Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998
gepubliceerd op 01 september 1998

Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de stage-overeenkomsten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031380
pub.
01/09/1998
prom.
17/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/17/1998031380/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JULI 1998. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de stage-overeenkomsten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op artikelen 138 en 178 van de Grondwet;

Gelet op decreet II van de Franse Gemeenschapsraad houdende toekenning van de uitoefening van bepaalde bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten werd op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, gegeven op 14 mei en 11 juni 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 6 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, de centra voor de permanente opleiding van de middenklasse, de toezichthoudende afgevaardigden, de bedrijfsleiders en de stagiairs op de hoogte dienen te zijn van de nieuwe bepalingen houdende regeling van de stage-overeenkomsten vóór de aanvang van het volgende opleidingsjaar, vastgesteld in september 1998;

Overwegende dat bijgevolg de bekendmaking en inwerkingtreding van het besluit onverwijld dienen te gebeuren;

Op voordracht van het Lid van het College, belast met de Beroepsopleiding en de Permanente opleiding van de Middenklasse, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De stage-overeenkomst moet voldoen aan de algemene voorwaarden zoals bedoeld in dit besluit, onder voorbehoud van de bijzondere voorwaarden die zijn vastgesteld voor scholing in een beroep of een aantal beroepen krachtens artikel 8, 4° van het samenwerkingsakkoord inzake de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het Instituut voor permanente opleiding van de middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, dat gesloten werd op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en dat is goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995.

Art. 2.De stage-overeenkomst heeft als doel een voorbereidende opleiding tot de uitoefening van een leidende functie in een kleine of middelgrote onderneming of tot de uitoefening van een zelfstandig beroep. Ze kan worden gesloten voor alle beroepen waarvoor opleidingscursussen tot bedrijfsleider worden georganiseerd.

Het opleidingsprogramma voor het beroep, uitgewerkt door het Instituut voor Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, hierna « het Instituut » genoemd, wordt gevoegd bij de overeenkomst tussen de stagiair en de bedrijfsleider en maakt er deel van uit.

Art. 3.Gezien de mogelijkheden tot bijzondere opleiding in bepaalde beroepen zoals vastgelegd door het Instituut, kan de toezichthoudende afgevaardigde bepalen dat een aanvullende opleiding met betrekking tot welbepaalde punten van het programma wordt gegeven aan de stagiair hetzij door een andere bedrijfsleider hetzij via aanvullende praktische beroepscursussen die in de centra worden gegeven.

Art. 4.§ 1. De onderneming moet erkend zijn als onderneming voor de opleidng tot het beroep waarop de overeenkomst betrekking heeft overeenkomstig het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de ondernemingen in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen. § 2. Wanneer de onderneming een rechtspersoon is, wordt de stage-overeenkomst gesloten op haar naam door de natuurlijke persoon die is belast met het daadwerkelijke beheer van de onderneming en die gemachtigd is om deze erbij te betrekken.

Art. 5.De stagiair moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° voldoen aan de voorwaarden betreffende de toegang tot de opleidingscursussen als bedrijfsleider bedoeld in het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 oktober 1991 betreffende opleidingscursussen in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, genomen in uitvoering van het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 3 juli 1991 betreffende de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen;2° zich inschrijven in de cursus voor bedrijfsleider in het beroep waarop de overeenkomst betrekking heeft binnen de 6 weken, te rekenen vanaf de eerste cursus en uiterlijk op 31 oktober;3° niet uitgesloten zijn van een stage-overeenkomst krachtens artikel 23.

Art. 6.De stage-overeenkomst is conform de door het Instituut opgestelde standaardovereenkomst. Ze is schriftelijk en wordt ondertekend in aanwezigheid van de contracterende partijen en de toezichthoudende afgevaardigde. Elk van de partijen ontvangt een exemplaar ervan.

De stage-overeenkomst wordt gesloten tussen 1 juli en 30 november, behoudens afwijking die wordt toegekend door het Instituut op een met redenen omkleed voorstel van de toezichthoudende afgevaardigde, en eindigt uiterlijk op 30 september van het laatste opleidingsjaar.

Het sluiten van een eerste overeenkomst mag evenwel niet gebeuren na 31 december voor iemand die het laatste opleidingsjaar als bedrijfsleider volgt.

Art. 7.§ 1. De duur van het stage-overeenkomst is gelijk aan de duur van het opleidingsplan zoals vastgesteld door de toezichthoudende afgevaardigde.

In geval van verbreking van de overeenkomst moet de duur van de latere overeenkomst gelijk zijn aan de duur van de resterende te volgen opleiding. § 2. De stage-overeenkomst kan ten hoogste met één jaar worden verlengd : 1° wanneer de stagiair niet slaagt voor de evaluaties tijdens de cursussen en aan het einde van de opleiding;2° ingeval van opschorting van de uitvoering van de overeenkomst gedurende zes maanden of langer. De regels betreffende de verlenging en verkorting van de duur van de overeenkomst worden door het Instituut vastgesteld.

Art. 8.De stage-overeenkomst omvat een proefperiode van drie maanden.

Art. 9.§ 1. Met het oog op de controle bedoeld in § 2 stelt de toezichthoudende afgevaardigde een dossier op, dat gevoegd wordt bij de overeenkomst aan de hand waarvan moet kunnen worden nagegaan of : 1° de overeenkomst conform de standaardovereenkomst bedoeld in artikel 6 is;2° de onderneming erkend is voor het beroep waarop de overeenkomst betrekking heeft;3° de stagiair voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 5;4° de duur van de overeenkomst overeenstemt met de duur vermeld in het opleidingsplan;5° de stagiair werd ingeschreven op de lijst van de werknemers die bezorgd is aan de de Geneeskundige interbedrijvendienst. § 2. Het dossier en de uitvoering van de stage-overeenkomst zijn onderworpen aan de controle van het Instituut. § 3. Wanneer de toezichthoudende afgevaardigde weigert als bemiddelaar op te treden tijdens het sluiten van een stage-overeenkomst moet hij zijn beslising schriftelijk meedelen aan de partijen en het Instituut op de hoogte brengen.

Art. 10.De contracterende partijen verbinden zich ertoe onmiddellijk alle problemen voortvloeiend uit de uitvoering van de overeenkomst voor te leggen de toezichthoudende afgevaardigde.

Deze bemiddelt bij onenigheid tussen de partijen. Indien geen akkoord wordt bereikt of indien de partijen of één ervan weigeren gevolg te geven aan de oproeping, bezorgt de toezichthoudende afgevaardigde aan het Instituut binnen de vijftien dagen een verslag met het proces-verbaal van verhoor van de partijen.

Art. 11.De rechtsvervolgingen naar aanleiding van de stage-overeenkomst verjaren één jaar na de beëindiging ervan of vijf jaar na het feit dat aanleiding heeft gegeven tot de rechtsvervolging, waarbij deze laatste termijn niet langer mag duren dan één jaar na de beëindiging van de stage-overeenkomst. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de partijen

Art. 12.De bedrijfsleider is verplicht : 1° vanaf de eerste dag van de uitvoering van de stage-overeenkomst schriftelijk contact op te nemen met de toezichthoudende afgevaardigde voor de ondertekening van een standaard stage-overeenkomst en een afschrift van dit document in de onderneming te bewaren;2° erop toe te zien dat de in het programma vastgestelde opleiding aan de stagiair wordt gegeven om hem voor te bereiden op de examens en de uitoefening van een zelfstandig beroep, zowel wat betreft de aspecten van het beheer van een kleine of middelgrote onderneming als de praktijk van het beroep, met name door het ter beschikking stellen van de hulp, middelen en zaken die nodig zijn voor het aanleren van dit beroep;3° de nodige aandacht en zorg te besteden aan de integratie van de stagiair in zijn beroepsmilieu;4° de stagiair geen taken op te leggen die : a) vreemd zijn aan het beroep waarvoor hij is aangeworven;b) niet in het raam van de opleiding passen;c) een gevaar voor zijn gezondheid en veiligheid inhouden;d) verboden zijn krachtens de reglementaire of wetsbepalingen betreffende de arbeid;5° de toezichthoudende afgevaardigde op de hoogte te houden van het verloop van de opleiding in de onderneming;6° in samenwerking met de toezichthoudende afgevaardigde erop toe te zien dat de stagiair : a) nauwgezet de cursussen volgt in een centrum voor permanente opleiding voor de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, wat inhoudt dat het bedrijfsleider de stagiair de mogelijkheid moet geven om afwezig te zijn op het werk gedurende deze lesuren en heel de dag wanneer de cursussen langer dan een halve dag in beslag nemen;b) deelneemt aan de praktische evaluaties in de werkplaats;c) deelneemt aan de evaluaties en de examens, wat inhoudt dat het bedrijfsleider de stagiair moet laten vertrekken uiterlijk om 16 uur de avond vóór de dag waarop deze evaluaties en examens plaatsvinden;d) de pedagogische documenten die hij krijgt en met name het vorderingsschema en het stageverslag nauwkeurig bijhoudt;7° toe te zien op de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk en op de toepassingsbesluiten ervan, met name : a) door de voorschriften van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan na te leven wanneer de taken die zijn toevetrouwd aan de stagiair riscico's (kunnen) inhouden voor diens veiligheid en gezondheid;b) de vereiste en passende preventiemaatregelen te nemen, zowel wat betreft de organisatie als de voorzieningen die ter beschikking van de stagiairs zijn gesteld evenals de kleding en de uitrustingen voor persoonlijke bescherming die krachtens deze wet zijn opgelegd;c) door de stagiair van bij de aanvang van de uitvoering van de overeenkomst in te schrijven op de lijst van de werknemers die aan de Geneeskundige interbedrijvendienst wordt bezorgd;d) door de toezichthoudende afgevaardigde binnen de twee maanden die volgen op de datum van de aanvang van de uitvoering van de stage-overeenkomst een document van de Geneeskundige interbedrijvendienst te bezorgen waaruit blijkt dat het geneeskundig onderzoek bij de aanwerving, opgelegd krachtens de voornoemde wet, wel degelijk heeft plaatsgehad;e) door erop toe te zien dat de stagiair de geneeskundige onderzoeken ondergaat die zijn opgelegd krachtens voornoemde wet;8° de stagiair de maandelijkse minimum stagevergoeding uit te betalen, vastgesteld in artikel 13;9° tegemoet te komen in de verplaatsingskosten van de stagiair overeenkomstig de wetsbepalingen ter zake;10° het werkrooster zoals voorzien in het arbeidsreglement in acht te nemen zonder overschrijding van de maximumgrens zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten is in het bevoegd Paritair comité of, bij onstentenis van een dergelijke overeenkomst, de maximumgrens zoals vastgesteld in de arbeidswetgeving, met inbegrip - in alle gevallen- van de tijd die gewijd is aan het bijwonen van de cursussen;11° de stagiair minimum 28 uur per week gemiddeld over het hele jaar in de onderneming tewerk te stellen, met inbegrip van de uren gewijd aan het bijwonen van de cursussen;12° de stagiair de nodige tijd te geven om zijn religieuze plichten alsook zijn burgerplichten te vervullen;13° als een goede huisvader te zorgen voor de persoonlijke zaken die de stagiair in bewaring geeft;hij heeft in geen geval het recht om deze zaken achter te houden; 14° een verzekering af te sluiten tegen ongevallen die de stagiair kunnen overkomen tijdens en door de uitvoering van het stage-overeenkomst : a) gedurende de opleidingsuren in de onderneming en, in het opleidingscentrum, gedurende de uren waarin de stagiair de cursussen volgt die zijn voorzien in de stage-overeenkomst en hij deelneemt aan de evaluaties en examens;b) gedurende de gebruikelijke weg die de stagiair aflegt van huis naar de onderneming of het centrum en omgekeerd alsook van de onderneming naar het centrum en omgekeerd;15° de toezichthoudende afgevaardigde en iedereen die door het Instituut is aangeduid, toe te laten om op de plaatsen van de uitvoering van de overeenkomst na te gaan of de verplichtingen waartoe hij zich heeft verbonden, wel worden nagekomen;16° de toezichthoudende afgevaardigde een verslag te bezorgen over het verloop van de opleiding in de onderneming en dit eenmaal per jaar en vóór 31 maart volgens de nadere regelen die zijn vastgesteld door het Instituut;17° de stagiair op diens verzoek aan het einde van de stage een getuigschrift af te leveren met vermelding van de begin- en einddatum van de overeenkomst alsook de aard van de gevolgde opleiding;18° de toezichthoudende afgevaardigde op de hoogte te brengen van de eventuele afwezigheden van de stagiair;19° aanvullende pedagogische vervolmakingszittingen bij te wonen onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door het Instituut;20° de stagiair onbetaald verlof toe te kennen of het wettelijk verlof aan te vullen met onbetaald verlof dat moet worden opgenomen zoals wettelijk verlof wanneer de stagiair volgens de wet geen recht heeft op vakantiedagen of recht heeft op een aantal dagen dat minder is dan de wettelijke maximumduur zodanig dat de stagiair voor elk opleidingsjaar een totaal van 20 tot 24 verlofdagen heeft al naargelang de uitvoering van de overeenkomst 5 of 6 dagen aanwezigheid per week in de onderneming vereist;21° de stagiair de mogelijkheid te geven om zich bij de toezichthoudende gemachigde te begeven gedurende de opleidingsuren in de onderneming;22° de procedure voorzien in artikel 10 van dit besluit na te leven bij elk probleem naar aanleiding van de overeenkomst .

Art. 13.§ 1. De maandelijkse minimumvergoeding, bedoeld in artikel 12, 9° bedraagt : 1° wanneer de stagiair houder is van hetzij een leergetuigschrift hetzij een bekwaamheidsgetuigschrift van het 4de technische of 6de beroepsjaar in het beroep waarop de stage-overeenkomst betrekking heeft;a) 22 000 frank voor het eerste jaar;b) 26 000 frank voor de volgende jaren;2° wanneer de stagiair geen houder is van één van de diploma's bedoeld in 1° : a) een bedrag dat overeenstemt met dat van de vergoeding voor beëindiging van de leertijd voor het eerste jaar;b) 22 000 frank voor het tweede jaar;c) 26 000 frank voor het derde jaar;3° wanneer het opleidingsplan een bijkomend jaar voorziet in toepassing van artikel 4 van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende het afwisselend opleidingsplan van de permanente opleiding voor de middenklasse en de kleine en grote ondernemingen : a) een bedrag dat overeenstemt met dat van de vergoeding voor beëindiging van de leertijd voor het eerste jaar;b) 15 600 frank voor het tweede jaar;c) 26 000 frank voor het derde jaar; § 2. Indien het bevoegd Paritair comité hogere vergoedingen heeft vastgesteld, dient de bedrijfsleider deze te betalen.

Deze vergoeding omvat de voordelen in natura die door de bedrijfsleider zijn toegekend zoals ze forfaitair geraamd zijn in de reglementering betreffende de sociale zekerheid van de werknemers.

Ze is verschuldigd voor zowel de pretaties die de stagiair levert in de onderneming als voor de cursussen die volgt en de evaluaties en examens die hij aflegt in uitvoering vn de overeenkomst.

De stijging van de minimum maandvergoeding neemt een aanvang op de eerste augsutus die voorafgaat aan de toegang tot het hoger jaar voor de overeenkomsten die zijn gesloten vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Voor de overeenkomsten die gesloten zijn vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt de stijging van de maandelijkse minimumvergoeding behouden tot elke datum van de verjaardag van de sluiting van de overeenkomst.

In geval van verlenging van de overeenkomst wordt de verhoging van de stage-overeenkomst met een jaar opgeschort. § 3. De bedragen die zijn voorzien in § 1 worden jaarlijks aangepast op 1 januari op basis van de index van de consumptieprijzen van de maand december van het voorafgaand jaar.

Het geïndexeerd bedrag van de maandelijkse minimumvergoeding van het eerste jaar, met inbegrip van de voordelen in natura evenals het bedrag van het tweede jaar bedoeld in § 1,3°, b, met inbegrip van de voordelen in natura, mag evenwel niet meer zijn dan het bedrag waarboven de stagiair niet langer recht heeft op kinderbijslag.

De toezichthoudende afgevaardigde deelt de partijen schriftelijk de nieuwe bedragen van de maandelijkse vergoeding mee.

Art. 14.De stagiair moet : 1° zijn taken uitvoeren met zorg, integriteit en met oog voor de plaats en de voorwaarden;2° handelen volgens de instructies vanwege de bedrijfsleider, diens gemachtigden of beambten met het oog op de uitvoering van de overeenkomst;3° nauwgezet deelnemen aan de cursussen als bedrijfsleider, behalve in geval van vrijstelling, en de pedagogische documenten die hij krijgt nauwgezet bijhouden en aanvullen;4° deelnemen aan de evaluaties tijdens en op het einde van de opleiding;5° tijdens de duur van de overeenkomst en na de stopzetting ervan geen fabrieks- of zakengeheimen noch persoonlijke of vertrouwlijke zaken openbaar maken waarvan hij kennis had omwille van zijn aanwezigheid in de onderneming;6° zich onthouden van alles wat zijn eigen veiligheid, die van zijn collega's, zijn bedrijfsleider of derden in het gedrang kan brengen en in het bijzonder de veiligheids- en hygiënevoorschriften naleven die gelden voor het beroep;7° het hem toevertrouwde materiaal in goede staat terugbezorgen aan het bedrijfsleider evenals de werkkledij wanneer deze verplicht is bij of krachtens de wet van 4 augustus 1991 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk; 8°de toezichthoudende afgevaardigde een verslag bezorgen over het verloop van de stage tegen 31 maart overeenkomstig de nadere regelen vastgesteld door het Instituut; 9° de in artikel 10 voorziene procedure naleven bij een probleem naar aanleiding van de uitvoering van de overeenkomst.

Art. 15.Wanneer de stagiair schade heeft berokkend aan de bedrijfsleider of derden in de uitvoering van zijn stage-overeenkomst, staat eerstgenoemde slechts in voor de opzetschade en beroepsfouten;

Hij staat slechts in voor een lichte fout indien deze in zijn hoofde veeleer repititief dan zeldzaam is;

Ingeval van schade zoals bedoeld in het eerste lid dienen de partijen onmiddellijk de toezichthoudende afgevaardigde op de hoogte te brengen.

De bedrijfsleider kan de vergoeding en schadeloosstelling die hem verschuldigd zijn krachtens dit artikel afhouden van de stagevergoeding en waarover na de feiten een overeenkomst is bereikt met de stagiair of die zijn opgelegd door de rechter.

Het totaal van de afhoudingen mag niet meer bedragen dan één vijfde van de maandelijkse vergoeding, waarvan de eventuele afhoudingen verricht krachtens de fiscale wetgeving en de wetgeving betreffende de sociale wetgeving reeds zijn afgetrokken.

Art. 16.De stagiair is niet aansprakelijk voor schade of slijtage door het normale gebuik van de zaak, noch voor het verlies veroorzaakt door toeval.

Er wordt geen rekening meer gehouden met de gebreken na de oplevering van het werk. HOOFDSTUK III. - Opschorting van de uitvoering van de overeenkomst

Art. 17.De uitvoering van de stage-overeenkomst wordt opgeschort tijdens een zwangerschapsverlof, gedwongen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid naar aanleiding van ziekte of een ongeval.

Wanneer de uitvoering van een stage-overeenkomst voor meer dan zes maanden is opgeschort, wordt de datum van het verstrijken van deze overeenkomst opgeschoven naar 30 september van het jaar dat volgt op het jaar waarin deze moest verstrijken.

In geval van opschorting van de stage-overeenkomst behoudt de stagiair het recht op zijn stagevergoeding gedurende zeven dagen.

Art. 18.Elk geval van opschorting van een stage-overeenkomst moet door het bedrijfsleider onverwijld worden meegedeeld an de toezichthoudende afgevaardigde. HOOFDSTUK IV. - Einde van de overeenkomst, opzegging, intrekking van de erkenning

Art. 19.De stage-overeenkomst neemt een einde : 1° door het verstrijken van de termijn;2° door de wil van één van de partijen : a) in de loop van de proefperiode, waarvan schriftelijk kennis wordt gegeven en mits een vooropzeg van 7 dagen;b) op elk tijdstip tijdens de uitvoering van de overeenkomst en onmiddellijk wanneer er in hoofde van de andere partij een zwaarwichtige reden bestaat, voorzien in artikelen 20 en 21, die de verbreking rechtvaardigt;3° bij gezamenlijk akkoord tussen de bedrijfsleider en de stagiair ingeval van een menigsverschil dar de goede uitvoering van de stage-overeenkomst ernstig in het gedrang brengt en mits voorafgaande kennisgeving aan de toezichthoudende afgevaardigde;4° door het overlijden van een van de partjien;5° door toeval of overmacht wanneer dit de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk maakt;6° door de wil van de stagiair, waarvan schriftelijk kennis wordt kennis gegeven aan de bedrijfsleider en de toezichthoudende afgevaardigde en mits een vooropzeg van 7 dagen, wanneer hij is aangeworven op basis van een arbeidsovereenkomst, benoemd is in een bestuur of zich als zelfstandige vestigt;7° wanneer de opschorting van de overeenkomst langer duurt dan zes maanden en een van de partijen wenst dat de overeenkomst wordt stopgezet;8° op besluit van het Instituut overeenkomstig artikel 22. In afwijking van artikel 6 kan in bepaalde omstandigheden en mits akkoord van het Instituut de afloop van de overeenkomst bij een wijzigingsclausule worden vastgesteld op een andere dan de oorspronkelijk vastgestelde datum, dit op voorstel van de toezichthoudende afgevaardigde.

Art. 20.De bedrijfsleider kan het bestaan van een zwaarwichtige reden inroepen voor de verbreking die de opzeggging van rechtwege van de stage-overeenkomst rechtvaardigt wanneer de stagiair : 1° zich schuldig maakt aan een daad van oneerlijkheid, ernstige feitelijkheden of beledigingen ten opzichte van het bedrijfsleider of het personeel;2° bewust zware immateriële of materiële schade toebrengt tijdens of ter gelegenheid van de uitvoering van de overeenkomst;3° fabrieksgeheimen openbaar maakt of in serieuze mate in discreet is in een zakenkwestie;4° ernstig tekortschiet in de naleving van zijn verplichtingen betreffende de goede orde, veiligheid en discipline van de onderneming of de uitvoering van de overeenkomst .

Art. 21.De stagiair kan het bestaan van een zwaarwichtige reden voor de verbreking inroepen die de opzegging van rechtwege van de stage-overeenkomst verantwoordt wanneer : 1° de bedrijfsleider of monitor zich ten opzichte van de stagiair schuldig maakt aan een daad van oneerlijkheid, ernstige feitelijkheden of beledigingen;2° de bedrijfsleider of monitor dergelijke daden van derden ten opzichte van de stagiair toelaat;3° de moraliteit van de stagiair in het gedrang wordt gebracht tijdens de duur van de overeenkomst;4° de bedrijfsleider ernstig tekortschiet in zijn verplichtingen betreffende de uitvoering van de overeenkomst;5° de overeenkomst wordt opgeschort krachtens artikel 24.

Art. 22.Het Instituut stelt een einde aan de stage-overeenkomst wanneer : 1° een van de partijen valse inlichtingen heeft verstrekt;2° de stagiair niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 5 of wanneer de erkenning van de onderneming is ingetrokken;3° een van de partijen niet langer haar verplichtingen nakomt met betrekking tot de praktische en theoretische opleiding en met name wat betreft het regelmatig bijwonen van de cursussen;4° gebleken is dat naar aanleiding van de evaluaties tijdens de opleidingsrcursus de stagiair niet beschikt over de nodige bekwaamheid om de kennis die voorzien is tijdens het opleidingsprogramma te verwerven;5° de stagiair beschouwd wordt als niet langer fysiek bekwaam voor de uitvoering van het beroep waarop de stage-overeenkomst betrekking heeft bij of krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk;6° de partijen niet tot een akkoord zijn gekomen op het einde van de procedure voorzien in artikel 10.

Art. 23.Alvorens een einde te stellen aan de stage-overeenkomst een van de partijen uit te sluiten van de voordelen van het sluiten van de overeenkomst vraagt het Instituut om het advies van de toezichthoudende afgevaardigde.

De toezichthoudende afgevaardigde verzoekt de contracterende partijen om schriftelijk hun eventuele bemerkingen over te maken. Desgevallend roept hij ze op om ze te horen en bezorgt hij een verslag aan het Instituut.

Art. 24.De Administrateur-generaal van het Instituut kan de uitvoering van de overeenkomst opschorten voor een tijdsduur die hij zelf bepaalt wanneer het belang van de stagiair dit rechtvaardigt en nadat het advies is ingewonnen van de Beroepscommissie, bedoeld in artikel 25.

Wanneer de opschorting van de uitvoering van de overeenkomst meer dan zes maanden duurt, wordt artikel 19, 7° van toepassing.

Art. 25.Beroep kan worden ingediend bij de Administrateur-generaal van het Instituut tegen elke beslissing die genomen is in toepassing van dit besluit overeenkomstig de bepalingen van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 tot regeling van de beroepen en de organisatie en de werking van de Beroepscommissie in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 26.Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 oktober 1991 tot organisatie van de stage in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, wordt opgeheven.

Art. 27.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de stage-overeenkomsten die gesloten zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 28.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1998.

Art. 29.Het Lid van het College belast met Beroepsopleiding en Permanente vorming van de Middenklasse is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 juli 1998.

Namens het College van de Franse Gemeenschapscommissie : E. ANDRE, Lid van het College belast met Beroepsopleiding en de permanente vorming van de middenklasse H. HASQUIN, Voorzitter van het College van de Franse Gemeenschapscommissie

^