het totale bedrag van de in dit artikel in aanmerking genomen inkomsten van elke tak en van elke regeling, het bedrag van zijn administratiekosten opgenomen in het in artikel 12, 4°, bedoelde begrotingsdocument, in verhouding tot de in artikel 191 bedoelde inkomsten die het voorafgaande jaar aan elke tak en elke regeling zijn toegekend.»; 2° In het vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in punt 1°, a), vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « bedoeld in artikel 191, eerste lid, 1° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 191, eerste lid, 1° en 1°bis »; - in punt 2°, a), vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, worden de woorden « bedoeld in artikel 191, eerste lid, 1° » vervangen door de woorden « bedoeld in artikel 191, eerste lid, 1° en 1°bis ».
Art. 31.In artikel 195 van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1997 en 25 april 1997 en de wetten van 22 februari 1998, 25 januari 1999, 24 december 1999, 22 augustus 2002, 27 december 2004 en 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 1°, worden de woorden « worden verdeeld onder de regelingen en sectoren » vervangen door de woorden « worden verdeeld onder de sectoren en, voor wat betreft de uitkeringen, onder de regelingen »;2° In § 2, laatste lid, worden de woorden « van de tak geneeskundige verzorging, regeling der loontrekkenden » vervangen door de woorden « van de tak geneeskundige verzorging ».
Art. 32.In artikel 198, §§ 2 en 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, worden de woorden « van de regeling » geschrapt.
Art. 33.In artikel 200 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 februari 1998 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005, wordt een § 1bis ingevoegd luidende : « § 1bis. De Koning kan bijzondere regels bepalen op basis waarvan in het raam van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging de rekeningen van de begrotingsjaren 2006 en 2007 in beide regelingen afzonderlijk worden afgesloten. »
Art. 34.In artikel 201 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden « De Algemene raad stelt » vervangen door de woorden « De Algemene raad stelt tot en met het begrotingsjaar 2007, ».
Art. 35.In artikel 217 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 22 februari 1998, 14 januari 2002 en 22 augustus 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De eerste zin wordt geschrapt;2° In de tweede zin worden de woorden « De Koning bepaalt eveneens » vervangen door de woorden « De Koning bepaalt ».
Art. 36.Het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd, wordt opgeheven.
Art. 37.Vanaf 1 januari 2008, indien krachtens de regels van behoud van recht, een rechthebbende bedoeld in artikel 32 van de voornoemde wet, recht heeft op een tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, heeft deze rechthebbende recht op een tussenkomst van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor het geheel van de verstrekkingen opgesomd in artikel 34.
TITEL IV. - Wijzigingen aan de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen
Art. 38.Artikel 3bis, tweede lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, wordt vervangen als volgt : « De aansluiting bij de diensten bedoeld in het eerste lid kan ten vroegste aanvangen : 1° voor een persoon die voor de dienst bedoeld in artikel 3, eerste lid, a), bij een ziekenfonds aangesloten was in de hoedanigheid van persoon ten laste en die zich als gerechtigde inschrijft bij een ander ziekenfonds, op de eerste dag van de maand die volgt op de ondertekening van de aansluitingsaanvraag;2° in geval van een aansluiting die niet bedoeld wordt door 1°, bij een ander ziekenfonds, vanaf de eerste dag van het kwartaal van inwerkingtreding van deze aansluiting.».
Art. 39.Artikel 3ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 3ter.De dekking voor de diensten bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, b) en c), en 7, § 2, moet, voor zover het betrokken lid in regel is met de bijdragen, gewaarborgd blijven : 1° in het geval bedoeld in artikel 3bis, tweede lid, 1°, tot op het einde van de maand tijdens dewelke de betrokkene zijn aanvraag tot inschrijving als gerechtigde bij een ander ziekenfonds heeft ondertekend;2° voor een persoon bedoeld in artikel 3bis, tweede lid, 2°, tot op het einde van het kwartaal dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van de aansluiting bij een ander ziekenfonds.»
Art. 40.In artikel 27bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998, worden de woorden « tot en met het begrotingsjaar 2007 » ingevoegd tussen de woorden « Er worden Rijkstoelagen toegekend » en de woorden « aan de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen ».
Art. 41.Artikel 60, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, wordt vervangen als volgt : « Wanneer de Raad van de Controledienst vaststelt dat een landsbond of een erbij aangesloten ziekenfonds niet handelt overeenkomstig zijn statutaire doelstellingen of de verplichtingen gesteld door deze wet of haar uitvoeringsbesluiten of de boekhoudkundige en financiële bepalingen van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994 of de uitvoeringsbesluiten ervan niet naleeft, kan hij bij gemotiveerde beslissing, in functie van de aard en de ernst van de inbreuk, beslissen om één of meerdere hieronder bedoelde maatregelen te treffen : 1° de stopzetting van de vastgestelde laakbare handelswijze, en in voorkomend geval, de regularisatie van de toestand eisen, en dit binnen een termijn waarvan hij de duur vastlegt;2° ten laste van de landsbond een administratieve geldboete van 100 tot 500 euro uitspreken, tenzij voor de bedoelde inbreuk een specifieke geldboete is voorzien in de artikelen 60bis en 60ter ;3° een bijzondere commissaris benoemen;4° de erkenning van de betrokken dienst intrekken.».
Art. 42.In artikel 60bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000, vervangen bij de wet van 2 augustus 2002 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Een administratieve geldboete van 50 euro tot 250 euro kan worden uitgesproken : 1° per, in strijd met de bepalingen van artikel 43quinquies, toegekend voordeel;2° voor elke, in strijd met de bepalingen van artikel 71quinquies, verrichte betaling.»; 2° In het vijfde lid, wordt 1° vervangen als volgt : « 1° in geval van niet naleving van de beslissingen van de Raad van de Controledienst waarbij, met toepassing van artikel 11, §§ 2 en 3, de goedkeuring wordt geweigerd van de statutaire bepalingen of hun wijzigingen, en dit voor zover de inbreuk niet bedoeld wordt in het zesde lid, 2°;»; 3° Het vijfde lid wordt aangevuld als volgt : « 9° voor elke inbreuk op de bepalingen van artikel 71ter.»
Art. 43.Artikel 60ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002, wordt vervangen als volgt : « Indien de Raad van de Controledienst, met toepassing van artikel 60, eerste lid, een ziekenfonds een termijn toekent om een einde te stellen aan een laakbare handelswijze of om een toestand te regulariseren, stelt hij de landsbond waarbij het ziekenfonds is aangesloten, hiervan in kennis. Deze kan, om de gevraagde stopzetting of regularisatie door te voeren, beslissen de uitoefening van de bevoegdheden van de organen van het ziekenfonds op te schorten en deze in zijn plaats uit te oefenen gedurende een bepaalde periode.
Indien het ziekenfonds of de landsbond na afloop van deze termijn geen einde heeft gesteld aan de laakbare handelswijze of de gevraagde regularisatie niet heeft doorgevoerd, kan aan de landsbond een administratieve geldboete worden opgelegd van 12,50 tot 125 euro per dag, te rekenen vanaf de dag na het verstrijken van voormelde termijn en tot de volledige stopzetting of regularisatie. »
Art. 44.In dezelfde wet wordt artikel 71, opgeheven bij de wet van 22 december 2003, hersteld in de volgende lezing : «
Art. 71.De statuten van de ziekenfondsen en de landsbonden mogen met betrekking tot de voorwaarden van toelating, ontslag en uitsluiting van de leden van een in artikel 27 bis bedoelde dienst niet meer gewijzigd worden, behalve om ze in overeenstemming te brengen met wettelijke en reglementaire bepalingen. »
Art. 45.In dezelfde wet wordt een artikel 71bis ingevoegd, luidende : «
Art. 71bis.In afwijking van artikel 15, § 3, wordt de bevoegdheid om in een periode tussen twee algemene vergaderingen de bijdragen aan te passen voor een in artikel 27bis bedoelde dienst, ingericht door een ziekenfonds of een landsbond, geacht door de algemene vergadering te zijn gedelegeerd aan de raad van bestuur.
Deze aanpassingen van de bijdragen, waartoe door de raad van bestuur wordt beslist, zijn onderworpen aan de toepassing van artikel 11.
De ziekenfondsen en de landsbonden kunnen voor voornoemde dienst evenwel niet overgaan tot bijdrageverminderingen.
De ziekenfondsen en de landsbonden kunnen voor deze dienst evenmin nieuwe categorieën van leden inrichten, behalve indien dit noodzakelijk is ingevolge wettelijke of reglementaire bepalingen. »
Art. 46.In dezelfde wet wordt een artikel 71ter ingevoegd, luidende : «
Art. 71ter.Op advies van de Controledienst stelt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad vast op welke wijze en in welke mate een ziekenfonds en een landsbond de reserves van een in artikel 27bis bedoelde dienst in rekening kunnen brengen in het kader van de evaluatie van het financieel evenwicht van deze dienst, bedoeld in artikel 11, § 2.
Het ziekenfonds of de landsbond die, in het kader van een door de Controledienst goedgekeurd herstelplan, voor een dienst bedoeld in artikel 27bis, beroep gedaan heeft op een inbreng van fondsen die vreemd zijn aan deze dienst, kan het gedeelte van de reserves van deze dienst dat de met toepassing van artikel 28, § 1, aan te leggen reservefondsen overschrijdt, aanwenden voor de terugstorting van voornoemde inbreng, en dit zonder evenwel het financieel evenwicht van deze dienst in het gedrang te brengen. »
Art. 47.In dezelfde wet wordt een artikel 71quater ingevoegd, luidende : «
Art. 71quater.De door de ziekenfondsen en landsbonden georganiseerde diensten, bedoeld in artikel 27bis, worden van rechtswege ontbonden met ingang van 1 januari 2008.
De rekeningen van de in artikel 27 bis bedoelde diensten die met toepassing van het eerste lid van rechtswege worden ontbonden, worden definitief afgesloten per 31 december 2008. De Koning kan, op advies van de Controledienst, specifieke waarderingsregels en toerekeningsregels vaststellen die op deze diensten van toepassing zijn na 31 december 2007, evenals de procedure van goedkeuring van de definitieve rekeningen ervan. »
Art. 48.In dezelfde wet wordt een artikel 71quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 71quinquies.§ 1. In afwijking van de artikelen 46, § 4, en 48, §§ 1 en 2, derde lid, verdeelt de algemene vergadering van een ziekenfonds of een landsbond waarvan de in artikel 27bis bedoelde dienst op vrijwillige basis of van rechtswege ontbonden wordt, de boekhoudkundige reserves, de reservefondsen en de eventuele overblijvende activa van deze dienst, rekening houdend met de in §§ 2 tot en met 4 voorziene bepalingen.
Deze beslissing van de algemene vergadering wordt onderworpen aan de toepassing van de artikelen 10, 11 en 12, § 1, derde lid. § 2. De verdeling van de boekhoudkundige reserves, de reservefondsen en de eventuele overblijvende activa van een dienst bedoeld in artikel 27bis, dient te gebeuren tussen de personen die, vanaf de dag waarop deze bepaling in werking treedt tot op de datum waarop de terugbetaling van de prestaties verleend door deze dienst, voor wat hen betreft, wordt geïntegreerd in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, regeling zelfstandigen, ononderbroken lid zijn geweest van een dergelijke dienst. § 3. De verdeling bedoeld in § 2 dient te geschieden in evenredigheid met de duur van de aansluiting bij de betrokken dienst.
Wanneer een persoon tijdens de periode bedoeld in § 2, opeenvolgend en zonder onderbreking van de dekking in verschillende ziekenfondsen of landsbonden lid was van dergelijke dienst, moet ieder betrokken ziekenfonds en iedere betrokken landsbond de verdeling doorvoeren rekening houdend met de aansluitingsduur van deze persoon bij de door hem georganiseerde dienst.
Voor het bepalen van de duur van de aansluitingen bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt rekening gehouden, voor de personen die tengevolge van een in artikel 44, § 1, bedoelde fusie, lid zijn geworden van deze dienst, met de periode tijdens dewelke zij lid geweest zijn van de in artikel 27bis bedoelde dienst, ingericht door één van de entiteiten die gefuseerd zijn. § 4. Deze verdeling houdt de toekenning in van een geldsom door het ziekenfonds of de landsbond bedoeld in § 1, dewelke uitgekeerd wordt in twee betalingen, binnen de termijn vastgesteld door de Koning op eensluidend advies van de Controledienst, en dit na een mededeling gericht aan de personen in kwestie waarvan de inhoud door de minister wordt vastgesteld.
Een eerste betaling als voorschot op de verdeling bedoeld in § 1 geschiedt ten laatste op 31 december 2008.
De Koning stelt op advies van de Controledienst de methode van berekening van voornoemd voorschot vast.
De tweede betaling geschiedt ten laatste op 31 december 2009. »
Art. 49.In dezelfde wet wordt een artikel 71sexies ingevoegd, luidende : «
Art. 71sexies.De Controledienst bepaalt de wijze waarop een ziekenfonds of een landsbond : 1° een eventueel gecumuleerd mali bestaand op de dag van de definitieve afsluiting van de rekeningen van een in artikel 27bis bedoelde dienst, ten laste dient te nemen;2° de opbrengsten die op deze dienst betrekking hebben en die gerealiseerd worden na de definitieve afsluiting van de rekeningen van deze dienst, dient aan te wenden;3° de kosten die op deze dienst betrekking hebben en die na de definitieve afsluiting van de rekeningen van deze dienst gedragen worden, ten laste dient te nemen, en dit zodanig dat de terugbetaling aan de leden van de prestaties, die in het kader van deze dienst werden verleend, gewaarborgd is, evenwel rekening houdend met de in artikel 48bis bedoelde verjaringstermijnen.»
Art. 50.In dezelfde wet wordt een artikel 71septies ingevoegd, luidende : «
Art. 71septies.Indien de erkenning van de in artikel 27bis bedoelde dienst, georganiseerd door een ziekenfonds of een landsbond, wordt ingetrokken, is artikel 71quinquies van toepassing. » TITEL V. - Opheffingsbepaling
Art. 51.In artikel 111, eerste lid, 5°, van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen worden de woorden «, inzonderheid inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector der gezondheidszorgen-kleine risico's » geschrapt.
TITEL VI. - Bepalingen met betrekking tot de inwerkingtreding
Art. 52.§ 1. Titel II treedt in werking op 1 januari 2008. § 2. Titel III treedt in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van artikel 33 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006. § 3. De artikelen 44, 48 en 50 van deze wet treden in werking op de dag van de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
De artikelen 38 en 39 van deze wet treden in werking op 1 januari 2008. § 4. Titel V treedt in werking op 1 januari 2008.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 26 maart 2007;
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE Met s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 51-2764 - 2006/2007 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissies.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag. - 18 januari 2007.
Stukken van de Senaat : 3-2025 - 2006/2007 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Verslag.
Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat. - 15 februari 2007.