Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 30 juni 2010
gepubliceerd op 01 juli 2010

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2010022309
pub.
01/07/2010
prom.
30/06/2010
ELI
eli/besluit/2010/06/30/2010022309/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JUNI 2010. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 32, gewijzigd bij de wet van 26 maart 2007, en artikel 37, § 12, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 19 december 2008;

Gelet op het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 19 mei 2010;

Gelet op het voorstel van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 31 mei 2010;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 juni 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 29 juni 2010;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

In overweging nemend dat, zowel in het belang van het personeel van de betrokken instellingen als in het belang van een goed beheer, de voorziene maatregelen van dit besluit dwingend in voege moeten treden vanaf 1 juli 2010, wat de start markeert van een nieuwe referentieperiode, Besluit :

Artikel 1.Artikel 3, § 2, van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 februari 2005, 16 februari 2007 en 4 juli 2008, wordt gewijzigd als volgt : 1° punt a), tweede streep, wordt vervangen als volgt : « 5,2 leden van het verzorgend personeel »;2° punt b), tweede streep, wordt vervangen als volgt : « 6,2 leden van het verzorgend personeel »;3° punt c), tweede streep, wordt vervangen als volgt : « 6,7 leden van het verzorgend personeel ».

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen door het ministerieel besluit van 4 juli 2008 en gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 2 maart 2009 en 4 mei 2010, wordt aangevuld als volgt : « m) Deel Z3 : de bijkomende financiering van de zorgafhankelijkheidscategorie A tussen 1 januari 2010 en 31 december 2011; n) Deel Z4 : de financiering van de verhoging van de norm in RVT tussen 1 juli 2010 en 31 december 2011.»

Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen door het ministerieel besluit van 10 maart 2008 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 10 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.De financiering van het genormeerde personeel zoals bedoeld in de artikelen 2, 3 en 5, dekt de loonkost die voor elke personeelskwalificatie is samengesteld uit : a) het bruto maandloon;b) de onregelmatige prestaties (13,74 % op het brutomaandloon van de verpleegkundigen en de leden van het verzorgend personeel en 0,74 % op het bruto maandloon van de leden van het personeel voor reactivering);c) het dubbel vakantiegeld (92 % van het brutomaandloon, inclusief de onregelmatige prestaties en de haard- en standplaatstoelage); d) de eindejaarspremie (vast bedrag + 2.5 % op brutomaandloon, verhoogd met haard- en standplaatstoelage); e) de patronale lasten volgens de bedragen die van toepassing zijn in de private sector (forfaitair 34,67 %);f) de jaarlijkse premies van 164,20 en 13,98 euro;g) de jaarlijkse attractiviteitspremie (549,84 euro);h) twee bijkomende dagen verlof;i) een tussenkomst in de arbeidsongevallenverzekering (0,91 % van het brutojaarsalaris);j) een tussenkomst in de kost voor sociaal secretariaat (214,53 euro per jaar per voltijds equivalent);k) een tussenkomst in de kost voor interbedrijfs-geneeskundige dienst (107,09 euro per jaar per voltijds equivalent);l) een tussenkomst in de kost voor verplaatsing van en naar het werk (303,07 euro per jaar per voltijds equivalent);m) een tussenkomst in de kost voor beroepskledij (276 euro per jaar per voltijds equivalent);n) de haard en standplaatstoelage.»

Art. 4.§ 1. Artikel 13, §§ 2 tot 5, van hetzelfde besluit, vervangen door het ministerieel besluit van 10 december 2009, wordt vervangen als volgt : « § 2. De loonkost voor een voltijds equivalent gegradueerde verpleegkundige (A1) bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen in de inrichting : a) kleiner is dan 4 jaar : 48.890,56 euro; b) vanaf 4 jaar en kleiner dan 6 jaar : 52.738 euro; c) vanaf 6 jaar en kleiner dan 8 jaar : 56.644,85 euro; d) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 58.201,01 euro; e) vanaf 12 jaar en kleiner dan 14 jaar : 60.221,45 euro; f) vanaf 14 jaar en kleiner dan 16 jaar : 61.567,11 euro; g) vanaf 16 jaar : 66.925,74 euro. § 3. De loonkost voor een voltijds equivalent verpleegkundige A2 of ziekenhuisassistent bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen en ziekenhuisassistenten in de inrichting : a) kleiner is dan 4 jaar : 44.987,06 euro; b) vanaf 4 jaar en kleiner dan 6 jaar : 48.120,68 euro; c) vanaf 6 jaar en kleiner dan 8 jaar : 51.577,81 euro; d) vanaf 8 jaar en kleiner dan 12 jaar : 53.105,02 euro; e) vanaf 12 jaar en kleiner dan 14 jaar : 55.105,65 euro; f) vanaf 14 jaar en kleiner dan 16 jaar : 56.437,07 euro; g) vanaf 16 jaar : 57.775,76 euro. § 4. De loonkost voor een voltijds equivalent verzorgende bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verzorgenden in de inrichting : a) kleiner is dan 4 jaar : 42.856,43 euro; b) vanaf 4 jaar en kleiner dan 6 jaar : 43.363,83 euro; c) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 44.031,31 euro; d) vanaf 10 jaar en kleiner dan 12 jaar : 45.607,76 euro; e) vanaf 12 jaar : 46.323,94 euro. § 5. De loonkost voor een voltijds equivalent personeelslid voor reactivering en voor een kinesitherapeut, een ergotherapeut of een logopedist bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle leden van dit personeel in de inrichting : a) kleiner is dan 4 jaar : 43.764,31 euro; b) vanaf 4 jaar en kleiner dan 6 jaar : 47.174,74 euro; c) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 50.643,10 euro; d) vanaf 10 jaar en kleiner dan 12 jaar : 52.023,34 euro; e) vanaf 12 jaar : 53.817,56 euro. » § 2. Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 oktober 2004, 28 februari 2005, 16 februari 2007, 10 maart 2008 en 10 december 2009, wordt aangevuld door een § 7 luidende : « § 7. Tussen 1 juli en 31 december 2010, worden de bedragen bedoeld in §§ 2, 3 en 4 verhoogd met een inhaalbedrag van : 1° voor de bedragen bedoeld in § 2 : a) 195,19 euro;b) 211,83 euro;c) 228,53 euro;d) 235,23 euro;e) 243,84 euro;f) 249,58 euro;g) 272,23 euro;2° voor de bedragen bedoeld in § 3 : a) 177,52 euro;b) 191,52 euro;c) 206,52 euro;d) 213,22 euro;e) 221,83 euro;f) 227,57 euro;g) 233,31 euro;3° voor de bedragen bedoeld in § 4 : a) 166,16 euro;b) 169,12 euro;c) 172,07 euro;d) 179,33 euro;e) 182,88 euro. Dit inhaalbedrag wordt enkel gefinancierd aan de inrichtingen die vanaf 1 januari 2010 de voordelen zoals bedoeld in artikel 30, 7°, toekennen aan hun verpleegkundig personeel en verzorgingspersoneel. »

Art. 5.Hoofdstuk III van hetzelfde besluit, aangevuld bij ministeriële besluiten van 10 maart 2008, 4 juli 2008 en 10 december 2009, wordt aangevuld als volgt : « Sectie 13 : Deel Z4 : de financiering van de verhoging van de norm van RVT tussen 1 juli 2010 en 31 december 2011.

Art. 29septies.Voor de periode van 1 juli 2010 tot 31 december 2011 bedraagt de bijkomende financiering per rechthebbende en per dag : [(0,70 euro * gemiddeld aantal patiënten in afhankelijkheidscategorieën B, C en Cd in RVT tijdens de referentieperiode)/gemiddeld aantal patiënten tijdens de referentieperiode]. »

Art. 6.Artikel 30 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 28 februari 2005, 16 februari 2007 en 2 maart 2009, wordt aangevuld als volgt : « 7° aan het verplegend personeel en het verzorgingspersoneel minstens de volgende toeslagen toekennen : a) voor de gepresteerde uren tussen 19 u.en 20 u., pro rata de effectief gepresteerde uren tijdens deze uurperiode : - voor het personeel dat wordt betaald volgens het zogenaamde regime « per prestatie » : 20 % van het barema-uurloon ongeacht de dag van de week aangezien de toeslag op zaterdag, zon- en feestdagen van toepassing is indien voordeliger dan de 20 %; - voor het personeel dat forfaitair betaald wordt (11 %) : de toeslag voor het nachtuurloon toegevoegd aan het basisbarema van 111 %, ongeacht de dag van de week, inclusief zaterdag en zon- en feestdagen; b) de gepresteerde uren tussen 20 u.en 6 u. worden beschouwd als nachturen en als dusdanig betaald, volgens de geldende voorwaarden op 31 december 2009, zowel voor de week als voor de zaterdagen, zondagen en feestdagen. Bovendien worden alle uren of fractie ervan van een prestatie die mindernacht overschrijdt, beschouwd en betaald als nachturen zelfs indien de prestatie start voor 20 u. of eindigt na 6 u.

De akkoorden of gebruiken die betere voorwaarden bepalen, blijven van toepassing ook wat betreft de andere personeelscategorieën. »

Art. 7.Artikel 42 van hetzelfde besluit, vervangen bij ministerieel besluit van 10 maart 2008, wordt vervangen als volgt : «

Art. 42.De in dit besluit vermelde bedragen, met uitzondering van het bedrag bedoeld in artikelen 13, § 7, en 41, tweede lid, worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 109,45 in de basis 1996 = 100 (met uitzondering van de bedragen bedoeld in artikelen 7 en 13, die aan het spilindexcijfer 110,51 in de basis 2004 = 100 worden gekoppeld), en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. »

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2010.

Brussel, 30 juni 2010.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX

^