gepubliceerd op 29 januari 1998
Wet tot reorganisatie van de gezondheidszorg
10 DECEMBER 1997. Wet tot reorganisatie van de gezondheidszorg (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.De titel van het hoofdstuk IIbis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, wordt als volgt gewijzigd : « Hoofdstuk IIbis : Bijzondere bekwamingen, bijzondere titels, aanbodbeheersing en einde-loopbaan, evaluatie, structuur en organisatie van de praktijk, organen ». HOOFDSTUK II Maatregelen betreffende de einde-loopbaanproblematiek
Art. 3.Artikel 35decies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd door artikel 171 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 35decies.De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg in het bij deze wet opgerichte Overlegcomité, bij toepassing van artikel 77bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, regels betreffende de einde-loopbaan voor de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars. »
Art. 4.In titel III, hoofdstuk V, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, onder een afdeling XIX (nieuw) met als opschrift : « afdeling XIX : Maatregelen om het aanbod te beheersen van de door de verplichte verzekering ten laste genomen verzorging », wordt een artikel 77bis ingevoegd luidend als volgt : «
Art. 77bis.De Koning stelt bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijke voordracht van de Ministers die respectievelijk Sociale Zaken en Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, en na advies van de betrokken overeenkomsten- of akkoordencommissie, bedoeld in artikel 26, voor de zorgverleners die Hij bepaalt, maatregelen vast met het oog op de beperking van hun activiteit, in het kader van deze wet, op het einde van hun loopbaan.
De Koning bepaalt volgens de hiervoren bedoelde procedure wat onder einde-loopbaan moet worden verstaan.
De in het vorige lid bedoelde maatregelen kunnen voor de zorgverleners bestaan uit voordelen of beperkingen van hun rechten en voordelen voortvloeiend uit deze wet; ze mogen in geen geval uitwerking hebben vóór het jaar 2004. » HOOFDSTUK III. - Evaluatie van de praktijk
Art. 5.Artikel 35undecies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, ingevoegd door artikel 172 van bovengenoemde wet van 29 april 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 35undecies.De Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en op de gezamenlijke voordracht van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg in het Overlegcomité : 1° bepaalt de regels en de modaliteiten inzake de evaluatie, onder andere via een systeem van « peerreview », van de praktijk en van het onderhouden van de professionele bekwaming van de individuele beoefenaars bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22;2° duidt de structuren aan die de evaluatie van de praktijk en van het onderhouden van de professionele bekwaming organiseren of begeleiden en bepaalt de algemene regels van de werking ervan.» HOOFDSTUK IV. - Structuur en organisatie van de praktijk
Art. 6.Artikel 35duodecies van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd door artikel 173 van bovengenoemde wet van 29 april 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 35duodecies.De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regels met betrekking tot de structuur en de organisatie van de praktijk van de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars.
Deze regels hebben geen betrekking op het stellen van de diagnose, de keuze, het instellen van de behandeling en de uitvoering ervan.
Onder structuur en organisatie van de praktijk wordt inzonderheid verstaan : de organisatie en het beheer van het algemeen medisch dossier; de organisatie en, in voorkomend geval, de erkenningscriteria van de groepspraktijk en van diverse samenwerkingsverbanden; de rolomschrijving van en taakafspraken tussen huisartsen en specialisten. » HOOFDSTUK V. - Organen
Art. 7.Een artikel 35terdecies wordt ingevoegd in hetzelfde koninklijk besluit : «
Art. 35terdecies.De Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Volksgezondheid en van de Minister van Sociale Zaken : 1° richt « een Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen » op, dewelke kan bestaan uit afdelingen met betrekking tot elk van de in artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 van het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 vermelde beroepen; 2° bepaalt de samenstelling ervan.De medische afdeling ervan wordt als volgt samengesteld : de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Sociale Zaken, de representatieve beroepsverenigingen, de verzekeringsinstellingen, de universiteiten en de wetenschappelijke verenigingen; 3° bepaalt de opdrachten ervan, welke er inzonderheid in bestaan advies te verstrekken met betrekking tot de kwaliteit, evaluatie en organisatie van de medische of paramedische praktijk van de beoefenaars van de in artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars;en stelt meer bepaald aanbevelingen voor goede praktijkvoering op. Op eigen initiatief of op vraag van de bevoegde minister, of het desbetreffend Overlegcomité, zoals bepaald in artikel 8, formuleert de betreffende afdeling voorstellen of adviezen onder meer inzake kwaliteit van de zorgverlening, niet de organisatie van de zorgverlening, en taakafspraken tussen de beoefenaars onderling; 4° bepaalt de werking ervan.Vooraleer er door de geëigende organen definitieve beslissingen genomen worden desaangaande, alsmede met betrekking tot de in het 3e beoogde materies dient voorafgaandelijk overleg georganiseerd in het geëigend overlegcomité, opgericht bij deze wet.
Op voorstel van de bevoegde minister kunnen verschillende afdelingen samen vergaderen. »
Art. 8.De Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Volksgezondheid en van de Minister van Sociale Zaken : 1° richt Overlegcomités op voor de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21bis, 21quater en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars;2° bepaalt de samenstelling ervan.De Minister van Volksgezondheid, de Minister van Sociale Zaken, de representatieve beroepsverenigingen, de verzekeringsinstellingen zijn erin vertegenwoordigd; 3° bepaalt de werking en de opdrachten ervan, welke inzonderheid betrekking hebben op de beheersing van het aanbod van de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars, de evaluatie, de structuur en de organisatie van de medische praktijk. HOOFDSTUK VI. - Accreditering
Art. 9.Een artikel 36bis, luidend als volgt, wordt in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 1 juli 1994, ingevoegd : «
Art. 36bis.§ 1. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijke voordracht van de Ministers die respectievelijk Sociale Zaken en Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, de voorwaarden en de procedure overeenkomstig dewelke een regeling inzake accreditering van sommige geneesheren wordt ingesteld.
Het bedoelde besluit wordt genomen op voorstel van de nationale Commissie Geneesheren-Ziekenfondsen. De Ministers kunnen de termijn bepalen waarbinnen de Commissie een voorstel kan doen. Indien dat voorstel niet binnen de termijn wordt gedaan of indien de Ministers zich er niet bij kunnen aansluiten, kunnen zij een eigen voorstel aan de Commissie voorleggen. De Commissie geeft dan advies over dat voorstel binnen de door de Ministers bepaalde termijn. Na het verstrijken van die termijn kan dan over het besluit, in voorkomend geval aangepast aan het advies van de Commissie, beraadslaagd worden in de Ministerraad.
De accreditering impliceert het voldoen aan bepaalde kwaliteitsvereisten, waaronder : - een systeem van continue opleiding; - de kwaliteitscontrole door ambtsgenoten (« peerreview ») georganiseerd in het kader van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies; - de optimale organisatie van de medische praktijk georganiseerd in hetzelfde koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967.
De Koning stelt, volgens de hiervoren bedoelde procedure, tevens de organen vast die instaan voor de organisatie van de accreditering, alsmede hun samenstelling en werkingsregels. § 2. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijke voordracht van de Ministers die respectievelijk Sociale Zaken en Volksgezondheid onder hun bevoegdheid hebben, en op voorstel van de betrokken akkoorden- of overeenkomstencommissie bedoeld in artikel 26, een regeling inzake accreditering uitwerken voor de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 van hetzelfde koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 bedoelde beroepsbeoefenaars. »
Art. 10.§ 1. In artikel 50, § 6, zesde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 20 december 1995, worden de woorden « tussen geneesheren en ziekenfondsen » en « medische » evenals de zinsnede « onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in de vorenbedoelde akkoorden » geschrapt. § 2. Artikel 50, § 11, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin : « Hij kan tevens het bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming vaststellen bedoeld in § 6, zesde lid. »
Art. 11.Artikel 51, § 1, zesde lid, 2° eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin : « Bedoeld document stelt tevens het bedrag vast van de forfaitaire tegemoetkoming bedoeld in artikel 50, § 6, zesde lid. » HOOFDSTUK VII Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging
Art. 12.Artikel 21, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Drie Regeringscommissarissen, die de Koning benoemt, op voordracht van de Minister die Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, respectievelijk de Minister die de Begroting onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, wonen de vergaderingen van dit comité bij ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 10 december 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld