gepubliceerd op 24 juni 1999
Wet betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
29 APRIL 1999. - Wet betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 1.
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. § 1. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° de minister : de minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;2° niet-conventionele praktijk : het gewoonlijk verrichten van handelingen die tot doel hebben de gezondheidstoestand van een menselijk wezen te bevorderen en/of te bewaken, met inachtneming van de in deze wet opgenomen voorschriften en voorwaarden. Als niet-conventionele praktijken worden bij deze wet beschouwd : - de homeopathie, de chiropraxie, de osteopathie en de acupunctuur; - de praktijken waarvoor, met toepassing van § 4, een kamer wordt ingesteld; 3° erkende beroepsorganisaties : de beroepsorganisaties van beoefenaars van een praktijk die in aanmerking kan komen om als niet-conventionele praktijk gekwalificeerd te worden en die door de Koning op grond van door Hem bepaalde criteria zijn erkend. Die criteria hebben met name betrekking op : - de rechtspersoonlijkheid; - de ledenlijst; - de verbintenis om deel te nemen aan wetenschappelijk onderzoek en aan een externe evaluatie. § 2. Bij de minister wordt een paritaire commissie « niet-conventionele praktijken » opgericht. § 3. Voor elk van de niet-conventionele praktijken « homeopathie », « chiropraxie », « osteopathie » en « acupunctuur » wordt een kamer opgericht. § 4. De Koning kan uit eigen beweging of op verzoek van de betrokken beroepsorganisaties die een erkenning genieten, kamers instellen voor andere niet-conventionele praktijken dan die welke in § 3 worden vermeld.
Art. 3. § 1. Binnen zes maanden na haar instelling, formuleert de paritaire commissie ten behoeve van de minister een advies betreffende de algemene voorwaarden die gelden voor de uitoefening van alle niet-conventionele praktijken.
Dat advies heeft met name betrekking op de beroepsverzekering en de minimale dekking, het lidmaatschap van een erkende beroepsorganisatie, een registratiesysteem, een regeling inzake bekendmaking, een lijst van niet toegestane handelingen voor beoefenaars die geen arts zijn.
Op grond van dat advies worden die algemene voorwaarden door de Koning vastgesteld bij in Ministerraad overlegd besluit. Elke bepaling waarbij de Koning afwijkt van het door de paritaire commissie uitgebrachte advies, moet uitdrukkelijk met redenen worden omkleed. § 2. Op advies van de paritaire commissie kan de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, de niet-conventionele praktijken registreren waarvoor, overeenkomstig artikel 2, een kamer werd ingesteld.
De paritaire commissie doet uitspraak binnen drie maanden na de overzending van het ontwerp van advies van de betrokken kamer, overeenkomstig artikel 5, § 4.
Op verzoek van de paritaire commissie kan die termijn met maximaal drie maanden worden verlengd. Na afloop van die periode wordt het advies geacht te zijn uitgebracht en wordt een verslag betreffende de verschillende, in de paritaire commissie naar voren gebrachte standpunten aan de minister overgezonden.
Het door de paritaire commissie uitgebrachte advies heeft betrekking op de gepastheid van de registratie van de niet-conventionele praktijk, rekening houdend met criteria inzake de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorgverstrekking, alsook met de positieve invloed ervan op de gezondheidstoestand van de patiënten; daarnaast bevat het advies een omschrijving van de praktijk in kwestie.
Elke bepaling waarbij de Koning afwijkt van het door de paritaire commissie uitgebrachte advies, moet uitdrukkelijk met redenen worden omkleed. § 3. Binnen de 3 maanden nadat de betrokken Kamer een ontwerp van advies heeft medegedeeld, brengt de paritaire commissie een advies uit over de voorwaarden waaronder de beroefenaars van een geregistreerde niet-conventionele praktijk individueel geregistreerd kunnen worden.
Die voorwaarden kunnen met name betrekking hebben op de vereisten inzake de opleiding en een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene de opleiding met succes heeft afgerond, permanente bijscholing, de lijst van toegestane en/of niet-toegestane handelingen, een regeling inzake bekendmaking.
Zo de paritaire commissie na afloop van de vastgestelde termijn geen advies heeft verstrekt, wordt dat advies geacht te zijn uitgebracht en wordt een verslag betreffende de verschillende, in de paritaire commissie naar voren gebrachte standpunten aan de minister overgezonden.
Op grond van het door de paritaire commissie uitgebrachte advies, bepaalt de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden voor de individuele registratie van de beoefenaars.
Elke bepaling waarbij de Koning van dat advies afwijkt, moet uitdrukkelijk met redenen worden omkleed.
Art. 4.
De overeenkomstig de artikelen 2 en 3 uitgevaardigde koninklijke besluiten, worden, vóór zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt, aan de voorzitters van de Kamer en de Senaat overgezonden.
Die besluiten kunnen geen uitwerking hebben zo zij niet bij wet zijn bekrachtigd vóór het einde van de zesde maand na hun bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
HOOFDSTUK II. - Paritaire commissie Art. 5. § 1. De paritaire commissie is voor de ene helft samengesteld uit leden, voorgesteld door de faculteiten van geneeskunde en voor de andere helft uit leden, voorgesteld door de in toepassing van artikel 2, opgerichte kamers. Aan elk lid wordt een plaatsvervanger toegevoegd die onder dezelfde voorwaarden wordt benoemd. § 2. De leden van de paritaire commissie, voorgedragen door de faculteiten van geneeskunde moeten gemachtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen en het betreffen zowel huisartsen als specialisten.
De leden benoemd op voordracht van de kamers dienen beoefenaar te zijn van de betrokken niet conventionele praktijk. De leden van de kamers kunnen zelf deel uitmaken van de paritaire commissie. Van elke kamer moet minstens één lid zitting hebben in de paritaire commissie.
De Koning preciseert de samenstelling van deze paritaire commisie. § 3. De Koning benoemt de leden van de paritaire commissie voor een periode van zes jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. De minister duidt de voorzitter en de ondervoorzitter van de paritaire commissie aan buiten de leden van de commissie. Zij hebben raadgevende stem. Een door de minister aangewezen ambtenaar wordt belast met het secretariaat. § 4. De paritaire commissie kan slechts advies verlenen voor zover haar een ontwerp van advies is voorgelegd door de kamer van de betrokken praktijk.
Deze bepaling is niet van toepassing op het in artikel 3, § 1, bedoelde advies betreffende de algemene voorwaarden die van toepassing zijn voor elke niet-conventionele praktijk.
Bij de mededeling van het advies wordt het ontwerp van advies van de betrokken kamer hieraan in bijlage gevoegd. § 5. De commissie mag enkel advies uitbrengen als meer dan de helft van haar leden aanwezig is en op voorwaarde dat twee derde van de aanwezige leden daarmee instemt.
HOOFDSTUK III. - De Kamers Art. 6. § 1. Elke kamer bestaat uit ten minste : 1° vijf vaste leden en vijf plaatsvervangende leden die worden voorgedragen door de faculteiten van geneeskunde en die ertoe gemachtigd zijn de geneeskunde te beoefenen, van wie ten minste één huisarts;2° vijf vaste leden en vijf plaatsvervangende leden die de betrokken niet-conventionele praktijk beoefenen en die worden voorgedragen door een erkende beroepsvereniging. Indien de in het eerste lid bedoelde kandidaten niet worden voorgedragen, wijst de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit de leden van de kamer aan.
De leden van de kamers worden door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar.
Elke kamer wordt voorgezeten door de voorzitter, of in diens afwezigheid, door de ondervoorzitter van de paritaire commissie.
Een door de minister aangewezen ambtenaar wordt belast met het secretariaat. § 2. Met toepassing van artikel 3, §§ 2 en 3, brengt de kamer bij de paritaire commissie een ontwerp van advies uit binnen drie maanden na het door de minister aan haar gerichte verzoek om advies; die termijn kan op verzoek van de betrokken kamer met ten hoogste drie maanden worden verlengd.
Elke kamer kan alleen geldig beraadslagen en besluiten indien meer dan de helft van haar leden aanwezig is. De beslissingen worden genomen bij een meerderheid van twee derden van de aanwezige leden. De voorzitter of, indien hij afwezig is, de ondervoorzitter, heeft een raadgevende stem. § 3. Elke kamer stelt de richtlijnen voor inzake de goede beoefening van de betrokken praktijk.
Bovendien verstrekt elke kamer aan de minister een advies over enerzijds het organiseren van een systeem van peer review, en anderzijds, de regels inzake beroepsethiek.
De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels vaststellen voor de tenuitvoerlegging van dit artikel.
HOOFDSTUK IV. - Procedure Art. 7.
De Koning kan de nadere voorwaarden inzake organisatie en werkwijze van de paritaire commissie en van de kamers bepalen.
HOOFDSTUK V. - Individuele registratie Art. 8. § 1. Niemand mag één van de geregistreerde niet-conventionele praktijken beoefenen of handelingen stellen die tot die praktijk behoren, dan na voor die praktijk te zijn geregistreerd.
Tot zolang de minister zich niet heeft uitgesproken over de individuele registratie, overeenkomstig de procedure bedoeld in § 2, mag de betrokken beroepsbeoefenaar de desbetreffende niet-conventionele praktijk niet blijven uitoefenen.
In afwijking van het eerste lid kan de beroepsbeoefenaar, die een aanvraag tot registratie heeft ingediend binnen een periode van 6 maanden na bekendmaking, in het Belgisch Staatsblad, van de krachtens artikel 3, § 3, genomen maatregelen, de niet-conventionele praktijk blijven uitoefenen. De minister moet zich binnen een termijn van twaalf maanden uitspreken over de aanvraag van registratie. § 2. De registratie wordt verleend door de minister op advies van de betrokken kamer. De registratie wordt toegekend als de betrokkene beantwoordt aan alle voorwaarden bepaald overeenkomstig artikel 3.
De kamer kan slechts een negatief advies geven nadat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zijn standpunt voor de kamer uiteen te zetten.
Daartoe wordt hij bij aangetekend schrijven opgeroepen. Hij kan zich door een advocaat laten bijstaan of vertegenwoordigen. In haar advies beantwoordt de kamer de middelen van de betrokkene. § 3. Als een beoefenaar de bepalingen van deze wet of van de besluiten genomen ter uitvoering ervan niet naleeft, kan zijn registratie worden geschorst voor een termijn van maximum één jaar, of ingetrokken. De schorsing of de intrekking wordt bevolen door de minister op voorstel van de betrokken kamer.
De kamer kan slechts een voorstel tot schorsing of intrekking doen, nadat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zijn standpunt voor de kamer uiteen te zetten. Daartoe wordt hij bij aangetekend schrijven opgeroepen. Hij kan zich door een advocaat laten bijstaan of vertegenwoordigen. Het voorstel van de kamer is gemotiveerd en bevat een antwoord op de middelen van de betrokkene. § 4. De Koning kan nadere regels bepalen met betrekking tot de toekenning van de individuele registratie evenals de intrekking en de schorsing.
HOOFDSTUK VI. - Informatieplicht Art. 9. § 1. Elke beoefenaar van een geregistreerde niet-conventionele praktijk houdt voor elk van zijn patiënten een dossier bij. § 2. Vooraleer hij zijn patiënt begint te behandelen, is elke beoefenaar van een geregistreerde niet-conventionele praktijk die geen houder is van een diploma van geneesheer, verplicht de patiënt te vragen een recente diagnose omtrent zijn klacht over te leggen die schriftelijk werd opgesteld door een arts naar keuze of door een arts die werd aangewezen door de persoon die wettelijk gemachtigd is namens de patiënt met een medische handeling in te stemmen. De patiënt, of de persoon die wettelijk gemachtigd is om namens de patiënt in te stemmen met een medische handeling, die met kennis van zaken en op ondubbelzinnige wijze te kennen geeft dat hij vóór de behandeling door de niet-conventionele beoefenaar, geen arts naar keuze wenst te raadplegen, bevestigt die wens schriftelijk.
De schriftelijk opgestelde diagnose of desgevallend, de schriftelijke bevestiging van de patiënt of diens wettelijke vertegenwoordiger om voorafgaandelijk geen arts te willen raadplegen, wordt toegevoegd aan het in § 1 bedoelde dossier. § 3. Elke beoefenaar van een geregistreerde niet-conventionele praktijk moet alle voorzorgen nemen om te voorkomen dat zijn patiënt een conventionele behandeling wordt ontzegd.
Daartoe en onverminderd de toepassing van artikel 458 van het Strafwetboek waaraan hij onderworpen is, is de beoefenaar van een niet-conventionele praktijk die geen houder is van het diploma van geneesheer, verplicht om een arts op diens verzoek informatie te verstrekken over de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van zijn patiënt. De beoefenaar kan tevens aan een andere beoefenaar van een niet-conventionele praktijk die geen arts is, deze informatie verstrekken of bij hem inwinnen.
In het belang van zijn patiënt kan iedere arts ook op eigen initiatief bij de beoefenaar van een niet-conventionele praktijk die geen arts, is, informatie over de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van zijn patiënt inwinnen.
De uitgewisselde informatie wordt alleen verstrekt op voorwaarde dat de patiënt of de persoon die wettelijk gemachtigd is namens hem in te stemmen met een medische handeling, daarmee akkoord gaat.
Art. 10. § 1. Voor de beoefenaars van de geregistreerde niet-conventionele praktijken in toepassing van deze wet en die bedoeld worden in de artikelen 2, 3, 21bis, 21quater en 22 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, gelden de regels van dit besluit onverminderd voor zover het hen door of krachtens dit besluit toegekende bevoegdheden betreft. § 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning, na advies van de paritaire commissie, één of meerdere bepalingen van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, van toepassing verklaren op de andere dan de in de artikelen 2, 3, 21bis, 21quater en 22 van voormeld besluit bedoelde beoefenaars van de krachtens deze wet geregistreerde niet-conventionele praktijken, alsmede op de beroepsbeoefenaars bedoeld in § 1 voor zover het handelingen betreft buiten hen door of krachtens het koninklijk besluit nr. 78 toegekende bevoegdheden.
HOOFDSTUK VII. - Strafbepaling Art. 11. § 1. Met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van vijfhonderd tot vijfduizend frank of met één van deze straffen alleen, wordt gestraft elkeen die één van de geregistreerde niet-conventionele praktijken beoefent of gewoonlijk handelingen stelt die tot deze praktijken behoren, zonder te zijn geregistreerd bij toepassing van artikel 8 of wiens registratie is geschorst of ingetrokken. § 2. Met geldboete van tweehonderd tot vijfduizend frank wordt gestraft hij die een niet-conventionele praktijk beoefent zonder een diploma in de geneeskunde te hebben behaald en wetens of uit onachtzaamheid de behandeling heeft aangevat zonder dat een arts, overeenkomstig de bij artikel 9 van deze wet bepaalde voorwaarden, vooraf een diagnose heeft gesteld, tenzij de patiënt of de persoon die wettelijk gemachtigd is om in diens naam met de medische handeling in te stemmen, schriftelijk formeel te kennen heeft gegeven dat hij in die omstandigheden geen arts wenst te raadplegen.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepaling Art. 12.
De artikelen 3, 8, 9, 10 en 11 van deze wet treden in werking zes maanden na de eerste dag van de maand volgend op de inwerkingtreding van de benoeming van de leden van de in artikel 5 bedoelde paritaire commissie.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 29 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Zitting 1997-1998. Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Wetsontwerp, nr. 1714/1. - Amendementen, nrs. 1714/2 tot 4. - Verslag, nr.1714/5. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1714/6. - Advies van de Raad van State, nr. 1714/7. - Amendementen, nrs. 1714/8 en 9. - Aanvullend verslag, nr. 1714/10. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1714/11. - Amendement, nr. 1714/12.
Parlementaire Handelingen. - 24 februari 1999, 10 en 11 maart 1999.
Zitting 1998-1999.
Senaat Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1310/1. - Amendementen, nr. 1-1310/2.