Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 19 augustus 1998
gepubliceerd op 17 september 1998

Ministerieel besluit betreffende de modaliteiten ter toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016224
pub.
17/09/1998
prom.
19/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/19/1998016224/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 AUGUSTUS 1998. - Ministerieel besluit betreffende de modaliteiten ter toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee


De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994 en van 20 december 1995, inzonderheid op de artikelen 7, § 2, 8, 1°, 9, 2°, 3° en 5°, 15, 1° en 18bis;

Gelet op de richtlijn 71/118/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het handelsverkeer in vers vlees van pluimvee gewijzigd en bijgewerkt door richtlijn 92/116/EEG van de Raad van 17 december 1992, inzonderheid op het artikel 8, lid 1 sub a en bijlage I hoofdstuk VI;

Gelet op richtlijn 92/117/EEG van de Raad van 17 december 1992 inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong ten einde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen, gewijzigd door richtlijn 92/22/EG van de Raad van 22 april 1997, inzonderheid op artikel 4, lid 1, sub d en bijlage II;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee, inzonderheid op de artikelen 6, § 5, 8, § 3 en 9, § 2;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat onverwijld maatregelen dienen te worden genomen inzake de gezondheidskwalificatie van pluimvee, omwille van de verplichting zich te schikken naar de voornoemde richtlijnen 71/118/EEG zoals gewijzigd;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 juni 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder zoönoseverwekkers : - kiemen van het geslacht Salmonella.

Art. 2.De bedrijven met gebruikspluimvee en een grootte van minder dan 5 000 dieren voldoen aan de toelatingsvoorwaarden voor een kwalificatie « C » van het beslag overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee.

Art. 3.§ 1. Om de doeltreffendheid van de reinigings- en ontsmettingswerken te controleren overeenkomstig artikel 6, § 5, punt 1° van het hogergenoemd besluit, doet de verantwoordelijke een monsterneming en laboratoriumonderzoek verrichten vóór de opzet van : 1° elke productieronde van gebruikspluimvee bestemd voor de leg in het stadium van kuikens en van poeljen;2° slachtkuikens minstens eenmaal per drie opeenvolgende productieronden en minstens eenmaal per jaar. § 2. Om te voldoen aan de bepalingen van artikel 8, § 3, punt 1° van het hogergenoemd besluit doet de verantwoordelijke een monsterneming en een laboratoriumonderzoek verrichten vóór de opzet van elke productieronde van de diverse categoriën van pluimvee.

Art. 4.§ 1. Om het al dan niet voorkomen van besmetting door bepaalde zoönoseverwekkers te controleren overeenkomstig art. 6, § 5, punt 2° van hogergenoemd besluit doet de verantwoordelijke een monsterneming en een laboratoriumonderzoek verrichten per productieronde van het te slachten pluimvee, maximaal 14 dagen vóór de voorziene slachtdatum.

Bij afgedankt fokpluimvee is evenwel de uitslag geldig van het laatste laboratoriumonderzoek op zoönoseverwekkers. § 2. Om te voldoen aan de bepalingen van artikel 8, § 3, punt 2° van hogergenoemd besluit, doet de verantwoordelijke een monsterneming en een laboratoriumonderzoek verrichten op inlegvellen in de aanleverende vrachtwagen met eendagskuikens en vuurvrije kuikens of poeljen. De uitslag van het laboratoriumonderzoek op een monster genomen door de broederij is evenwel geldig. § 3. Een afschrift van de uitslag van het laboratoriumonderzoek, uitgevoerd overeenkomstig § 1, moet gevoegd worden bij het document begeleiding slachtpluimvee, tenzij de verantwoordelijke het bewijs levert dat de bedrijfsgrootte de 5 000 dieren niet bereikt.

Art. 5.§ 1. Om de kwaliteit van het water te controleren overeenkomstig artikel 8, § 3, punt 3° van het hogergenoemd besluit, doet de verantwoordelijke jaarlijks, tijdens de periode van juni tot september, een monsterneming en een laboratoriumonderzoek verrichten. § 2. Het onderzoek bedoeld onder § 1 betreft de microbiologische kwaliteit van het gebruikte water.

Art. 6.§ 1. De monsternemingen en de laboratoriumonderzoeken worden uitgevoerd op kosten van de verantwoordelijke van het pluimveebedrijf. § 2. De monsternemingen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts en volgens de instructies van DG 5 van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. § 3. De laboratoria van de Provinciale Verbonden voor Dierenziektenbestrijding zijn erkend om de onderzoeken bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5 van dit besluit uit te voeren. Mits zij over een accreditatie voor de uitvoering van deze onderzoeken beschikken en voor zover het gebruikspluimvee betreft, kunnen andere laboratoria een aanvraag tot erkenning indienen bij DG 5. § 4. Een accreditatie van het laboratorium wordt evenwel niet vereist voor de onderzoeken bedoeld in artikel 3, § 1 van dit besluit. § 5. De laboratoriumonderzoeken moeten worden uitgevoerd met gebruikmaking van de methodes bepaald bij richtlijn 92/117/EEG of, bij ontstentenis daarvan, de methodes voorgeschreven door het Centrum voor Onderzoek in de Diergeneeskunde en de Agrochemie (CODA). § 6. De uitslagen van de laboratoriumonderzoeken moeten worden meegedeeld en gecentraliseerd volgens de instructies van DG 5.

Art. 7.Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de vierde maand die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 18 augustus 1998.

K. PINXTEN

^