gepubliceerd op 23 februari 2007
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 37, § 19, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
2 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 37, § 19, 5° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37 § 1, tweede lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en gewijzigd bij de wet van 24 december 1999, en § 19, 5°, vervangen bij de wet van 27 december 2005;
Gelet op het advies van het Verzekeringscomité van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeits-verzekering gegeven op 13 maart 2006;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 april 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van begroting van 26 juli 2006;
Gelet op het advies nr.41.383/1 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % bedoeld in artikel 37 § 19, 5 ° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vastgesteld door een geneesheer van de Directie-generaal Personen met een handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.
Onverminderd artikel 2, doet de geneesheer de vaststelling overeenkomstig de regels bepaald in : - artikel 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen; - artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 20, §§ 2 en 3, 26 en 35 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, en van artikel 23 van het koninklijk besluit van 21 februari 1991 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.
Art. 2.Ten aanzien van de kinderen die behoren tot de leeftijdscategorie bedoeld in artikel 63, § 2, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders wordt voor de toepassing van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 3 mei 1991 en van artikel 2 van voormeld koninklijk besluit van 28 augustus 1991 de Lijst van pediatrische aandoeningen bedoeld in artikel 7, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet (I) van 24 december 2002 gebruikt in plaats van de Lijst van aandoeningen.
Art. 3.Het kind heeft recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, mits aan al de reglementaire voorwaarden is voldaan, vanaf de datum waarop het als ongeschikt wordt erkend, indien de verklaring op erewoord, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, die door het kind of door zijn wettelijke vertegenwoordiger is ondertekend, ingediend wordt binnen drie maanden na de kennisgeving van de vaststelling van lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 %.
Art. 4.Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2003.
Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 2 februari 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE