Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 augustus 1997
gepubliceerd op 22 augustus 1997

Koninklijk besluit ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1997022601
pub.
22/08/1997
prom.
08/08/1997
ELI
eli/besluit/1997/08/08/1997022601/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit ter bepaling van de inkomensvoorwaarden en de voorwaarden in verband met de ingang, het behoud en de intrekking van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, welke bedoeld zijn in artikel 37, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37, 1 en 19, gewijzigd, respectievelijk ingevoegd bij het koninklijk besluit van 16 april 1997 en op artikel 49, 5, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 april 1997;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 17 juni 1997;

Gelet op artikel 15 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

Gelet op de hoogdringendheid;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid die hierdoor wordt gemotiveerd dat het koninklijk besluit van 16 april 1997, houdende maatregelen om het recht op de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging uit te breiden tot andere categorieën van rechthebbenden met toepassing van artikel 11, 1° en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, in werking treedt op 1 juli 1997 en dat de uitvoeringsbepalingen daarvan derhalve met spoed moeten genomen en bekendgemaakt moeten worden teneinde het de betrokken administraties mogelijk te maken de vereiste informatiestromen te creëren en de nieuwe regels toe te passen.

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 26 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.1. De rechthebbenden die zijn bedoeld in artikel 37, 1 en 19 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, alsmede de personen te hunnen laste, genieten een verhoogde verzekeringstegemoetkoming in de kosten van de geneeskundige verzorging, bedoeld in artikel 34, 1° en 7bis, van dezelfde gecoördineerde wet, wanneer het totaal jaarlijks bedrag van de belastbare bruto-inkomens van hun gezin, zoals het is bepaald bij artikel 5 van dit besluit, geen 264.549 frank bereikt.

Dat bedrag wordt verhoogd met 48.975 frank per persoon ten laste als bedoeld in artikel 32, tweede lid, van voornoemde gecoördineerde wet.

De voormelde bedragen zijn gebonden aan spilindexcijfer 143,02 en worden aangepast aan het indexcijfer der consumptieprijzen en aan de welvaart op dezelfde wijze als voor de pensioenen.

Voor de vaststelling van het in dit artikel bedoelde inkomensgrensbedrag wordt de echtgenoot of de echtgenote van een in het eerste lid bedoelde rechthebbende, als persoon ten laste beschouwd, zelfs als die echtgenoot of echtgenote eveneens gerechtigde is; hetzelfde geldt voor de persoon die alle voorwaarden vervult, met uitzondering van de inkomensvoorwaarde bedoeld in artikel 124, 1, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om als persoon ten laste ingeschreven te worden in de zin van artikel 123, 2., van het zoëven genoemde koninklijk besluit. 2. De leden van het overheidspersoneel die in disponibiliteit zijn gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid, worden met de in artikel 93 van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde gerechtigden gelijkgesteld mits een getuigschrift wordt voorgelegd dat is uitgereikt door de overheid waarvan het personeelslid afhangt en waaruit blijkt dat de periode van disponibiliteit één jaar bereikt.3. Wanneer de echtgenoten van tafel en bed gescheiden zijn of sinds langer dan één jaar feitelijk gescheiden zijn : a) wordt voor de gerechtigde enkel rekening gehouden met zijn inkomens;in dat geval wordt het in dit artikel bedoelde grensbedrag vastgesteld zonder rekening te houden met de echtgenoot of echtgenote en wordt het verhoogd met 48.975 frank per persoon ten laste die bij hem woont; b) wordt, voor de echtgenoot of echtgenote die zelf geen gerechtigde is, enkel rekening gehouden met zijn of haar eigen inkomens;in dat geval wordt het in dit artikel bedoelde inkomensgrensbedrag verhoogd met 48.975 frank per persoon ten laste die bij hem woont. 4. Het inkomensgrensbedrag dat in aanmerking moet worden genomen voor het jaar waarnaar de informatie verwijst die uitgaat van de Administratie der directe belastingen van het Ministerie van Financiën en die wordt bedoeld in artikel 6, 3, bestaat uit het rekenkundig gemiddelde van de twaalf maandelijkse grensbedragen die in de loop van dat jaar zijn vastgesteld rekening houdende met het in 1 vastgestelde basisgrensbedrag.

Art. 2.Om te bewijzen dat zij voldoen aan de in dit besluit gestelde voorwaarden, moeten de in artikel 1 bedoelde rechthebbenden : bewijzen dat zij één van de in artikel 37, 19 van voornoemde gecoördineerde wet bedoelde voordelen genieten, volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, gecoördineerd op 14 juli 1994. Deze modaliteiten kunnen worden aangepast ten behoeve van het krachtens dit artikel vereiste bewijs. een verklaring op erewoord onderschrijven, conform het model dat als bijlage 1 hierbij gaat of de afwijkende modellen die toegelaten zijn door de leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 3.De in artikel 93 van voornoemde gecoördineerde wet bedoelde gerechtigden die gedurende minder dan drie maanden niet meer in arbeidsongeschiktheid zijn als bedoeld in artikel 100 van de voornoemde gecoördineerde wet, worden zolang zij zich in een van de in artikel 6 bedoelde tijdvakken van toekenning bevinden, vrijgesteld van elke formaliteit om opnieuw de verhoogde tegemoetkoming te verkrijgen wanneer zij opnieuw invalide worden.

Voor de toekenning van het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming overeenkomstig de voorwaarden voorzien in dit besluit, worden de tijdvakken van schorsing van het tijdvak van invaliditeit, die bedoeld zijn in artikel 93, derde lid, van de voornoemde gecoördineerde wet, gelijkgesteld met een tijdvak waarover invaliditeitsuitkeringen worden genoten.

Art. 4.1. Aan de in artikel 2, bedoelde verklaring op erewoord moet het aanslagbiljet van de personenbelasting met eventuele bijlagen worden gehecht dat betrekking heeft op het aanslagjaar vóór het jaar waarin de verklaring is ingediend, of, als er geen is, het jongste aanslagbiljet met zijn eventuele bijlagen.

Als het gaat om gerechtigden die zijn bedoeld in artikel 32, eerste lid, 7° tot 12° van de voornoemde gecoördineerde wet, moet daarenboven aan de verklaring op erewoord hetzij het strookje van de assignatie of overschrijving, hetzij het uittreksel uit de bank- of postcheckrekening, hetzij een fotokopie of een eensluidend verklaard afschrift van één van die documenten gehecht worden die betrekking hebben op het maandelijks bedrag van het pensioen, van de rente of van de tegemoetkoming, dat betrekking heeft op de maand van de ondertekening van de verklaring op erewoord of op de voorafgaande maand.

Indien dat document het niet mogelijk maakt het belastbaar brutobedrag van het pensioen, van de rente of van de tegemoetkoming vast te stellen, moet het worden aangevuld met of vervangen door een geloofwaardig stuk waaruit dat bedrag blijkt.

Als de betrokkene in speciën wordt betaald, moet bij de verklaring op erewoord een getuigschrift worden gevoegd dat is uitgereikt door degene die het pensioen, de rente of de tegemoetkoming verschuldigd is. In dat getuigschrift moet, benevens de in het tweede lid bedoelde gegevens, de identificatie van de rechthebbende voorkomen. 2. De verzekeringsinstellingen mogen de verhoogde tegemoetkoming niet toekennen vooraleer te hebben nagegaan of de gezinsinkomens van de in artikel 1 bedoelde rechthebbenden beantwoorden aan de bepalingen van dit besluit. Dit nazicht dient te gebeuren in functie van het grensbedrag van het inkomen dat overeenstemt met de maand die vermeld is op het strookje van de assignatie of overschrijving, op het uittreksel uit de bank- of postcheckrekening of op de fotocopie of het voor eensluidend verklaard afschrift van één van die documenten.

Art. 5.1. Om vast te stellen of de inkomens van het gezin van één van de in artikel 1 bedoelde rechthebbenden aan de in dit besluit gestelde voorwaarden voldoen, wordt rekening gehouden met de belastbare bruto-inkomens van het gezin op het ogenblik van de ondertekening van de verklaring op erewoord.

Vorenbedoelde rechthebbenden dienen evenwel binnen dertig dagen hun verzekeringsinstelling in kennis te stellen van het verlies van een van de in artikel 37, 19 van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde voordelen en van elke wijziging die een verhoging van die inkomens tot gevolg heeft, met uitzondering van een wijziging van de informatiegegevens bedoeld bij artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor zover ze die wijziging aan het bevoegde gemeentebestuur hebben medegedeeld. De verzekeringsinstelling zal bestendig rekening houden met elke wijziging in de samenstelling van het gezin van die gerechtigden. Het recht op verhoogde tegemoetkoming moet dan opnieuw worden onderzocht aan de hand van die gegevens en eventueel worden ingetrokken de 1e dag van het tweede kwartaal na dat waarin één van de vorenbedoelde wijzigingen heeft plaatsgehad. Wanneer het recht op verhoogde tegemoetkoming is ingetrokken ingevolge een van die wijzigingen, dan kan de betrokken rechthebbende dat recht alleen maar opnieuw verkrijgen na ondertekening van een nieuwe verklaring op erewoord.

Onder belastbare bruto-inkomens dient te worden verstaan, het bedrag van de inkomens zoals ze zijn vastgesteld inzake inkomstenbelastingen, vóór elke aftrek of vermindering.

Nochtans, voor de vaststelling van de gezinsinkomens : a) wordt rekening gehouden met het geïndexeerd kadastraal inkomen van het woonhuis waarvoor de gerechtigde aanspraak kan maken op de forfaitaire aftrek van het woonhuis die van toepassing is inzake personenbelasting.Wordt evenwel vrijgesteld, een bedrag van 30.000 F, verhoogd met 5.000 F voor de samenwonende echtgenoot of de samenwonende niet beloonde persoon, bedoeld in artikel 1, 1, laatste lid, alsmede per persoon ten laste als bedoeld in artikel 32, tweede lid van de voornoemde gecoördineerde wet. Deze bedragen worden geïndexeerd op de wijze zoals geregeld door het artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992; b) moet onder bruto-inkomens uit roerende goederen worden verstaan, het bedrag zoals het is vastgesteld in artikel 22 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;c) wordt rekening gehouden met de bruto-inkomens die overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet bij vorenvermelde administratie worden aangegeven;d) wordt het bruto-bedrag van de beroepsinkomens die zijn bedoeld in artikel 23, 1, 1° tot 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, fictief vastgesteld op 100/80 van het verschil tussen de bruto-winsten of -baten en de desbetreffende beroepslasten;e) er wordt rekening gehouden met de pensioenen, renten, kapitalen, afkoopwaarden of spaartegoeden die aan de taks bedoeld in artikel 184 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen werden onderworpen.Die sommen worden in aanmerking genomen tot een beloop van de renten die uit de omzetting ervan, desgevallend in hoofde van de overlevende echtgenoot van de verzekeringnemer of pensioenspaarder, voortvloeien volgens de coëfficiënt die is vastgesteld in artikel 73 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en dit gedurende een periode van 10 jaar vanaf het jaar waarin het kapitaal, de afkoopwaarde of het spaartegoed is uitgekeerd.

Het brutobedrag betreffende de spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden die onderworpen werden aan de belasting, bedoeld in artikel 171, 1°, d. tot g., 2°, 4°, f. tot h., en in artikel 515bis, vijfde lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt in aanmerking genomen tot beloop van het bedrag van de rente die voortvloeit uit de omzetting ervan volgens de coëfficiënt die is vastgesteld in artikel 73 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en dit gedurende een periode van 10 jaar vanaf het jaar waarin het kapitaal of de afkoopwaarde is uitgekeerd; f) Wanneer de aanvrager of de personen die deel uitmaken van zijn gezin roerende of onroerende goederen om niet of onder bezwarende titel hebben vervreemd in de loop van de tien jaren vóór de datum waarop de verhoogde tegemoetkoming wordt aangevraagd, wordt een inkomen in rekening gebracht dat berekend wordt overeenkomstig artikel 7 van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden.Deze bepaling vindt evenwel geen toepassing wanneer de aanvrager bewijst dat hij de opbrengst van het afgestane goed heeft wederbelegd in een ander goed waarvan de inkomsten overeenkomstig dit artikel reeds in rekening zijn gebracht voor de berekening van het gezinsinkomen. 2. Voor wat betreft het beroepsinkomen en het vervangingsinkomen, worden de bedragen in aanmerking genomen die betrekking hebben op de maand tijdens dewelke de verklaring wordt gedaan, vermenigvuldigd met 12, verhoogd met het bedrag van alle andere voordelen die eraan verbonden zijn.

Art. 6.1. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5 en 7, bekomen de in artikel 1 bedoelde rechthebbenden die voldoen aan de in dit besluit gestelde voorwaarden de verhoogde tegemoetkoming gedurende een periode die begint de dag waarop de in artikel 2 vastgestelde verklaring op erewoord wordt ingediend bij de verzekeringsinstelling en die eindigt op 31 december van het derde jaar volgend op het jaar van de indiening. Indien de verklaring op erewoord echter wordt ingediend binnen dertig dagen vanaf de dag waarop de gerechtigde werkelijk de hoedanigheid verwerft van gepensioneerde, weduwnaar of weduwe, wees of invalide, wordt de verhoogde tegemoetkoming toegekend vanaf diezelfde dag.

Als de in artikel 37, 19 van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde rechthebbenden binnen dertig dagen na de toekenning van het betrokken voordeel, een verklaring op erewoord indienen, wordt hun, vanaf de dag van toekenning van het voordeel, insgelijks de verhoogde tegemoetkoming toegekend. 2. De Dienst voor administratieve controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering bezorgt de Administratie der directe belastingen van het Ministerie van Financiën de lijst van de personen aan wie de verhoogde tegemoetkoming werd toegekend.De identiteit en het identificatienummer van de sociale zekerheid van deze personen alsmede van hun gezinsleden worden haar elk jaar verstrekt door de verzekeringsinstellingen. 3. De Administratie der directe belastingen meldt aan de Dienst voor administratieve controle of de in 2 bedoelde personen al dan niet belastingplichtig zijn;in de eerste veronderstelling vermeldt ze het bedrag van het gezinsinkomen. Die informatie wordt verstrekt naargelang het ten kohiere brengen en in ieder geval vóór 31 juli van het derde jaar na dat waarin de verklaring op erewoord is ingediend. 4. Binnen drie maanden na de in 3 bedoelde datum, geeft de Dienst voor administratieve controle de verzekeringsinstellingen kennis van de in 3 bedoelde inlichtingen.Op basis van die inlichtingen onderzoeken de verzekeringsinstellingen of de betrokken rechthebbenden al dan niet recht hadden op het genot van de verhoogde tegemoetkoming gedurende het jaar waarop de voormelde inlichtingen betrekking hebben.

In de eerste hypothese, wordt het recht op de verhoogde tegemoetkoming verlengd voor een nieuwe periode van één jaar. Elk verlies van een van de betrokken voordelen, elke wijziging die leidt tot een verhoging van het inkomen, of elke wijziging die zich tijdens die nieuwe periode voordoet in de samenstelling van het gezin, dient echter binnen dertig dagen te worden medegedeeld. Indien, ingevolge die wijzigingen, het jaarbedrag van de belastbare bruto-inkomens van het gezin hoger ligt dan het inkomensplafond, van kracht op de datum van de wijziging, moet het recht worden ingetrokken zoals bedoeld in artikel 5, 1, tweede lid.

In de tweede hypothese wordt het voordeel van de verhoogde tegemoetkoming ingetrokken, behalve indien de rechthebbende door alle rechtsmiddelen aantoont dat het jaarbedrag van de belastbare bruto-inkomens van het gezin op de datum van het ontnemen van dit genot, lager ligt dan het inkomensplafond dat op het ogenblik toepasselijk is. Binnen de drie daarop volgende maanden, delen de verzekeringsinstellingen aan de Dienst voor administratieve controle, de getroffen beslissing mede. Bovendien kan, overeenkomstig artikel 168 van de voornoemde gecoördineerde wet, een administratieve sanctie worden opgelegd aan de rechthebbenden. Zij bestaat in een uitsluiting, beperkt tot 10.000 frank van het recht op de verzekerings-tegemoetkomingen in de kosten van geneeskundige verstrekkingen gedurende een periode die acht maanden niet mag overschrijden. De bepalingen van de hoofdstukken II, III en IV van het koninklijk besluit van 10 januari 1969 tot vaststelling van de administratieve sancties die toepasselijk zijn op de rechthebbenden van de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, zijn van toepassing op deze sanctie. Als de rechthebbende, in weerwil van de bepalingen van artikel 5, zijn verzekeringsinstelling niet van de opgetreden wijziging op de hoogte heeft gebracht, wordt, voor het jaar waarin de gestelde voorwaarden voor het recht op de verhoogde tegemoetkoming niet vervuld waren, de verhoogde tegemoetkoming echter ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 januari van het jaar waarin de wijziging is opgetreden. 5. De in de 3 en 4 bedoelde informatie wordt elk jaar vernieuwd.Het genot van de verhoogde tegemoetkoming wordt, naar gelang van het geval, behouden of ingetrokken onder de in 4 gestelde voorwaarden.

Art. 7.1. In afwijking van de voorgaande bepalingen van dit besluit worden de in artikel 37, 19, eerste lid, 1° en 2° van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde rechthebbenden, geacht de in het voormelde artikel 37, 1, tweede lid bedoelde inkomensvoorwaarden te voldoen, en bekomen zij en hun personen ten laste, de verhoogde tegemoetkoming onder de volgende voorwaarden : Het recht op de verhoogde tegemoetkoming wordt geopend en meteen behouden tot 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin het werd geopend, indien de betrokken rechthebbenden daartoe een aanvraag indienen bij hun verzekeringsinstelling en het bewijs leveren dat zij ofwel gedurende ten minste drie maanden ononderbroken recht hadden op één van de in artikel 37, 19, eerste lid, 1° en 2° van voornoemde wet bedoelde voordelen, ofwel, indien het bewijs van drie maanden ononderbroken recht niet kan geleverd worden, gedurende ten minste zes maanden in de loop van een periode van twaalf opeenvolgende kalendermaanden recht hadden op één van de vorenbedoelde voordelen.

De hier bedoelde opening van het recht op de verhoogde tegemoetkoming, wordt verleend vanaf de dag na het voormelde tijdvak van drie maanden of, desgevallend, vanaf de dag na het voornoemde tijdvak van zes maanden, indien de betrokken rechthebbende zijn aanvraag indient binnen de dertig dagen na één van die tijdvakken. Wordt de aanvraag ingediend na deze termijn van dertig dagen, dan wordt het recht op de verhoogde tegemoetkoming toegekend ten vroegste vanaf de datum van de aanvraag en wordt het recht behouden tot uiterlijk de einddatum van het behoud van het recht op de verhoogde tegemoetkoming die in aanmerking genomen wordt ingeval het recht geopend zou worden op de dag na het voormelde tijdvak van drie maanden, of, desgevallend, op de dag na het voornoemde tijdvak van zes maanden.

Het recht op de verhoogde tegemoetkoming, dat werd toegekend krachtens de zoëven vermelde voorwaarde, wordt telkens verder verlengd voor de duur van een kalenderjaar, indien de betrokken rechthebbenden het bewijs leveren dat zij gedurende ten minste zes maanden recht hadden op één van de voormelde voordelen in het tijdvak dat loopt van 1 oktober van het tweede jaar dat voorafgaat aan het voormelde kalenderjaar tot 30 september van het aan datzelfde kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande jaar.

Het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming kan voor het voormelde kalenderjaar eveneens verder worden toegekend, indien het bewijs wordt geleverd dat de betrokken rechthebbenden gedurende ten minste drie maanden ononderbroken recht hadden op één van de voormelde voordelen in het zoëven genoemde refertetijdvak. 2. In afwijking van de voorgaande bepalingen van dit besluit worden de in het artikel 37, 19, eerste lid, 3° en 4° van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde rechthebbenden, geacht de in het voormelde artikel 37, 1, tweede lid bedoelde inkomensvoorwaarden te voldoen, en bekomen zij en hun personen ten laste, de verhoogde tegemoetkoming onder de volgende voorwaarden : Het recht op de verhoogde tegemoetkoming wordt geopend en meteen behouden tot 31 december van het jaar dat volgt op dat waarin het werd geopend indien de betrokken rechthebbenden daartoe een aanvraag indienen bij hun verzekeringsinstelling en dat zij daarbij het bewijs leveren dat zij recht hebben op een in het voormelde artikel 37, 19, eerste lid, 3° en 4° bedoeld voordeel; De hier bedoelde opening van het recht op de verhoogde tegemoetkoming, wordt verleend vanaf de dag waarop het recht op het voormelde voordeel ingaat, indien de betrokken rechthebbende zijn aanvraag indient binnen de dertig dagen na die dag.Wordt de aanvraag ingediend na deze termijn van dertig dagen, dan wordt het recht op de verhoogde tegemoetkoming toegekend ten vroegste vanaf de datum van de aanvraag en wordt het recht behouden tot uiterlijk de einddatum van het behoud van het recht op de verhoogde tegemoetkoming die in aanmerking genomen wordt ingeval het recht geopend zou worden op de dag waarop het recht op het voormelde voordeel ingaat.

Het recht op de verhoogde tegemoetkoming, dat werd toegekend krachtens de zoëven vermelde voorwaarden, wordt telkens verder verlengd voor de duur van een kalenderjaar, indien de betrokken rechthebbende het bewijs levert dat hij nog recht had op het voormelde voordeel op een bepaald moment in het tijdvak dat loopt van 1 oktober van het tweede jaar dat voorafgaat aan het voormelde kalenderjaar tot 30 september van het aan datzelfde kalenderjaar onmiddellijk voorafgaande jaar. 3. Het bewijs van het genot van de voormelde voordelen wordt geleverd volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de voornoemde gecoördineerde wet.Deze modaliteiten kunnen worden aangepast ten behoeve van het krachtens dit artikel vereiste bewijs.

Art. 8.1. De weduwnaars en weduwen van gerechtigden bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, 7° tot 11° en 93 van de voornoemde gecoördineerde wet, die, overeenkomstig artikel 32, eerste lid, 1° tot 6° van genoemde wet, zelf geen gerechtigden zijn, en die de verhoogde tegemoetkoming genoten als persoon ten laste van deze gerechtigden, behouden dit recht gedurende een periode van zes maanden volgend op het overlijden van hun echtgenoot;zij kunnen verder de verhoogde tegemoetkoming genieten indien zij voldoen aan de in dit besluit vastgestelde gewone voorwaarden. 2. De weduwnaars en weduwen van gerechtigden bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, 1° en 3°, 5° of 6° en 87 van de voornoemde gecoördineerde wet, die zelf geen gerechtigden zijn overeenkomstig artikel 32, eerste lid, 1° tot 6° van genoemde wet, hebben recht op de verhoogde tegemoetkoming gedurende een periode van zes maanden volgend op het overlijden van hun echtgenoot of echtgenote;na verloop van deze periode kunnen zij verder de verhoogde tegemoetkoming genieten indien zij voldoen aan de in dit besluit vastgestelde gewone voorwaarden.

Art. 9.De vroedvrouwen en de paramedische medewerkers die niet zijn toegetreden tot de in artikel 49, 5, derde lid van de voornoemde gecoördineerde wet bedoelde overeenkomsten, mogen in geen geval aan de in dit besluit bedoelde rechthebbenden alsmede aan de personen te hunnen laste, hogere honoraria of prijzen aanrekenen dan die welke in die overeenkomsten zijn vastgesteld.

Art. 10.De Dienst voor administratieve controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering mag wijzigingen aanbrengen in de bijlage die is bedoeld in artikel 2.

Art. 11.1. Het recht op de verhoogde tegemoetkoming van de gerechtigden die op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit dat voordeel genoten, zal vóór 1 juli 2000 opnieuw worden onderzocht volgens een procedure die na advies van het Comité van de Dienst voor administratieve controle wordt vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken. In deze procedure zal tevens voorzien worden vanaf welke datum en onder welke voorwaarden het recht op de verhoogde tegemoetkoming wordt ingetrokken, indien uit de voormelde procedure blijkt dat de toekenningsvoorwaarden niet meer vervuld zijn. 2. In afwijking van 1 behouden de gerechtigden die op de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit de verhoogde tegemoetkoming genieten en op die datum de leeftijd van vijfenzeventig jaar hebben bereikt, het recht daarop onder de op 30 juni 1997 geldende inkomensvoorwaarden.3. In afwachting van de vaststelling van de vereiste bewijsmodaliteiten in toepassing van artikel 7, 3, kan voor de rechthebbenden bedoeld in artikel 7 het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming worden geopend overeenkomstig bewijsmodaliteiten inzake het recht op de in dat artikel bedoelde voordelen, vastgesteld door de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, na advies van de Dienst voor administratieve controle van dat instituut; in de bewijsmodaliteiten vastgesteld door de Dienst voor geneeskundige verzorging kan ondermeer voorzien worden dat het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming wordt geopend louter op grond van de bewijsmodaliteiten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de voornoemde gecoördineerde wet.

Art. 12.Het koninklijk besluit van 1 april 1981 ter bepaling van het jaarbedrag van de inkomsten welke bedoeld zijn in artikel 37, 1, 2 en 4, en tot uitvoering van artikel 49, 5, derde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt opgeheven.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997.

Art. 14.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 augustus 1997.

ALBERT Van Koningswege :De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN Bijlage I Identificering van de V.I. Rechthebbende : Naam : Hoofdverblijfplaats : Identificatienummer sociale zekerheid : Als invalide erkend sedert : - onder nr. : Inschrijvingsnummer : Verklaring op erewoord (4) Ik verklaar dat de belastbare jaarlijkse bruto-inkomsten van mijn gezin de volgende zijn : (1) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ik geef mijn verzekeringsinstelling en de met de controle belaste organen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de toestemming om mijn bruto belastbare inkomens bij de Administratie der directe belastingen na te gaan.

Ik verbind mij ertoe mijn verzekeringsinstelling elke wijziging (inkomens, enz.) mee te delen die mijn recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming in het gedrang zou kunnen brengen, met uitzondering van een wijziging aan de samenstelling van het gezin.

Ik bevestig hierbij geen aanslagbiljet betreffende de personenbelasting meer te ontvangen (deze vermelding schrappen wanneer wel een aanslagbiljet betreffende de personenbelasting werd ontvangen).

Wetende dat een valse of onvolledige verklaring aanleiding kan geven tot boetes of gevangenisstraffen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met de subsidies, vergoedingen en toelagen van welke aard ook die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn; wetende dat een valse of onvolledige verklaring of het gebruik ervan aanleiding kan geven tot het toepassen van een administratieve sanctie, namelijk uitsluiting van het recht op prestaties van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, (uitkeringen en/of geneeskundige verstrekkingen) bevestig ik op mijn erewoord dat deze verklaring oprecht en volledig is.

Datum : Handtekening van de gerechtigde (3) : Handtekening van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende, niet beloonde persoon (3) : Handtekening van de personen ten laste (3) : Belangrijke opmerking : Bij deze verklaring moeten worden gevoegd : 1. het recentste assignatiestrookje of het recentste betalingsbewijs van alle toegekende pensioenen, renten of toelagen;2. het aanslagbiljet betreffende de personenbelasting met eventuele bijlagen dat betrekking heeft op de inkomens van het tweede jaar vóór dat waarin deze verklaring wordt ingediend, of bij ontstentenis daarvan, het recentste aanslagbiljet met zijn eventuele bijlagen. Verklaring aangaande het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, het bestaansminimum of bepaalde geldelijke steun van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een tegemoetkoming voor gehandicapten.

Ik verklaar recht op één of meer van volgende voordelen te hebben of gehad te hebben (schrappen wat niet past en vermelding van het tijdvak van recht, met begindatum en, desgevallend, einddatum) : - het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of de rentebijslag in het kader van de reglementering aangaande het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, voor de periode... - het bestaansminimum, voor de periode... - steun verleend door het O.C.M.W., die geheel of gedeeltelijk ten laste wordt genomen door de staat op grond van de artikelen 4 en 5 van de wet van 2 april 1965 (steun gelijkwaardig aan het bestaansminimum), voor de periode ... - tegemoetkoming voor gehandicapten (wet 27 februari 1987), voor de periode...

Wetende dat een valse of onvolledige verklaring aanleiding kan geven tot boetes of gevangenisstraffen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met de subsidies, vergoedingen en toelagen van welke aard ook die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn; wetende dat een valse of onvolledige verklaring of het gebruik ervan aanleiding kan geven tot het toepassen van een administratieve sanctie, namelijk uitsluitng van het recht op prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, bevestig ik op mijn erewoord dat deze verklaring oprecht en volledig is.

Datum : Handtekening van de rechthebbende op de voormelde voordelen : Bestemd voor het ziekenfonds Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Instructies (1) Het gaat, wat de belastbare inkomens betreft, om de inkomens waarover U momenteel beschikt (op de wijze zoals voorzien in het koninklijk besluit aangaande de inkomensvoorwaarden) en die moeten aangegeven worden bij de Administratie der direkte belastingen, vóór elke aftrek of elke vermindering uitgevoerd door deze Administratie. Wat de beroepsinkomens en de vervangingsinkomens betreft (pensioen, brugpensioen, rente, uitkering, toelage, wachtgeld, ...) zijn de bedragen die in aanmerking worden genomen de bedragen, die betrekking hebben op de maand van de verklaring, vermenigvuldigd met 12, en vermeerderd met alle andere voordelen die ermee verbonden zijn (vakantiegeld, welvaartspremie,...).

Wat de beroepsinkomens van de zelfstandigen betreft, wordt het verschil tussen de brutowinsten of baten en de beroepslasten vermenigvuldigd met 100/80 (2) a) Op sommige assignaties zijn alleen maar de netto-bedragen vermeld : het zijn de bruto belastbare bedragen die moeten aangegeven worden.b) Als verschillende pensioenen of renten worden betaald, moeten de belastbare brutobedragen ervan afzonderlijk worden vermeld.(3) Dit document moet eigenhandig door de aangever of aangeefster of door de wettelijke vertegenwoordiger worden ondertekend. (4) Indien U het recht op verhoogde tegemoetkoming aanvraagt op basis van het feit dat U recht heeft op het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of op basis van het feit dat U het recht op rentebijslag behoudt in het kader van de reglementering aangaande het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, of indien U het recht op de verhoogde tegemoetkoming aanvraagt op basis van het ononderbroken (gedurende tenminste drie maanden) recht op het bestaansminimum of op de steun van het O.C.M.W. die daaraan gelijkwaardig is of op basis van het recht op een tegemoetkoming voor gehandicapten, dient U de verklaring aangaande uw inkomsten (eerste tabel) niet in te vullen. U vult dan enkel de "verklaring aangaande het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, het bestaansminimum of bepaalde geldelijke steun vanwege het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn" in.

De aangever of aangeefster moet vóór zijn of haar handtekening de vermelding "Gelezen en goedgekeurd" schrijven indien hij of zij de verklaring niet eigenhandig heeft ingevuld.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^