gepubliceerd op 05 december 2002
Ministerieel besluit tot vaststelling van de modaliteiten om de erkenning aan te vragen als beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden
30 SEPTEMBER 2002. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de modaliteiten om de erkenning aan te vragen als beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden
De Minister van Volksgezondheid, Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen;
Gelet op het Koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden;
Gelet op de wet van 27 juni 2002 tot bekrachtiging van koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 4 juli 2001 de voorwaarden vaststelt voor de erkenning als beroepsorganisatie van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden;
Overwegende dat bedoeld koninklijk besluit bekrachtigd werd door de wet van 22 augustus 2002;
Overwegende dat de rechtszekerheid gebiedt dat de betrokkenen zo vroeg mogelijk op de hoogte worden gebracht van de modaliteiten volgens welke ze hun rechten kunnen doen gelden;
Overwegende dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is kenbaar te maken bij welke instantie en volgens welke modaliteiten de beroepsorganisaties die wensen in aanmerking te komen voor een erkenning, hun aanvraag moeten indienen, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° niet-conventionele praktijk : het gewoonlijk verrichten van handelingen die tot doel hebben de gezondheidstoestand van een menselijk wezen te bevorderen en/of te bewaken, met inachtneming van de - in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen - opgenomen voorschriften en bepalingen;worden in eerste instantie als niet-conventionele praktijken beschouwd : de homeopathie, de chiropraxie, de osteopathie en de acupunctuur; 2° beroepsorganisatie van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan.komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden : elke beroepsorganisatie van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk welke beantwoordt aan de voorwaarden opgesomd in het koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden; 3° erkende beroepsorganisatie : beroepsorganisatie van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden die door de Koning op grond van de door Hem bepaalde criteria in bovenvermeld besluit zijn erkend.
Art. 2.De beroepsorganisaties, die menen in aanmerking te komen voor een dergelijke erkenning, dienen om deze erkenning aan te vragen de volgende procedure te volgen : § 1. Bij aangetekend schrijven een getekende en gedateerde aanvraag tot erkenning richten aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, op het volgende adres : Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Directie Geneeskundepraktijk Rijksadministratief Centrum Pachecolaan 19, bus 5 1010 Brussel § 2. Bij deze aanvraag dienen volgende documenten te worden gevoegd : 1° kopie van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de erkenning als beroepsvereniging overeenkomstig de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen en het besluit van de Regent van 23 augustus 1948.genomen in uitvoering van artikel 6 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen; 2° kopie van de statuten van de beroepsvereniging;3° kopie van het reglement van inwendige orde van de beroepsvereniging; 4° indien niet vermeld in de statuten of het reglement van inwendige orde : kopie van de verslagen van de algemene vergadering of de raad van bestuur van de beroepsvereniging waarin de beslissingen geformuleerd staan m.b.t. de normen zoals opgesomd in artikel 2, 4° en 5°, van het het koninklijk besluit van 4 juli 2001 betreffende de erkenning van beroepsorganisaties van beoefenaars van een niet-conventionele praktijk of van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden; 5° het bewijs van de dekking van de burgerrechterlijke aansprakelijkheid van al de leden en de leden die onder toezicht staan van deze laatsten;6° een getekende verklaring door de voorzitter van de beroepsorganisatie waarin de verbintenis gestipuleerd staat om mee te werken aan externe evaluatie en om deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek;7° een document waarin de betrokken niet-conventionele praktijk, de wetenschappelijke vooruitgang ter zake en/of de tevredenheid van de patiënt, de ontwikkeling van de onderzoeksactiviteiten en de kwaliteit van de zorg aan patiënten beschreven wordt;8° een kopie van de ledenlijst van de beroepsvereniging met vermelding van de behaalde diploma's of certificaten en van de adressen waar de betrokken praktijk wordt uitgevoerd. Brussel, 30 september 2002.
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER