gepubliceerd op 30 augustus 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij drie arresten nrs. 133.067, 133.068 en 133.069 van 25 juni 2004 in zake de Franse Gemeenschap tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities 1. « Schendt artikel 44 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bi(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij drie arresten nrs. 133.067, 133.068 en 133.069 van 25 juni 2004 in zake de Franse Gemeenschap tegen de Belgische Staat, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 6 juli 2004, heeft de Raad van State de volgende twee prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 44 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, zoals gewijzigd bij artikel 51, § 2, van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, doordat het, voor de toepassing van artikel 46 van de wet van 4 augustus 1996, bepaalt dat ' de meest representatieve [...] organisaties [...] in de Hoge Raad [zijn] vertegenwoordigd op dezelfde wijze als in de Nationale Arbeidsraad ', de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de in dat artikel gekozen samenstelling van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk tot gevolg heeft dat de verzoekende partij wordt uitgesloten van die Raad en bijgevolg van de adviesprocedure waarin het voormelde artikel 46 voorziet, terwijl niets verantwoordt dat de verzoekende partij, die een grote werkgever is, niet in die Raad is vertegenwoordigd ? » 2. « Schendt artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, e), van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk artikel 6, § 1, II, 3°, en VI, laatste lid, 12°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in zoverre het, met het oog op de vaststelling van het toepassingsgebied van die wet, de leerlingen en studenten die een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die in de onderwijsinstelling wordt verricht, gelijkstelt met werknemers ? » Bij arrest nr.133.070 van 25 juni 2004 in zake de Franse Gemeenschap tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 6 juli 2004, heeft de Raad van State, benevens de twee bovenstaande prejudiciële vragen, een derde prejudiciële vraag gesteld luidende als volgt : 3. « Schendt artikel 40, § 3, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk artikel 5, § 1, I, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in zoverre het de Koning machtigt tot het bepalen van de voorwaarden waaronder en de nadere regels volgens welke een externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk kan worden erkend ? » Die zaken, respectievelijk ingeschreven onder de nummers 3056, 3057, 3058 en 3059 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. De griffier, P.-Y. Dutilleux.