gepubliceerd op 05 augustus 2009
Besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering
17 JULI 2009. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering
De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de bestuurlijke en budgetaire controle, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001, bij het besluit van de Waalse Regering van 16 oktober 2003 en bij het besluit van de Waalse Regering van 8 december 2005;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 14 december 2006 betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 juli 2009;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 juli 2009;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de continuïteit in de werking van de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering onverwijld gewaarborgd dient te worden;
Op de voordracht van de Minister-President, Besluit : Afdeling 1. - Bevoegdheden
Artikel 1.§ 1. De bevoegdheden van de ministeriële kabinetten zijn vastgelegd als volgt : de aangelegenheden die van invloed zouden kunnen zijn op het algemeen regeringsbeleid of de parlementaire werkzaamheden, het onderzoek en de studies die het persoonlijk werk van de ministers kunnen vereenvoudigen, de presentatie van de dossiers van het bestuur, eventueel het secretariaat van de minister, de ontvangst en het openen van diens persoonlijke briefwisseling, de particuliere briefwisseling, de verzoeken om een onderhoud, het persoverzicht. § 2. Er zal continu overleg gepleegd worden tussen het ministeriële kabinet en de verantwoordelijken van het bestuur, de paragewestelijke en andere overheidsinstellingen in verband met beleidsvoorbereiding en -uitvoering. § 3. Een omzendbrief van de Waalse Regering bepaalt en harmoniseert de toe te passen procedures, o.a. inzake het beheer en de werking van de ministeriële kabinetten. § 4. Een huishoudelijk reglement, dat op alle medewerkers van het ministerieel kabinet toepasselijk is, voorziet in de werkingsregels. Afdeling 2. - Samenwerkingsverbanden met de Regering van de Franse
Gemeenschap
Art. 2.§ 1. Met het oog op een optimaal beheer van de menselijke hulpkrachten die hen ter beschikking gesteld worden, bepalen de Ministers die tegelijkertijd binnen de Regering van het Waalse Gewest en binnen de Regering van de Franse Gemeenschap zitting hebben, de organisatie en de werkplaats van de personeelsleden van hun kabinetten. § 2. Met het oog op besparingen van werkingskosten en schaaleffecten, bepalen ze ook de voorwaarden voor het gebruik en de verdeling van de logistieke middelen waarover ze beschikken. § 3. De budgettaire last van de logistieke middelen i.v.m. de functie van een personeelslid wordt toegerekend op de onderhoudskredieten voor het kabinet dat zijn bezoldiging voor zijn rekening neemt. Afdeling 3. - Samenstelling
Art. 3.§ 1. Het kabinet van een minister mag bestaan uit 41 personeelsleden, 55,5 voor een Vice-President en 68,25 voor de Minister-President, waaronder : - leden van niveau 1; - medewerkers van niveau 2+, 2 of 3.
Onder de leden van niveau 1 kan het kabinet van een Minister één kabinetschef en de kabinetten van de Vice-President en van de Minister-President twee kabinetschefs tellen.
De functies van adjunct-kabinetschef, kabinetssecretaris, adviseur en attaché worden door de leden van niveau 1 uitgeoefend.
De functies van particulier secretaris en van buitengewoon rekenplichtige worden uitgeoefend door de medewerkers of de leden van niveau 1. Het kabinet van een Minister mag maximum 5 chauffeurs tellen en de kabinetten van de Vice-Presidenten en van de Minister-President maximum 6. § 2. Elke Minister kan één of meerdere personeelsleden van zijn kabinet samen met de desbetreffende begrotingsmiddelen overplaatsen naar het kabinet van een andere Minister. Een afschrift van het overplaatsingsbesluit wordt overgemaakt aan de Minister-President en aan het « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets (SePAC) » (Vaste hulpdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden) bedoeld in artikel 6 van dit besluit. § 3. Als het onderhoud van de lokalen van het kabinet niet aan een particuliere firma toevertrouwd wordt, kunnen daartoe, binnen de perken van de begrotingskredieten van het kabinet, personeelsleden buiten de toegestane personeelsformatie worden geworven naar rato van één personeelslid voor tien lokalen. § 4. Een personeelslid van het kabinet kan in dienst worden genomen in de privé-woning van de Minister.
Art. 4.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk kabinet mag buiten de toegestane personeelsformatie maximum één voltijds equivalent/jaar in dienst genomen worden, verdeeld over één of meer deskundigen.
Dat aantal wordt op 1,5 voltijds equivalent/jaar voor de Vice-Presidenten en op 2 voltijds equivalent/jaar voor de Minister-President gebracht. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk kabinet mag gedurende de krachtens de geldende regelgeving toegestane periodes overgegaan worden tot de indienstneming van studenten naar rato van maximum 1 voltijds equivalent/jaar.
De bezoldiging van de studenten is vastgelegd als volgt : - op euro 13.257,38 voor de studenten die op de datum van hun indiensttreding houder zijn van het getuigschrift van het lager secundair onderwijs of van een hiermee gelijkgesteld diploma; - op euro 13.668,39 voor de studenten die op de datum van hun indiensttreding houder zijn van het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs of van een hiermee gelijkgesteld diploma.
Het aantal studenten die in aanmerking kunnen komen voor het bezoldigingsbedrag van euro 13.668,39 wordt beperkt tot maximum 50 % van het totaal aantal studenten die gedurende de referentieperiode geworven mogen worden.
Art. 5.§ 1. De secretaris van de Regering wordt door de Regering met de rang van kabinetschef benoemd indien de functie niet uitgeoefend wordt door één van de kabinetschefs van de Minister-President. § 2. Hij wordt in zijn opdrachten bijgestaan door 11 personeelsleden die door de Minister-President aangewezen worden, namelijk : - 5 leden van niveau 1; - 6 medewerkers van niveau 2+, 2 of 3. § 3. De centralisatie van de activiteiten en de samenwerkingsverbaden inzake werking en organisatie met de dienst van de Secretaris van de Regering van de Franse Gemeenschap liggen vast in een akkoordprotocol.
Art. 6.§ 1. De aan alle kabinetssecretariaten gemeenschappelijke opdrachten worden onder elkaar verdeeld en toevertrouwd aan een specifieke cel, met name het « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets (SePAC) ».
Die opdrachten worden nader bepaald in de omzendbrief bedoeld in artikel 1, § 3.
Voornoemde cel is gevestigd in Namen. Ze werkt los van de ministeriële kabinetten en staat onder het functionele gezag van de Minister-President. § 2. De « SePAC » is samengesteld uit 13 personeelsleden die door de Regering benoemd worden, namelijk : - 3 leden van niveau 1, waarvan één de directie van de cel waarneemt; - 10 medewerkers van niveau 2+, 2 of 3.
Binnen de perken van de aan de « SEPAC » toegekende begrotingskredieten kan de Regering op voorstel van de Minister-President buiten de toegestane personeelsformatie hoogstens 0,5 voltijds equivalent/jaar aanwijzen, verdeeld onder één of meerdere deskundigen voor punctuele of specifieke opdrachten.
Een gewoon en een buitengewoon rekenplichtige worden aangewezen onder het personeel bedoeld in het eerste lid. Ze genieten dezelfde toelagen en vergoedingen als de personeelsleden van de kabinetten die gelijkwaardige functies uitoefenen. § 3. De centralisatie van de activiteiten en de samenwerkingsverbanden inzake werking en organisatie met de specifieke cel « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets (SePAC) » van de Regering van de Franse Gemeenschap liggen vast in een akkoordprotocol.
Art. 7.Er mag niet afgeweken worden van de artikelen 3, 4, 5 en 6, behalve met de instemming van de Regering. Afdeling 4. - Benoemingen en werking
Art. 8.De kabinetschef wordt door de Regering benoemd en ontslagen.
De andere personeelsleden van het kabinet worden door de betrokken Minister benoemd en ontslagen.
Art. 9.De onder de bevoegdheden van de Minister ressorterende instructies, dienstorders en dossiers betreffende de Diensten van de Regering worden door de kabinetschef meegedeeld.
De personeelsleden van het kabinet mogen slechts door toedoen of met de toestemming van de kabinetschef met de Regeringsdiensten handelen, met uitzondering van de kabinetssecretaris of van de gemachtigde ordonnateur in de uitoefening van hun functionele bevoegdheden. Afdeling 5. - Toelagen en vergoedingen
Art. 10.Aan de personeelsleden van de kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de Regeringsdiensten of, meer algemeen, van elke openbare dienst, wordt een als wedde geldende kabinetstoelage verleend.
De als wedde geldende toelage bedraagt : - voor de kabinetschefs, tussen euro 46.910,59 en euro 66.115,99; - voor de leden van niveau 1, tussen euro 21.112,38 en euro 56.517,16; - voor de medewerkers en het reinigingspersoneel, tussen euro 13.257,38 en euro 39.981,53; - voor de deskundigen, tussen euro 13.257,38 en euro 66.115,99.
Art. 11.§ 1. De naar de kabinetten gedetacheerde personeelsleden van de Regeringsdiensten of, meer algemeen, van elke openbare dienst genieten een jaarlijkse kabinetstoelage.
De jaarlijkse kabinetstoelage bedraagt : - voor de kabinetschefs, euro 8.507,09; - voor de leden van niveau 1, tussen euro 3.402,84 en euro 6.465,39; - voor de medewerkers, tussen euro 2.381,99 en euro 4.423,69.
Bij gemotiveerde beslissing kunnen die toelagen met de toestemming van de Minister-President door de Minister worden verhoogd binnen de perken van de daartoe toegestane begrotingskredieten. § 2. De bezoldiging, alsook de maaltijdcheques van de gedetacheerde ambtenaren en contractuele personeelsleden van de Regeringsdiensten, blijven voor rekening van deze diensten.
Art. 12.Bij gemotiveerde beslissing kan de Minister met de toestemming van de Minister-President en binnen de perken van de aan het Kabinet toegekende begrotingskredieten de als wedde geldende kabinetstoelagen en de kabinetstoelagen waarvan sprake in de artikelen 10 en 11 verhogen.
De Vice-Presidenten worden in kennis gesteld van de verleende afwijkingen.
Art. 13.In de zin van dit besluit kunnen als lid van niveau 1 beschouwd worden : - de houders van een diploma van het hoger onderwijs verkregen na afloop van een tweede studiecyclus; - degenen die het bewijs leveren van een ervaring die de Minister gelijkwaardig acht om de functies van een lid van niveau 1 te kunnen uitoefenen binnen een kabinet.
Art. 14.De chauffeurs van de kabinetten van de Ministers genieten : 1° een maandelijkse forfaitaire toelage van euro 272,22; 2° een forfaitaire vergoeding van euro 2.478,20 per jaar; 3° een maandelijkse forfaitaire vergoeding voor verzorgde kleding van euro 49,58. De maandelijkse forfaitaire toelage wordt verhoogd tot euro 476,38 voor de persoonlijke chauffeur van de Minister, waarbij de toeslag van 204,17 euro de bijkomende uitzonderlijke dienstverstrekkingen dekt die te wijten zijn aan de verplaatsingen van de Minister.
De maandelijkse forfaitaire toelage kan maximum euro 374,30 bedragen voor de chauffeur van de kabinetschef, m.a.w. een toeslag van euro 102,08.
Al naar gelang van de verstrekte diensten wijzigt de Minister de toekenning van die toeslagen en verdeelt hij ze onder verschillende kabinetschauffeurs.
De kabinetstoelage bedoeld in artikel 11 en de verblijfskostenvergoeding bedoeld in artikel 17 van dit besluit zijn niet van toepassing op hen.
Art. 15.Er wordt een maandelijkse forfaitaire vergoeding van euro 49,58 voor verzorgde kleding toegekend aan het personeelslid aangesteld bij de onthaaldienst van het kabinet.
Art. 16.De personeelsleden van het kabinet hebben recht op kinderbijslag, een geboortetoelage, een haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, een eindejaarspremie en op elke andere toelage tegen het bedrag en onder de voorwaarden die voor het personeel van de Regeringsdiensten gelden. Afdeling 6. - Diverse onkosten, wagengebruik
Art. 17.§ 1. De personeelsleden van de kabinetten kunnen ter vervanging van de maaltijdcheques een jaarlijkse forfaitaire verblijfkostenvergoeding genieten.
Het bedrag van de vergoeding wordt vastgelegd naar gelang van de functies die binnen het kabinet uitgeoefend worden in de hoedanigheid van : - kabinetschef, adjunct-kabinetschef : euro 1.812,45;- adviseur en kabinetssecretaris : euro 1.585,98;- attaché, privé-secretaris en rekenplichtige : euro 1.359,48; medewerkers : euro 906,33.
De vergoeding wordt aan het einde van elke maand betaald en kan worden geproratiseerd in geval van deeltijdse dienstverstrekking.
De vergoeding wordt gehandhaafd in geval van hoogstens dertig kalenderdagen afwezigheid. § 2. De personeelsleden van de openbare diensten die deel uitmaken van een ministerieel kabinet en van wie de woonplaats en de administratieve verblijfplaats buiten de vestigingsplaats van het kabinet liggen, hebben recht op een abonnement voor een openbaar vervoermiddel of, afwijkingshalve, op de financiële tegenwaarde daarvan mits, in dit laatste geval, een bijzondere machtiging van de betrokken Minister en mits vermelding van de redenen van de afwijking.
Het abonnement loopt één maand en moet maandelijks verlengd worden. De klas van het abonnement wordt bepaald op basis van de graad die het personeelslid bekleedt in het kabinet. Die maatregel mag niet inhouden dat de personeelsleden ingedeeld worden in een lagere klas dan die welke ze genieten in hun oorspronkelijke bestuur. § 3. De personeelsleden van de ministeriële kabinetten kunnen afwijkingshalve aanspraak maken op een financiële tegenwaarde die gelijk is aan de werkgeversbijdrage in de kosten van het openbaar vervoer tussen woon- en werkplaats, voor zover de betrokken Minister in dat geval een bijzondere machtiging aflevert waarin de redenen van de afwijking vermeld staan.
Die financiële tegenwaarde geldt slechts voor één maand en moet maandelijks worden verlengd.
Art. 18.§ 1. De kabinetschef mag voor zijn dienstverplaatsingen zijn persoonlijk voertuig gebruiken onder de voorwaarden waarin voorzien wordt voor de personeelsleden van de Regeringsdiensten. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten van het kabinet, bepaalt de Minister het individuele kilometercontingent dat jaarlijks moet worden toegekend aan de andere personeelsleden van zijn kabinet die ertoe kunnen worden gemachtigd hun persoonlijk motorvoertuig in het belang van de dienst te gebruiken onder dezelfde voorwaarden als die welke waarin is voorzien voor de personeelsleden van de Regeringsdiensten. Dit contingent mag echter niet hoger zijn dan 12.000 km per jaar per begunstigde.
De terugbetaling geschiedt pas na voorlegging van een maandelijkse schuldvorderingsverklaring die gestaafd wordt door bewijsstukken die de verplaatsingen om dienstredenen bevestigen. § 3. De modaliteiten voor de aankoop en het gebruik van de ambts- en dienstvoertuigen liggen vast in de omzendbrief van de Waalse Regering bedoeld in artikel 1, § 3, van dit besluit.
Art. 19.§ 1. De telefoon-, fax- en internetkosten van de Minister worden door de begroting van het kabinet ten laste genomen op basis van bewijsstukken. § 2. De abonnementskosten inzake vaste en mobiele telefonie, fax en internet en de communicatiekosten van de personeelsleden van het kabinet kunnen ten laste van het kabinet gedragen worden. § 3. De modaliteiten voor de tussenkomst in de gesprekskosten over het vaste en draadloze telefoonnet, fax en internet liggen vast in de omzendbrief van de Waalse Regering bedoeld in artikel 1, § 3, van dit besluit. Afdeling 7. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen en
vergoedingen
Art. 20.De vergoedingen en toelagen bedoeld in de artikelen 10, 11, 14, 15 en 17 worden aan het einde van elke maand uitbetaald. De maandvergoeding of -toelage is gelijk aan 1/12e van het jaarlijks bedrag.
Wanneer de maandvergoeding of -toelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten uitbetaald, onder de voorwaarden waarin voorzien is voor het personeel van de Regeringsdiensten.
Art. 21.De vergoedingen en toelagen bedoeld in de artikelen 10, 11, 14, 15, 16 en 17 worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld : zodoende worden ze gekoppeld aan het indexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.
Art. 22.§ 1. De geldelijke toestand van de personeelsleden van het kabinet die zonder deel uit te maken van de Regeringsdiensten ressorteren onder een Ministerie, een Rijksdienst, een andere overheidsdienst, een overheidsbedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991, een instelling van openbaar nut, een stichting van openbaar nut bedoeld in de wet van 27 juni 1921, een instelling, groepering of vereniging gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op basis van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen of een inrichting van het gesubsidieerd onderwijs wordt geregeld als volgt : 1° wanneer de werkgever aanvaardt om de wedde verder uit te betalen, ontvangt betrokkene de in artikel 11 bedoelde kabinetstoelage, eventueel verhoogd, of de kabinetstoelage bedoeld in artikel 14; wanneer de werkgever de wedde opeist, betaalt betrokken Minister het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op dat personeelslid in zijn dienst van herkomst, desgevallend verhoogd met de werkgeversbijdragen, terug aan de dienst van herkomst; 2° wanneer de werkgever de betaling van de wedde opschort, ontvangt betrokkene de in de artikelen 10 en 14 bedoelde kabinetsvergoeding die als wedde geldt. Die vergoeding mag evenwel noch groter noch kleiner zijn dan de wedde, in ruime zin, verhoogd met de kabinetsvergoeding, eventueel verhoogd, die betrokkene zou ontvangen indien hij zou vallen onder het toepassingsgebied van de bepalingen bedoeld in punt 1°. § 2. Het aantal personeelsleden van het kabinet van wie de bezoldiging voor rekening blijft van een instelling van algemeen belang, een inrichting van openbaar nut of een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die onder de bevoegdheden van het Waalse Gewest vallen, wordt beperkt tot 3 voor een Minister, 4 voor een Vice-President en 5 voor een Minister-President. Afdeling 8. - Rechtsstelsel en andere statutaire bepalingen
Art. 23.Het rechtsstelsel van de in dit besluit bedoelde personeelsleden is van het statutaire type en de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing. Wanneer ze niet de hoedanigheid van vastbenoemd personeelslid hebben, zijn ze echter onderworpen aan het statuut van de sociale zekerheid van de contractuele personeelsleden van de Staat.
Art. 24.De reglementaire bepalingen inzake verlof en afwezigheden van de statutaire en contractuele personeelsleden van de Diensten van de Waalse Regering zijn toepasselijk op de personeelsleden van de ministeriële kabinetten van de Regering, met uitzondering van : - het buitengewoon verlof toegekend om stage te lopen in een andere overheidsdienst; - de terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen; - het zendingsverlof; - het verlof wegens loopbaanonderbreking, met uitzondering van het ouderlijk verlof en het verlof om palliatieve verzorging te verlenen, die toegekend kunnen worden voor de duur van een maand, die eventueel verlengd kan worden met een maand; - de vrijwillige vierdagenweek; - het vervroegde halftijds vertrek, die niet toepasselijk zijn op de personeelsleden bedoeld in artikel 10, noch op de deskundigen bedoeld in de artikelen 4 en 6. Afdeling 9. - Ambtsneerlegging en vertrektoelagen
Art. 25.§ 1. De Minister kan onder de hierna vermelde voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan personen die een kabinetsfunctie hebben uitgeoefend en geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen genieten. Een overlevingspensioen of het door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn toegekend bestaansminimum wordt niet als een vervangingsinkomen beschouwd.
Wat de kabinetschefs betreft, mag de vertrektoelage door de Regering verleend worden. § 2.1. Deze forfaitaire toelage wordt toegekend naar rato van : - een maand toelage voor een onafgebroken activiteitsperiode van drie tot zes volle maanden; - twee maanden toelage voor een onafgebroken activiteitsperiode van meer dan zes maanden tot twaalf volle maanden; - drie maanden toelage voor een onafgebroken activiteitsperiode van meer dan twaalf maanden tot achttien volle maanden; - drie maanden toelage voor een onafgebroken activiteitsperiode van meer dan achttien maanden tot vierentwintig volle maanden; - maximum vijf maanden toelage voor een onafgebroken activiteitsperiode van meer dan vierentwintig maanden. § 2.2. Voor de berekening van de in § 2.1. van dit artikel bedoelde onafgebroken activiteitsperiodes wordt rekening gehouden met de tijd doorgebracht in een ander ministerieel kabinet dan dat waarvan het personeelslid deel uitmaakt, voor zover er geen activiteitsonderbreking geweest is tussen het einde en het begin van de functies binnen een ministerieel kabinet. § 2.3. De eerste ordonnateur of zijn afgevaardigde moet het « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets » voor iedere rechthebbende zo spoedig mogelijk de nodige gegevens verstrekken voor de berekening van de forfaitaire vertrektoelage. § 3. De vertrektoelage wordt in maandelijkse bedragen toegekend. § 3.
Onverminderd § 1 wordt de vertrektoelage in maandelijkse schijven uitbetaald voor zover de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij gedurende de bedoelde periode geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, of dat hij één van de in § 4 bedoelde voorwaarden vervult. § 4. In afwijking van § 1 kan de Minister een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan personen die kabinetsfuncties hebben uitgeoefend en wier inkomens enkel bestaan uit de bezoldiging verbonden met de uitoefening sinds minstens drie maanden voor de neerlegging van de kabinetsfuncties van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of die hetzij uitsluitend één of meer deeltijdse functies vervullen bij een dienst die onder een wetgevende overheid ressorteert, een openbare dienst of een gesubsidieerde onderwijsinrichting of één of meer pensioenen ten laste van de Schatkist genieten die betrekking hebben op één of meer onvolledige loopbanen, hetzij werkloosheidsuitkeringen of wettelijke ziekte-, invaliditeits- of moederschapsvergoedingen ontvangen.
De vertrektoelage wordt dan vastgesteld overeenkomstig § 2.1. en verminderd, na weging, met de totale som die voor de overeenstemmende periode aan de betrokkene verschuldigd is ter bezoldiging van onvolledige functies in de privé of openbare sector of als pensioen naar gelang het bedrag van de forfaitaire vertrektoelage betrekking heeft op de uitoefening van een voltijdse of deeltijdse dienstverstrekking binnen een kabinet en, in elk geval, met de inkomsten van een werkloosheidsuitkering of met wettelijke ziekte-, invaliditeits- of moederschapsvergoedingen. § 5. Het maandelijkse brutobedrag van de forfaitaire vertrektoelage is het geïndexeerde maandelijkse brutobedrag van de als wedde geldende kabinetstoelage, met inbegrip van het bedrag van de verhoging waarvan ze het voorwerp had kunnen uitmaken, desgevallend verhoogd met de maandelijkse forfaitaire toelagen bedoeld in artikel 14, met de haard- of standplaatstoelage betreffende de laatste maand van de activiteit die betrokken persoon heeft uitgeoefend tijdens minstens drie maanden, gewogen volgens de prestatieregeling van de begunstigde die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van genoemde kabinetstoelage. § 6. De personen die hun ambt vrijwillig neerleggen of aan wier functies een einde gemaakt wordt wegens een ernstige fout, komen niet in aanmerking voor de vertrektoelage.
Art. 26.§ 1. Aan het einde van hun aanwijzing genieten de personeelsleden van het kabinet die van de Regeringsdiensten of, meer algemeen, van elke overheidsdienst gedetacheerd zijn, of van wie het contract in hun oorspronkelijk statuut is opgeschort en die het kabinet verlaten een eindekabinetsverlof naar rato van een werkdag per maand geproratiseerde detachering in geval van deeltijdse prestatie, met een minimum van drie en een maximum van vijftien werkdagen. Het wordt toegekend door de functionele overheid waaronder ze ressorteren, op verzoek van de Minister die hen ontslag uit hun functies heeft toegekend. § 2. Als ze wegens de behoeften van de dienst hun jaarlijk vakantieverlof niet geheel of gedeeltelijk hebben kunnen opnemen voor hun ambt definitief beëindigd is, krijgen de in de artikelen 4 en 6 bedoelde deskundigen die hun functies niet cumuleren met een andere beroepsactiviteit en de in artikel 10 bedoelde personeelsleden van de kabinetten die niet in aanmerking komen voor de forfaitaire vertrektoelage bedoeld in artikel 25 een compenserende toelage waarvan het bedrag gelijk is aan hun laatste wedde betreffende de niet opgenomen verlofdagen.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de wedde die verschuldigd is voor volledige prestaties in aanmerking genomen, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, alsook in voorkomend geval het bedrag van de verhoging van de als wedde geldende kabinetstoelage of de maandelijkse forfaitaire toelagen bedoeld in artikel 15 van dit besluit. § 3. De individuele dossiers van de personeelsleden die de kabinetten verlaten, worden overgenomen door het in artikel 6 van dit besluit bedoelde « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets ». Onder individueel dossier wordt verstaan de stukken betreffende de handelingen verricht ter uitvoering van het administratieve en geldelijke beheer van het personeelslid van het kabinet. Afdeling 10. - Einde kabinet
Art. 27.§ 1. Binnen het kabinet van de Minister-President wordt een cel opgericht die uit 2 leden bestaat, namelijk een lid dat hoogstens de functies van adviseur uitoefent en een medewerker per uittredend Regeringslid dat geen ministeriële functies meer uitoefent, gedurende een periode die ingaat op de datum van zijn ontslag, berekend naar rato van de duur van het door betrokkene uitgeoefend ministerieel mandaat. Die duur bedraagt minstens een jaar en hoogstens vijf jaar.
De ononderbroken uitoefening van ministeriële mandaten in één of meerdere Regeringen wordt in overweging genomen voor de berekening van die periode. § 2. De verdeling van de in § 1 vastgestelde functies mag enkel worden gewijzigd met de toestemming van de Minister-President; het in voltijds equivalent berekende maximumaantal en het niveau van de personeelsleden mogen echter niet worden overschreden.
De Vice-Presidenten worden in kennis gesteld van de verleende afwijkingen. § 3. Indien het lid van de uittredende Regering ook lid is van de Regering van de Franse Gemeenschap, mag het maximumaantal personen waaruit de cel bestaat niet hoger zijn dan het aantal bedoeld in § 1.
Art. 28.§ 1. Aan het einde van een legislatuur of bij een ministeriële wijziging zal, met het oog op een harmonische overdracht van bevoegdheden, in elk ministerieel kabinet een cel in dienst worden gehouden tot de boedelbeschrijving of de aflegging van de rekeningen.
Die cel is samengesteld uit : - de kabinetssecretaris en de afgevaardigde ordonnateur; - de buitengewoon rekenplichtige; - de contactpersoon informatica en een medewerker; - een chauffeur. § 2. De modaliteiten inzake declassering en overname-overgave die tussen de ministeriële kabinetten vast te leggen zijn aan het einde van de legislatuur of bij ministeriële herschikking worden bepaald bij de in artikel 1, § 3, van dit besluit bedoelde omzendbrief van de Waalse Regering. § 3. De diensten van de Waalse Regering maken de plaatsbeschrijving op in hoedanigheid van technisch adviseur en zien toe op de werkzaamheden die uit te voeren zijn in de lokalen waar de ministeriële kabinetten gevestigd zijn. Afdeling 11. - Maximumbedragen van de bestaansmiddelen
Art. 29.§ 1. Het globale maximumbedrag van de bestaansmiddelen die betrekking hebben op de bezoldigingen van het personeel van het kabinet en andere kosten gebonden aan de werking en aan de investeringen van het kabinet wordt vastgelegd op 58.140 euro /jaar (indexcijfer 1,4859) per personeelslid van de kabinetten bedoeld in de artikelen 3 en 5 van dit besluit. Dat maximumbedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen en kan aangepast worden aan de loonschaalontwikkelingen van het personeel van de kabinetten. § 2. De aankoop van meubilair alsook de inventaris van kunstwerken worden bij de in artikel 1, § 3, van dit besluit bedoelde omzendbrief van de Waalse Regering. § 3. Voor elke aankoop boven euro 16.000 (excl. BTW) wordt vooraf het advies van de bij de Minister-President geaccrediteerde Inspecteur van Financiën geëist. § 4. Het advies van de bij de Minister-President geaccrediteerde Inspecteur van Financiën wordt vereist vóór elke inschrijving van leasing met lichting van de aankoopoptie. Afdeling 12. - Toezicht
Art. 30.§ 1. Voor de finalisering van alle wervingen en detacheringen of voor alle latere administratieve of geldelijke wijzigingen sturen de kabinetten een afschrift van de ontwerp-besluiten aan het « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets (SePAC) » dat binnen drie werkdagen zal nagaan of de bewoording aan de bepalingen van dit besluit voldoet en of de begrotingsmiddelen die beschikbaar zijn op de voor de wedden en vergoedingen van het kabinet bestemde basisallocaties volstaan om de desbetreffende uitgaven ten laste te kunnen nemen. § 2. De betrokken kabinetten zullen later een eensluidend afschrift van elk behoorlijk gedateerd besluit sturen aan het « Secrétariat pour l'aide à la gestion et au contrôle internes des Cabinets (SePAC) », dat zal verzoeken om het visum van de secretaris van de Regering, die belast is met de controle op de samenstelling van de ministeriële kabinetten. Laatstgenoemde viseert en stempelt de besluiten af en zendt ze door naar de « SePAC », die de bezoldigingen pas na ontvangst van de geviseerde besluiten zal uitbetalen. Afdeling 13. - Slotbepalingen
Art. 31.Het besluit van de Waalse regering van 14 december 2006 betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering wordt opgeheven.
Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 16 juli 2009.
Art. 33.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 17 juli 2009.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van de Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Economie, K.M.O.'s, Buitenlandse Handel en Nieuwe Technologieën, J.-C. MARCOURT De Minister van de Plaatselijke Besturen en de Stad, P. FURLAN De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, B. LUTGEN