Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 17 augustus 2007
gepubliceerd op 27 augustus 2007

Omzendbrief nr. 573 met betrekking tot het deontologisch kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt

bron
federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2007002157
pub.
27/08/2007
prom.
17/08/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUDGET EN BEHEERSCONTROLE EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE


17 AUGUSTUS 2007. - Omzendbrief nr. 573 met betrekking tot het deontologisch kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt


Aan de ambtenaren van de diensten behorende tot het federaal administratief openbaar ambt zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mevrouw de Staatssecretaris, Mijnheer de Staatssecretaris, Wij verzoeken u om de inhoud van deze omzendbrief mee te delen aan de diensten, besturen en instellingen van het federaal administratief openbaar ambt waarover u het gezag, het toezicht of de voogdij uitoefent en tevens alle nodige initiatieven te willen nemen in samenspraak met het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie bij de FOD Budget en Beheerscontrole om de bepalingen van het bijgevoegd deontologisch kader daadwerkelijk toe te passen binnen deze diensten, besturen en instellingen. Deze omzendbrief is de toepassing van artikel 14ter van het koninklijk besluit van 14 juni 2007 houdende wijziging van verscheidene reglementaire bepalingen (Belgisch Staatsblad van 22 juni 2007, tweede editie).

Het deontologisch kader past in het federale preventieve integriteitsbeleid en -beheer. De primaire doelstelling ervan is het vertrouwen van de burger in de goede werking van het federaal administratief openbaar ambt te bewaren en te verbeteren door het ethisch en deontologisch gedrag van alle ambtenaren te stimuleren.

Waarden en normen spelen een centrale rol in dit integriteitsbeleid en -beheer. Voor alle ambtenaren van de federale overheid betekent dit bijvoorbeeld dat zij voorrang dienen te geven aan het algemeen belang boven het persoonlijk belang en dat zij de waarden en normen van de federale overheidsorganisatie op zichtbare wijze eerbiedigen.

Het preventief integriteitsbeleid en integriteitsbeheer van het federaal administratief openbaar ambt behoren tot de bevoegdheden van de Minister van Begroting (K.B. van 15 mei 2001, artikel 2, § 1, 3°).

Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie werd op 1 juli 2006 opgericht binnen de federale overheidsdienst Budget en Beheerscontrole voor de uitvoering van deze bevoegdheden. De Minister van Ambtenarenzaken is ter zake medebevoegd vanuit zijn verantwoordelijkheid met betrekking tot het statuut van de ambtenaren.

De Ministerraad stemde op 30 juni 2006 in met de beleidsnota federaal preventief integriteitsbeleid en integriteitsbeheer. Net als de bepalingen in het deontologisch kader, kadert deze nota in internationale verplichtingen en aanbevelingen, zoals : 1. de OESO-aanbeveling van 23 april 1998 over ethisch gedrag in de publieke sector;2. de OESO-aanbeveling van 11 juni 2003 inzake het beheer van belangenconflicten in de publieke sector;3. de 20 leidende principes voor de strijd tegen corruptie van de Raad van Europa (resolutie (97) 24 van 6 november 1997);4. de aanbevelingen van 2 december 2004 uit de tweede evaluatiecyclus van de Group of Countries Against Corruption (GRECO) binnen de Raad van Europa;5. de wet houdende instemming met het Verdrag van de Verenigde Naties tegen Corruptie, in het bijzonder hoofdstuk II : preventieve maatregelen, artikels 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 13. Het deontologisch kader werd, na gunstig advies door de Adviesgroep Ambtelijke Ethiek en Deontologie, door de Minister van Begroting aan de Ministerraad ter goedkeuring voorgelegd op 8 maart 2007. Het kader werd overlegd met de vakorganisaties.

Het deontologisch kader bundelt en licht de gemeenschappelijke waarden en de gedragsregels toe die gelden voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt, gelet op de wet- en regelgeving die ter zake gelden. Het deontologisch kader zelf is niet normerend : de erin opgenomen bepalingen vinden hun rechtsgrond in de achterliggende wet- en regelgeving. Een niet-exhaustieve lijst van deze wetten en regelgeving is bijgevoegd aan het deontologisch kader.

Het deontologisch kader streeft ernaar de ambtenaren bewust te maken van de waarden respect, onpartijdigheid, beroepsernst en loyaliteit en deze waarden structureel in te bedden in het dagelijks beheer van de diensten, instellingen en besturen van het federaal administratief openbaar ambt. Het kader is tegelijkertijd een maatregel van goed bestuur door de ambtenaren een begrijpelijke, toegankelijke, transparante en overzichtelijke referentietekst ter beschikking te stellen.

Het federaal preventief integriteitsbeleid is gebaseerd op bewustwording en naleving. Het deontologisch kader is dus een integriteitsinstrument dat onder andere via opleiding en communicatie de ambtenaren dient aan te zetten tot het kennis nemen en bewust worden van de reële implicaties van de bepalingen van het deontologisch kader. Naast deze bewustwordingsfunctie heeft het kader ook een functie als nalevingsinstrument, namelijk een referentiekader voor de toetsing van het concrete gedrag van de ambtenaar aan het in het deontologisch kader gewenste gedrag. Het is geenszins de bedoeling zich te beperken tot een nalevingsstrategie waarbij de ambtenaren zich enkel zouden conformeren aan de deontologische bepalingen zonder dat hun ethische aspiratie wordt aangesproken.

Om te vermijden dat het deontologisch kader een vrijblijvend instrument blijft, dient te worden gewezen op de belangrijke voorbeeldfunctie van de hiërarchische lijn inzake bewustwording en naleving van dit kader. Deze hiërarchische lijn in het bijzonder dient de ambtelijke waarden gestalte te geven door zijn ethisch leiderschap.

Dit neemt niet weg dat ook de andere ambtenaren deze voorbeeldrol dienen op te nemen.

DEONTOLOGISCH KADER VOOR DE AMBTENAREN VAN HET FEDERAAL ADMINISTRATIEF OPENBAAR AMBT 1. Dit deontologisch kader bundelt en licht de gemeenschappelijke waarden en de gedragsregels toe die gelden voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt, zoals omschreven in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, gelet op de wetten en reglementering die ter zake van toepassing zijn.Een niet-exhaustieve lijst van deze wetten en reglementering is toegevoegd in bijlage. 2. Het deontologisch kader streeft ernaar : ? de ambtenaren in het bijzonder bewust te maken van de waarden respect, onpartijdigheid, beroepsernst en loyaliteit en van de gedragsregels van het federaal administratief openbaar ambt teneinde richting te geven aan hun professioneel optreden; ? de waarden en gedragsregels structureel in te bedden in het dagelijks beheer; ? het vertrouwen in de integriteit van het federaal administratief openbaar ambt te verhogen.

De ambtenaren en de hiërarchische meerderen in het bijzonder hebben op het vlak van deontologie een voorbeeldfunctie.

RESPECT De dienstverlening aan de gebruiker vormt een essentiële opdracht van de overheid. Daarom is dienstverlening met respect voor de gebruiker een kernwaarde voor de ambtenaren. 3. De ambtenaren tonen respect in hun relaties binnen en buiten het federaal administratief openbaar ambt. Zij drukken zich verzorgd uit en bewaren hun zelfbeheersing.

Zij onthouden zich van iedere daad van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag. 4. De ambtenaren eerbiedigen en beschermen het privé-leven van de gebruikers en de andere ambtenaren. Zij onthouden zich van misplaatste nieuwsgierigheid, van indiscretie en van misbruiken bij het inzamelen, verwerken en raadplegen van informatie van persoonlijke aard. 5. Op de werkplaats dragen de ambtenaren, overeenkomstig hun opleiding en de richtlijnen van hun hiërarchische meerderen, naar best vermogen zorg voor de eigen veiligheid en gezondheid en deze van anderen. Zij brengen hun hiërarchische meerdere onmiddellijk op de hoogte van iedere werksituatie waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat deze een ernstig of onmiddellijk gevaar voor de veiligheid of de gezondheid met zich meebrengt. 6. De ambtenaren leven het rookverbod op de werkplaats na.7. Het is ambtenaren verboden alcohol te nuttigen op de werkplaats, behoudens in toegelaten omstandigheden.8. Het is ambtenaren verboden drugs te gebruiken op de werkplaats.9. De hiërarchische meerderen waken over de eerbiediging van de waardigheid van de ambtenaren. Zij bevorderen actief een constructieve werksfeer, voorkomen conflicten tussen personen of tussen diensten van het federaal administratief openbaar ambt en lossen ze desgevallend op.

Zij besteden welwillende aandacht voor ambtenaren die geconfronteerd worden met problemen op het professionele, psychosociale, medische en/of familiale vlak. 10. De hiërarchische meerderen waken over de rechten en plichten van de ambtenaren en zijn in staat op objectieve wijze de behandeling van elke ambtenaar te motiveren. Zij schenken de ambtenaren het nodige vertrouwen en tonen de vereiste professionele belangstelling voor hen. 11. Bij de beoordeling van een vraag om toegang tot bestuursdocumenten gaan de bevoegde ambtenaren uit van het principe dat alle bestuursdocumenten openbaar zijn.Informatie mag slechts aan de openbaarmaking worden onttrokken op basis van de weigeringsgronden die bij wet zijn bepaald. 12. De ambtenaren mogen hun persoonlijk dossier inkijken.Geen enkel stuk mag er worden aan toegevoegd zonder dat zij daarvan voorafgaandelijk op de hoogte zijn gesteld.

ONPARTIJDIGHEID Voor een goede dienstverlening behandelen de ambtenaren de gebruikers op gelijke wijze. 13. De ambtenaren vermijden elke vorm van discriminatie die onder meer is gebaseerd op het geslacht, een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst, de nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, de burgerlijke staat, de geboorte, het fortuin, de leeftijd, het geloof of de levensbeschouwing, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap of een fysieke eigenschap.14. De ambtenaren oefenen hun ambt niet willekeurig of partijdig uit. Zij houden steeds rekening met de rechten, de plichten en de legitieme belangen van de betrokken persoon, groep van personen of organisatie. 15. De ambtenaren oefenen hun ambt neutraal uit. Zij zorgen ervoor, met inachtneming van hun grondwettelijke rechten, dat hun deelname aan of betrokkenheid bij politieke of levensbeschouwelijke activiteiten, het vertrouwen van de gebruiker in de onpartijdige, neutrale en loyale uitoefening van hun ambt, niet schaadt. 16. De ambtenaren hoeden zich ervoor om zich te plaatsen of geplaatst te worden in een toestand van belangenconflicten, dit wil zeggen in een toestand waarin zij zelf of door een tussenpersoon een voordeel hebben dat de onpartijdige en objectieve uitoefening van hun ambt kan beïnvloeden of een gewettigde argwaan van zulke invloed kan wekken.De persoonlijke belangen van de ambtenaren zijn in principe gewettigd maar dienen steeds verenigbaar te zijn met de onpartijdigheid die wordt vereist bij de uitoefening van het ambt.

Het persoonlijk belang van de ambtenaren omvat elk voordeel voor zichzelf of ten gunste van hun gezin, ouders, vrienden en naasten of organisaties waarmee zij persoonlijke, zakelijke of politieke relaties hebben of hebben gehad.

Wanneer de ambtenaren van oordeel zijn dat zij zich in een toestand van belangenconflict bevinden of vrezen zich erin te bevinden, brengen zij hun hiërarchische meerdere hiervan onmiddellijk op de hoogte. Deze verleent hen hiervan schriftelijk akte.

In geval van een erkend belangenconflict, neemt de hiërarchische meerdere de passende maatregelen om er een einde aan te stellen.

De ambtenaren kunnen op elk ogenblik schriftelijk het advies van de voorzitter van het directiecomité, of van diens afgevaardigde, vragen over een toestand waarin zij zich in de toekomst zouden kunnen bevinden, om te weten of deze de oorzaak zou kunnen zijn van een belangenconflict. Het advies wordt hen schriftelijk verstrekt binnen de maand. 17. Om de onpartijdigheid van de ambtenaren te waarborgen, mogen zij geen giften, beloningen of voordelen vragen, eisen of aannemen bestemd voor henzelf of voor derden tijdens de uitoefening van hun ambt noch daarbuiten als voornoemde giften, beloningen of voordelen verbonden zijn aan die uitoefening.Het is in deze problematiek niet enkel de verrijking die voortvloeit uit giften, beloningen of voordelen van alle aard die belangrijk is, maar vooral het verlies van de onpartijdigheid die van de ambtenaar wordt vereist bij de uitoefening van zijn ambt.

De ambtenaren aanvaarden ten persoonlijke titel geen beloningen, giften noch financiële of andere voordelen voor de dienstverlening aan de gebruikers.

De uitwisseling van symbolische geschenken van geringe waarde tussen ambtenaren in de normale uitoefening van hun ambt is toegelaten. 18. De hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar met elke activiteit die de waardigheid van het ambt aantast, het ambt schade toebrengt of het vervullen van de ambtsplichten belemmert, ongeacht of die activiteiten worden uitgeoefend door de ambtenaar zelf of door ieder ander tussenpersoon, zoals bijvoorbeeld diens echtgeno(o)t(e) of de persoon met wie de ambtenaar samenleeft.19. De ambtenaren kunnen slechts andere bezoldigde activiteiten uitvoeren mits een cumulmachtiging. De machtiging tot cumulatie wordt verleend voor een periode van ten hoogste vier jaar. Haar verlenging is onderworpen aan een nieuwe machtiging. De machtiging tot cumulatie mag geen terugwerkende kracht hebben.

Een machtiging tot cumulatie kan enkel verleend worden als de activiteit wordt uitgeoefend buiten de uren waarop hij zijn dienst vervult. Zij dient in elk geval volledig bijkomstig te blijven ten overstaan van het uitgeoefende ambt.

Een cumulatie is slechts mogelijk mits inachtneming van de wetten en reglementen die de uitoefening van de gecumuleerde activiteit regelen.

In voorkomend geval, wordt het bewijs daarvan geleverd aan de instantie die de machtiging tot cumulatie heeft verleend. 20. Het is aan te bevelen dat de ambtenaren hun werkgever zo vlug mogelijk inlichten als ze naar de private sector vertrekken indien hun toekomstige werkgever hen waarschijnlijk in een zakelijke relatie zal brengen met de overheidsdienst waar ze tewerkgesteld zijn.21. Een ambtenaar mag aan ambtenaren die hun ambt hebben neergelegd, geen onverschuldigde voordelen toekennen die verband houden met het bestuurlijk ambt dat ze vroeger uitoefenden. BEROEPSERNST De ambtenaren betrachten zorgvuldigheid in de besluitvorming en in het beheer van de hen ter beschikking gestelde middelen. 22. De ambtenaren verantwoorden in rechte en in feite, op adequate wijze, alle rechtshandelingen die zij nemen in het administratief dossier dat daarbij wordt opgesteld.In het geval van individuele rechtshandelingen verwoorden ze bovendien die motivering in de beslissing zelf. 23. De ambtenaren formuleren hun raadgevingen, adviezen en verslagen zorgvuldig, volledig en concreet. Zij voeren hun opdrachten en taken uit om de doelstellingen van de dienst waartoe zij behoren te verwezenlijken. 24. De hiërarchische meerderen informeren de ambtenaren regelmatig over het beleid, de opdrachten en de doelstellingen die de dienst dient te verwezenlijken. Met het oog op het verwezenlijken van de hun toegewezen opdrachten en doelstellingen betrekken de hiërarchische meerderen de ambtenaren op een open en transparante wijze bij het beheer van hun dienst. In dit kader bieden de hiërarchische meerderen de ambtenaren de gepaste middelen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

De hiërarchische meerderen dragen bij tot de ontwikkeling van de competenties van de ambtenaren via interne communicatie van nieuwe concepten en hun toepassing en van de wettelijke en reglementaire wijzigingen. 25. De ambtenaren hebben recht op informatie en voortgezette opleiding over alle aspecten van hun functie en om te voldoen aan de vereisten inzake generieke en technische competenties en loopbaanontwikkeling. Zij houden zelf hun kennis en bekwaamheid in beroepsmateries actueel en ontwikkelen hun professionele competenties.

De ambtenaren nemen op actieve wijze deel aan de kennisdeling binnen de openbare dienst. 26. De ambtenaren wenden de goederen, installaties, diensten en financiële middelen die hen beroepshalve zijn toevertrouwd doelmatig aan. De hiërarchische meerderen beheren met zorg de goederen, installaties en financiële middelen van hun dienst en nemen alle gepaste maatregelen bij inbreuken.

Zij identificeren en beschermen de gevoelige activa en gegevens door gepaste interne controlemaatregelen te nemen.

LOYALITEIT In het nastreven van het algemeen belang, zijn de ambtenaren trouw aan de democratische instellingen, de bestaande regelgeving en de uitvoering van het beleid. 27. De ambtenaren oefenen hun ambt uit overeenkomstig de regelgeving, de opdrachten en de doelstellingen van het federaal administratief openbaar ambt.28. De ambtenaren eerbiedigen het Staatshoofd, de democratische Belgische, Europese, internationale en mondiale instellingen en hun symbolen.29. De ambtenaren oefenen hun ambt op loyale wijze uit onder het hiërarchisch gezag van hun hiërarchische meerdere.30. Als ambtenaren, ongeacht hun positie in de hiërarchie, ervan op de hoogte zijn dat andere ambtenaren of gebruikers onwettelijk of onregelmatig handelen, dan melden zij dit onmiddellijk aan hun directe of daaropvolgende hiërarchische meerderen. Als ambtenaren, ongeacht hun positie in de hiërarchie, of gebruikers aan andere ambtenaren vragen om onwettelijk of onregelmatig te handelen, dan melden laatstgenoemden dit onmiddellijk aan hun directe of daaropvolgende hiërarchische meerderen.

Zij delen elk bewijs, elke bewering en elk vermoeden van dergelijke handelingen of verzoeken mee aan hun directe of daaropvolgende hiërarchische meerderen. 31. De ambtenaren gebruiken de informatie waarover zij beschikken op gepaste wijze. Zij zorgen ervoor dat de informatie waarvoor zij verantwoordelijk zijn of waarover zij beschikken, vertrouwelijk blijft wanneer nodig.

Zij proberen geen toegang te krijgen tot informatie die niet voor hen bestemd is. 32. De ambtenaren hebben vrijheid van meningsuiting. Zij kunnen in hun hoedanigheid van ambtenaar onder meer deelnemen aan informatiecampagnes, conferenties, radio- en televisie-uitzendingen, en kunnen er, als zij dat uitdrukkelijk vermelden, hun persoonlijke mening geven.

Enkel ambtenaren die daartoe gemachtigd zijn, mogen officiële verklaringen en standpunten geven. 33. Het spreekrecht van de ambtenaren wordt beperkt door de plicht om vertrouwelijke informatie geheim te houden voor derden die niet bevoegd zijn om er kennis van te nemen. Het is de ambtenaren verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op : ? de veiligheid van het land; ? de bescherming van de openbare orde; ? de financiële belangen van de overheid; ? het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; ? het medisch geheim; ? de rechten en vrijheden van de burger; ? de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; ? de voorbereiding van beslissingen zolang er nog geen eindbeslissing is genomen.

Deze plicht tot geheimhouding is ondergeschikt aan wettelijke en reglementaire bepalingen die de ambtenaren verplichten tot spreken. 34. De hiërarchische meerderen geven de ambtenaren alleen opdrachten die verband houden met het beleid van de betrokken dienst en de daaraan gekoppelde doelstellingen, activiteiten en taken.Deze opdrachten mogen niet indruisen tegen de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen. 35. De hiërarchische meerderen nemen de nodige maatregelen, onder meer op het vlak van interne controle, om ervoor te zorgen dat de ambtenaren in het bijzonder hun ambt loyaal, zorgvuldig en integer uitoefenen. Bij niet-integer en/of deloyaal gedrag, nemen ze de nodige maatregelen om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.

DE INWERKINGSTELLING 36. De hoogste hiërarchische meerdere van elke dienst van het federaal administratief openbaar ambt : ? verzekert de doeltreffende en regelmatige informatie en vorming van de ambtenaren over de bepalingen van dit kader; ? zorgt ervoor dat de ambtenaren de bepalingen van dit kader naleven.

Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie biedt hierbij ondersteuning op vraag van de voorzitter van het directiecomité of van diens afgevaardigde. 37. Elke ambtenaar neemt kennis van de bepalingen en van elke wijziging van het deontologisch kader en stemt zijn gedrag erop af.38. Dit deontologisch kader wordt gepubliceerd onder het gezag van de ministers bevoegd voor ambtelijke ethiek en deontologie en voor ambtenarenzaken. Elk ontwerp van wijziging van dit deontologisch kader wordt vooraf voor advies voorgelegd aan de adviesgroep ambtelijke ethiek en deontologie die is opgericht bij de administratieve diensten van de minister bevoegd voor ambtelijke ethiek en deontologie.

Deze adviesgroep maakt minstens eenmaal om de vier jaar een evaluatie van de bepalingen van dit kader. 39. Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie, desgevallend in samenwerking met de bevoegde diensten van het federaal administratief openbaar ambt, staat in voor de implementatie van het deontologisch kader in het federaal administratief openbaar ambt. De uitvoering omvat onder meer de communicatie, de informatie, de vorming, de evaluatie, de verslaggeving en de advisering van de diensten van het federaal administratief openbaar ambt en van de ministers bevoegd voor ambtelijke ethiek en deontologie en voor ambtenarenzaken. 40. Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie, in samenwerking met de diensten van het federaal administratief openbaar ambt, staat in het bijzonder in voor de coördinatie van de regeling van de belangenconflicten en de cumulregeling in het federaal administratief openbaar ambt met als doel een coherente en consistente toepassing van deze regelingen. Inzake belangenconflicten en cumul kunnen de hiërarchische meerderen of hun afgevaardigden van het federaal administratief openbaar ambt schriftelijk advies vragen aan het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie.

Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie geeft een niet bindend advies binnen de dertig werkdagen.

Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie biedt ondersteuning aan de diensten van het federaal administratief openbaar ambt inzake de problematiek van belangenconflicten en de cumulregeling op vraag van de voorzitter van het directiecomité of van diens afgevaardigde. 41. Bijkomende gedragsregels in de diensten van het federaal administratief openbaar ambt kunnen, met respect voor het deontologisch kader, mits de ministers bevoegd voor ambtenarenzaken en begroting hun akkoord geven, worden vastgesteld door elke minister of elke staatssecretaris na de publicatie van dit deontologisch kader in het Belgisch Staatsblad. Na dit akkoord zullen genoemde regels het voorwerp uitmaken van een syndicaal overleg. Het verdient aanbeveling dit overleg te laten plaatsgrijpen binnen het Hoog Overlegcomité en vertegenwoordigers van de twee voornoemde Ministers te betrekken bij de overheidsdelegatie.

Om de coherentie, de consistentie, de uniformiteit en de toepasbaarheid van de gedragsregels voor het federaal administratief openbaar ambt te waarborgen, worden de gedragsregels en de bijkomende gedragsregels die door de diensten van het federaal administratief openbaar ambt werden opgesteld voor de publicatie van dit deontologisch kader in het Belgisch Staatsblad voor 31 maart 2008 aan de goedkeuring voorgelegd van de ministers bevoegd voor ambtenarenzaken en begroting. 42. Het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie geeft, in de context van de bijkomende deontologische regels die de Ministers en Staatssecretarissen kunnen vaststellen, op vraag van de hoogste hiërarchische meerdere of zijn afgevaardigde, advies over het opstellen en aanpassen van die bijkomende deontologische regels, rekening houdend met het deontologisch kader, en over de implementatie ervan in de betrokken diensten van het federaal administratief openbaar ambt. De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT

Bijlage Bijlage met de niet-exhaustieve lijst van wetten en reglementeringen met betrekking tot het deontologisch kader voor de ambtenaren van het federaal administratief openbaar ambt 1. Grondwet 2.Strafwetboek (cf. 147 - 157, art. 194 - 197, art. 233 - 266) 3. Wetboek van Strafvordering (art.29) 4. Wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen 5.Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens 6. Wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur 7.Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk 8. Wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector 9.Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie 10. Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen 11.Wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden 12. Koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel 13.Koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de beoordeling en de loopbaan van het rijkspersoneel 14. Koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit 15.Koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten 16. Koninklijk besluit van 26 mei 2002 betreffende het intern controlesysteem binnen de federale overheidsdiensten 17.Koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten 18. Koninklijk besluit van 19 januari 2005 betreffende de bescherming van de werknemers tegen tabaksrook

^