Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 juni 1997
gepubliceerd op 19 september 1997

Koninklijk besluit betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012552
pub.
19/09/1997
prom.
17/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/17/1997012552/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JUNI 1997. Koninklijk besluit betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op de negende bijzondere richtlijn 92/58/EEG van 24 juni 1992 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de minimumvoorschriften voor de veiligheids- en/of gezondheidssignalering op het werk;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, inzonderheid op artikel 28bis § 2, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1992, op artikel 36, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 januari 1971 en 19 september 1980, op de artikelen 41ter, 44quater en 44septies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juni 1993, op artikel 52.5.11., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1968, 19 september 1980 en 10 juli 1992, op de artikelen 52.9.2. en 52.10.2., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1968, op artikel 54 quinquies, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, op artikel 86, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 1982, op artikel 222, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 maart 1967 en 19 september 1980, op artikel 254, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, op de artikelen 286 en 289, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 18 augustus 1948 en het koninklijk besluit van 19 september 1980, op artikel 348, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, op artikel 434.8.1., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 1976 en 19 september 1980, op de artikelen 610, 632 en 652, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, op artikel 654, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1953 en 19 september 1980 en op artikel 655, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 oktober 1970 en 20 september 1974;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakt handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan in vaste ongekoelde houders, inzonderheid op artikel 20.1., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 september 1976 en 19 september 1980;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk;

Gelet op het advies van 18 maart 1994 van de Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de in de aanhef vermelde richtlijn diende omgezet te zijn in Belgisch recht uiterlijk op 24 juni 1994; dat het dringend noodzakelijk is zonder uitstel de nodige maatregelen te nemen om te vermijden dat de aansprakelijkheid van de Belgische Staat zou in het gedrang komen;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de werkgevers, de werknemers en de personen, zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. § 2. Het is niet van toepassing op : 1° de signalering voorgeschreven voor het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen en preparaten, produkten en uitrusting;2° de signalering gebruikt voor het weg- en spoorwegverkeer, de binnen- en zeescheepvaart en het luchtverkeer.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « veiligheids- of gezondheidssignalering » : een signalering die, toegepast op een bepaald object, een bepaalde activiteit, een bepaalde situatie of een bepaalde handelswijze, door middel van - al naar gelang van het geval - een bord, een kleur, een lichtsignaal, een akoestisch signaal, een mondelinge mededeling of een hand- of armsein, een aanwijzing of een voorschrift verstrekt met betrekking tot de veiligheid of de gezondheid op het werk;2° « verbodssignaal » : een signaal dat een handelswijze, waardoor gevaar zou kunnen worden gelopen of gevaar zou kunnen ontstaan, verbiedt;3° « waarschuwingssignaal » : een signaal dat voor een risico of een gevaar waarschuwt;4° « gebodssignaal » : een signaal dat een bepaalde handelswijze voorschrijft;5° « reddings- of hulpsignaal » : een signaal dat aanwijzingen geeft met betrekking tot nooduitgangen of hulp- of reddingsmiddelen;6° « aanwijzingssignaal » : een signaal dat andere aanwijzingen geeft dan die bedoeld onder 2° tot 5°;7° « bord » : een signaal dat door de combinatie van een geometrische vorm, kleuren en een symbool of een pictogram een bepaalde aanwijzing verstrekt en waarvan de zichtbaarheid van het bord wordt gegarandeerd door een voldoende sterke verlichting;8° « aanvullend bord » : een bord dat samen met een onder 7° genoemd bord wordt gebruikt en dat aanvullende aanwijzingen verstrekt;9° « veiligheidskleur » : een kleur waaraan een bepaalde betekenis is toegekend;10° « symbool of pictogram » : een afbeelding die een situatie beschrijft of een bepaalde handelswijze voorschrijft en die wordt aangebracht op een bord of een verlicht oppervlak;11° « lichtsignaal » : een signaal, uitgezonden door een inrichting bestaande uit doorzichtig of doorschijnend materiaal dat van binnen uit of van achteren wordt verlicht, zodat een lichtgevend oppervlak wordt waargenomen;12° « akoestisch signaal » : een gecodeerd geluidssignaal, uitgezonden en verspreid door een daartoe ontworpen inrichting, zonder gebruikmaking van de menselijke stem of van spraaksynthese;13° « mondelinge mededeling » : een overeengekomen mondelinge boodschap, met gebruikmaking van de menselijke stem of van spraaksynthese;14° « hand- of armsein » : een beweging of stand van de armen of handen in gecodeerde vorm, bedoeld om aanwijzingen te geven aan personen die handelingen verrichten waarbij risico of gevaar voor werknemers bestaat; 15° "A.R.A.B. »: het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947; 16° « etikettering » : de etikettering zoals omschreven in arti- kel 723bis van het A.R.A.B., het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu en het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan.

Art. 3.Onverminderd de bepalingen van artikel 28ter van het A.R.A.B. neemt de werkgever de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de werknemers, wat de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk betreft, een passende opleiding krijgen, inzonderheid in de vorm van nauwkeurige instructies.

De in vorig lid bedoelde opleiding heeft in het bijzonder betrekking op de betekenis van de signalering, inzonderheid wanneer daarbij woorden worden gebruikt, en op de te volgen algemene en specifieke handelswijzen.

Art. 4.Onverminderd de bepalingen van artikel 28quater van het A.R.A.B. zorgt de werkgever ervoor dat de werknemers geïnformeerd worden over alle, betreffende de veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk, te nemen maatregelen.

Art. 5.De veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk mag alleen gebruikt worden voor het overbrengen van boodschappen of informatie, bedoeld in dit besluit.

Art. 6.§ 1. Uitgezonderd in de omstandigheden bedoeld in § 3, wordt de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk op de volgende wijzen uitgevoerd : 1° op permanente wijze : a) de signalering met betrekking tot een verbod, een waarschuwing en een gebod, alsmede de signalering met betrekking tot de lokalisatie en de identificatie van reddings- of hulpmiddelen, door middel van borden die overeenstemmen met de voorschriften van de bijlagen I, II en VI van dit besluit;b) de signalering voor de lokalisatie en identificatie van het materieel en de uitrusting voor brandbestrijding, door middel van borden of de veiligheidskleur die overeenstemmen met de voorschriften van de bijlagen I, II en IV van dit besluit;c) de signalering op recipiënten en leidingen, overeenkomstig de voorschriften van artikel 10 en van de bijlagen I en III van dit besluit;d) de signalering van het gevaar door stoten tegen obstakels, door vallende voorwerpen of voor vallen van personen, door middel van banden of borden die overeenstemmen met de voorschriften van de bijlagen I, II en V van dit besluit;e) de markering van verkeerswegen overeenkomstig de voorschriften van de bijlagen I en V van dit besluit;2° op occasionele wijze : a) de signalering van gevaarlijke gebeurtenissen, de oproep van personen voor een specifieke actie, alsmede de dringende evacuatie van personen, door middel van een lichtsignaal, een akoestisch signaal of een mondelinge mededeling die overeenstemmen met de voorschriften van de bijlagen I, VI, VII en VIII van dit besluit en rekening houdend met de mogelijkheden tot vrije keuze bedoeld in artikel 8 en tot gelijktijdig gebruik bedoeld in artikel 9;b) het leiden van personen, die handelingen verrichten waarbij een risico of een gevaar bestaat, door middel van hand- of armseinen of mondelinge mededelingen die overeenstemmen met de voorschriften van de bijlagen I, VIII en IX van dit besluit. § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 kan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid aan werkgevers of categorieën van werkgevers de toestemming verlenen de maatregelen met betrekking tot de bijlagen VI, VII, VIII, punt 2, en IX, punt 3, van dit besluit, te vervangen door alternatieve maatregelen die hetzelfde beschermingsniveau garanderen.

De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt verleend op advies van de Administratie van de arbeidsveiligheid of van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde, alnaargelang de maatregelen betrekking hebben op de veiligheid, respectievelijk de gezondheid, op het werk.

De aanvraag is vergezeld van een voorstel van alternatieve maatregelen en van het advies van het of de betrokken Comités voor Preventie en Bescherming op het werk of, bij ontstentenis ervan, van de betrokken vakbondsafvaardigingen. § 3. De signalering die van toepassing is op het weg- en spoorwegverkeer, de binnen- en zeescheepvaart en het luchtverkeer moet, indien daar reden toe is en onverminderd de bepalingen met betrekking tot de bijlage V, voor dat verkeer worden gebruikt binnen de ondernemingen of inrichtingen.

Art. 7.De veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk moet doeltreffend zijn.

Daartoe eerbiedigt de werkgever de algemene principes, opgesomd in de bijlage I, punt 3, van dit besluit.

Art. 8.Bij gelijke doeltreffendheid bestaat een vrije keuze tussen : 1° een band of een bord voor het signaleren van risico's van struikelen, of vallen door hoogteverschil;2° de lichtsignalen, de akoestische signalen of de mondelinge mededeling;3° het hand- of armsein of de mondelinge mededeling.

Art. 9.De volgende signalen kunnen gelijktijdig gebruikt worden : 1° het lichtsignaal en het akoestisch signaal;2° het lichtsignaal en de mondelinge mededeling;3° het hand- of armsein en de mondelinge mededeling.

Art. 10.Recipiënten die gebruikt worden bij werkzaamheden met gevaarlijke stoffen of preparaten bedoeld in artikel 723bis van het A.R.A.B., het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu en het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan, en recipiënten gebruikt voor de opslag van dergelijke gevaarlijke stoffen of preparaten alsmede zichtbare leidingen die dergelijke gevaarlijke stoffen of preparaten bevatten of waardoor deze gevaarlijke stoffen of preparaten worden getransporteerd, moeten voorzien zijn van de voorgeschreven etikettering, zoals gedefinieerd in artikel 2, 16°.

De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op recipiënten die kortstondig bij werkzaamheden gebruikt worden of op recipiënten met een vaak wisselende inhoud, mits er toereikende alternatieve maatregelen worden genomen, inzonderheid op het gebied van voorlichting en opleiding van de werknemers, die hetzelfde beschermingsniveau garanderen.

De etikettering kan : 1° worden vervangen door waarschuwingsborden voorzien in de bijlage II van dit besluit, met hetzelfde pictogram of symbool;2° worden aangevuld met extra informatie zoals de naam of de formule van de stof of van het gevaarlijke preparaat, en met bijzonderheden over het risico;3° voor het transport van recipiënten op de arbeidsplaats, worden aangevuld met of vervangen door borden die op het niveau van de Europese Ruimte van toepassing zijn voor het transport van gevaarlijke stoffen of preparaten.

Art. 11.Plaatsen, lokalen of afgesloten ruimten die worden gebruikt voor de opslag van aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen of preparaten, moeten worden aangeduid door de passende waarschuwingsborden bedoeld in bijlage II, punt 3, 2°, van dit besluit, of worden voorzien van een signalering overeenkomstig artikel 10, tenzij, rekening houdend met bijlage II, punt 1, 4°, wat de afmetingen betreft, de etikettering van de afzonderlijke verpakkingen of recipiënten daartoe volstaat.

De in het eerste lid bedoelde borden of etikettering moeten, alnaargelang het geval, bij de opslagruimte of op de toegangsdeur tot de opslagruimte worden geplaatst.

Art. 12.Artikel 28bis, § 2, van het A.R.A.B., ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1992, wordt aan gevuld met het volgende lid : « Wanneer risico's niet kunnen worden voorkomen of niet voldoende kunnen worden beperkt door de collectieve technische beschermings- middelen of door maatregelen, methoden of handelswijzen in de sfeer van de werkorganisatie, voorziet de werkgever in, en vergewist hij zich van het bestaan van, de gepaste veiligheids- of gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 13.Artikel 36, tweede lid, van het A.R.A.B., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 januari 1971 en 19 september 1980, wordt vervangen door het volgende lid : « De drempels, gevaarlijke doorgangen en obstakels worden overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk aangeduid. »

Art. 14.Artikel 41ter, derde lid, van het A.R.A.B., ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juni 1993, wordt vervangen door het volgende lid : « De gevarenzones moeten duidelijk zichtbaar en overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk worden gemarkeerd. »

Art. 15.In artikel 44quater van het A.R.A.B., ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juni 1993, worden de leden 4 en 5 vervangen door de volgende leden : « De voor voertuigen bestemde wegen moeten op voldoende afstand van deuren, poorten, doorgangen voor voetgangers, gangen en trappen liggen.

Wanneer het gebruik en de uitrusting van de plaatsen zulks vereisen om de bescherming van de werknemers te garanderen, dient het tracé van de wegen duidelijk en overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk te zijn afgebakend. »

Art. 16.Artikel 44septies van het A.R.A.B., ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 juni 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 44septies.- In de onmiddellijke nabijheid van poorten die hoofdzakelijk voor het verkeer van voertuigen zijn bestemd, moeten zich, tenzij de doorgang voor voetgangers veilig is, deuren voor voetgangers bevinden die voortdurend vrij moeten blijven en die duidelijk zichtbaar en overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk gemarkeerd zijn. »

Art. 17.Artikel 52.5.11. van het A.R.A.B., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 mei 1968, 19 september 1980 en 10 juli 1992, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 52.5.11.

De plaats van elke uitgang en van elke nooduitgang, nodig om te voldoen aan de bepalingen van artikel 52.5., evenals de richting van de wegen, doorlopen en trappen die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de reddingsborden die voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.

In de winkels voor kleinhandel, bedoeld in artikel 52.2.1.6., worden de in voorgaand lid vermelde borden bovendien op de grond of ter hoogte van de grond aangebracht. »

Art. 18.Artikel 52.9.2. van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1968, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 52.9.2.

Het brandbestrijdingsmaterieel moet in goede staat van onderhoud verkeren, beschermd zijn tegen vorst, gemakkelijk bereikbaar, oordeelkundig verdeeld en doelmatig gesignaleerd overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Het moet onmiddellijk in werking kunnen gebracht worden. »

Art. 19.Artikel 52.10.2. van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1968, wordt vervangen door de volgende be- paling : « De waarschuwings- en alarmposten moeten voldoende in aantal zijn, gemakkelijk bereikbaar, in goede staat van werking en onderhoud verkeren, oordeelkundig verdeeld en doeltreffend gesignaleerd zijn, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 20.Artikel 86, tweede lid, van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 1982, wordt vervangen door het volgende lid : « Verbodsborden, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, op oordeelkundig gekozen plaatsen in de wasplaatsen aangebracht, duiden, in voorkomend geval, aan dat het water niet drinkbaar is. »

Art. 21.Artikel 222, achtste lid, derde zin, van het A.R.A.B., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 maart 1967 en 19 september 1980, wordt vervangen door de volgende zin : « Op elke stut is een waarschuwingsbord voor gevaar voor elektrische spanning aangebracht overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 22.Artikel 254 van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 254.De aanwezigheid van leidingen of toestellen op hoogspanning of gemiddelde spanning wordt aangeduid door waarschuwingsborden voor gevaar voor elektrische spanning, met een zijde van minstens 20 cm, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk.

Deze bepaling is niet toepasselijk op installaties van ontladingslampen van de categorie B. Voor installaties van ontladingslampen van categorie C en voor hoog- of gemiddelde spanningsleidingen of -toestellen in de ontstekingsinrichtingen van stookoliebranders mag de zijde van het waarschuwingsbord voor gevaar voor elektrische spanning tot 5 cm teruggebracht worden.

Daarenboven wordt op de installaties van ontladingslampen van categorie C de maximum waarde van de nullastspanning aangeduid. »

Art. 23.Artikel 286, tweede lid, van het A.R.A.B., gewijzigd bij het besluit van de Regent van 18 augustus 1948 en het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt vervangen door het volgende lid : « Op de plaatsen waar het opslaan geschiedt, alsmede binnen en buiten de lokalen die als opslagplaats dienen, worden verbodsborden, die verbieden een brand met water te blussen, aangebracht, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 24.Artikel 289, tweede zin, van het A.R.A.B., gewijzigd bij het besluit van de Regent van 18 augustus 1948 en het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt vervangen door de volgende zin : « Verbodsborden die vuur, open vlam en het roken verbieden en die voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, worden zowel binnen als in de omgeving van de opslagplaatsen aangebracht. »

Art. 25.Artikel 348, tweede lid, van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt vervangen door het volgende lid : « Verbodsborden, die vuur, open vlam en het roken verbieden en die voldoen aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, worden zowel op de buitenzijde van de deuren als binnen de lokalen aangebracht. »

Art. 26.Artikel 434.8.1 van het A.R.A.B., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 december 1976 en 19 september 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 434.8.1.

Als sommige gedeelten van de bouwplaats niet voor de arbeid toegankelijk zijn en de toegang ertoe gevaar oplevert voor de werknemers, worden deze plaatsen aangeduid door waarschuwingsborden voor gevaar, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, en worden ze door materiële elementen behoorlijk afgebakend. Deze materiële elementen beletten de onvrijwillige toegang tot deze gedeelten van de bouwplaats. »

Art. 27.Artikel 610 van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 610.In de voor de behandeling bestemde lokalen is het verboden vuur te maken, eender welke vlam binnen te brengen of te roken. Dit verbod wordt aangeduid door het verbodbord, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. In die lokalen mag bovendien geen enkele andere voorraad van brandbare stoffen als hout, katoen, lompen, enz., voorhanden zijn. »

Art. 28.Artikel 632 van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 632.Verbodsborden, die het gebruik van vuur en open vlam en het roken verbieden en die overeenstemmen met de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, worden op de houders en op de deuren van de lokalen waarin ontvlambare stoffen aanwezig zijn, aangebracht. »

Art. 29.In artikel 652 van het A.R.A.B., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt littera a) vervangen door de volgende bepaling : « a) Een reddingsbord, dat overeenstemt met de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, wordt aangebracht boven elke uitgangs- of nooduitgangsdeur, nodig om te voldoen aan de bepalingen van artikel 642. »

Art. 30.Artikel 654, tweede lid, van het A.R.A.B., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1953 en 19 september 1980, wordt vervangen door het volgende lid : « Verbodsborden die het roken verbieden en overeenstemmen met de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, worden op alle nuttige plaatsen aangebracht. »

Art. 31.In artikel 655. Brandbestrijding, van het A.R.A.B., gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 oktober 1970 en 20 september 1974, wordt littera a) vervangen door de volgende bepalingen : « a) Brandbestrijdingsmiddelen.

De exploitant moet een uitrusting aanbrengen bestemd om een begin van brand te bestrijden.

Voor de vaststelling van die uitrusting raadpleegt hij de bevoegde brandweer.

Het brandbestrijdingsmaterieel moet in goede staat van onderhoud verkeren, beschermd zijn tegen vorst, gemakkelijk bereikbaar, oordeelkundig verdeeld en doelmatig gesignaleerd overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Het moet onmiddellijk in werking kunnen gebracht worden.

Het gebruik van snelblustoestellen met broommethyl, tetrachloorkoolstof, of alle andere produkten waardoor er bijzonder giftige uitwasemingen kunnen ontstaan, is verboden. »

Art. 32.Artikel 20.1., tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de opslagplaatsen voor vloeibaar gemaakt handelspropaan, handelsbutaan of mengsels daarvan in vaste ongekoelde houders, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 september 1976 en 19 september 1980, wordt vervangen door het volgende lid : « Het rookverbod en het verbod vuur of open vlam te gebruiken wordt op de houders of in de nabijheid ervan, in overeenstemming met de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk, aangeduid. »

Art. 33.In de bijlage van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen wordt punt 3. 11. vervangen door de volgende bepaling : « De waarschuwings- en alarmsignalen van een arbeidsmiddel moeten overeenstemmen met de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk; inzonderheid moeten zij gemakkelijk en zonder onduidelijkheid waarneembaar en te begrijpen zijn. »

Art. 34.Artikel 6, 10°, van het koninklijk besluit van 2 december 1993 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 10° de afbakening van de gevarenzones, waar de werknemers aan kankerverwekkende agentia zijn of kunnen worden blootgesteld, en het gebruik in deze zones van adequate waarschuwings- en andere signalen, met inbegrip van de borden die het roken verbieden, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 35.Artikel 7, 3°, van het in artikel 34 bedoelde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° de zones waar die werkzaamheden plaatshebben worden duidelijk aangegeven en afgebakend overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk; de gepaste maatregelen worden genomen om de toegang aan niet bevoegde personen te ontzeggen. »

Art. 36.Artikel 17, 7°, van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan biologische agentia op het werk, wordt vervangen door de volgende bepaling : « het gebruik van het bord voor biologisch gevaar afgebeeld in de bijlage IV en van andere waarschuwingssignalen, overeenkomstig de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 37.In de bijlage IV van het in artikel 36 bedoelde koninklijk besluit wordt de afbeelding Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 38.Bepalingen, andere dan de hogervernoemde bepalingen, die, wat de veiligheids- of gezondheidssignalering betreft, naar de toepassing van artikel 54quinquies van het A.R.A.B. verwijzen, worden geacht te verwijzen naar de toepassing van de artikelen 1 tot 11 van dit besluit.

Art. 39.Zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit : 1. de ingenieurs, industrieel ingenieurs, technisch ingenieurs en technisch controleurs van de Technische Inspectie van de Administratie van de arbeidsveiligheid;2. de geneesheren-arbeidsinspecteurs en de adjunct-inspecteurs arbeidshygiëne van de Medische Inspectie van de Administratie van de arbeidshygiëne en -geneeskunde.

Art. 40.De bepalingen van de artikelen 1 tot 11 en van artikel 41 van dit besluit en zijn bijlagen, vormen titel III, hoofdstuk I, afdeling 1, van de Codex over het welzijn op het werk met volgende opschriften : 1° « Titel III : Arbeidsplaatsen.» 2° « Hoofdstuk I : Basiseisen.» 3° « Afdeling 1 : Veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. »

Art. 41.Ten laatste de eerste dag van de dertiende maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, voldoen de werkgevers aan zijn bepalingen wat de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk betreft, die : 1. door dit besluit wordt ingevoerd en die niet voorzien was door de bepalingen van artikel 54quinquies van het A.R.A.B.; 2. overeenkomstig de bepalingen van artikel 54quinquies van het A.R.A.B. op de arbeidsplaats reeds in gebruik was, doch waarvoor het pictogram door dit besluit werd gewijzigd of vastgesteld.

Art. 42.Artikel 54quinquies van het A.R.A.B., ingevoegd bij het koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt opgeheven.

Art. 43.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^