Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2008
gepubliceerd op 22 april 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en tot invoering van het OMNIO-statuut

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2008022220
pub.
22/04/2008
prom.
11/03/2008
ELI
eli/besluit/2008/03/11/2008022220/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MAART 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en tot invoering van het OMNIO-statuut


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 32, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 25 april 1997 en gewijzigd bij de wetten van 13 december 2006 en 26 maart 2007, en 37, § 1, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, het koninklijk besluit van 16 april 1997, de wetten van 24 december 1999, 22 augustus 2002 en 27 december 2006, en § 19, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en tot invoering van het OMNIO-statuut;

Gelet op het advies van het Technisch comité voor de zelfstandigen, gegeven op 22 november 2007;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 10 december 2007;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 januari 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 11 januari 2008;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door het feit dat artikel 37 van de wet van 26 maart 2007 houdende diverse bepalingen met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging der zelfstandigen de kleine risico's toekent aan alle rechthebbenden van de verzekering voor geneeskundige verzorging op 1 januari 2008; dat de administratieve instanties die belast zijn met de toepassing van de wet de nodige schikkingen moeten kunnen nemen om het recht op tegemoetkomingen der zelfstandigen te openen en te verlengen vanaf 1 januari 2008; gezien het feit dat de Regering ontslagnemend was tot 21 december 2007 en belast was met de uitvoering van de lopende zaken, het niet mogelijk is geweest dit besluit vroeger te nemen en dat deze bepalingen zo snel mogelijk genomen en bekendgemaakt worden;

Gelet op advies 44.070/1 van de Raad van State, gegeven op 5 februari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Onze Minister van Economie, van de Zelfstandigen en van Landbouw, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en tot invoering van het OMNIO-statuut, wordt een punt 9bis ingevoegd, luidende : « 9bis. « Het lid van een kloostergemeenschap » : de gerechtigde ingeschreven bij zijn ziekenfonds in de hoedanigheid bedoeld in artikel 32, eerste lid, 21°, van de wet; ».

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 1° worden de woorden « of 4° » vervangen door de woorden « , 4° of 5° »;b) in 2° vervallen de woorden « aan de rechthebbende die zich in de situatie bevindt, bedoeld in artikel 37, § 19, 5°, van de voormelde wet, alsook ».

Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « f) het kind met een handicap dat zich in de situatie bedoeld in artikel 37, § 19, 5°, van de wet bevindt, waarvan de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % is vastgesteld door een geneesheer van de Directie-generaal Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.»; 2° tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende leden ingevoegd : « De geneesheer gaat over tot de vaststelling van de ongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, f), overeenkomstig de regels bepaald : - in artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; - in artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, en van artikel 23 van het koninklijk besluit van 21 februari 1991 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Ten aanzien van de kinderen die behoren tot de leeftijdscategorie bedoeld in artikel 63, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders wordt voor de toepassing van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 3 mei 1991 en van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 28 augustus 1991 echter de Lijst van pediatrische aandoeningen bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002 gebruikt in plaats van de Lijst van aandoeningen. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7bis ingevoegd, luidende : «

Art. 7bis.De rechthebbende bedoeld in artikel 3, eerste lid, f), heeft recht op de verhoogde tegemoetkoming vanaf de datum waarop de beslissing tot erkenning van een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % uitwerking heeft. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidende : «

Art. 9bis.De rechthebbende van wie het recht is geopend overeenkomstig artikel 7bis, behoudt dat recht tot het einde van het jaar waarin de erkenning van de ongeschiktheid een einde neemt. »

Art. 6.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden « , wezen en de kinderen met een handicap, bedoeld in artikel 37, § 19, 5°, van de wet, » vervangen door de woorden « en wezen ».

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidende : «

Art. 10bis.De gerechtigde bedoeld in artikel 32, eerste lid, 11°bis, van de wet geniet de verhoogde tegemoetkoming onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in dit hoofdstuk, indien hij een rust- of overlevingspensioen geniet krachtens de pensioenregeling van de zelfstandigen, of, als hij dat niet geniet, indien hij geen beroepsactiviteit uitoefent die onverenigbaar is met het genot van een dergelijk pensioen. »

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10ter ingevoegd, luidende : «

Art. 10ter.De weduwnaar of weduwe van een zelfstandige geniet de verhoogde tegemoetkoming onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in dit hoofdstuk, indien hij of zij een rust- of overlevingspensioen geniet krachtens de pensioenregeling van de zelfstandigen, of, als hij of zij dat niet geniet, indien hij of zij geen beroepsactiviteit uitoefent die onverenigbaar is met het genot van een dergelijk pensioen. »

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende : «

Art. 11bis.De zelfstandige die, onder de voorwaarden gesteld krachtens de wetgeving betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, zijn beroepsactiviteit heeft onderbroken wegens ziekte of invaliditeit en die, in die hoedanigheid, in toepassing van dezelfde wetgeving zijn rechten gedurende ten minste vier kwartalen vrijwaart, geniet de verhoogde tegemoetkoming onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in dit hoofdstuk. »

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidende : «

Art. 14bis.Het lid van een kloostergemeenschap dat de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, geniet de verhoogde tegemoetkoming als hij voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in dit hoofdstuk. »

Art. 11.De artikelen 16 en 23 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 12.Artikel 29, vierde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Als de leden van het betrokken gezin zijn aangesloten of ingeschreven bij verschillende verzekeringsinstellingen, worden de praktische modaliteiten van de gegevensuitwisseling tussen de verzekeringsinstellingen vastgesteld door de dienst voor administratieve controle. »

Art. 13.Hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 14.Het koninklijk besluit van 2 februari 2007 tot uitvoering van artikel 37, § 19, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt opgeheven.

Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008.

Art. 16.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en onze Minister van Economie, van de Zelfstandigen en van Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, van de Zelfstandigen en van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

^