Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 december 2008
gepubliceerd op 31 december 2008

Koninklijk besluit betreffende het financieel beheer van de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie FEDOREST, belast met de organisatie van cateringactiviteiten ten behoeve van meerdere overheidsdiensten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2008003492
pub.
31/12/2008
prom.
18/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/18/2008003492/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit betreffende het financieel beheer van de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie FEDOREST, belast met de organisatie van cateringactiviteiten ten behoeve van meerdere overheidsdiensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op 29 februari 2008 besliste de Ministerraad in het kader van het begrotingsconclaaf 2008 om, in tegenstelling tot het verleden, de cateringactiviteiten in de Financietoren te laten uitbaten door een administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie (ADBA). De ADBA-structuur moet tegemoet komen aan de gewijzigde toestand inzake restauratie, waarbij deze activiteit, door een hergroepering van meerdere federale overheidsdiensten (FOD) in grote ambtsgebouwen, de werking van 1 FOD overschrijdt. Het toepassingsgebied van de ADBA, dat in de opstartfase beperkt is tot de restauratie Financietoren, wordt gekenmerkt door twee potentiële uitbreidingsfasen, gericht op de integratie van (a) de restauratie FOD Financiën en (b) de restauratie federale overheid.

In ditzelfde conclaaf werd tevens beslist dat de Minister van Financiën, in samenspraak met de Minister van Begroting, de nodige wetgevende en reglementaire initiatieven zal nemen voor de oprichting van de ADBA. Artikel 73 van de Programmawet van 8 juni 2008 bepaalt dat met ingang van 1 januari 2009 de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie 'Fedorest' binnen de schoot van de FOD Financiën wordt opgericht. « De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de uitvoeringsmodaliteiten. » De uitvoeringsbepalingen zijn vervat in bijgaand koninklijk besluit betreffende het financieel beheer van de ADBA 'Fedorest', evenals in een tweede koninklijk besluit dat voorziet in de oprichting van een beheerscomité.

De ADBA 'Fedorest' wordt opgericht conform artikel 140 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 (GWRC). Aldus wordt in bijgaand koninklijk besluit voorzien dat de ADBA 'Fedorest' : - een begroting en rekeningen opmaakt en bekendmaakt (hoofdstuken 2 en 3); - de mogelijkheid heeft om vanaf het begin van het jaar, de bij het verstrijken van het vorige jaar beschikbare geldmiddelen te gebruiken (art. 5, § 5); - overdrachten van middelen waartoe machtiging is verleend, in de tijd beperkt (art 5, § 6); - haar uitgaven beperkt tot het niveau van de ontvangsten en de goedgekeurde limitatieve kredieten (art. 5, § 7 t.e.m. 9); - zich, via de opmaak van een balans, houdt aan de verplichtingen inzake het voeren van een vermogenscomptabiliteit en het opstellen van een inventaris van het vermogen (art. 8, § 1); - de behandeling en bewaring van gelden en waarden aan een tegenover het Rekenhof verantwoordelijke rekenplichtige toevertrouwt (art. 14); - haar rekeningen door het Rekenhof, eventueel ter plaatse, laat controleren (art. 18).

Gezien evenwel voorzien is dat de bepalingen van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat op korte termijn in werking treden, is geopteerd om de uitvoeringsmodaliteiten inzake begroting en comptabiliteit van de ADBA 'Fedorest' hierop reeds af te stemmen. Dit impliceert dat zal gewerkt worden met vastgestelde rechten' i.p.v. op kasbasis en dat de budgettaire en boekhoudkundige verslaglegging hiermee in overeenstemming is.

Dit koninklijk besluit beschrijft in hoofdzaak de modaliteiten : - voor de opmaak van de begroting; - m.b.t. het voeren van de boekhouding en het afleggen van de rekeningen; - inzake beheer; - inzake controle.

In hoofdstuk 2 omtrent de opmaak van de begroting wordt in artikel 5, § 1, een opsomming gegeven van de in de begroting te voorziene ontvangstenramingen. Er wordt in dit verslag dieper ingegaan op (1) de dotatie afkomstig uit de algemene uitgavenbegroting en (2) de functionele en exploitatieontvangsten. (1) De dotatie afkomstig uit de uitgavenbegroting is voor het grootste gedeelte samengesteld uit de bijdragen van overheidsdiensten waarvan het personeel kan gebruik maken van de cateringfaciliteiten van de ADBA 'Fedorest'.De bepaling van deze bijdragen gebeurt in overeenstemming met een in het beheerscomité goedgekeurde verdeelsleutel. De jaarlijkse dotatieregeling zal samen met het begrotingsontwerp in het beheerscomité worden besproken en aldaar worden goedgekeurd. De goedgekeurde bijdragen vormen voor de betrokken overheidsdiensten de basis voor het verdere begrotingsoverleg. Dit deel van de dotatie is gericht op de financiering van de werkings- en personeelsuitgaven, evenals de investeringsuitgaven.

Daarnaast voorziet de dotatie eveneens in een reserve voor onvoorziene en hoogdringende uitgaven, die de continue goede werking van de ADBA 'Fedorest' moet waarborgen. Ook onvoorziene negatieve saldi van het vorige begrotingsjaar dienen via deze reserve te worden gedekt. Deze provisie bedraagt 10 % van het geraamde bedrag van de bestaansmiddelen van de ADBA 'Fedorest' en wordt bij een herziening van deze basis bij de begrotingscontrole, hieraan aangepast. De aanwending van deze provisie wordt verantwoord in de tussentijdse (art. 7) en jaarrapportering (art. 8, § 1) van de ADBA 'Fedorest'. De middelen voor deze provisie komen rechtstreeks uit de uitgavenbegroting.

Bij de jaarlijkse begrotingscontrole zal het bedrag van de dotatie in functie van het reële overgedragen saldo van het vorige begrotingsjaar worden bijgestuurd. De aanpassing van de dotatie aan de reële toestand impliceert ten slotte dat overdrachten van middelen waarvoor machtiging is verleend, in de tijd zijn beperkt. (2) De functionele en exploitatieontvangsten vloeien rechtstreeks voort uit de uitbating van de cateringfaciliteiten van de ADBA 'Fedorest'.Met betrekking tot deze ontvangsten dient te worden onderstreept dat de ADBA 'Fedorest' deze slechts kan aanwenden voor de aankoop van de grondstoffen voor maaltijden en dranken. Gezien deze ontvangsten gerelateerd zijn aan het activiteitenniveau van de ADBA 'Fedorest', zijn de betrokken uitgavenkredieten bijgevolg niet limitatief. Hieraan is onmiddellijk een verbod op een negatieve kassituatie gekoppeld.

Inzake de comptabiliteit en het afleggen van de rekeningen wordt aan de leidend ambtenaar van de ADBA 'Fedorest' een verslaglegging opgelegd, die het simultaan voeren van een algemene en een begrotingsboekhouding vereist. Er wordt gewerkt op transactiebasis, waarbij zowel op het vlak van ontvangsten als op het vlak van uitgaven geboekt en aangerekend wordt op het moment van vaststelling van het recht. De in het koninklijk besluit opgenomen verslaglegging is bovendien aangepast aan de rapportagevereisten die in de nieuwe comptabiliteitswetgeving van 22 mei 2003 zijn voorzien. Aldus dient de ADBA 'Fedorest' overeenkomstig art. 8 § 1 van dit koninklijk besluit na het begrotingsjaar een algemene rekening op te maken, bestaande uit een rekening van uitvoering van de begroting en een jaarrekening. De balans, die een onderdeel vormt van de jaarrekening, geeft een momentopname van het vermogen bij het einde van het begrotingsjaar.

Door de opmaak ervan, rekening houdend met de inventarisgegevens bij het einde van het begrotingsjaar, wordt tegemoet gekomen aan de wettelijke vereiste van art. 140 GWRC dat een ADBA een vermogencomptabiliteit dient te houden en een inventaris van het vermogen dient op te maken.

De rekenplichtige van de ADBA 'Fedorest' maakt jaarlijks de wettelijk voorziene beheersrekening ten behoeve van het Rekenhof op. De opgelegde tussentijdse rapportage is enkel voor intern gebruik en wordt opgesteld ten behoeve van het beheerscomité. Het beheersorgaan, en niet de leidend ambtenaar van de ADBA 'Fedorest', neemt t.a.v. de rekenplichtige de toezichthoudende rol op zich. Hierdoor verwerft deze binnen de ADBA 'Fedorest' een meer onafhankelijke positie en wordt een scheiding tussen de aankoop -en boekhoudactiviteiten, aangestuurd door de leidend ambtenaar, en het geldbeheer mogelijk gemaakt.

Tot slot is rekening gehouden met de mogelijke overdracht van de verantwoordelijkheid voor de opmaak van de algemene rekening van de Staat. Overeenkomstig de nieuwe comptabiliteitswetgeving van 22 mei 2003 gaat deze bevoegdheid immers van de Minister van Financiën naar de Minister van Begroting over. Hieraan is tegemoet gekomen door in het koninklijk besluit enkel te verwijzen naar de 'Minister verantwoordelijk voor de opmaak van de algemene rekening van de Staat'.

Inzake Beheer wordt naast de financiële rapportering ook voorzien in operationele verantwoording van de leidend ambtenaar aan het beheerscomité van de ADBA 'Fedorest'. Hierdoor wordt de relatie gelegd tussen de operationele doelstellingen die aan de basis liggen van de begrotingsopmaak en de concrete verwezenlijkingen ervan tijdens het begrotingsjaar. Na het begrotingsjaar dient deze operationele rapportage haar neerslag te vinden in het jaarlijkse activiteitenverslag.

De lijst van de verbintenissen die in het afgelopen kwartaal door de ADBA 'Fedorest' werden aangegaan, dient op de eerstvolgende bijeenkomst van het beheerscomité te worden voorgelegd. Hierdoor is dit orgaan in staat om de aankoopverrichtingen van de ADBA 'Fedorest' van dichtbij op te volgen.

Gezien het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 betreffende het intern controlesysteem binnen sommige diensten van de federale uitvoerende macht ook van toepassing is gemaakt op de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie, wordt voorzien dat de leidend ambtenaar van de ADBA 'Fedorest' voor de uitbouw, de opvolging en de bijsturing van het intern controlesysteem verantwoordelijk is. Het beheerscomité heeft de taak om de kwaliteit en de eventueel vereiste bijsturing ervan, in functie van aanbevelingen van de bevoegde interne auditdienst van de FOD Financiën en van het Rekenhof, op te volgen.

In het hoofdstuk controle wordt vooreerst verwezen naar de controlebevoegdheid van het beheerscomité die zij t.b.v. de Minister van Financiën uitoefent. Deze « monitoring » kan vlot worden uitgevoerd aan de hand van de voorziene financiële en operationele rapportage die de ADBA 'Fedorest' aan het beheerscomité dient ter beschikking te stellen. Tevens neemt het beheersorgaan de toezichthoudende rol t.a.v. de aangeduide rekenplichtige op zich en volgt zij de kwaliteit van het intern controlesysteem van de ADBA 'Fedorest' op.

Daarnaast kan de ADBA 'Fedorest' aan onderzoeken van de bevoegde auditdienst van de FOD Financiën worden onderworpen. De resultaten van deze onderzoeken worden in het beheerscomité besproken, waarna het beheersorgaan de verwezenlijking van de eventueel gewenste bijsturingen van nabij opvolgt.

Tot slot zijn in dit hoofdstuk de bepalingen m.b.t. de administratieve en begrotingscontrole evenals de controlebevoegdheden van het Rekenhof voorzien.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, Y. LETERME De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Staatssecretaris voor Begroting, M. WATHELET

ADVIES 45.348/2 VAN 12 NOVEMBER 2008 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 20 oktober 2008 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het financieel beheer van de staatsdienst met afzonderlijk beheer FEDOREST, belast met de organisatie van cateringactiviteiten ten behoeve van meerdere overheidsdiensten", heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerking Het ontworpen besluit werkt met het begrip "staatsdienst met afzonderlijk beheer". Bepaald is dat dit besluit in werking treedt op 1 januari 2009, dit is de datum waarop eveneens de inwerkingtreding van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat geschiedt. Deze wet bezigt evenwel een nieuwe terminologie om de staatsdienst met afzonderlijk beheer te bepalen, te weten "Administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie".

De steller van het ontwerp wordt erop gewezen dat hij de terminologie die hij bezigt dient af te stemmen op die van de voormelde wet van 22 mei 2003, tenzij men ervan uitgaat dat de inwerkingtreding van deze wet zou worden uitgesteld (1).

Bijzondere opmerkingen Dispositief Artikel 21 In de uitvoeringsbepaling dienen de minister of ministers belast met de uitvoering van het besluit nauwkeurig te worden aangewezen, met vermelding van hun bevoegdheden.

Bovendien is er geen reden om in de uitvoeringsbepaling een staatssecretaris te vermelden, ook al is hij thans belast met de aangelegenheid die geregeld wordt bij het besluit en heeft hij dit bijgevolg heeft voorgedragen en medeondertekend (2).

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter, Mevrn. : P. Vandernoot en M. Baguet, staatsraden;

B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J.-L. Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.

De griffier, De voorzitter, B. Vigneron. Y. Kreins. _______ Nota's (1) Zie in dat verband het achtereenvolgens uitstellen van de inwerkingtreding, waarbij de laatste is geregeld bij artikel 2 van de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen (I). (2) Zie Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be,tab « Wetgevingstechniek », aanbeveling 167.

18 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit betreffende het financieel beheer van de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie FEDOREST, belast met de organisatie van cateringactiviteiten ten behoeve van meerdere overheidsdiensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wetten betreffende de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, artikel 140, ingevoegd bij de wet van 28 juni 1963;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de bepalingen van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, waarvan de inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2009, alsook met de uitvoerende bepalingen van deze wet;

Gelet op de programmawet van 8 juni 2008, artikel 73;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 augustus 2008 en 11 september 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 22 september 2008;

Gelet op het advies 45.348/2 van de Raad van State, gegeven op 12 november 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris voor Begroting en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De middelen van de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie 'Fedorest' belast met de organisatie van cateringactiviteiten ten behoeve van meerdere overheidsdiensten, hierna de « Dienst » genoemd, bestaan uit : 1. een op de algemene uitgavenbegroting uitgetrokken jaarlijks krediet;2. functionele en exploitatieontvangsten;3. ontvangsten voor orde.

Art. 2.De Dienst werkt conform de wettelijke bepalingen van toepassing op de rijkscomptabiliteit. Dit besluit regelt de specifieke uitvoeringsmodaliteiten.

Art. 3.De Dienst, aangestuurd door de leidend ambtenaar, voert haar activiteiten uit onder het beheer van een beheerscomité, opgericht volgens het koninklijk besluit van 18 december 2008. HOOFDSTUK 2. - Opmaak van de begroting

Art. 4.§ 1. De leidend ambtenaar van de Dienst maakt jaarlijks een begroting op van alle ontvangsten en uitgaven volgens de richtlijnen en binnen het tijdschema verstrekt door de Minister van Begroting.

Hierbij worden de verrichtingen opgesplitst volgens de economische classificatie (ESR). Dit begrotingsontwerp is gebaseerd op meetbare operationele doelstellingen voor de diverse restaurants die in de Dienst zijn ondergebracht. § 2. Daarnaast wordt een meerjarenbegroting opgemaakt. § 3. Zo nodig wordt bij de begrotingscontrole over het lopend begrotingsjaar een aangepaste begroting opgesteld.

Art. 5.§ 1 De ontvangstenramingen worden uitgedrukt in vastgestelde rechten en omvatten : 1. de dotatie afkomstig uit de algemene uitgavenbegroting;2. de functionele en exploitatie- ontvangsten;3. de ontvangsten voor orde. § 2. De uitgavenramingen worden uitgedrukt in termen van verbintenissen en in termen van vastgestelde rechten. Zij omvatten : 1. de bestaansmiddelen;2. de investeringsuitgaven;3. de functionele en exploitatie-uitgaven;4. de uitgaven voor orde. § 3. De dotatie afkomstig uit de algemene uitgavenbegroting is gericht op de financiering van de bestaansmiddelen en de investeringsuitgaven.

Daarnaast voorziet zij in een reserve voor onvoorziene en hoogdringende uitgaven. Deze reserve wordt vanaf het eerste begrotingsjaar van de Dienst aangelegd ten belope van 10 % van het geraamd bedrag van de bestaansmiddelen. Indien het geraamd bedrag van de bestaansmiddelen bij de begrotingscontrole wordt herzien, zal het bedrag van de reserve, overeenkomstig de nieuwe basis, worden herberekend. § 4. De functionele en exploitatieontvangsten, zoals bedoeld onder art. 5, § 1, 2, kunnen uitsluitend worden aangewend voor de functionele en exploitatieuitgaven, vermeld onder art. 5, § 2, 3. § 5. De middelen die beschikbaar zijn op het einde van het begrotingsjaar kunnen vanaf het begin van het volgend jaar aangewend worden voor de betaling van de uitgaven die er betrekking op hebben of op elk voorgaand jaar. § 6. Bij de begrotingscontrole over het lopend begrotingsjaar dient de dotatie, rekening houdend met het overgedragen saldo van het voorafgaande begrotingsjaar, aan de reële toestand te worden aangepast. § 7. De uitgaven inzake de bestaansmiddelen en investeringen worden beperkt tot het bedrag van de goedgekeurde limitatieve kredieten. § 8. De functionele en exploitatieontvangsten en -uitgaven worden rechtstreeks beïnvloed door het activiteitenniveau van de dienst. De gerelateerde uitgavenkredieten zijn bijgevolg niet-limitatief. § 9. Het bedrag van de betalingen mag de som van de reële ontvangsten zoals bepaald in art. 5, § 1, en het overgedragen kassaldo niet overschrijden. § 10. Elke federale overheidsdienst waarvan het personeel gebruik kan maken van de cateringfaciliteiten van de Dienst, dient volgens een in het beheerscomité goedgekeurde verdeelsleutel in het deel van de dotatie, gericht op de financiering van de bestaansmiddelen en investeringsuitgaven, bij te dragen.

Art. 6.§ 1. Het door het beheerscomité goedgekeurde begrotingsontwerp van de Dienst, met inbegrip van het personeels- en investeringsplan en van de bijhorende dotatieregeling, wordt overeenkomstig de limietdata, vermeld in de jaarlijkse begrotingsinstructies, voor akkoord aan de Minister van Financiën toegestuurd. § 2. Het begrotingsontwerp van de Dienst wordt aan de Minister van Begroting gestuurd, samen met het ontwerp van algemene uitgavenbegroting van de Federale Overheidsdienst Financiën. HOOFDSTUK 3. - De comptabiliteit en het afleggen van de rekeningen

Art. 7.Na ieder kwartaal wordt door de leidend ambtenaar van de Dienst aan het beheerscomité een tussentijds verslag over de uitvoering van de begroting verstrekt.

Art. 8.§ 1. Na ieder begrotingsjaar wordt door de leidend ambtenaar van de Dienst een algemene rekening opgesteld die bestaat uit de jaarrekening en de rekening van uitvoering van de begroting. Hierbij wordt rekening gehouden met de gegevens van de inventaris, die jaarlijks per 31 december wordt opgemaakt. § 2 De algemene rekening van de Dienst wordt vóór 15 februari volgend op het begrotingsjaar waarop de rekening betrekking heeft aan het beheerscomité ter goedkeuring voorgelegd en vervolgens voor goedkeuring toegestuurd aan de Minister van Financiën. Het document worden uiterlijk op 1 maart van dat jaar ter beschikking gesteld van de Minister, bevoegd voor de opmaak van de algemene rekening van de Staat, die het uiterlijk op 31 maart aan het Rekenhof toezendt.

Art. 9.De rekenplichtige maakt op kwartaalbasis een verzamelstaat van de ontvangsten en uitgaven op. Deze verzamelstaat wordt aan het beheerscomité voorgelegd.

Art. 10.§ 1. De beheersrekening die de rekenplichtige jaarlijks opmaakt, omvat het beginsaldo, het geheel van de ontvangsten en uitgaven die in de loop van het begrotingsjaar werden verricht en het eindsaldo. § 2. De beheersrekening wordt ter beschikking gesteld van het beheerscomité, die hierbij de toezichthoudende rol op zich neemt. § 3. Vóór 1 maart na afloop van het begrotingsjaar wordt deze rekening via de Minister, verantwoordelijk voor de opmaak van de algemene rekening van de staat, aan het Rekenhof toegestuurd. § 4. Bij zijn uitdiensttreding maakt de rekenplichtige een eindrekening van zijn beheer op.

Art. 11.De verrichtingen worden gelijktijdig geboekt in de algemene en begrotingsboekhouding.

Art. 12.§ 1. De aanrekening van uitgaven op de begroting kan slechts mits een gedateerd en goedgekeurd verantwoordingsstuk. De uitgaven worden op transactiebasis aangerekend ten laste van het begrotingsjaar waarin de verrichting plaatsvindt. De vastgestelde rechten die evenwel niet vóór 1 februari van het volgende jaar door de Dienst zijn geboekt, behoren tot het volgende begrotingsjaar. § 2 De ontvangsten worden eveneens geboekt op het moment van de vaststelling van het recht. Voor contante rechten is dit het moment waarop de bedragen op de financiële rekening van de rekenplichtige worden gestort. Voor de dotatiemiddelen is het moment van goedkeuring van de algemene uitgavenbegroting determinerend. HOOFDSTUK 4. - Beheer

Art. 13.§ 1. De leidend ambtenaar van de Dienst is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting. Hij verschaft op kwartaalbasis aan het beheerscomité : 1. een tussentijds verslag over de uitvoering van de begroting dat op de beschouwde periode betrekking heeft;2. de tussentijdse operationele gegevens in verhouding tot de vooropgestelde operationele doelstellingen;3. een lijst van de verbintenissen die in het afgelopen kwartaal werden aangegaan. Naast de algemene rekening van de Dienst verschaft de leidend ambtenaar het beheerscomité jaarlijks een activiteitenverslag, waarin de verwezenlijkingen in verhouding tot het vooropgestelde beleid worden belicht. § 2. Als leidend ambtenaar draagt hij de verantwoordelijkheid voor de uitbouw, opvolging en bijsturing van het intern controlesysteem van de Dienst. Hij rapporteert hierover aan het beheerscomité.

Art. 14.De rekenplichtige van de Dienst is belast is met : 1. de inning van de vastgestelde rechten;2. de uitvoering van betalingen;3. het beheren en bewaren van gelden en waarden;4. het opstellen en bewaren van de in art.9 en 10 bedoelde staten en rekeningen.

Art. 15.De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde ambtenaar regelt de delegaties binnen de Dienst. HOOFDSTUK 5. - Controle

Art. 16.§ 1. De Dienst is onderworpen aan de controlebevoegdheid van de Minister van Financiën, uitgeoefend via het beheerscomité. § 2. De Dienst kan tevens het voorwerp uitmaken van onderzoeken, uitgevoerd door de bevoegde interne auditdienst van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Art. 17.De administratieve en begrotingscontrole wordt uitgeoefend door de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister van Financiën. De Inspecteur van Financiën woont met raadgevende stem de vergaderingen van het beheerscomité bij. § 2. De Inspecteur van Financiën kan binnen een termijn van vier werkdagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet, met de statuten of met het algemeen belang strijdig acht. Het beroep is opschortend. Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen of op de dag waarop hij er kennis heeft van gekregen. § 3. Wanneer de Minister van Financiën, bij wie het beroep werd ingesteld binnen een termijn van twintig werkdagen, de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief. § 4. De nietigverklaring van de beslissing wordt door de Minister van Financiën aan het beheerscomité betekend.

Art. 18.De uitgaven worden vereffend zonder voorafgaand visum van het Rekenhof. Dit Hof heeft echter de mogelijkheid om zich te allen tijde alle verantwoordingsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen te doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de passiva.

Art. 19.De uitgaven van de dienst zijn vrijgesteld van het visum van de controleur van de vastleggingen. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 21.De Eerste Minister en de Minister bevoegd voor Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 december 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Staatssecretaris voor Begroting, M. WATHELET

^