Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 december 2007
gepubliceerd op 28 december 2007

Wet tot wijziging van de wet van 26 maart 2007 houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst middenstand
numac
2007023604
pub.
28/12/2007
prom.
21/12/2007
ELI
eli/wet/2007/12/21/2007023604/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2007. - Wet tot wijziging van de wet van 26 maart 2007 houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 5, enig lid, 1°, van de wet van 26 maart 2007 houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° § 1bis, ingevoegd bij de wet van 31 januari 2007, wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor het boekjaar 2008 wordt het begrensd bedrag dat bepaald wordt krachtens de voorgaande leden, verhoogd.

Deze verhoging wordt berekend uitgaande van een basisbedrag van 402.660 duizend EUR, in prijzen 2005, aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer en vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënt voor het jaar 2008.

De in het vorige lid bedoelde aanpassingscoëfficiënt is gelijk aan het in het tweede lid bedoelde stijgingspercentage zoals het van toepassing zal zijn voor het boekjaar 2008.

De aanpassing aan het gezondheidscijfer gebeurt door de vermenigvuldiging met de verhouding van het gemiddelde gezondheidsindexcijfer van het jaar 2007 tot dat van het jaar 2004 ». »

Art. 3.Artikel 7 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 7.Artikel 11, § 4, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, laatst gewijzigd bij programmawet (I) van 24 december 2002, wordt opgeheven. ».

Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7bis.In artikel 12 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij programmawet (I) van 24 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 1.Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de §§ 1ter en 2 zijn de onderworpenen de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd : 1° 22,00 pct.op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat; 2° 14,16 pct.op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt. »; 2° in § 1, tweede lid, wordt het bedrag « 3.221,08 EUR » vervangen door het bedrag « 3.666,15 EUR »; 3° § 1bis wordt opgeheven;4° § 2, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Wanneer genoemde inkomsten minstens 405,60 EUR bedragen, is de onderworpene de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd : 1° 22,00 pct.op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat; 2° 14,16 pct.op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt. ». »

Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 7ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7ter.In artikel 13, § 1, van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002, worden het tweede en het derde lid vervangen door de volgende leden : « Wanneer bedoelde inkomsten minstens 811,20 EUR belopen, is de onderworpene volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd, vastgesteld op de beroepsinkomsten, bedoeld in artikel 11, §§ 2 en 3 : 1°. 22,00 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat; 2°. 14,16 pct. op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt.

Wanneer bedoelde inkomsten minstens 811,20 EUR belopen, is de onderworpene waarop de bepalingen van artikel 11, § 5, eerste lid, van toepassing zijn of van toepassing zouden kunnen geweest zijn, de volgende jaarlijkse bijdragen verschuldigd, vastgesteld op de beroepsinkomsten bedoeld in artikel 11, §§ 2 en 3: 1° 14,70 pct.op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR niet te boven gaat; 2° 14,16 pct.op het gedeelte der beroepsinkomsten dat 15.831,12 EUR te boven gaat, maar 23.330,06 EUR niet overschrijdt. ». »

Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 7quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7quater.Na artikel 13 van hetzelfde besluit wordt de ondertitel « C. Begin van bezigheid » ingevoegd. ».

Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 7quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7quinquies.In hetzelfde besluit wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 13bis.§ 1. De Koning bepaalt, met het oog op de bijdrageberekening bij aanvang of hervatting van beroepsbezigheid, wat dient te worden verstaan onder aanvang of hervatting van beroepsbezigheid. De Koning bepaalt eveneens de uitvoeringsmodaliteiten van de bijdrageberekening bij aanvang of hervatting van beroepsbezigheid voor zover deze niet bij wet werden vastgesteld. § 2. In geval van begin van bezigheid zoals door de Koning bepaald, betaalt de onderworpene voorlopig : 1° wanneer hij behoort tot de algemene groep bijdrageplichtigen bedoeld in artikel 12, § 1 : bijdragen, berekend als volgt : a) 20,50 pct.op een inkomen van 3.666,15 EUR tot en met het laatste kwartaal van het eerste kalenderjaar dat 4 kwartalen onderwerping omvat; b) 21,00 pct.op een inkomen van 3.666,15 EUR voor de volgende vier kalenderkwartalen onderwerping; c) 21,50 pct.op een inkomen van 3.666,15 EUR voor elk van de volgende kwartalen onderwerping waarvoor geen refertejaar is in de zin van artikel 11, § 2; 2° wanneer hij behoort tot de in artikel 7bis beoogde helpers die al dan niet vrijwillig aan het sociaal statuut der zelfstandigen onderworpen zijn en die behoren tot de algemene categorie bijdrageplichtigen bedoeld in artikel 12, § 1 : bijdragen, berekend als volgt : a) 20,50 pct.op een inkomen van de helft van 3.221,08 EUR tot en met het laatste kwartaal van het eerste kalenderjaar dat 4 kwartalen onderwerping omvat; b) 21,00 pct.op een inkomen van de helft van 3.221,08 EUR voor de volgende vier kalenderkwartalen onderwerping; c) 21,50 pct.op een inkomen van de helft van 3.221,08 EUR voor elk van de volgende kwartalen onderwerping waarvoor geen refertejaar is in de zin van artikel 11, § 2; 3° wanneer de voorwaarden waarin de bezigheid wordt uitgeoefend van die aard zijn dat de betrokkene zou kunnen behoren tot de groep bijdrageplichtigen bedoeld in artikel 12, § 2 : bijdragen, berekend als volgt : a) 20,50 pct.op een inkomen van 405,60 EUR tot en met het laatste kwartaal van het eerste kalenderjaar dat 4 kwartalen onderwerping omvat; b) 21,00 pct.op een inkomen van 405,60 EUR voor de volgende vier kalenderkwartalen onderwerping; c) 21,50 pct.op een inkomen van 405,60 EUR voor elk van de volgende kwartalen onderwerping waarvoor geen refertejaar is in de zin van artikel 11, § 2; 4° wanneer de onderworpene bedoeld is in artikel 13, § 1, eerste en derde lid : de bijdragen opgelegd door de bepaling die op hem van toepassing is, berekend op een inkomen van 811,20 EUR;5° wanneer de onderworpene bedoeld is in artikel 13, § 1, eerste lid zonder dat het derde lid van datzelfde artikel op hem van toepassing is : bijdragen, berekend als volgt : a) 20,50 pct.op een inkomen van 811,20 EUR tot en met het laatste kwartaal van het eerste kalenderjaar dat 4 kwartalen onderwerping omvat; b) 21,00 pct.op een inkomen van 811,20 EUR voor de volgende vier kalenderkwartalen onderwerping; c) 21,50 pct.op een inkomen van 811,20 EUR voor elk van de volgende kwartalen onderwerping waarvoor geen refertejaar is in de zin van artikel 11, § 2. ». »

Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 7sexies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7sexies.In hetzelfde besluit wordt een artikel 13ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 13ter.§ 1. De bijdragen worden geïnd op de voorlopige basis bedoeld in artikel 13bis, § 2, zolang er geen refertejaar is in de zin van artikel 11, § 2.

Het eerste van de refertejaren is datgene dat vier kwartalen onderwerping bevat sedert het begin van activiteit zoals door de Koning bepaald. § 2. 1° De voorlopige bijdragen met betrekking tot het eerste kalenderjaar dat vier kwartalen onderwerping bevat en deze met betrekking tot de kwartalen die er desgevallend aan voorafgaan, worden geregulariseerd op basis van de bedrijfsinkomsten van dat eerste kalenderjaar onderwerping.

Op deze bedrijfsinkomsten wordt het bijdragepercentage toegepast dat van toepassing was tijdens de te regulariseren periode. 2° De voorlopige bijdragen met betrekking tot de volgende kalenderjaren worden geregulariseerd op basis van de bedrijfsinkomsten van respectievelijk het tweede en het derde kalenderjaar onderwerping. Op deze bedrijfsinkomsten wordt het bijdragepercentage toegepast dat van toepassing was tijdens de te regulariseren periode. § 3. Zo de activiteit een einde neemt vooraleer er een kalenderjaar is dat vier kwartalen onderwerping omvat en tot basis kan dienen voor de in § 2, 1°, bedoelde regularisatie, worden de voorlopige bijdragen als definitief beschouwd, onder voorbehoud van wat volgt : 1° zo het ging om een begin van activiteit in de zin van artikel 13bis, § 2, 3°, 4° of 5°, mag de sociale verzekeringskas overgaan tot de terugbetaling der voorlopige bijdragen, indien objectieve elementen erop wijzen dat het inkomen van de zelfstandige activiteit, zelfs indien ze uitgeoefend waren gedurende een jaar dat vier kwartalen onderwerping omvat, niet minstens het minimuminkomen zou bereikt hebben, te rekenen waarvan de personen, bedoeld in de artikelen 12, § 2, of 13, naargelang van het geval, bijdrageplichtig zijn;2° de personen bedoeld in artikel 37, § 1, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen kunnen op hun verzoek van de sociale verzekeringskas waarbij ze zijn aangesloten de terugbetaling bekomen van de voorlopige bijdragen of de beperking van die bijdragen tot het bedrag bedoeld in artikel 40, § 2, c, tweede streepje, van genoemd koninklijk besluit van 19 december 1967 indien uit objectieve elementen blijkt dat het inkomen van hun zelfstandige activiteit, zelfs indien ze uitgeoefend was geweest gedurende een jaar dat vier kwartalen onderwerping telt, naargelang van het geval, 405,60 EUR niet zou hebben bereikt of 1.920,48 EUR niet zou hebben overschreden. § 4. Zo de activiteit een einde neemt vooraleer een tweede of een derde kalenderjaar dat vier kwartalen onderwerping omvat en tot basis kan dienen voor de in § 2, 2°, bedoelde regularisaties, verlopen is, worden de voorlopige bijdragen met betrekking tot het bedoelde kalenderjaar geregulariseerd op basis van de bedrijfsinkomsten van het voorgaande kalenderjaar onderwerping.

Op deze bedrijfsinkomsten wordt het bijdragepercentage toegepast dat van toepassing was tijdens de te regulariseren periode. § 5. Voor de toepassing van §§ 2 en 4 wordt onder beroepsinkomsten verstaan : het bedrag meegedeeld door de Administratie der Directe Belastingen overeenkomstig artikel 11, § 2, zesde lid. ». »

Art. 9.In dezelfde wet wordt een artikel 7septies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7septies.Voorafgaand aan artikel 14 van hetzelfde besluit wordt de ondertitel « C. Gemeenschappelijke bepalingen » vervangen door de ondertitel « D. Gemeenschappelijke bepalingen ». »

Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 7octies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7octies.In artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1994, worden de woorden « vermeld in de artikelen 12 en 13 » vervangen door de woorden « vermeld in de artikelen 12, 13, 13bis en 13ter ».

Art. 11.In dezelfde wet wordt een artikel 7novies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7novies.In artikel 16, § 2, derde lid, en § 3, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 november 1996, worden de woorden « artikel 11, § 4 » telkens vervangen door de woorden « artikel 13bis, § 1 ». »

Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 7decies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7decies.In artikel 17, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de wet van 30 december 2001, worden de woorden « artikel 11, § 4 » vervangen door de woorden « artikel 13bis, § 1 ». »

Art. 13.In dezelfde wet wordt een artikel 7undecies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 7undecies.In artikel 18 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3 worden de woorden « de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering » vervangen door de woorden « de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 »;2° § 4, ingevoegd bij de wet van 30 maart 1994, wordt opgeheven.».

Art. 14.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2008.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 december 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken Mevr. L. ONKELINX De Minister van Middenstand Mevr. S. LARUELLE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN

^