Etaamb.openjustice.be
Document van 21 december 2023
gepubliceerd op 09 september 2024

Besluit van de Regering houdende maatregelen inzake middenstandsopleiding

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2024203675
pub.
09/09/2024
prom.
21/12/2023
ELI
eli/besluit/2023/12/21/2024203675/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2023. - Besluit van de Regering houdende maatregelen inzake middenstandsopleiding


De Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Gelet op het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, artikel 6.2, § 5, 1°, 3° en 4°, ingevoegd bij het decreet van 26 juni 2023Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/06/2023 pub. 09/11/2023 numac 2023205585 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet houdende maatregelen inzake onderwijs, opleiding en volwassenenonderwijs en ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie - 2023 sluiten, artikel 8, § 3, 4°, artikel 9.1, tweede lid, 1°, 3°, 4°, 5° en 8°, ingevoegd bij het decreet van 25 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2009 pub. 08/09/2009 numac 2009203925 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Decreet over maatregelen inzake onderwijs en opleiding 2009 sluiten en artikel 38;

Gelet op het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;

Gelet op het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen;

Gelet op het besluit van de Regering van 11 juni 2009 houdende invoering van een meesterschapsstage in de basisopleiding van de middenstand;

Gelet op het besluit van de Regering van 27 juni 2013 betreffende de basisopleiding in het kader van de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;

Gelet op het besluit van de Regering van 28 juni 2018 tot wijziging van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen;

Gelet op het advies van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, gegeven op 17 oktober 2022;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister-President, bevoegd voor Begroting, d.d. 6 juli 2023;

Gelet op advies 74.525/2 van de Raad van State, gegeven op 31 oktober 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Opleiding;

Na beraadslaging, Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's

Artikel 1.In hoofdstuk II, afdeling 1, onderafdeling 1, van het besluit van de Regering van 21 maart 2002 houdende subsidiëring van de personeels- en werkingskosten met betrekking tot de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 4 juni 2009, 24 april 2014 en 23 mei 2019, wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende: "Art. 4bis - Pedagogische en sociaal-pedagogische medewerkers in de aanloopleertijd § 1 - Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één contractuele pedagogische medewerker en één contractuele sociaal-pedagogische medewerker in de aanloopleertijd. § 2 - De toelage bedraagt 100 van de ontstane weddekosten. De maximale subsidieerbare weddekosten worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal I of II+, naargelang van de kwalificatie van de persoon die werd aangesteld."

Art. 2.In hoofdstuk II, afdeling 1, onderafdeling 2.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 23 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, wordt een artikel 7septies ingevoegd, luidende: "Art. 7septies - Adjuncten voor de organisatie van de cursussen van de bacheloropleidingen en de cursussen van de leertijdopleidingen en opleidingen tot ondernemingshoofd § 1 - Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één voltijdse contractuele adjunct voor de organisatie van de cursussen van de bacheloropleidingen en één voltijdse contractuele adjunct voor de organisatie van de leertijdopleidingen en opleidingen tot ondernemingshoofd. § 2 - De toelage beloopt 100 van de ontstane weddekosten. De maximale subsidieerbare weddekosten worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal I, II of II+, naargelang van de kwalificatie van de persoon die werd aangesteld."

Art. 3.In dezelfde onderafdeling, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 23 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, wordt een artikel 7octies ingevoegd, luidende: "Art. 7octies - Administratieve medewerkers voor de beroepsbijscholing Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste twee voltijdse contractuele administratieve medewerkers voor de beroepsbijscholing.

De toelage beloopt 75 van de ontstane weddekosten. De maximale subsidieerbare weddekosten van de administratieve medewerkers worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal II+.

Alleen de centra die jaarlijks ten minste 1.750 uren voortgezette opleiding geven, kunnen toelagen voor de weddekosten van twee administratieve medewerkers voor de beroepsbijscholing verkrijgen. Als minder dan 1.500 uren voortgezette opleiding per jaar worden gegeven, worden toelagen toegekend voor ten hoogste 1,5 administratieve medewerkers en als minder dan 1.000 uren voortgezette opleiding per jaar worden gegeven, wordt een toelage toegekend voor één administratieve medewerker. Als er minder dan 500 uren voortgezette opleiding per jaar worden gegeven, bestaat geen recht op een toelage.

De deelkwalificatiemaatregelen die in opdracht van de Regering worden aangeboden, worden beschouwd als uren voortgezette opleiding."

Art. 4.In dezelfde onderafdeling, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 23 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, wordt een artikel 7nonies ingevoegd, luidende: "Art. 7nonies - Coördinator voor internationale samenwerking en wedstrijden Binnen de perken van de beschikbare financiële middelen kan het IAWM elk ZAWM toelagen toekennen voor de betaling van de wedde alsmede van de eruit voortvloeiende sociale en wettelijke verplichtingen voor ten hoogste één coördinator voor internationale samenwerking en wedstrijden met een halftijdse contractuele betrekking.

De toelage beloopt 100 van de ontstane weddekosten. De maximale subsidieerbare weddekosten van de coördinator voor internationale samenwerking en wedstrijden worden berekend op basis van de in de bijlage vermelde weddeschaal II of II+, naargelang van de kwalificatie van de persoon die werd aangesteld."

Art. 5.In de inleidende zin van artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 23 mei 2019, worden de woorden "artikelen 2 tot 7quinquies" vervangen als volgt: 1° "artikelen 2 tot 7septies";2° "artikelen 2 tot 7nonies".

Art. 6.In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 23 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 worden de woorden "artikelen 4 tot 7quinquies" telkens vervangen als volgt: a) "artikelen 4 tot 7septies";b) "artikelen 4 tot 7nonies";2° in paragraaf 3 worden de woorden "artikelen 2 tot 7quinquies" vervangen als volgt: a) "artikelen 2 tot 7septies";b) "artikelen 2 tot 7nonies";3° in § 4, eerste lid, worden de woorden "artikelen 2 tot 7quinquies" vervangen als volgt: a) "artikelen 2 tot 7septies";b) "artikelen 2 tot 7nonies".

Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk III - Subsidiëring van congressen en colloquia".

Art. 8.Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 24 april 2014, wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK 2. - Wijziging van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen

Art. 10.Artikel 34.1 van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 28 juni 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 17 maart 2022, wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 34.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 28 juni 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "bij voorrang" opgeheven en worden de woorden "tussen 15 en 25 jaar die niet meer onder de voltijdse leerplicht vallen" vervangen door de woorden "die overeenkomstig de artikel 5 en 6 een leerovereenkomst mogen sluiten";2° het derde lid wordt aangevuld met de woorden ", bepaald overeenkomstig artikel 19";3° in het vierde lid wordt het woord "afgebroken" vervangen door de woorden "afgebroken en deelnemers uit de voorbereidings- en integratiecentra";4° in het vijfde lid wordt de bepaling onder 4° opgeheven.

Art. 12.In artikel 34.4, derde lid, 4°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 28 juni 2018, worden de woorden "het BIDA-proefproject" vervangen door de woorden "de aanloopleertijd".

Art. 13.In artikel 34.5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het derde lid, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 28 juni 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, worden de woorden "het BIDA-proefproject" vervangen door de woorden "de aanloopleertijd";2° in het vierde lid, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 28 juni 2018, wordt het woord "BIDA-proefproject" vervangen door het woord "ZAWM".

Art. 14.In artikel 34.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Regering van 28 juni 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Regering van 30 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden het woord " hoogstens" en de woorden "en kan niet verlengd worden" opgeheven; 2° tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt een lid ingevoegd, luidende: "In afwijking van het eerste lid kan de duur van de aanloopleertijd worden opgetrokken tot twee opleidingsjaren, op voorwaarde dat de beroepscompetenties van de leerling zich in de aanloopleertijd positief ontwikkelen en de commissie die beslist over de toelating tot de aanloopleertijd, ermee instemt om de duur op te trekken." 3° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt het woord "toelatingsexamen" vervangen door de woorden "toelatingsexamen of die niet de in het tweede lid vermelde instemming hebben gekregen van de commissie die beslist over de toelating tot de aanloopleertijd". HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het besluit van de regering van 11 juni 2009 houdende invoering van een meesterschapsstage in de basisopleiding van de middenstand

Art. 15.(Geldt alleen voor het Duits).

Art. 16.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 16 april 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt: "Om stageovereenkomsten in het kader van de meesterschapsstage te kunnen sluiten, moet het ondernemingshoofd van onberispelijk gedrag zijn.Daartoe legt hij een uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering voor, waarbij dat uittreksel niet ouder mag zijn dan zes maanden. Als er op het uittreksel uit het strafregister veroordelingen vermeld staan, controleert het IAWM of die relevant zijn voor de uit te voeren activiteit als opleider. Het ondernemingshoofd moet minstens 25 jaar oud zijn, moet het bewijs leveren van een erkende en op het beroep betrekking hebbende opleiding tot ondernemingshoofd, bacheloropleiding of masteropleiding en moet het bewijs leveren dat hij na die opleiding ten minste drie jaar beroepservaring in het betrokken vakgebied of in een soortgelijk vakgebied heeft opgedaan." 2° § 3, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden "en die als verantwoordelijke instaat voor de praktische opleiding van de meesterschapsstagiair.Daartoe moet de opleider minstens een halftijdse arbeidsovereenkomst hebben of ingeschreven zijn als vennoot. Het ondernemingshoofd is verantwoordelijk voor de naleving van alle juridische bepalingen van dit besluit, ook als de opleidingsopdracht geheel of gedeeltelijk overgedragen wordt aan een personeelslid van de onderneming." 3° paragraaf 3 wordt aangevuld met een vierde lid, luidende: "Het ondernemingshoofd brengt het IAWM onmiddellijk op de hoogte, als de opleider de opleidingsonderneming verlaat of tijdelijk niet meer kan instaan voor de opleiding en minstens vier maanden afwezig zal zijn." 4° in paragraaf 5 worden na de eerste zin de volgende zinnen ingevoegd: "Een onderneming die voor de eerste keer meesterschapsstagiairs voor een bepaald beroep opleidt, wordt door het IAWM in eerste instantie voor een periode van drie jaar als opleidingsonderneming voor dat beroep erkend.Gedurende die periode is het aantal meesterschapsstagiairs beperkt tot één meesterschapsstagiair in dat beroep. Het IAWM kan ten vroegste na twee opleidingsjaren een afwijking van die regeling toestaan. Indien alle in dit artikel vermelde erkenningsvoorwaarden na die drie jaar nog altijd vervuld zijn, wordt de tijdelijke erkenning automatisch omgezet in een definitieve erkenning als opleidingsonderneming."

Art. 17.Artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 16 april 2020, wordt vervangen als volgt: " § 2 - Overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 30/06/1998 numac 1998015016 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst over het Wegvervoer tussen het Koninkrijk België, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Athene op 11 juni 1992 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk moet het ondernemingshoofd ervoor zorgen dat een verklaring over de lichamelijke geschiktheid van de meesterschapsstagiair wordt opgesteld.

Ten laatste bij het begin van de stageovereenkomst meldt het ondernemingshoofd de kandidaat aan voor een medisch onderzoek bij een erkende dienst voor arbeidsgeneeskunde en zorgt hij ervoor dat de meesterschapsstagiair binnen zijn proeftijd op kosten van het ondernemingshoofd medisch wordt onderzocht. Na dat onderzoek bewijst het ondernemingshoofd, zonder dat hij hierom hoeft te worden verzocht, in de vorm van een medisch attest dat de meesterschapsstagiair aan het medisch onderzoek heeft deelgenomen en zendt hij dat bewijsstuk toe aan de bevoegde leersecretaris. De bevoegde leersecretaris voegt het bewijsstuk toe aan het betrokken stagedossier."

Art. 18.In artikel 4 van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 16 april 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met een vierde lid, luidende: "In geval van vervroegde beëindiging van een stageovereenkomst voor een meesterschapsstage kunnen de meesterschapsstagiairs gedurende zes weken aan de cursussen blijven deelnemen." 2° in paragraaf 2 wordt tussen het tweede lid en het derde lid, dat het vierde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Indien de meesterschapsstagiair zijn opleidingsjaar door de duur van de overeenkomstig § 4, eerste lid, opgelegde schorsing van de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage niet succesvol kan afsluiten, kan de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage, ongeacht het eerste lid, na goedkeuring van het IAWM worden verlengd met de duur van de schorsing van de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage of zo nodig met een volledig opleidingsjaar." 3° in § 2, derde lid, dat het vierde lid wordt, wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: "Als het arbeidsreglement van de onderneming in een andere wekelijkse arbeidsduur voorziet, geldt die ook voor de meesterschapsstagiair." 4° in paragraaf 2 wordt tussen het derde lid, dat het vierde lid wordt, en het vierde lid, dat het zesde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Uitsluitend in de gevallen vermeld in artikel 32, § 1, tweede lid, van de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten verrichten meesterschapsstagiairs overuren.De verrichte overuren worden maandelijks gecompenseerd, bij voorkeur door overeenstemmende inhaalrust. Als geen inhaalrust mogelijk is, krijgt de op te leiden persoon in het eerste jaar 15 euro, in het tweede jaar 20 euro en in het derde, vierde of aanvullende jaar 25 euro als minimumvergoeding per uur." 5° in § 2, vierde lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "vierde en vijfde lid" en wordt het woord "gezondheidsindexcijfer" vervangen door de woorden "afgevlakte gezondheidsindexcijfer"; 6° in paragraaf 4 wordt tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een lid ingevoegd, luidende: "Gedurende de tijd dat de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage geschorst is, heeft de meesterschapsstagiair het recht aan de cursussen, tests en examens deel te nemen." 7° in § 5, eerste lid, worden de woorden "De ondernemingshoofden zijn" vervangen door de woorden "Het ondernemingshoofd is";8° in § 5, tweede lid, worden de woorden "De ondernemingshoofden gunnen" vervangen door de woorden "Het ondernemingshoofd gunt";9° in paragraaf 6 worden de woorden "op basis van de kosten voor het plaatselijk openbaar vervoer, tenzij de bevoegde paritaire commissie in een voordeligere regeling voor de meesterschapsstagiair voorziet" vervangen door de woorden "overeenkomstig de richtlijnen van het bevoegd paritair comité.Als de meesterschapsstagiairs geen uitdrukkelijke vermelding in de regelingen van het paritair comité vinden, gelden voor hen dezelfde bepalingen als voor de gewone personeelsleden van de onderneming."

Art. 19.Het opschrift van artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: "Art. 6 - Intrekking van de erkenning van opleidingsondernemingen voor de praktische beroepsopleiding".

Art. 20.In hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het besluit van de Regering van 16 april 2020, wordt een artikel 6.1 ingevoegd, luidende: "Art. 6.1 - Intrekking van de toelating van meesterschapsstagiairs tot de praktische beroepsopleiding De aan een meesterschapsstagiair gegeven toestemming om een stageovereenkomst voor een meesterschapsstage te sluiten, wordt ingetrokken: 1° op basis van een beslissing van de klassenraad, voor zover de meesterschapsstagiair voor de tweede keer in het kader van een stageovereenkomst voor een meesterschapsstage zakt voor de overgangsexamens of examens aan het einde van een opleiding tot ondernemingshoofd of aan het einde van een andere duale studie aan een erkende hogeschool of universiteit in het binnenland of het buitenland;2° wanneer de meesterschapsstagiair ook na een schriftelijke aanmaning door de leersecretaris of na een door de leersecretaris georganiseerde bemiddelingspoging zijn contractuele plichten verzuimt;3° wanneer de meesterschapsstagiair in het kader van het onderzoek door de officiële gezondheidsdienst lichamelijk ongeschikt wordt verklaard om het beroep uit te oefenen dat het voorwerp van de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage uitmaakt. Het IAWM kan de toestemming om nieuwe stageovereenkomsten voor meesterschapsstages te sluiten koppelen aan verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van dit besluit."

Art. 21.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 22.Artikel 10, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Regering van 16 april 2020, wordt vervangen als volgt: "De partij die een overeenkomst wenst te verbreken, deelt dit onmiddellijk mee aan de leersecretaris.

De leersecretaris legt het tijdstip voor een verplicht bemiddelingsgesprek vast en kan vragen dat de partijen hun standpunt schriftelijk meedelen.

Als de bemiddelingspoging van de leersecretaris mislukt of een van de betrokken partijen de stageovereenkomst voor een meesterschapsstage na het bemiddelingsgesprek niet wil voortzetten, wordt de overeenkomst verbroken. De partijen leggen de reden voor de verbreking van de overeenkomst schriftelijk vast in het door het IAWM daartoe bestemde document en ondertekenen dat document.

Het document is geldig, ook als een partij de verbreking van de overeenkomst weigert te ondertekenen.

De verbreking van de overeenkomst wordt ter goedkeuring ingediend bij het IAWM. Behoudens een andersluidende minnelijke schikking bedraagt de opzeggingstermijn vier weken, te rekenen vanaf de datum van de bemiddeling."

Art. 23.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het opschrift wordt vervangen als volgt: "Art.13 - Moeilijkheden bij de uitvoering van de overeenkomst" 2° paragraaf 2, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 16 april 2020, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Regering van 27 juni 2013 betreffende de basisopleiding in het kader van de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's

Art. 24.Artikel 30 van het besluit van de Regering van 27 juni 2013 betreffende de basisopleiding in het kader van de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's wordt aangevuld met een tweede lid, luidende: "Het voorleggen van het certificaat van de voortgezette pedagogische opleiding leidt tot vrijstelling van de cursus 'beroeps- en arbeidspedagogie' in de opleiding tot ondernemingshoofd in de Duitstalige Gemeenschap van België."

HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de regering van 28 juni 2018 tot wijziging van het besluit van de regering van 4 juni 2009 betreffende de vastelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen

Art. 25.In artikel 12 van het besluit van de Regering van 28 juni 2018 tot wijziging van het besluit van de Regering van 4 juni 2009 betreffende de vaststelling van de opleidingsvoorwaarden voor middenstandsleerlingen en opleidingsondernemingen, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 17 maart 2022, worden de woorden "en treedt buiten werking op 30 juni 2022" opgeheven.

HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen

Art. 26.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2023, met uitzondering van: 1° artikel 25, dat uitwerking heeft met ingang van 30 juni 2022;2° de artikelen 10, 12 en 13, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2022;3° artikel 1, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2022;4° artikel 2, artikel 5, 1°, en artikel 6, 1°, a), 2°, a), en 3°, a), die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2023;5° artikel 3, artikel 4, artikel 5, 2°, artikel 6, 1°, b), 2°, b), en 3°, b), en de artikelen 7, 8 en 9, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2024.

Art. 27.De minister bevoegd voor Opleiding is belast met de uitvoering van dit besluit.

Eupen, 21 december 2023.

Voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap : De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën, O. PAASCH De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, L. KLINKENBERG


^