Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Franse Gemeenschapscommissie van 28 maart 2024
gepubliceerd op 18 april 2024

Besluit 2023/2137 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van ondernemingen, de stageovereenkomst en het opleidingsplan, de stageovereenkomst professionele praktijkervaring, de stage voor het vertrouwd maken met ambachten en de verplichte observatiestage in de alternerende opleiding en in de opleiding van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2024003311
pub.
18/04/2024
prom.
28/03/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 MAART 2024. - Besluit 2023/2137 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de erkenning van ondernemingen, de stageovereenkomst en het opleidingsplan, de stageovereenkomst professionele praktijkervaring, de stage voor het vertrouwd maken met ambachten en de verplichte observatiestage in de alternerende opleiding en in de opleiding van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen


Het College van de Franse Gemeenschapscommissie, Gelet op de samenwerkingsovereenkomst gesloten op 20 februari 1995 tussen de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest betreffende de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht van het "Institut de formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises", goedgekeurd bij decreet van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 december 1995, artikel 8 § 2, 1° en 3° gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 4 juni 2003, goedgekeurd door het decreet van 17 juli 2003;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende de stage-overeenkomsten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende het afwisselend opleidingsprogramma in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen;

Gelet op het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juli 2018 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden alsook de procedure voor de toekenning, de opschorting en de intrekking van de erkenning van de opleidingsfilière voor de richting bedrijfsleider binnen de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 oktober 2023;

Gelet op het advies van de minister van Begroting, gegeven op 19 november 2023;

Gelet op het evaluatieverslag van de impact op de respectieve situatie van vrouwen en mannen;

Gelet op het advies van de SFPME, gegeven op 28 november 2023, in toepassing van artikel 8, § 2, van de samenwerkingsovereenkomst van 20 februari 1995;

Gelet op het advies van Brupartners gegeven op 18 januari 2024;

Gelet op het verzoek om advies van de Raad van State, ingediend op 18 maart 2024 onder het nummer 75.916/2 en geschrapt van de rol van de afdeling wetgeving, op dezelfde dag als in toepassing van artikel 84, § 5, van de gecoördineerde wetten "op de Raad van State" van 12 januari 1973;

Overwegende de beleidswerf 2.3.3 "Het alternerend leren en werken en de beroepsopleiding in de onderneming bevorderen" van de Strategie Go4Brussels 2030 goedgekeurd door de Brusselse Regering op 9 januari 2020, en ondertekend met de sociale gesprekspartners tijdens de Sociale Top van 16 januari 2020;

Overwegende de oriëntatienota goedgekeurd door het College van de Franse Gemeenschapscommissie bijeengekomen op 1 juni 2023 betreffende de hervorming van het Franstalige instrument van het alternerend leren in het Brussels Gewest;

Overwegende dat het wettelijk kader moet worden geactualiseerd om te zorgen voor een optimale samenhang tussen het professionele doel van de georganiseerde opleidingen en de referentiekaders voor opleidingen die zijn goedgekeurd op basis van de op de arbeidsmarkt verwachte vaardigheidseisen, met het oog op de oprichting of hervatting van een activiteit of bedrijf en de verschillende vormen van stages die bij de SFPME worden uitgevoerd;

Overwegende de noodzaak om het verband tussen de nadere regels van de stage en de begeleiding van leerlingen te versterken in het kader van een breder regelgevingskader, teneinde bedrijven aan te moedigen stageplaatsen te openen en de kwaliteit van het systeem te verbeteren;

Op de voordracht van de minister van het College belast met beroepsopleiding, Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Algemeenheden

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid als bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "Opleidingsfilière bedrijfsleider" : de opleidingsfilière die met name de opleiding tot bedrijfsleider, de opleiding inzake coördinatie en begeleiding, alsook de opleiding tot gekwalificeerde professionals, omvat.2° "SFPME-referentiepersoon: de SFPME-werknemer zoals gedefinieerd in het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 28 maart 2024 waarin de opdrachten en de voorwaarden voor de uitvoering van de opdrachten van de referentiepersoon voor permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen zijn vastgelegd.De belangrijkste rol van de referentiepersoon is het verwelkomen, informeren, ondersteunen en begeleiden van de leerling tijdens zijn of haar opleidingstraject. 3 "Onderneming": elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon, die een alternerende leerling tewerkstelt op grond van een stageovereenkomst; 4° "Mentor": de persoon die binnen de onderneming verantwoordelijk is voor de opleiding en begeleiding van een alternerende leerling en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 7, § 2;5° "Opleidingsplan": het algemene opleidingsplan waarin het opleidingstraject van de leerling wordt beschreven, evenals de vaardigheden die moeten worden verworven in het kader van de opleiding in het bedrijf en de opleiding in het opleidingscentrum, en waarin rekening wordt gehouden met het beroepsproject van de leerling;6° "Opleidingscapaciteit van de onderneming": het aantal stageplaatsen van een onderneming bepaald door het aantal werknemers, het aantal mentors, de infrastructuur en enig ander relevant criterium om een optimale opleiding te verzekeren.7° "GGMMI": het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr.43 van 2 mei 1988 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimummaandinkomen; 8° "Opleidingscentrum" : de vereniging bedoeld in artikel 16 van de samenwerkingsovereenkomst gesloten op 20 februari 1995 betreffende de permanente vorming ten behoeve van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen en het toezicht op het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises" door de Franse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest;9° "SFPME": de "Service Formation PME" die afhangt van de dienst voor beroepsopleiding van het directiebestuur van onderwijs en beroepsopleiding van de Franse Gemeenschapscommissie;10° "Leerling": de persoon die is ingeschreven voor een opleiding "opleidingsfilière bedrijfsleider" in een opleidingscentrum. TITEL 2. - Erkenning van opleidingsondernemingen voor de richting bedrijfsleider, procedure voor de toekenning, opschorting en intrekking van de erkenning

Art. 3.§ 1. De SFPME erkent de onderneming voorafgaand aan de afsluiting van een stageovereenkomst met het oog op de verstrekking van een praktische opleiding die valt onder de opleidingsfilière bedrijfsleider volgens de in de artikelen 4, 5, 6, 7, 8 en 9 bepaalde modaliteiten.

Deze titel is niet van toepassing op de stages bedoeld in Titel 4, Titel 5 en Titel 6. § 2. De onderneming wordt erkend voor één vastgesteld beroep of verschillende vastgestelde beroepen. Gelet op de opleidingsmogelijkheden die eigen zijn aan bepaalde beroepen, kan de erkenning evenwel betrekking hebben op bepaalde punten van het opleidingsprogramma.

Art. 4.§ 1. De onderneming dient, voorafgaand aan de indienstneming van een eerste leerling, haar aanvraag tot erkenning in bij de SFPME via de referentiepersoon. Binnen de drie maanden die volgen op de erkenningsaanvraag, legt de referentiepersoon een bezoek af aan de onderneming of, indien de instelling verschillende afdelingen heeft, de opleidingsplaats om te controleren of de onderneming aan de erkenningsvoorwaarden uit § 2 voldoet. § 2. Om definitief als opleidingsonderneming te kunnen worden erkend, moet de onderneming aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° daadwerkelijk het beroep of de beroepen waarvoor ze een erkenning vraagt, uitoefenen;2° opgenomen zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen;3° in orde zijn met de sociale en fiscale verplichtingen;4° niet het voorwerp uitmaken van een intrekking of weigering van de erkenning gedurende het jaar dat haar aanvraag voorafgaat;5° een mentor voor de betrokken opleiding aanduiden die met de opvolging en de pedagogische begeleiding van de leerling gedurende de duur van de alternerende opleiding belast is.De aangestelde mentor voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in art. 7 § 2. De erkenning van de ondernemingen kan aan bijkomende voorwaarden met betrekking tot de pedagogische opleiding van de mentors gekoppeld worden.

De mentor is: a) ofwel de bedrijfsleider of, wanneer de onderneming een rechtspersoon is, de natuurlijke persoon die met het effectieve beheer van de onderneming belast is en een mandaat heeft om haar te vertegenwoordigen;b) ofwel een personeelslid dat aangesteld werd door de in a) vermelde persoon en die onder zijn gezag handelt.6° de volledige garanties bieden op het vlak van organisatie en uitrusting om de opleiding van de leerling mogelijk te maken overeenkomstig het referentiekader of het opleidingsprogramma, en met de inachtneming van het door de referentiepersoon opgestelde opleidingsplan;7° de verplichtingen naleven en eraan voldoen die de Franse Gemeenschapscommissie oplegt aan de ondernemingen die een stageovereenkomst afsluiten in het kader van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen. § 3. Na het in § 1 voorziene bezoek moet een verslag daarover worden opgesteld door de referentiepersoon. Dit verslag moet ervoor zorgen dat gecontroleerd kan worden of de onderneming voldoet aan de in § 2 opgesomde erkenningsvoorwaarden, en een advies bevatten over de opleidingscapaciteit van de onderneming.

Art. 5.Indien het bezoek en het verslag van het bezoek niet binnen de 30 dagen van de erkenningsaanvraag kunnen worden gerealiseerd, kent de SFPME de onderneming een voorlopige erkenning toe, in zoverre de onderneming op eer verklaart te voldoen aan de in artikel 4, § 2 bedoelde voorwaarden van dit besluit en ze aanvaardt.

De voorlopige erkenning geldt tot en met de dag van de kennisgeving van de beslissing betreffende de definitieve erkenning of de weigering van de erkenning door de SFPME, en heeft een maximumduur van drie maanden te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag.

Art. 6.Op basis van het verslag over het bezoek erkent de SFPME de onderneming definitief of trekt de voorlopige erkenning bedoeld in artikel 5 voor het beroep/de beroepen waarvoor een erkenning wordt gevraagd, in.

De beslissing wordt aan de onderneming per brief betekend.

De SFPME kent een erkenningsnummer toe aan de onderneming die hij erkent.

In geval de erkenning geweigerd wordt, wordt de beslissing aangetekend betekend en treedt zij van rechtswege de 3de werkdag na de kennisgeving in werking.

Art. 7.§ 1. De mentor die door de onderneming aangewezen wordt overeenkomstig artikel 4, § 2, 5°, heeft de opdracht over het goede verloop van de opleiding van de leerling volgens zijn opleidingsplan te waken, en met name dat hij de beroepsvaardigheden verwerft die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het beroep dat hij gekozen heeft. § 2. De mentor in de onderneming moet aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° ofwel beschikken over een beroepservaring van minstens vijf jaar, bewezen door elk mogelijk rechtsmiddel, in het aangeleerde beroep in het geheel of gedeeltelijk in het kader van het beoogde beroep en waarvoor de onderneming de erkenning heeft gevraagd;wanneer de mentor geheel of voor het grootste deel in het kader van het door het opleidingsplan beoogde beroep een titel van bedrijfsleider in het aangeleerde beroep heeft behaald, moet hij over een beroepservaring van minstens twee jaar beschikken; 2° ofwel houder zijn van een diploma of van een pedagogisch getuigschrift of van een attest van opleiding voor het mentorschap, uitgereikt door een onderwijs- of opleidingsinstelling ingesteld of erkend door de bevoegde Gemeenschap of het bevoegde Gewest, dat bewijst dat hij over de noodzakelijke pedagogische kennis beschikt om het traject van de leerling als mentor op te volgen;3° ofwel houder zijn van een titel ter erkenning van zijn competenties als mentor uitgereikt door een centrum voor de erkenning van competenties erkend door de bevoegde gefedereerde entiteit. Hij moet getuigen van een onberispelijke houding en dit staven met een uittreksel II uit het Belgische strafregister dat gebruikt wordt in het kader van een activiteit die behoort tot onderwijs, medisch-sociale begeleiding, jeugdbijstand, kinderverzorging, animatie of omkadering van minderjarigen.

Art. 8.De SFPME bepaalt, op advies van de referentiepersoon, het aantal stagiairs dat gelijktijdig opgeleid kan worden, gelet op de opleidingscapaciteit van de onderneming.

De SFPME kan deze capaciteit herzien na een met redenen omkleed verzoek van de onderneming gericht aan de referentiepersoon.

Art. 9.Wanneer de alternerende opleiding het gebruik van risicomateriaal vereist dat noodzakelijk is voor de beroepsopleiding, of wanneer deze opleiding buiten de onderneming plaatsvindt, mag de mentor niet meer dan 2 leerlingen gelijktijdig superviseren.

Art. 10.§ 1. De SFPME kan de erkenning van de onderneming opschorten of intrekken voor één beroep of beroepen, indien niet meer voldaan wordt aan één van de in artikel 4 § 2 bedoelde erkenningsvoorwaarden of indien de onderneming niet in staat is haar verplichtingen te vervullen zoals bepaald in artikel 23.

Indien geen enkele leerling bij de betrokken onderneming in de proeven van de beroepsopleiding slaagt gedurende de 5 laatste effectieve academische opleidingsjaren, kan dat een motief zijn om de erkenning in te trekken. § 2. De erkenning van de onderneming wordt ingetrokken: 1° in geval van overmacht wanneer deze de uitvoering van de verplichtingen verbonden aan de opleiding van de stagiair definitief onmogelijk maakt;2° in geval van overlijden van de persoon die de stageovereenkomst ondertekende en gemachtigd is om aansprakelijk te worden gesteld voor de onderneming, of van de mentor;3° de onderneming bevindt zich in het geval van een stopzetting van de activiteiten, faillissement, fusie, splitsing, overdracht, overname van de onderneming of van verandering van bedrijfsstatuut;4° in geval van ernstig verzuim door de onderneming;5° de onderneming heeft valse informatie overgemaakt. § 3. De SFPME brengt de onderneming via een aangetekend schrijven op de hoogte van de opschorting of de intrekking van de erkenning als opleidingsonderneming. Hij informeert gelijktijdig de leerling(en) over de gevolgen van deze beslissing wat betreft de voortzetting van de overeenkomst die werd opgesteld in het kader van de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen. § 4. Alvorens zijn beslissing te nemen, hoort de SFPME de betrokken onderneming die hem hiertoe de vraag stelt.

In geval de erkenning opgeschort wordt, wordt in de beslissing de duur van deze opschorting gepreciseerd, zodat de onderneming de kans krijgt haar situatie te regulariseren en zich te voegen naar haar verplichtingen.

In geval de erkenning ingetrokken wordt, wordt de beslissing aangetekend betekend en treedt zij van rechtswege de 3de werkdag na de kennisgeving in werking. § 5. De intrekking van de erkenning voor een opleiding en voor een vastgesteld beroep brengt de ontbinding van de stageovereenkomst(en) voor de beoogde opleiding met zich mee.

Art. 11.De onderneming kan binnen de 10 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving via een aangetekend schrijven bezwaar aantekenen bij de administrateur-generaal van de Franse Gemeenschapscommissie tegen iedere beslissing met betrekking tot zijn erkenning, of de procedure voor het verlenen, opschorten of intrekken van de erkenning.

Art. 12.De SFPME stelt een document op waarmee de erkenning van de onderneming vastgesteld wordt, en dat volgens het model dat hij zelf bepaalt.

TITEL 3. - Stageovereenkomst en opleidingsplan HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 13.De stageovereenkomst wordt gesloten tussen een leerling en een onderneming. Ze kan gesloten worden voor alle beroepen waarvoor opleidingen voor de opleidingsfilière bedrijfsleider worden georganiseerd.

De opleiding in de onderneming kan in een ander Gewest of in het buitenland worden georganiseerd, overeenkomstig de voorwaarden en procedures voor mobiliteit die door de SFPME zijn vastgesteld.

In afwijking van het eerste lid kan een stageovereenkomst worden gesloten als de cursussen niet door het opleidingscentrum worden georganiseerd, maar er een opleidingsprogramma of referentiekader voor opleidingen bestaat. Deze afwijking kan alleen worden toegepast na voorafgaande toestemming van de SFPME.

Art. 14.Gelet op de bijzondere opleidingsmogelijkheden vastgesteld door de SFPME, kan de referentiepersoon bepalen dat een bijkomende opleiding i.v.m. bepaalde punten van het programma of van het referentiekader voor beroepen wordt gegeven aan de leerling, hetzij door een andere onderneming, hetzij in het opleidingscentrum in de vorm van bijkomende cursussen beroepspraktijk. De bijkomende opleiding kan worden verstrekt in een andere opleidingsinstelling dan die bedoeld in artikel 2, 8°, of in een onderwijsinstelling, op voorwaarde dat vooraf een partnerschaps- of samenwerkingsovereenkomst is opgesteld of gevalideerd door de SPFME. Om deze aanvullende opleiding te voltooien, kan een nieuwe overeenkomst worden getekend met een andere onderneming, hetzij aan het einde van de initiële overeenkomst of tegelijkertijd. In het laatste geval wordt de initiële overeenkomst opgeschort voor de duur van de aanvullende opleiding. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van de partijen

Art. 15.§ 1. Het bedrijf moet erkend zijn of erkend worden als vormingsbedrijf voor het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst overeenkomstig de in Titel 2 bedoelde erkenningsprocedures. § 2. Als het bedrijf een rechtspersoon is, moet de stageovereenkomst in zijn naam gesloten worden door de natuurlijke persoon die instaat voor het werkelijke beheer ervan en gemachtigd is om het te verbinden.

Art. 16.De leerling moet voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor de opleiding tot bedrijfsleider overeenkomstig het besluit 2000/775 van 20 juli 2000 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de cursussen voor opleiding in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, artikel 44 of vastgesteld bij bijzondere regelgeving;2° binnen acht weken na de eerste cursus zich inschrijven voor de cursussen van bedrijfsleider voor het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst behalve indien de leerling valt onder de in artikel 13, derde lid voorziene afwijking.3° niet uitgesloten geweest zijn van het voordeel van de sluiting van de stageovereenkomst krachtens artikel 33. In afwijking van 2° kan, indien de leerling zich niet binnen de vereiste termijn inschrijft bij het centrum, een stageovereenkomst worden gesloten vanaf 1 januari van het lopende academiejaar, mits voorafgaand akkoord van de SFPME. De leerling moet zich uiterlijk op 15 juli inschrijven voor de cursussen van het volgende academiejaar.

Als de leerling zich niet inschrijft, wordt de stageovereenkomst op 31 juli beëindigd.

Art. 17.Voordat een stageovereenkomst kan worden gesloten, moet voor aanvang van de stage een aanvraag worden ingediend bij de SPFME. De procedures voor het indienen van het verzoek worden vastgesteld door de SPFME. De stageovereenkomst moet gelijkvormig zijn aan de door de SPFME opgestelde standaardovereenkomst en de rechten en plichten van partijen overeenkomstig dit besluit vastleggen.

Ze wordt schriftelijk gesloten uiterlijk op het ogenblik dat de leerling zijn opleiding in het bedrijf begint.

Elk van de partijen ontvangt een exemplaar en een exemplaar wordt binnen 3 werkdagen na de start van de overeenkomst naar de referentiepersoon gestuurd.

Art. 18.§ 1. De stageovereenkomst loopt even lang als het door de referentiepersoon opgemaakte opleidingsplan. In geval van verbreking van de stageovereenkomst moet de latere overeenkomst even lang duren als de nog te volgen opleiding. § 2. In afwijking van § 1 kan de duur van de stageovereenkomst op verzoek van een van de partijen of op verzoek van de mentor worden verkort volgens de procedures die door de SPFME zijn vastgesteld en vóór de ondertekening van de overeenkomst zijn overeengekomen. § 2. De stageovereenkomst kan verlengd worden: 1° in geval van zakken voor de evaluaties tijdens de opleiding en voor de eindexamens;2° in geval van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst tijdens een duur die gelijk aan of hoger dan zes maanden is. § 4. De regels betreffende de verlenging en de vermindering van de duur van de overeenkomst worden door de SPFME vastgesteld.

Art. 19.De referentiepersoon valideert de stageovereenkomst uiterlijk drie maanden na aanvang en na uitvoering van de in artikel 21 bedoelde controles en verificaties. De beslissing om de overeenkomst te valideren wordt door de mentor genoteerd op de standaardovereenkomst.

Na het verstrijken van de termijn van drie maanden wordt de stageovereenkomst als gevalideerd beschouwd. Als de referentiepersoon de stageovereenkomst niet valideert, deelt hij zijn beslissing per aangetekende brief en met opgave van redenen aan de werkgever mee. De werkgever beëindigt de stageovereenkomst uiterlijk de dag na de 3de werkdag die volgt op de kennisgeving van de weigering van de stageovereenkomst. De leerling blijft leerling tot deze datum. Als de overeenkomst verder wordt uitgevoerd, is de leerling een gewone werknemer.

De overeenkomst wordt onmiddellijk beëindigd, zonder opzegtermijn en zonder opzeggingsvergoeding.

Art. 20.De stageovereenkomst voorziet in een proefperiode van 1 maand.

Art. 21.Het geldigheidsdossier en de uitvoering van de stageovereenkomst worden gecontroleerd en geverifieerd door de SFPME. De referentiepersoon stelt een dossier op om na te gaan of: 1° de overeenkomst gelijkvormig is aan de in artikel 17 bedoelde standaardovereenkomst;2° het bedrijf erkend is voor het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst in overeenstemming met Titel 2;3° de leerling de in artikel 16 bedoelde voorwaarden vervult;4° de duur van de overeenkomst overeenstemt met die vermeld in het opleidingsplan of met de duur vastgesteld overeenkomstig artikel 18, § 1 en § 2;5° de leerling ingeschreven is op de werknemerslijst die overgemaakt wordt aan de Interbedrijfsgeneeskundige dienst.6° het bedrijf de vormende capaciteit heeft om de leerling te verwelkomen;7° het opleidingsplan in overeenstemming is met de artikelen 35 en 36.

Art. 22.De contracterende partijen verbinden zich ertoe de referentiepersoon onmiddellijk kennis te geven van alle moeilijkheden die bij de uitvoering van de overeenkomst ontstaan.

De referentiepersoon treedt op als bemiddelaar in geval van meningsverschil tussen de partijen. Als hij geen akkoord bereikt of als de opgeroepen partijen of één ervan niet opdaagt, stuurt hij binnen veertien dagen een verslag aan de SFPME, samen met de notulen van het verhoor van de partijen.

Op basis van het ingediende verslag kan de SFPME besluiten de maatregelen van de artikelen 33 en 34 van dit besluit toe te passen.

Art. 23.Het bedrijf of zijn wettelijke vertegenwoordiger moet: 1° vóór het sluiten van de stageovereenkomst contact opnemen met de referentiepersoon met het oog op het aanvragen van de erkenning van het bedrijf of het sluiten van een stageovereenkomst indien het bedrijf reeds erkend is;2° erop toezien dat de opleiding bepaald door het opleidingsplan of de opleiding of een deel van het opleidingsplan aan de leerling wordt gegeven met het oog op de voorbereiding op de examens en op de uitoefening van het beroep waarvoor de leerling bestemd is, met name door hem de nodige hulp, gereedschap en grondstoffen te verschaffen;3° de nodige zorg en aandacht besteden aan de inschakeling van de leerling in zijn beroepskring en hem het arbeidsreglement te overhandigen wanneer de stageovereenkomst is ondertekend;4° de leerling geen taken opdragen die: a) geen verband houden met het beroep waarvoor hij werd aangeworven;b) geen opleidend karakter hebben;c) gevaarlijk zijn voor zijn gezondheid en veiligheid;d) verboden zijn krachtens wettelijke of verordeningsbepalingen inzake de arbeidsbescherming;5° de referentiepersoon op de hoogte houden van het verloop van de opleiding in het bedrijf;6° in samenwerking met de referentiepersoon ervoor zorgen dat de leerling: a) de cursussen regelmatig volgt in een opleidingscentrum, wat inhoudt dat het bedrijf ermee instemt dat de leerling niet aanwezig is in het bedrijf tijdens deze cursussen en de hele dag als de cursussen méér dan een halve dag in beslag nemen;b) aan de praktische evaluaties op de werkvloer deelneemt; c) aan de evaluaties deelneemt en de examens aflegt, wat inhoudt dat het bedrijf hem, ten laatste om 16 uur op de dag vóór die waarop de evaluaties en examens plaatsvinden, of niet later dan 12.00 uur als ze 's avonds plaatsvinden, moet vrijgeven; d) de hem verstrekte pedagogische stukken nauwkeurig bijhoudt;7° toezien op de toepassing van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede de verplichtingen die zijn vastgelegd in de Codex over het welzijn op het werk, in het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming of in de collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn op het bedrijf tijdens de uitvoering van hun werk, met name: a) door de wettelijke vereisten na te leven, wanneer de taken die aan de leerling worden toevertrouwd risico's voor zijn veiligheid of gezondheid met zich meebrengen of kunnen meebrengen;b) door de nodige en gepaste voorzorgsmaatregelen te nemen, zowel inzake de organisatie als op het vlak van de uitrustingen die ter beschikking van de leerlingen worden gesteld, en te voorzien in de krachtens dezelfde wet opgelegde kleren en uitrustingen voor individuele bescherming;c) door de leerling, zodra de overeenkomst begint te lopen, in te schrijven op de werknemerslijst die overgemaakt wordt aan de Interbedrijfsgeneeskundige dienst;d) door, in voorkomend geval, ervoor te zorgen dat de leerling aan de krachtens voornoemde wet en de uitvoeringsbesluiten ervan opgelegde medische onderzoeken onderworpen wordt en het bewijs van dit onderzoek binnen twee maanden na het begin van de uitvoering van de overeenkomst levert;e) door ervoor te zorgen dat de leerling op de hoogte wordt gesteld van en zich inschrijft voor opleidingen over veiligheid.8° de leerling de in artikel 24 bedoelde minimale maandelijkse stagetoelage betalen;9° tegemoetkomen in de vervoerkosten van de leerling, overeenkomstig de vigerende wettelijke bepalingen;10° zich schikken naar het in het arbeidsreglement vastgelegde werkrooster zonder de drempel te overschrijden waarin voorzien wordt in de collectieve arbeidsovereenkomst die binnen het bevoegde paritaire comité gesloten werd of, bij gebrek aan dergelijke overeenkomst, de drempel bepaald bij de arbeidswetgeving, met inbegrip - in elk geval - van de tijd die de leerling besteedt aan het volgen van de cursussen;11° de leerling over het hele jaar gemiddeld minimum 27 uren per week in het bedrijf tewerkstellen, met inbegrip van de uren die deze aan het volgen van de cursussen besteedt;12° de leerling de nodige tijd te geven om zijn geloofsplichten, evenals zijn burgerlijke verplichtingen te vervullen;13° de door de leerling in depot afgegeven persoonlijke bezittingen veilig bewaren en ze hem in ieder geval teruggeven;14° een verzekering afsluiten tegen ongevallen die de leerling kunnen overkomen bij en door de uitvoering van de stageovereenkomst: a) tijdens de vormingsuren in het bedrijf en tijdens de uren, in het opleidingscentrum, waarin de leerling de door de stageovereenkomst voorziene cursussen volgt, aan de evaluaties deelneemt en examens aflegt;b) tijdens de gewone trajecten tussen zijn woonplaats en het bedrijf of het centrum, alsook tussen het bedrijf en het centrum;15° de referentiepersoon en elke door de SFPME aangewezen persoon op de plaats van de uitvoering van de overeenkomst laten nagaan of hij de aangegane verplichtingen nakomt;16° de referentiepersoon jaarlijks vóór 31 maart een verslag overhandigen over het verloop van de opleiding in het bedrijf, volgens de voorschriften die de SFPME bepaalt;17° de referentiepersoon op diens verzoek, op het einde van de stage, een attest bezorgen, waarin de begin- en einddatum van de overeenkomst alsook de aard van de gevolgde opleiding worden vermeld;18° de referentiepersoon verwittigen van de eventuele afwezigheden van de leerling;19° pedagogische bijscholingscursussen volgen onder de voorwaarden en volgens de voorschriften die de SFPME bepaalt;20° de leerling, onbetaald verlof toestaan of hem toelaten zijn wettelijk verlof aan te vullen met onbetaald verlof dat gelijkgesteld is met wettelijk verlof, als hij geen recht heeft op verlofdagen of recht heeft op een kleiner aantal dagen dan de wettelijke maximale duur, zodat hij voor elk vormingsjaar over 20 à 24 vrije dagen kan beschikken, al naar gelang de overeenkomst uitgevoerd wordt over 5 of 6 dagen aanwezigheid per week in het bedrijf;21° de leerling naar de referentiepersoon laten gaan tijdens de opleidingsuren in het bedrijf;22° de in artikel 22 van dit besluit bedoelde procedure in acht nemen bij elke moeilijkheid die in de loop van de overeenkomst ontstaat.23° onder alle omstandigheden een effectieve ondersteuning op de werkvloer garanderen;24° een vervangende mentor of een persoon verantwoordelijk voor de begeleiding van de leerling aanstellen indien de aangestelde mentor voor een korte periode afwezig is, onverminderd de regelingen die het bedrijf moet treffen om de eigenlijke mentor te vervangen in geval van langdurige afwezigheid of verandering van mentor.De vervangende mentor zal het best voldoen aan het profiel en de voorwaarden van de aangestelde mentor; 25° de sociale en administratieve verplichtingen verbonden aan de uitvoering van de stageovereenkomst naleven, in het bijzonder de verplichtingen verbonden aan DIMONA.

Art. 24.§ 1. In overeenstemming met de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers of de daarmee overeenstemmende wetgeving van de vestigingseenheid van de onderneming, wordt de aan de leerling verschuldigde uitkering beschouwd als een bezoldiging.

De vergoeding is zowel verschuldigd voor de diensten die de leerling in de onderneming verleent als voor de cursussen die hij volgt en de evaluaties en examens die hij aflegt in overeenstemming met de stageovereenkomst.

Het bedrag van de uitkering wordt berekend op basis van het GGMMI, rekening houdend met de vaardigheden die de leerling heeft verworven en die zijn vastgelegd in het opleidingsplan.

Deze uitkering omvat de voordelen in natura die de bedrijfsleider toekent volgens de regels voor sociale zekerheid voor werknemers. § 2. De minimale maandelijkse uitkering bedraagt: 1° voor de gekwalificeerde leerling: a) 1ste jaar: 46,46% van het GGMMI;b) 2de en volgende jaren: 54,91% van het GGMMI;2° voor de niet-gekwalificeerde leerling: a) 1ste jaar: 32% van het GGMMI;b) 2de jaar: 46,46% van het GGMMI;c) 3de jaar: 54,91% van het GGMMI; Onder "gekwalificeerde leerling" wordt verstaan een leerling die voor het beroep waarop de stageovereenkomst betrekking heeft, houder is van: - een leertijdsgetuigschrift, - een kwalificatiecertificaat van het vierde technisch jaar of het zesde jaar beroepsonderwijs, - een kwalificatie die als gelijkwaardig is erkend in overeenstemming met de voorwaarden van de SFPME. Onder "ongekwalificeerde leerling" wordt verstaan een leerling die is ingeschreven in het voorbereidende jaar of in het eerste jaar van de opleiding tot bedrijfsleider en die niet in het bezit is van een kwalificatie uit het vorige lid.

Als de bevoegde paritaire commissie hogere uitkeringen heeft vastgesteld, moet de onderneming deze bedragen aan de leerling betalen. § 3. Voor opleidingen die beginnen in de eerste helft van het kalenderjaar wordt de voortgang van de minimale maandelijkse toelage vastgesteld volgens de voorwaarden van de SFPME. Voor de andere opleidingen, begint de progressie van de minimale maandelijkse toelage ofwel op 1 augustus voorafgaand aan de start van het volgende jaar ofwel, in geval van een tweede sessie, op 1 oktober voorafgaand aan de start van het volgende jaar.

Als de overeenkomst wordt verlengd, wordt de voortgang van de stage-uitkering uitgesteld, in overeenstemming met de voorwaarden en modaliteiten die door de SFPME zijn vastgesteld. § 4. De SFPME stelt de partijen schriftelijk in kennis van elke verhoging of indexering van het bedrag van de in § 2 en 3 bedoelde maandelijkse uitkering.

Art. 25.De leerling moet: 1° zijn werk zorgvuldig, eerlijk en op de tijd, plaats en wijze zoals is overeengekomen, verrichten;2° zich met het oog op de uitvoering van de overeenkomst richten naar de onderrichtingen van de bedrijfsleider, zijn lasthebbers of zijn aangestelden met het oog op de uitvoering van de stageovereenkomst;3° de cursussen voor de opleiding tot bedrijfshoofd regelmatig volgen, behalve in geval van vrijstelling, en de hem overgemaakte pedagogische stukken in acht nemen en nauwkeurig aanvullen;4° deelnemen aan evaluaties en examens tijdens en op het einde van de opleiding;5° zich tijdens en na afloop van de overeenkomst onthouden van de onthulling van fabricage- of bedrijfsgeheimen of geheimen van persoonlijke of vertrouwelijke aard, waarvan hij tijdens zijn opleiding kennis heeft gekregen;6° zich onthouden van alles wat schadelijk kan zijn voor zijn eigen veiligheid of die van andere werknemers in de onderneming, de bedrijfsleider of derden en houdt zich in het bijzonder aan de gezondheids- en veiligheidsmaatregelen die in het beroep zijn vastgelegd;7° het hem toevertrouwde gereedschap in goede staat teruggeven, alsook de werkkledij wanneer deze opgelegd is bij of krachtens de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;8° de referentiepersoon een opvolgingsrapport bezorgen van het verloop van de stage, volgens de voorschriften die de SFPME bepaalt;9° de in artikel 12 bedoelde procedure in acht nemen bij elke moeilijkheid die bij de uitvoering van de overeenkomst ontstaat.

Art. 26.In geval van schade die door de leerling aan het bedrijf of aan derden wordt toegebracht bij de uitvoering van zijn overeenkomst, is de leerling alleen aansprakelijk voor zijn opzettelijk wangedrag of grove schuld. Hij is enkel aansprakelijk voor een lichte fout die eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

In geval van schade als bedoeld in het eerste lid dienen partijen de referentiepersoon hiervan onverwijld in kennis te stellen.

De bedrijfsleider kan op de stagevergoeding de vergoedingen en schadevergoedingen inhouden die hem op grond van dit artikel toekomen en die na de feiten met de leerling zijn overeengekomen of door de rechter zijn vastgesteld. De totale inhoudingen mogen niet meer bedragen dan een vijfde van de maandelijkse vergoeding, na aftrek van eventuele inhoudingen op grond van de belasting- en socialezekerheidswetgeving.

Art. 27.De leerling is niet aansprakelijk voor beschadiging of slijtage door normaal gebruik van het artikel of voor verlies door onvoorziene omstandigheden. HOOFDSTUK III. - Schorsing van de uitvoering van de stageovereenkomst

Art. 28.§ 1. De overeenkomst wordt opgeschort onder de voorwaarden en volgens de vormen bepaald door de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten en krachtens de federale bepalingen die van toepassing zijn op de alternerende opleidingen voor wat de aspecten inzake sociale zekerheid betreft.

In afwijking van het eerste lid wordt de betaling door de onderneming van de stage-uitkering van de leerling in geval van opschorting van de stageovereenkomst beperkt tot de eerste zeven kalenderdagen afwezigheid. In geval van tijdelijke werkloosheid anders dan ten gevolge van een technisch ongeval is de onderneming vrijgesteld van het betalen van een uitkering. § 2. Indien is vastgesteld dat een van de partijen de in deze titel bedoelde verplichtingen niet is nagekomen, kan de SFPME de uitvoering van de stageovereenkomst opschorten voor een periode die het vaststelt, nadat de partijen die daarom verzoeken, zijn gehoord.

Wanneer de uitvoering van de overeenkomst meer dan zes maanden wordt opgeschort, wordt de einddatum van de overeenkomst verlengd tot 30 september van het jaar volgend op het jaar waarin de overeenkomst had moeten aflopen.

Art. 29.Elke opschorting van een stageovereenkomst wordt door het bedrijf onmiddellijk meegedeeld aan de referentiepersoon. HOOFDSTUK IV. - Einde, verbreking, intrekking van de stageovereenkomst

Art. 30.De stageovereenkomst eindigt: 1° bij het verstrijken van de termijn;2° op verzoek van één van de partijen dat schriftelijk meegedeeld wordt met inachtneming van een opzegtermijn van 7 kalenderdagen als de leerling zich in een proefperiode bevindt en een opzegtermijn van 14 kalenderdagen als de leerling zich niet in een proefperiode bevindt, of met betaling van een schadevergoeding wegens contractbreuk voor een gelijkwaardige periode als de opzegtermijn niet wordt nageleefd. De te presteren opzeggingstermijn wordt van kracht op de 3de werkdag volgend op de betekening per aangetekende brief of op de dag volgend op de betekening wanneer deze gebeurt per gerechtsdeurwaarder of het voorwerp uitmaakt van een ontvangstbewijs ondertekend door de partij aan wie de kennisgeving wordt gedaan; 3° onmiddellijk wanneer een in de artikelen 31 en 32 bedoelde ernstige reden tot verbreking bestaat, wat de andere partij betreft;4° in onderlinge overeenstemming tussen de bedrijfsleider en de leerling in geval van onmin die het goede verloop van de stageovereenkomst sterk verhindert en met voorafgaande inlichting van de referentiepersoon;5° door het overlijden van één van de partijen;6° door toeval of in geval van overmacht die de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk maakt;7° door schriftelijk verzoek van de leerling, gericht aan de bedrijfsleider en de referentiepersoon, en met een opzegtermijn van 7 dagen, als hij bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen is, binnen een administratie benoemd is of zich als zelfstandige vestigt;8° als de uitvoering van de overeenkomst meer dan zes maanden geschorst wordt en één van de partijen de wens uitdrukt ze niet voort te zetten;9° wanneer de SFPME de leerling of de onderneming uitsluit van de stageovereenkomst overeenkomstig artikel 33;10° wanneer de SFPME de erkenning van de onderneming intrekt of weigert overeenkomstig artikel 10;11° wanneer de referentiepersoon de stageovereenkomst niet valideert overeenkomstig artikel 19. In geval van verbreking om ernstige redenen zoals voorzien in de artikelen 31 en 32, moet de partij die de redenen inroept de andere partij uiterlijk op de derde werkdag volgend op de dag waarop de stageovereenkomst wordt opgezegd, op de hoogte brengen van de redenen.

Deze kennisgeving gebeurt per aangetekende brief of door overhandiging van een geschrift. In het laatste geval dient de handtekening van de persoon die de kennisgeving ontvangt enkel als ontvangstbewijs en niet als erkenning van de dringende reden. Een kopie van de kennisgeving wordt naar de referentiepersoon gestuurd.

Art. 31.Het bedrijf kan een ernstige reden tot verbreking inroepen die de ontbinding van rechtswege van de stageovereenkomst wettigt als de leerling: 1° zich schuldig maakt aan een oneerlijke daad, aan handtastelijkheden of zware beledigingen t.o.v. de bedrijfsleider of zijn personeel; 2° hen opzettelijk stoffelijke of morele schade berokkent tijdens of naar aanleiding van de uitvoering van de overeenkomst;3° beroepsgeheimen onthult of blijk geeft van indiscretie op het gebied van zaken; 4° zijn verplichtingen verzuimt i.v.m. de goede orde, de veiligheid en de tucht binnen het bedrijf of de uitvoering van de overeenkomst.

Art. 32.De leerling kan een ernstige reden van verbreking inroepen, die de ontbinding van rechtswege van de stageovereenkomst wettigt als: 1° de bedrijfsleider of de aangeduide mentor zich tegenover de leerling schuldig maakt aan een oneerlijke daad, aan handtastelijkheden of zware beledigingen;2° de bedrijfsleider of de aangeduide mentor de leerling op dergelijke wijze laat behandelen door derden;3° de zedelijkheid van de leerling in gevaar wordt gebracht in de loop van de overeenkomst; 4° de onderneming ernstig tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen m.b.t. de uitvoering van de overeenkomst.

Art. 33.De SFPME kan de leerling of het bedrijf uitsluiten van het voordeel van de latere of huidige stageovereenkomst in een van de volgende gevallen: 1° indien één van de partijen valse inlichtingen heeft verstrekt;2° indien de leerling de voorwaarden van artikel 16 niet meer vervult;3° in geval van ernstige of herhaalde overtredingen door het bedrijf van artikel 23 of wanneer de erkenning van het bedrijf is ingetrokken;4° indien één van de partijen haar verplichtingen niet meer nakomt betreffende de theoretische en praktische opleiding;5° uit de evaluaties tijdens de opleiding blijkt dat de leerling niet beschikt over de nodige bekwaamheden om de bij het opleidingsprogramma bepaalde kennis te verwerven;6° de leerling lichamelijk ongeschikt wordt verklaard voor de uitoefening van het beroep dat het voorwerp uitmaakt van de stageovereenkomst, bij of krachtens de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;7° de partijen niet tot een akkoord zijn gekomen na afloop van de in artikel 22 bedoelde procedure 8° wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat er een risico bestaat voor de veiligheid, de fysieke of morele integriteit van leerling. Alvorens een van de partijen uit te sluiten van het sluiten van overeenkomsten, vraagt de SFPME het advies van de referentiepersoon.

De referentiepersoon verzoekt de contracterende partijen erom hun eventuele opmerkingen schriftelijk mee te delen. In voorkomend geval roept hij ze op om ze te horen en voorlegt hij een verslag aan de SFPME. De uitsluitingsdatum wordt vastgesteld door de SFPME. De partijen beëindigen de overeenkomst op deze datum.

Art. 34.Als het belang van de leerling het rechtvaardigt, kan de SFPME de uitvoering van de overeenkomst schorsen voor een termijn die hij bepaalt.

Als de schorsing van de uitvoering van de overeenkomst meer dan zes maanden duurt, is artikel 30, 8°, van toepassing. HOOFDSTUK V. - Opleidingsplan

Art. 35.Het opleidingsplan identificeert het individuele opleidingstraject van de leerling; het beschrijft zijn of haar opleidingstraject en maakt het mogelijk om de verwerving van professionele vaardigheden, de progressie van taken en verantwoordelijkheden te volgen.

Het opleidingsplan wordt opgesteld op basis van de eerdere opleiding, het beroepsproject, de vaardigheden en de leeftijd van de leerling.

Art. 36.Het omvat minstens: - 1° de activiteiten van het beroep; - 2° de te volgen cursussen, rekening houdend met eventuele vrijstellingen en verschuivingen overeenkomstig de door de SFPME vastgelegde modaliteiten; - 3° de vaardigheden die de leerling moet verwerven in het kader van de opleiding; - 4° de duur van de opleiding.

Het opleidingsplan heeft een open einde.

Art. 37.Het opleidingsplan voor een stageovereenkomst waarvan de duur wordt verkort of verlengd, wordt goedgekeurd door de SFPME. TITEL 4. - Stagovereenkomst professionele praktijkervaring

Art. 38.De stage professionele praktijkervaring is een opleiding georganiseerd door de SFPME, via het opleidingscentrum bedoeld in artikel 2, 8° in de beroepsopleiding voor bedrijfsleiders. Ze heeft tot doel de leerlingen in staat te stellen minstens één stage te volbrengen met het oog op het verwerven, ontwikkelen of beheersen van beroepsvaardigheden in het vak.

Deze stage wordt geformaliseerd door het afsluiten van een stageovereenkomst professionele praktijkervaring tussen een leerling, een bedrijf in het Brussels Gewest en het opleidingscentrum. De onbetaalde stage kan pas beginnen als de overeenkomst is ondertekend door het bedrijf en de leerling en gevalideerd door de opleidingspool.

De stage kan worden georganiseerd in een ander Gewest volgens de voorwaarden bepaald door de SFPME. Het is onbetaald en kan alleen worden georganiseerd in secties waar de leerling moet aantonen dat hij praktijkervaring heeft in een bedrijf in overeenstemming met het referentiekader voor de opleiding.

Het gastbedrijf voert de activiteit uit waarop de door de leerling gevolgde opleiding betrekking heeft.

Het aantal uren werkervaring is beperkt tot de uren die in het referentiekader voor de opleiding zijn gespecificeerd. Bij de ondertekende overeenkomst en het in artikel 44 bedoelde activiteitenverslag wordt een uurrooster van de prestaties gevoegd.

Art. 39.De begunstigden van een opleidingsstage professionele praktijkervaring zijn: a) Leerlingen met een arbeidsovereenkomst of die als zelfstandige een andere activiteit uitoefenen dan de gevolgde opleiding;b) Leerlingen met een vervangingsinkomen die beschikbaar moeten blijven op de arbeidsmarkt en die niet in staat zijn om een betaalde stageovereenkomst aan te gaan zoals bedoeld in titel 3 van dit besluit;c) Leerlingen die zijn ingeschreven in een traject waar een tekort is aan stageplaatsen.Hiertoe wordt door de SFPME uiterlijk 31/12 van elk academiejaar een lijst opgesteld en geactualiseerd; d) Studenten die ondanks een intensieve zoektocht geen stageplaats hebben gevonden.

Art. 40.De leerlingen bedoeld in art. 39, a) en b) kunnen vanaf het begin van hun opleiding en niet meer dan één keer per academiejaar toegang krijgen tot de stage professionele praktijkervaring.

Art. 41.De leerlingen bedoeld in artikel 39, c) en d) kunnen vanaf 1 januari van het lopende academiejaar gebruik maken van de stage.

Behoudens afwijkingen toegestaan door de SFPME, kunnen deze leerlingen maximaal één stageovereenkomst sluiten tijdens hun opleiding, op voorwaarde dat de leerling het bewijs levert van een actieve zoektocht naar een stageovereenkomst zoals bedoeld in titel 3 van dit besluit.

Hiertoe dient de leerling zijn aanvraag in door attesten of andere nuttige documenten voor te leggen waaruit blijkt dat hij meerdere bedrijven heeft gezocht en dat deze hebben geweigerd een stageovereenkomst te sluiten zoals bedoeld in titel 3 van dit besluit.

Art. 42.Voor de stage professionele praktijkervaring is voorafgaande goedkeuring van het opleidingscentrum vereist. Het centrum neemt een beslissing nadat het heeft gecontroleerd of aan alle voorwaarden is voldaan en of het bedrijf de beroepsactiviteit uitoefent waarvoor de leerling wordt opgeleid.

Art. 43.Behoudens een vrijstelling die aan de SFPME wordt voorgelegd, mogen de bedrijven maximaal één leerling per academiejaar in het kader van een stageovereenkomst professionele praktijkervaring aannemen.

Art. 44.Binnen de 15 dagen na het einde van de stage moet de leerling een activiteitenverslag indienen bij de opleidingspool van het centrum.

Art. 45.Bij gebrek aan voorafgaand akkoord over het sluiten van de overeenkomst of het indienen van het activiteitenverslag, kan de professionele praktijkervaring niet in aanmerking worden genomen voor de toelating tot examen C zoals bepaald in artikel 29, § 2 van het besluit van 20 juli 2000 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 46.De stage professionele werkervaring moet voor 1 juni van het schooljaar zijn afgerond. Een stage professionele praktijkervaring als bedoeld in dit besluit mag niet worden afgesloten in het 3de kwartaal van het lopende kalenderjaar.

TITEL 5. - Stage vertrouwd maken met ambachten

Art. 47.De stage vertrouwd maken met ambachten is een observatiestage in een onderneming en is onbetaald.

Art. 48.Deze stage staat open voor alle personen van vijftien jaar en ouder, ongeacht hun leeftijd, ongeacht of ze al dan niet ingeschreven zijn in het opleidingscentrum en ongeacht hun woonplaats.

De partijen zijn verplicht om voor aanvang van de stage toestemming te vragen aan de SFPME.

Art. 49.De stage vertrouwd maken met ambachten kan het hele jaar door gevolgd worden.

In afwijking van lid 1 mogen de stages, voor jongeren die nog leerplichtig zijn, niet samenvallen met de lestijden.

Art. 50.De stage vertrouwd maken met ambachten mag niet langer dan vijf werkdagen duren.

Art. 51.Het aantal stages vertrouwd maken met de ambachten is beperkt tot drie per persoon.

Deze stages kunnen in eenzelfde ambacht bij verschillende ondernemingen of binnen dezelfde onderneming in verschillende ambachten plaatsvinden.

Art. 52.De stage wordt uitgevoerd in een onderneming die een vestiging heeft op het grondgebied van het Franse taalgebied, volgens de modaliteiten bepaald door de SFPME. In afwijking van het eerste lid kan de stage worden uitgevoerd op een ander grondgebied van het land op voorwaarde dat vooraf een samenwerkingsakkoord werd gesloten met de bevoegde opleidingsverstrekker van het betreffende grondgebied.

Art. 53.Onder voorbehoud van validering door de SFPME oefent de onderneming die leeropleidingen verstrekt, een activiteit uit die het voorwerp uitmaakt van een door de SFPME georganiseerd opleidingsprogramma of referentiekader voor opleidingen.

De onderneming die leeropleidingen verstrekt, is niet verplicht om een erkenning aan te vragen. De erkenning mag echter niet zijn ingetrokken of geweigerd op grond van titel 2.

Art. 54.De onderneming die leeropleidingen verstrekt, mag maximaal twee personen tegelijk ontvangen.

Niettegenstaande het voorgaande lid kan de SFPME de maximumdrempel op gemotiveerd verzoek van de onderneming herzien.

Art. 55.§ 1. De SFPME sluit voor de persoon die een stage vertrouwd maken met ambachten volgt, een gewone ongevallen- en wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af voor de volledige duur van de stage. § 2. De verzekering dekt de betrokkene voor stages uitgevoerd op de stageplaats en voor de duur van de stage, met uitsluiting van de verplaatsingen van en naar de stageplaats.

Als de leerling naar de locatie of naar een andere locatie reist dan de plaats waar de stage plaatsvindt, wordt hij begeleid door een personeelslid van de onderneming.

TITEL 6. - Verplichte observatiestage

Art. 56.Voor de opleidingen bepaald door de SFPME en overeenkomstig de modaliteiten die het vaststelt, kan de persoon die zich wenst in te schrijven voor een opleiding of de leerling die is ingeschreven voor een opleiding die voorziet in een verplichte observatieperiode, deze observatieperiode volgen in een onderneming voor een duur bepaald in het opleidingsprogramma of het referentiekader voor opleidingen, voorafgaand aan de inschrijving voor de opleiding of het afleggen van de beoordelingen en examens tijdens of op het einde van de opleiding.

Voor aanvang van de stage wordt een overeenkomst conform de door de SFPME opgestelde standaardovereenkomst ondertekend.

Deze stage is onbetaald.

TITEL 7. - Beroep

Art. 57.Onverminderd artikel 11, kunnen de partijen binnen 10 dagen na ontvangst van de beslissing via aangetekend schrijven beroep aantekenen bij de administrateur-generaal van de Franse Gemeenschapscommissie tegen elke beslissing genomen in toepassing van dit besluit.

TITEL 8. - Opheffings-, overgangs-, en slotbepalingen

Art. 58.Het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998Relevante gevonden documenten type besluit van de franse gemeenschapscommissie prom. 17/07/1998 pub. 01/09/1998 numac 1998031380 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de stage-overeenkomsten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen type besluit van de franse gemeenschapscommissie prom. 17/07/1998 pub. 01/09/1998 numac 1998031378 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de leercontracten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen sluiten betreffende de stageovereenkomst in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art. 59.Het besluit van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998Relevante gevonden documenten type besluit van de franse gemeenschapscommissie prom. 17/07/1998 pub. 01/09/1998 numac 1998031380 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de stage-overeenkomsten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen type besluit van de franse gemeenschapscommissie prom. 17/07/1998 pub. 01/09/1998 numac 1998031378 bron franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de leercontracten in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen sluiten betreffende het afwisselend opleidingsprogramma opleidingsplan alternerend leren in de permanente opleiding van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art. 60.Het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juli 2018 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden alsook de procedure voor de toekenning, de opschorting en de intrekking van de erkenning van de opleidingsfilière voor de richting bedrijfsleider binnen de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen wordt opgeheven.

Art. 61.Bij wijze van overgangsmaatregel blijven de stageovereenkomsten die gesloten zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit van kracht tot hun einddatum, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 juli 1998 betreffende de stageovereenkomst in het kader van de permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art. 62.De onderneming die het voorwerp uitmaakt van een erkenning op basis van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juli 2018 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de ondernemingen in de Permanente opleiding van de Middenklasse en de kleine en middelgrote ondernemingen, wordt geacht erkend te zijn in de zin van dit besluit.

Art. 63.Bij wijze van overgangsmaatregel blijft het opleidingsplan verbonden aan een stageovereenkomst gesloten voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing.

Art. 64.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024.

Art. 65.Het Lid van het College bevoegd voor Beroepsopleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 maart 2024.

Voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie : B. CLERFAYT, B. TRACHTE, Het Lid van het College belast met Beroepsopleiding De Voorzitster van het College

^