gepubliceerd op 19 juni 2014
Decreet houdende verschillende bepalingen betreffende het statuut van de personeelsleden van het onderwijs
11 APRIL 2014. - Decreet houdende verschillende bepalingen betreffende het statuut van de personeelsleden van het onderwijs (1)
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Oprichting van de Netoverschrijdende commissie voor de statuten HOOFDSTUK I. - De Commissie
Artikel 1.Er wordt een Netoverschrijdende commissie voor de statuten opgericht, hierna Commissie genoemd. HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 2.De Commissie heeft tot opdracht het bevorderen en uitwerken van afstemmingslijnen tussen de verscheidene statuten van het leerplichtonderwijs, het secundair onderwijs voor sociale promotie en het secundair kunstonderwijs met beperkt leerplan.
Ze wordt meer bijzonder ermee belast : 1° als prioriteit, een unitaire definitie te vinden voor een aantal bestaande begrippen inzake statuut en die niet noodzakelijk dezelfde werkelijkheid inhouden in de verscheidene statuten;2° de onenigheden inzake interpretatie voor de toepassing van statuten te beslechten;3° uit eigen initiatief of op aanvraag van de Regering, voorstellen van afstemming van de verscheidene statuten om de mobiliteit te bevorderen van de leerkrachten met inachtneming van de stabiliteit van de pedagogische teams. HOOFDSTUK III. - Samenstelling en organisatie
Art. 3.Het voorzitterschap van de Commissie wordt door de administrateur-generaal van het Algemeen bestuur Personeel van het Onderwijs of zijn afgevaardigde waargenomen.
Art. 4.§ 1. De Commissie bestaat uit 20 leden : 1° de directeur-generaal van het personeel van het onderwijs van de Franse Gemeenschap en een afgevaardigde die hij kiest;2° de directeur-generaal van het personeel van het gesubsidieerd onderwijs van de Franse Gemeenschap en een afgevaardigde die hij kiest;3° de adjunct-directeur-generaal van de Algemene dienst Coördinatie, Opvatting en Sociale Betrekkingen en een afgevaardigde die hij kiest;4° de adjunct-directeur-generaal van de Algemene dienst Statuten en Loopbaan van de personeelsleden van het Onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap en een afgevaardigde die hij kiest;5° de adjunct-directeur-generaal van de Algemene dienst Statuten, coördinatie van de toepassing van de reglementeringen en geschillenzaken van het personeel van het onderwijs gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en een afgevaardigde die hij kiest;6° een lid dat het confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs vertegenwoordigt;7° een lid dat het niet-confessioneel gesubsidieerd vrij onderwijs vertegenwoordigt;8° een lid dat het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijs vertegenwoordigt;9° een lid dat het gesubsidieerd officieel onderwijs vertegenwoordigt voor het basis-, gespecialiseerd en kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan;10° een lid dat het gesubsidieerd officieel onderwijs vertegenwoordigt voor het secundair onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie;11° vijf leden die de vijf groepen van vakverenigingen vertegenwoordigen ten belope van een gelijk aantal mandaten. De leden bedoeld bij het vorige lid kunnen vergezeld worden door deskundigen in functie van de punten van de agenda. § 2. Het ondervoorzitterschap wordt alternerend voor een periode van twee jaar waargenomen door de personen bedoeld bij de punten 1° en 2° van paragraaf één. De ondervoorzitter zorgt voor het voorzitterschap van de Commissie als de Voorzitter verhinderd wordt.
Art. 5.De Commissie beschikt over een secretariaat waarvan de samenstelling door de Regering bepaald wordt. Het secretariaat wordt binnen het bestuur ingericht onder het gezag van de voorzitter van de Commissie.
Art. 6.Om de entiteiten bedoeld bij de punten 6° tot 11° toe te laten hun delegatie aan te passen aan de agenda, benoemt de Regering voor elke van deze eenheden een maximaal aantal personen dat gelijk is aan drie maal de leden bepaald voor deze delegatie. Voor de benoeming van deze leden, legt elk betrokken orgaan een lijst met maximum drie keer meer kandidaten als de bepaalde leden aan de Regering.
De leden worden voor een vernieuwbare periode van vier jaar benoemd.
Art. 7.Tijdens haar eerste vergadering bepaalt de Commissie haar huishoudelijk reglement en legt het voor de goedkeuring aan de Regering voor.
De Commissie, volgens nadere regels opgenomen in het huishoudelijk reglement, kan werkgroepen samenstellen en een beroep doen op deskundigen.
De Commissie wordt ertoe gehouden een minimum van 5 vergaderingen per schooljaar in te richten.
Art. 8.§ 1. De Commissie beslist op basis van een consensus.
De voorzitter van de Commissie neemt geen deel aan de beslissing. § 2. Geen advies noch voorstel kunnen goedgekeurd worden zonder het vaststellen van de effectieve aanwezigheid van de meerderheid van de vakverenigingen en de meerderheid van de leden bedoeld bij artikel 4, § 1, 6° tot 10°.
De voorzitter neemt akte van de aanwezigheid van dit quorum op het begin van de zitting van de Commissie.
Bij gebrek aan dit quorum, roept de Voorzitter een nieuwe vergadering samen binnen een termijn van veertien dagen. Tijdens deze vergadering beslist de Commissie geldig zelfs als het bij het eerste lid bedoelde quorum niet bereikt wordt.
TITEL II. - Wijziging van sommige bepalingen inzake onderwijs ten gevolge van de federale hervorming van de pensioenen HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 9.In artikel 163 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, laatst gewijzigd bij het decreet van 10 februari 2011 houdende diverse bepalingen inzake leerplichtonderwijs en onderwijs voor sociale promotie, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen".
Art. 10.In artikel 165, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen". HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen voor onderwijs van de Franse Gemeenschap
Art. 11.In artikel 44 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke,protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst der inrichtingen voor onderwijs van de Franse Gemeenschap, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen".
Art. 12.In artikel 46 van hetzelfde besluit, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen
Art. 13.In artikel 23 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen".
Art. 14.In artikel 25, eerste lid van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 9 mei 2008, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen". HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)
Art. 15.In artikel 155 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen".
Art. 16.In artikel 157, eerste lid van hetzelfde decreet, zoals gewijzigd bij het decreet van 9 mei 2008, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen". HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst
Art. 17.In artikel 75 van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst, worden de woorden "de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt en 30 dienstjaren telt die in aanmerking komen voor de vaststelling van het rustpensioen" vervangen door de woorden "waarin hij aan de voorwaarden voldoet die vereist worden voor de vaststelling van het recht op een rustpensioen".
TITEL III. - Bepalingen tot instelling van de mogelijkheid om een evaluatieverslag uit te brengen omtrent een personeelslid dat een bevorderings- of selectieambt tijdelijk uitoefent
Art. 18.In de eerste afdeling van hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de als volgt luidende artikelen 75bis en 75ter ingevoegd : "
Art. 75bis.Elk personeelslid dat een selectieambt uitoefent, voor een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde duur, wordt geacht zich van zijn opdracht op voldoende wijze te hebben gekweten zolang het geen ongunstig verslag heeft gekregen van zijn inrichtingshoofd.
Desgevallend, wordt dit ongunstige verslag ten laatste op het einde van elke activiteitsperiode opgesteld.
Het moet voor visum aan het betrokken personeelslid voorgelegd worden en bij zijn persoonlijke dossier gevoegd worden.
Art. 75ter.Het verslag over de dienstprestatie van het personeelslid dat een selectieambt uitoefent, voor een benoeming voor bepaalde of onbepaalde duur, wordt opgesteld volgens het door de Regering bepaalde model.".
Art. 19.Artikel 83 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 8°, luidend als volgt : "8° niet het voorwerp te hebben uitgemaakt, in het in aanmerking genomen ambt, gedurende de laatste twee schooljaren, van een ongunstig verslag zoals bedoeld bij artikel 75ter".
Art. 20.In de eerste afdeling van hoofdstuk VIII van hetzelfde besluit worden de artikelen 91decies, 91undecies en 91duodecies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 91decies.Elk personeelslid dat een selectieambt uitoefent, voor een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde duur, wordt geacht zich van zijn opdracht op voldoende wijze te hebben gekweten zolang het geen ongunstig verslag heeft gekregen van zijn inrichtingshoofd.
Desgevallend, wordt dit ongunstige verslag ten laatste op het einde van elke activiteitsperiode opgesteld.
Het moet voor visum aan het betrokken personeelslid voorgelegd worden en bij zijn persoonlijke dossier gevoegd worden.
Artikel 91undecies.Elk personeelslid dat : 1° ofwel het ambt van bestuurder van een autonoom internaat uitoefent voor een aanstelling voor bepaalde of onbepaalde duur, 2° ofwel het ambt van directeur uitoefent en dat voor een duur van minder dan één jaar benoemd is, wordt geacht zich van zijn opdracht op voldoende wijze te hebben gekweten zolang het geen ongunstig verslag heeft gekregen van de door de Regering aangestelde ambtenaar-generaal. Desgevallend, wordt dit ongunstige verslag ten laatste op het einde van elke activiteitsperiode opgesteld.
Het moet voor visum aan het betrokken personeelslid voorgelegd worden en bij zijn persoonlijke dossier gevoegd worden.
Artikel 91duodecies.Het verslag over de dienstprestatie van het personeelslid bedoeld bij artikel 91undecies, 1° en 2° wordt opgesteld volgens de door de Regering bepaalde modellen.".
Art. 21.Artikel 97 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 9°, luidend als volgt : "9° niet het voorwerp te hebben uitgemaakt, in het in aanmerking genomen ambt, gedurende de laatste twee schooljaren, van een ongunstig verslag zoals bedoeld bij artikel 91duodecies".
Art. 22.Artikel 8 van het decreet van 4 januari 1999 betreffende de bevorderingsambten en de selectieambten wordt met een 7° aangevuld, luidend als volgt : "7° niet het voorwerp te hebben uitgemaakt, in het in aanmerking genomen ambt, gedurende de laatste twee schooljaren, van een ongunstig verslag zoals bedoeld bij artikel 91duodecies van het koninklijk besluit van 22 maart 1969".
TITEL IV. - Bepalingen tot uitbreiding van de maatregelen die gericht zijn op de bescherming van slachtoffers van gewelddaden tot personen die het slachtoffer zijn geweest van pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen door een rechterlijke beslissing of op basis een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk indien een rechtsvordering ook ingediend werd en dit, door een onderzoek dat de voorrang heeft op deze toestanden bij de statutaire operaties HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 23.In het opschrift van hoofdstuk IIIbis van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd.
Art. 24.Artikel 51bis van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Artikel 51bis, § 1. Voor de toepassing van hoofdstuk IIIbis, wordt verstaan onder : 1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een personeelslid alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het personeelslid of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "personeelslid dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : het vastbenoemde, prioritair tijdelijk of tijdelijk aangestelde personeelslid, dat door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;4° "personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijk personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in 2° ; § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, 1°, wordt voorrang slechts verleend aan het personeelslid voor zover hij een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
In de gevallen bedoeld in § 1, 2° wordt voorrang slechts verleend op voorwaarden dat pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. § 3. Wanneer de gewelddaad of pesterijen gepleegd werden buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad of pesterijen kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.".
Art. 25.In de artikelen 51ter, 51quater, 51quinquies, 51sexies, 51 septies en 51 octies van hetzelfde besluit, worden de woorden "slachtoffer van een gewelddaad" telkens vervangen door de woorden " slachtoffer van een gewelddaad of van pesterijen".
Art. 26.In § 2, artikel 51ter van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan" en de woorden "een verzoek in om van het stelsel, bepaald in afdeling 2 tot 5"; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : "In geval het personeelslid door de administratieve gezondheidsdienst tijdelijk arbeidsongeschikt werd bevonden, dient het personeelslid het verzoek bedoeld in het eerste lid in binnen een termijn van een maand nadat het zijn ambt weer heeft opgenomen, behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling."; 3° het vijfde lid van § 2 wordt vervangen als volgt : "Bij een gewelddaad wordt een afschrift van de klacht bedoeld in artikel 51bis, § 2 hierbij gevoegd, alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, of ingeval van pesterijen wordt een afschrift hierbij gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 27.In de artikelen 51quater, 51quinquies, 51sexies van hetzelfde besluit worden de woorden "slachtoffer van deze daad" telkens vervangen door de woorden " slachtoffer van deze gewelddaad of van pesterijen".
Art. 28.In de artikelen 51quater, 51 quinquies, 51sexies van hetzelfde besluit worden de woorden in de Franse tekst "consécutive à cet acte" telkens vervangen door de woorden "consécutive à cet acte de violence ou à ce harcèlement".
Art. 29.In de artikelen 51septies en 51octies van hetzelfde besluit worden de woorden "van de gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "van de gewelddaad of van pesterijen".
Art. 30.In artikel 51nonies van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 51bis, tweede lid, van dit besluit" vervangen door de woorden "in artikel 51bis, § 1, 3°, van dit besluit". HOOFDSTUK II. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Franse Gemeenschap
Art. 31.In het opschrift van hoofdstuk VIIIter van het koninklijk besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van het statuut van de leermeesters, de leraars en de inspecteurs katholieke, protestantse, Israëlitische, orthodoxe en islamitische godsdienst godsdienst der inrichtingen voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Franse Gemeenschap, worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd.
Art. 32.Artikel 37quater van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Artikel 37quater, § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een personeelslid alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het personeelslid of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "personeelslid dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : het vastbenoemde, stagedoende of tijdelijk aangestelde personeelslid, dat door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in § 1, 1° ;4° "personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijk personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in § 1, 2° ; § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, 1° zijn de artikelen 37sexies tot 37decies slechts van toepassing op het personeelslid voor zover het een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
In de gevallen bedoeld in § 1, 2° zijn de artikelen 37sexies tot 37decies slechts van toepassing op het personeelslid voor zover pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. § 3. Wanneer de gewelddaad of pesterijen gepleegd werden buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad of pesterijen kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.".
Art. 33.In de artikelen 37quinquies, 37sexies, 37septies, 37octies en 37decies van hetzelfde besluit worden de woorden "slachtoffer van een gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van een gewelddaad of van pesterijen".
Art. 34.In artikel 37quiquies, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan" worden vervangen door de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen"; 2° het derde lid wordt vervangen als volgt : In geval het personeelslid door de administratieve gezondheidsdienst tijdelijk arbeidsongeschikt werd bevonden, dient het personeelslid het verzoek bedoeld in het eerste lid in binnen een termijn van een maand nadat hij zijn ambt weer heeft opgenomen, behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen/de hervatting van het ambt in de betrokken instelling."; 3° in het zesde lid worden de woorden "Ingeval van een gewelddaad," ingevoegd voor de woorden "een afschrift van de klacht". 4° er wordt een zevende lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 35.In de artikelen 37sexies tot 37octies van hetzelfde besluit worden de woorden "naar aanleiding van dit voorval" telkens vervangen door de woorden "naar aanleiding van deze gewelddaad of van pesterijen".
Art. 36.In de artikelen 37sexies tot 37octies van hetzelfde besluit worden de woorden "slachtoffer van deze daad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van deze gewelddaad of van pesterijen".
Art. 37.In artikel 37undecies van hetzelfde besluit worden de woorden "in artikel 37quater, tweede lid" vervangen door de woorden "in artikel 37quater, § 1, 3°, van dit besluit". HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
Art. 38.In artikel 27ter van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs, worden de woorden "in § 2 van artikel 34quinquies" vervangen door de woorden "in 1°, § 2 van artikel 34quinquies".
Art. 39.In artikel 34quinquies van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een personeelslid alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het personeelslid of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. In de gevallen bedoeld in 1°, wordt voorrang slechts verleend aan het personeelslid dat een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
In de gevallen bedoeld in 2° wordt voorrang slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarden dat pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
Wanneer de gewelddaad of pesterijen gepleegd werden buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad of pesterijen kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.". 2° § 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.Wordt verstaan onder : 1° "personeelslid dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : het vastbenoemde, of tijdelijk aangestelde personeelslid, dat door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in § 1, 1° ;2° "personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijk personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in § 1, 2°."; 3° in § 3 worden de woorden "slachtoffer van een gewelddaad of van pesterijen" ingevoegd tussen het woord "personeelslid" en de woorden "dat voldoet aan".4° in § 4 : a) in het eerste lid worden de woorden "voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan" en de woorden "een verzoek tot voorrang in bij, naar het geval, het directoraat-generaal"; b) in het tweede lid worden de woorden "behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling.", ingevoegd tussen de woorden "naar het geval" en de woorden "binnen diezelfde termijn"; c) in het derde lid worden de woorden "Bij een gewelddaad" ingevoegd voor de woorden "Een afschrift van de klacht".Er wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.". 5° in § 6 wordt het zesde lid vervangen als volgt : "Tijdens het schooljaar volgend op het jaar tijdens hetwelk het personeelslid in de omstandigheden verkeerde om de voorrang bedoeld in onderhavige paragraaf te genieten, kan het personeelslid niet opnieuw tijdelijk worden aangesteld in de instelling waar het personeelslid het slachtoffer van de gewelddaad of pesterijen is geweest, behoudens wanneer het daar om verzoekt en op voorwaarde dat het door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, onbekwaam werd bevonden om zijn ambt in de instelling waar hij slachtoffer van een gewelddaad of pesterijen is geweest, verder uit te oefenen.6° in § 8 worden de woorden "of van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "van een gewelddaad " en de woorden « was ten gevolge hiervan". HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs
Art. 40.In het opschrift van afdeling 5 van hoofdstuk III van het decreet van 6 juni 1994 tot vaststelling van de rechtspositie van de gesubsidieerde personeelsleden van het officieel gesubsidieerd onderwijs, worden de woorden "van pesterijen" toegevoegd.
Art. 41.De §§ 1 en 2 van artikel 36bis van hetzelfde decreet worden vervangen als volgt : § 1. Voor de toepassing van afdeling 5 wordt verstaan onder : 1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een personeelslid alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het personeelslid of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "personeelslid dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijk aangestelde personeelslid, dat door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;4° "personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijk personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in 2°. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 1° wordt voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat het een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 2° wordt voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarden dat pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
Wanneer de gewelddaad of pesterijen gepleegd werden buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad of pesterijen kan worden geïdentificeerd of, bij gebreke hieraan, als het verband tussen de gewelddaad en de onderwijsactiviteit bewezen kan worden. § 2. De personeelsleden bedoeld in § 1 genieten een voorrang bepaald overeenkomstig onderafdeling 2 voor wat betreft het niet-prioritair tijdelijk personeelslid, onderafdeling 3 voor wat betreft het prioritair tijdelijk personeelslid en onderafdeling 4 voor het vastbenoemde personeelslid.
Als het personeelslid door de administratieve gezondheidsdienst niet tijdelijk arbeidsongeschikt werd bevonden en behoudens behoorlijk gerechtvaardigde overmacht, dient het een verzoek voor voorrang in bij de algemene directie leerplichtonderwijs of de algemene directie niet-verplicht onderwijs, bij een aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor geweldtoestand of erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen voor pesterijen bij de algemene directie van het verplicht onderwijs of de algemene directie van het niet-verplicht onderwijs, naargelang het geval. Binnen diezelfde termijn stuurt hij eveneens bij een aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst een afschrift van dit verzoek aan zijn inrichtende macht. De algemene directie van het leerplichtonderwijs of de algemene directie van het niet-verplicht onderwijs, naar het geval, gaan na of de toepassingsvoorwaarden van onderhavig decreet zijn nageleefd, zich daarbij steunend op alle bijkomende informatie die zij nuttig achten.
In geval het personeelslid door de administratieve gezondheidsdienst tijdelijk arbeidsongeschikt werd bevonden, dient het binnen een termijn van dertig dagen nadat het zijn ambt weer heeft opgenomen, het verzoek bedoeld in voorgaand lid in bij, naar het geval, de algemene directie van het leerplichtonderwijs of de algemene directie van het niet-verplicht onderwijs, naargelang het geval, behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling. Binnen diezelfde termijn stuurt het eveneens bij een aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst een afschrift van dit verzoek aan zijn inrichtende macht. De algemene directie van het leerplichtonderwijs of de algemene directie van het niet-verplicht onderwijs, naar het geval, gaan na of de toepassingsvoorwaarden van onderhavig decreet zijn nageleefd, zich daarbij steunend op alle bijkomende informatie die zij nuttig achten.
Bij een gewelddaad wordt een afschrift van de klacht bedoeld in § 1, tweede lid, bij de aanvraag gevoegd, alsook een afschrift van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.
Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 42.In artikel 36ter van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 : a) In het eerste lid worden de woorden "of van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "gewelddaad" en de woorden "kan onder de voorwaarden bedoeld in onderafdeling één,";b) In het derde lid worden de woorden "van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "gewelddaad" en de woorden "worden opgelegd op voorwaarde dat".2° in § 2, b) worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd;3° in § 5 worden de woorden "of van de erkenning van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "gewelddaad" en de woorden "arbeidsonbekwaam werd bevonden";4° § 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.Tijdens het schooljaar volgend op het jaar tijdens hetwelk het personeelslid in de omstandigheden verkeerde om de voorrang bedoeld in onderhavig artikel te genieten, kan het tijdelijk personeelslid niet opnieuw worden aangesteld in de instelling waar het personeelslid het slachtoffer van de gewelddaad of pesterijen is geweest, behoudens wanneer het daar om verzoekt en op voorwaarde dat het door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, onbekwaam werd bevonden om zijn ambt in de instelling waar hij slachtoffer van een gewelddaad of pesterijen is geweest, verder uit te oefenen.".
Art. 43.In de artikelen 36quater en 36quinquies van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van een gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van een gewelddaad of pesterijen".
Art. 44.In artikel 36quater van hetzelfde decreet worden de woorden "ten gevolge van de gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "ten gevolge van de gewelddaad of van pesterijen".
Art. 45.In artikel 36quater van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van de gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van de gewelddaad of van pesterijen" .
Art. 46.In artikel 36sexies van hetzelfde decreet worden de woorden "in artikel 36bis, tweede lid" vervangen door de woorden "in artikel 36bis, § 1, eerste lid, 3° ". HOOFDSTUK V - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap
Art. 47.In het opschrift van hoofdstuk VI van Titel II van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd.
Art. 48.Artikel 89 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Artikel 89, § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : "1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een administratief personeelslid alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het administratief personeelslid of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening; 2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "administratief personeelslid dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : het vastbenoemde, stagedoende of tijdelijk aangestelde administratief personeelslid, dat door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;4° "administratief personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijk personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in het eerste lid, 2°. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, 1° zijn de artikelen 91 tot 95 slechts van toepassing op het personeelslid voor zover hij een klacht bij de rechterlijke overheden heeft ingediend.
In de gevallen bedoeld in § 1, 2° zijn de artikelen 91tot 95 slechts van toepassing op het personeelslid voor zover pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. § 3. Wanneer de gewelddaad of pesterijen gepleegd werden buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad of pesterijen kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.". § 4. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de Hogescholen en de Hogere Kunstscholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, noch op het Hoger Instituut voor architectuur georganiseerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 49.In de artikelen 90, 91, 92, 93, 237 en 239 van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van een gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van een gewelddaad of van pesterijen".
Art. 50.In § 2 van artikel 90 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "vanaf het voorvallen van de feiten" en de woorden " bij de algemene directie";2° het derde lid wordt vervangen als volgt : "In geval het administratief personeelslid door de administratieve gezondheidsdienst tijdelijk arbeidsongeschikt werd bevonden, dient het binnen een termijn van één maand nadat het zijn ambt weer heeft opgenomen, het verzoek bedoeld in het eerste lid in, behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling."; 3° in het vijfde lid worden de woorden "Bij de gewelddaad" ingevoegd vóór de woorden "Een afschrift van de klacht"; 4° er wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 51.In de artikelen 91 tot 93 van hetzelfde decreet worden de woorden "ten gevolge van deze gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "ten gevolge van deze gewelddaad of van pesterijen".
Art. 52.In de artikelen 91 tot 93 van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van deze gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van deze gewelddaad of van pesterijen".
Art. 53.In artikel 95bis van hetzelfde decreet worden de woorden "in artikel 89, tweede lid" vervangen door de woorden "in artikel 89, § 1, 3° ".
Art. 54.In het opschrift van hoofdstuk VI van Titel III van hetzelfde decreet worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd.
Art. 55.Artikel 236 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Artikel 236, § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een vastbenoemd of stagedoend lid van het werkliedenpersoneel alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het lid van het werkliedenpersoneel of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "lid van het werkliedenpersoneel dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : het vastbenoemde of stagedoende aangestelde lid van het werkliedenpersoneel, dat door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;4° "lid van het werkliedenpersoneel dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" : het vastbenoemde of tijdelijke personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in het eerste lid, 2°. § 2. In de gevallen bedoeld in § 1, 1° zijn de artikelen 238 en 239 slechts van toepassing op het personeelslid voor zover het een klacht bij de rechterlijke overheden heeft ingediend.
In de gevallen bedoeld in § 1, 2° zijn de artikelen 238 en 239 slechts van toepassing op het personeelslid voor zover pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. § 3. Wanneer de gewelddaad of pesterijen gepleegd werden buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad of pesterijen kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.". § 4. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de Hogescholen en de Hogere Kunstscholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, noch op het Hoger Instituut voor architectuur georganiseerd door de Franse Gemeenschap.
Art. 56.In § 2 van artikel 237 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen" ingevoegd tussen de woorden "vanaf de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan" en de woorden "en richt het, afhankelijk van het geval";2° het derde lid wordt vervangen als volgt : "In het geval dat het lid van het lid van het werkliedenpersoneel door de administratieve gezondheidsdienst tijdelijk arbeidsongeschikt werd bevonden, dient het binnen een termijn van één maand nadat het zijn ambt weer heeft opgenomen, het verzoek bedoeld in het eerste lid in, behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling";3° in het vijfde lid worden de woorden "Bij de gewelddaad" ingevoegd vóór de woorden " Een afschrift van de bedoelde klacht"; 4° er wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 57.In de artikelen 238 en 239 van hetzelfde decreet worden de woorden "van een gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "van een gewelddaad of van pesterijen".
Art. 58.In artikel 239/1 van hetzelfde decreet worden de woorden "in artikel 236, tweede lid" vervangen door de woorden "in artikel 236, § 1, 3° ". HOOFDSTUK VI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst
Art. 59.In het opschrift van hoofdstuk VII van Titel II van het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst, worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd.
Art. 60.In artikel 66 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : "1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een leermeester godsdienst of een leraar godsdienst alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het personeelslid of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "personeelslid dat het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : de vastbenoemde, prioritair tijdelijk of tijdelijk aangestelde meester godsdienst of leraar godsdienst, die door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;4° "personeelslid dat het slachtoffer van pesterijen is geweest" :de vastbenoemde, prioritair tijdelijke of tijdelijke leermeester godsdienst of leraar godsdienst die het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in het eerste lid, 2°. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 1° wordt de voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat het een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 2° wordt de voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.
Wanneer de gewelddaad gepleegd werd buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.". 2° in § 2, tweede lid worden de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan" vervangen door de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor de geweldtoestand of erkenning van pesterijen bij toestand van pesterijen";3° het derde lid van § 2 wordt aangevuld als volgt : "behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling";4° in het zevende lid worden de woorden "Bij de gewelddaad" ingevoegd vóór de woorden "worden bij de aanvraag gevoegd"; 5° er wordt een nieuw achtste lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 61.In de artikelen 66, 67, 68 en 69 van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van een gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van de gewelddaad of van pesterijen".
Art. 62.In de artikelen 67, 68 en 69 van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van de gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "als gevolg van de gewelddaad of van pesterijen".
Art. 63.In de artikelen 67 en 68 van hetzelfde decreet worden de woorden "als gevolg van de gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "als gevolgd van de gewelddaad of van pesterijen". HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd
Art. 64.In het opschrift van hoofdstuk VI van Titel III van het decreet van 2 juni 2006 betreffende de personeelsformatie en het statuut van de kinderverzorgers van de inrichtingen voor gewoon kleuteronderwijs die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd, worden de woorden "of van pesterijen" toegevoegd.
Art. 65.Artikel 47 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Artikel 47, § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° "gewelddaad" : iedere fysieke en/of psychologische aantasting gepleegd met kwaadwillig opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een kinderverzorger alsook elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van de kinderverzorger of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening;2° "pesterijen" : pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in de zin van artikel 32ter, eerste lid, 2° en 3° van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;3° "kinderverzorger die het slachtoffer van een gewelddaad is geweest" : de vastbenoemde of tijdelijk aangestelde kinderverzorger, die door de Regeringsdienst bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten voordele van het personeel uit de openbare sector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk, erkend wordt als slachtoffer van een arbeidsongeval dat het resultaat is van de daad bepaald in 1° ;4° "kinderverzorger die het slachtoffer van pesterijen is geweest" :de vastbenoemde of tijdelijk aangestelde kinderverzorger die het slachtoffer van pesterijen is geweest, zoals bepaald in het eerste lid, 2°. § 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 1° wordt de voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat hij een klacht bij de rechterlijke overheden ingediend heeft.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 2° wordt de voorrang bedoeld in § 2 slechts verleend aan het personeelslid op voorwaarde dat pesterijen erkend werden door een rechterlijke beslissing of door een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. § 3. Wanneer de gewelddaad gepleegd werd buiten de instelling, zal de aanvraag om voorrang slechts in aanmerking worden genomen als de dader van de gewelddaad kan worden geïdentificeerd. Nochtans als de dader van de gewelddaad of pesterijen niet geïdentificeerd kan worden, zal de aanvraag in aanmerking worden genomen voor zover door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad of pesterijen in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.".
Art. 66.In artikel 48, § 1 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het derde lid wordt aangevuld als volgt : "behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling";2° in het vierde lid worden de woorden "Bij de gewelddaad" ingevoegd vóór de woorden "Een afschrift van de klacht"; 3° er wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 67.In de artikelen 48, 50, 52 : 1° worden de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan" telkens vervangen door de woorden "waarop de feiten zich hebben voorgedaan voor de geweldtoestand of de erkenning van pesterijen in toestand van pesterijen";2° worden de woorden "klacht bedoeld in artikel 47" telkens vervangen door de woorden "klacht bedoeld in artikel 47, § 2".
Art. 68.In de artikelen 49, 51 en 52 van hetzelfde decreet worden de woorden "slachtoffer van de gewelddaad" telkens vervangen door de woorden "slachtoffer van de gewelddaad of van pesterijen".
Art. 69.In artikel 50, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling" ingevoegd tussen de woorden "Algemene Directie Leerplichtonderwijs" en "Binnen dezelfde termijn,";2° in het derde lid worden de woorden "Bij de gewelddaad" ingevoegd vóór de woorden "Een afschrift van de klacht"; 3° er wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
Art. 70.In artikel 52, § 1, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden "behalve in de gevallen waar het Bestuur medische expertise (MEDEX) een ongunstig advies uitbrengt wat betreft het weer opnemen van het ambt in de betrokken instelling" ingevoegd tussen de woorden "Algemene Directie Leerplichtonderwijs" en "Binnen dezelfde termijn,";2° in het derde lid worden de woorden "Bij de gewelddaad" ingevoegd vóór de woorden "Een afschrift van de klacht"; 3° er wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Bij pesterijen wordt bij de aanvraag een afschrift gevoegd van de rechterlijke beslissing of van het verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk waarbij pesterijen en ongewenst seksueel gedrag bewezen worden.".
TITEL V. - Bepalingen betreffende de opdrachtbreuken van de leden van het opvoedend hulppersoneel HOOFDSTUK I. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art. 71.In artikel 3, tweede lid van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, 1° worden de woorden "alsmede de leden van het opvoedend hulppersoneel" opgeheven;2° wordt het woord "mogen" vervangen door het woord "mag ". HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs
Art. 72.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs en voor hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onderwijs, zoals gewijzigd, wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : "In afwijking van het vorige lid, in het kader van de vervanging van een opvoeder-huismeester die een verlof voor verminderde prestatie of een deeltijdse loopbaanonderbreking heeft genomen, kan de betrekking toevertrouwd worden aan een personeelslid voor een opdrachtlast die overeenstemt met de opdrachtbreuk opgegeven door de titularis van de betrekking".
TITEL VI. - Bepalingen houdende actualisering van de vereiste bekwaamheidsbewijzen voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat
Art. 73.In artikel 2, Hoofdstuk J, van het koninklijk besluit van 27 juni 1974 waarbij op 1 april 1972 worden vastgelegd de schalen verbonden aan de ambten van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel bij de rijksonderwijsinrichtingen, aan de ambten van de leden van de inspectiedienst, belast met het toezicht op deze inrichtingen en aan de ambten van de leden van de inspectiedienst van het gesubsidieerd lager onderwijs, en de schalen verbonden aan de graden van het personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Staat, voor het ambt van maatschappelijk assistent, worden de woorden "Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na de woorden "sociale dienst".
Art. 74.In artikel 2, Hoofdstuk J, van hetzelfde besluit, voor het ambt paramedisch assistent, bij punt a), worden de woorden "of Bachelor vroedvrouw, Bachelor verpleegzorg specialisatie mentale gezondheid en psychiatrie, Bachelor verpleegzorg specialisatie pediatrie, Bachelor verpleegzorg specialisatie gemeenschapsgezondheid" ingevoegd na de woorden "11 juli 1960".
Art. 75.In artikel 2, Hoofdstuk J, van hetzelfde besluit, voor het ambt psychopedagogisch assistent, bij punt b), worden de woorden "of van Bachelor assistent in de psychologie" ingevoegd na de woorden "assistent in de psychologie". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap alsook van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze psycho-medisch-sociale centra
Art. 76.In artikel 16, 1., van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 houdende het statuut van de leden van het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap alsook van de personeelsleden van de inspectiedienst belast met het toezicht op deze psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "of het diploma master in de psychologische wetenschappen" toegevoegd na de woorden "licentiaat in de psychologische wetenschappen".
Art. 77.In artikel 16, 2., eerste streepje, van hetzelfde besluit, worden de woorden "of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na de woorden "sociale dienst".
Art. 78.In artikel 16, 2., tweede streepje, van hetzelfde besluit, worden de woorden "of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na de woorden "sociale dienst".
Art. 79.In artikel 16, 3., van hetzelfde besluit, worden de woorden "(of Bachelor vroedvrouw)" ingevoegd na de woorden "vroedvrouw", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg specialisatie mentale gezondheid en psychiatrie" na de woorden "gegradueerd verpleger psychiatrische zorg", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg in pediatrie" na de woorden "gegradueerd verpleger pediatrie", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg specialisatie in gemeenschapsgezondheid)" na de woorden "gegradueerd maatschappelijk verpleger".
Art. 80.In artikel 16, 4., tweede streepje, van hetzelfde besluit, worden de woorden "of Bachelor assistent in de psychologie" ingevoegd na de woorden "assistenten in de psychologie". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra
Art. 81.In artikel 28, 1°, van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde vrije psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "of het diploma master in de psychologische wetenschappen" toegevoegd na de woorden "licentiaat in de psychologische wetenschappen".
Art. 82.In artikel 28, 2°, a), van hetzelfde decreet, worden de woorden "of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na de woorden "sociale dienst".
Art. 83.In artikel 28, 2°, b), van hetzelfde decreet, worden de woorden "of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na het woord "hogescholen".
Art. 84.In artikel 28, 3., van hetzelfde decreet, worden de woorden "(of Bachelor vroedvrouw)" ingevoegd na de woorden "vroedvrouw", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg specialisatie mentale gezondheid en psychiatrie" na de woorden "gegradueerd verpleger psychiatrische zorg", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg in pediatrie" na de woorden "gegradueerd verpleger pediatrie", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg specialisatie in gemeenschapsgezondheid)" na de woorden "gegradueerd maatschappelijk verpleger".
Art. 85.In artikel 28, 4°, b), van hetzelfde decreet, worden de woorden "of Bachelor assistent in de psychologie" ingevoegd na de woorden "assistenten in de psychologie". HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra
Art. 86.In artikel 21, 1°, van het decreet van 31 januari 2002 tot vaststelling van het statuut van de leden van het gesubsidieerd technisch personeel van de gesubsidieerde officiële psycho-medisch-sociale centra, worden de woorden "of het diploma master in de psychologische wetenschappen" toegevoegd na de woorden "licentiaat in de psychologische wetenschappen".
Art. 87.In artikel 28, 2°, a), van hetzelfde decreet, worden de woorden "of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na de woorden "sociale dienst".
Art. 88.In artikel 28, 2°, b), van hetzelfde decreet, worden de woorden "of het diploma Bachelor maatschappelijk assistent" toegevoegd na het woord "hogescholen".
Art. 89.In artikel 28, 3., van hetzelfde decreet, worden de woorden "(of Bachelor vroedvrouw)" ingevoegd na de woorden "vroedvrouw", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg specialisatie mentale gezondheid en psychiatrie" na de woorden "gegradueerd verpleger psychiatrische zorg", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg in pediatrie" na de woorden "gegradueerd verpleger pediatrie", de woorden "(of Bachelor verpleegzorg specialisatie in gemeenschapsgezondheid)" na de woorden "gegradueerd maatschappelijk verpleger".
Art. 90.In artikel 28, 4°, b), van hetzelfde decreet, worden de woorden "of Bachelor assistent in de psychologie" ingevoegd na de woorden "assistenten in de psychologie".
TITEL VII. - Bepalingen houdende wijziging van de bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden van het onderwijs in de Franse Gemeenschap wat betreft het omstandigheidsverlof wegens overlijden van de echtgenoot (-ote) of de ermee gelijkgestelde persoon HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 91.In artikel 5, eerste lid, c, van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd, worden de woorden "vier dagen" vervangen door de woorden "vijf dagen". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 92.In artikel 4, eerste lid, c), van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd, worden de woorden "vier dagen" vervangen door de woorden "vijf dagen". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten
Art. 93.In artikel 4, eerste lid, c, van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, zoals gewijzigd, worden de woorden "vier dagen" vervangen door de woorden "vijf dagen".
TITEL VIII. - Bepalingen tot instelling van een controlesysteem voor de aanstellingen in het door de Franse Gemeenschap ingerichte onderwijsnet
Art. 94.Artikel 25 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt met een paragraaf 2 aangevuld, luidend als volgt : " § 2. Er wordt een controle gedaan op de aanstellingen met inachtneming van de volgende nadere regels : De rangschikkingen betreffende de verscheidene ambten maken het voorwerp uit van een bekendmaking tegen half september. De nadere regels voor deze bekendmaking worden door de Regering bepaald.
Worden in aanmerking genomen de klachten waarin vermeld worden de kandidaat (-aten) die slechter gerangschikt zijn en die toch vooraf aangewezen zouden zijn, alsook de betrokken schoolinrichting.
Voor de aanstelling van prioritaire tijdelijke kandidaten wordt de controle ten laatste op 15 juni ingericht.
Voor de aanstelling van tijdelijke kandidaten wordt een eerste controle ingericht tijdens de eerste veertien dagen van juli en een tweede controle ten laatste tegen 5 oktober na het begin van het schooljaar.".
Art. 95.Artikel 21 van het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiedienst belast met toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra, wordt met een paragraaf 2 aangevuld, luidend als volgt : " § 2. Er wordt een controle gedaan op de aanstellingen met inachtneming van de volgende nadere regels : De rangschikkingen betreffende de verscheidene ambten maken het voorwerp uit van een bekendmaking tegen half september. De nadere regels voor deze bekendmaking worden door de Regering bepaald.
Worden in aanmerking genomen de klachten waarin vermeld worden de kandidaat (-aten) die slechter gerangschikt zijn en die toch vooraf aangewezen zouden zijn, alsook het betrokken psycho-medisch-sociale centrum.
De controle wordt gedurende de maand september ingericht.".
Art. 96.Artikel 31 van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, wordt met een paragraaf 4 aangevuld, luidend als volgt : " § 4. Er wordt een controle gedaan op de aanstellingen met inachtneming van de volgende nadere regels : De rangschikkingen betreffende de verscheidene ambten maken het voorwerp uit van een bekendmaking tegen half september. De nadere regels voor deze bekendmaking worden door de Regering bepaald.
Worden in aanmerking genomen de klachten waarin vermeld worden de kandidaat (-aten) die slechter gerangschikt zijn en die toch vooraf aangewezen zouden zijn, alsook de betrokken schoolinrichting.
De controle gebeurt gedurende de maand september.".
TITEL IX. - Bepalingen houdende wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 97.Artikel 1bis van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt vervangen door hetgeen volgt : "
Art. 1bis.Er wordt aan de personeelsleden bedoeld bij artikel 1 een aanvullend jaarlijks verlof toegekend waarvan de duur als volgt bepaald wordt in functie van hun leeftijd : - op 55 jaar : één werkdag; - op 56 jaar : twee werkdagen; - op 57 jaar : drie werkdagen; - op 58 jaar : vier werkdagen; - op 59 jaar : vijf werkdagen; - op 60 jaar : zes werkdagen; - op 61 jaar : zeven werkdagen; - op 62 jaar : acht werkdagen; - op 63 jaar : negen werkdagen; - op 64 jaar : tien werkdagen.".
Art. 98.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° punt b) wordt opnieuw verwoord als volgt : "b) voor de bevalling van de echtgenote of de persoon met wie, op het ogenblik van de gebeurtenis, hij als kopel leeft : vijftien werkdagen";2° de volgende punten worden toegevoegd na punt f) : "g) de priesterwijding of intreden in het klooster of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere erkende eredienst van een kind van het personeelslid of zijn echtgenoot/-genote, of de persoon met wie, op het ogenblik van de gebeurtenis, hij als koppel leeft : één werkdag;h) de plechtige communie of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een erkende eredienst van een kind van het personeelslid of zijn echtgenoot/-genote, of de persoon met wie, op het ogenblik van de gebeurtenis, hij als koppel leeft : één werkdag;i) de deelname van een kind van het personeelslid of zijn echtgenoot/-genote, of de persoon met wie, op het ogenblik van de gebeurtenis, hij als koppel leeft : één werkdag;j) de oproeping als getuige voor een rechtbank of de door een rechtbank bevolen persoonlijke verschijning : de nodige duur;k) de uitoefening van het ambt van voorzitter, bijzitter of secretaris of getuige van een stem- of telbureau : de nodige tijd met een maximum van twee werkdagen; l) het huwelijk van een broer of een zuster, van een schoonbroer of een schoonzuster, van de vader of van de moeder, van de schoonvader of de schoonmoeder, van een kleinzoon of een kleindochter van de ambtenaar : één werkdag.".
Art. 99.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4quater toegevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 4quater.§ 1. Zonder dat het belang van de dienst hem tegengesteld kan worden, verkrijgt het personeelslid, op eigen aanvraag, verlof om gehandicapten en zieken te begeleiden en bij te staan bij reizen en vakantieverblijven die in België of in het buitenland worden georganiseerd door een vereniging, een openbare of privé-instelling waarvan de opdracht erin bestaat gehandicapten en zieken te begeleiden en die daartoe overheidssubsidies krijgt.
De verlofaanvraag dient te worden gestaafd door een attest waarmee de vereniging of instelling bevestigt dat de reis of het vakantieverblijf onder haar verantwoordelijkheid staat. § 2. De duur van de verloven bedoeld bij § 1 mag de vijf werkdagen per jaar niet overschrijden.
Deze uitzonderlijke verloven worden bezoldigd en met periodes van dienstactiviteit gelijkgesteld.".
Art. 100.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4quinquies toegevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 4quinquies.Het personeelslid dat bloed-, bloedplaatjes- of bloedplasma geeft tijdens de normale diensturen, krijgt dienstvrijstelling gedurende de hele dag tijdens dewelke het bloed geeft.
Wat betreft bloeddonors of donors van bloedplaatjes, indien het na de normale diensturen gebeurt, d.w.z. tussen het einde van zijn werkactiviteit en middernacht, krijgt het personeelslid, op eigen aanvraag, een dienstvrijstelling voor de volgende werkdag.
Het verlof heeft een duur van één dag voor het geven van bloed en een halve dag voor het geven van bloedplaatjes- of bloedplasma.
Voor het geven van bloed of bloedplaatjes dat 's vrijdags avond geschiedt of op de avond vóór een feestdag, wordt de dienstvrijstelling de dag zelf van het geven toegekend.
Dit uitzonderlijke verlof wordt bezoldigd en met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.".
Art. 101.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt punt c) gewijzigd als volgt : "c) om zich kandidaat te kunnen stellen voor verkiezingen van het Europees Parlement, van de federale wetgevende kamers, van de Gewest- en Gemeenschapsparlementen, van provincie- en gemeenteraden, en dit voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan de betrokkenen als kandidaat deelnemen.".
Art. 102.In artikel 29 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid gewijzigd als volgt : "Het personeelslid kan, desgevallend, de vermindering aanvragen van de prestaties betrokken bij het ambt waarin hij benoemd wordt tot drie vierde of de helft van het aantal uren vereist voor een ambt met volledige prestaties voor het uitoefenen van een politiek mandaat van burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, voorzitter van een OCMW, lid van de raad van het OCMW, provincieraadslid dat geen lid is van het provinciecollege, lid van de gewestelijke of Gemeenschapsparlementen, het Europees Parlement.".
TITEL X. - Oprichting van een verlof voor het uitoefenen van een mandaat bij de overheidsdiensten van de Federale Staat, een Gewest of een Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen
Art. 103.Hoofdstuk VII van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt opgeheven en vervangen door het nieuwe hoofdstuk VII waarin de artikelen 28, 28bis en 28ter, luidend als volgt, opgenomen worden : "Hoofdstuk VII. - Verlof voor het uitoefenen van een mandaat bij de overheidsdiensten van de Federale Staat, een Gewest of een Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen
Artikel 28.De personeelsleden bedoeld bij artikel 1 alsook de personeelsleden van de psycho-medisch-sociale centra ingericht en gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, aangewezen als leidend ambtenaar of ermee gelijkgesteld binnen een overheidsdienst van de Federale Staat, een Gewest of een Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen, worden van ambtswege met verlof gesteld voor het uitoefenen van een mandaat voor de volle duur ervan.
Artikel 28bis.Het verlof waarvan sprake in dit hoofdstuk wordt niet bezoldigd en wordt gelijkgesteld met een periode dienstactiviteit.
Artikel 28ter.De verloven wegens opdracht van algemeen belang of de niet-bezoldigde verloven wegens opdracht toegekend na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, aan de personeelsleden die een mandaat hebben uitgeoefend bij de overheidsdiensten van de Federale Staat, een Gewest of een Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen, worden gelijkgesteld met de verloven voor het uitoefenen van een mandaat bij de overheidsdiensten van de Federale Staat, een Gewest of een Gemeenschap en de instellingen van openbaar nut die ervan afhangen opgericht bij artikel 28 van dit decreet.".
TITEL XI. - Invoering van een verlof wegens verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 104.In het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, wordt een hoofdstuk IV bis ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK IVbis. - Verlof voor verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden".
Art. 105.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17 bis ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17bis.Het personeelslid dat in vast verband wordt benoemd of aangeworven in een wervingsambt voor meer dan een halve opdracht, en dat zich in de administratieve stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid bevindt, mag op aanvraag zijn ambt weder opnemen met halve-opdrachtprestaties, indien het tot staving van die aanvraag een attest van zijn arts overlegt en indien de instelling die door de Regering van de Franse Gemeenschap belast wordt met de controle op de afwezigheid wegens ziekte, ongeval of gebrekkigheid oordeelt dat de gezondheidstoestand van de betrokkene het toelaat."
Art. 106.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17ter.Het personeelslid dat zich in de administratieve stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid bevindt, bezorgt de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte een medisch attest dat door zijn huisarts wordt opgesteld, waarin het advies van deze wordt vermeld over de wederopneming van de halve-opdrachtprestaties.
De in het vorige lid bedoelde instelling brengt een advies uit over de wederopneming van halve-opdrachtprestaties. Indien dat advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid geen ambt weder kan opnemen, blijft het in de stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid. In dat geval, kan het personeelslid een nieuwe aanvraag om verlof pas na het verstrijken van een termijn van 6 maanden na de eerste aanvraag indienen. Indien het advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid zijn ambt met volledige-opdrachtprestaties weder kan opnemen, moet het personeelslid zijn ambt weder opnemen op de werkdag volgend op de beslissing van de arts. Als het advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid zijn ambt met halve-opdrachtprestaties weder kan opnemen, reikt de in het vorige lid bedoelde instelling een gunstig medisch advies uit. Het personeelslid voegt dat medisch advies bij de aanvraag om verlof die bij zijn inrichtende macht wordt ingediend.
Als het advies van de huisarts van het personeelslid en het advies de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte, verschillen, kan het personeelslid een beroep instellen bij een deskundige arts, zoals bepaald in de artikelen 11 tot 17 van het decreet van 22 november 1994 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs.".
Art. 107.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17quater ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17quater.De toelating die wordt verleend aan een in artikel 17 bis bedoeld personeelslid om zijn ambt met halve-opdrachtprestaties weder op te nemen, is voor een periode van 6 maanden geldig. Er kunnen echter verlengingen worden toegekend nadat de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte opnieuw haar toestemming heeft gegeven en nadat de huisarts van het personeelslid een gunstig advies heeft uitgebracht.
Wanneer een verlenging na 1 januari ingaat, kan de duur ervan korter dan 6 maanden zijn en zich uitstrekken tot het einde van het school- of academiejaar.
Indien het personeelslid op het einde van het school- of academiejaar een verlof wegens verminderde prestaties om therapeutische doeleinden genoot, wordt een nieuwe aanvraag die ingaat op de eerste werkdag van het school- of academiejaar, met een verlenging gelijkgesteld.".
Art. 108.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17quinquies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17quinquies.Het verlof kan pas op de eerste werkdag van het school- of academiejaar, op 1 oktober of op de eerste werkdag volgend op 1 januari, beginnen.".
Art. 109.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17sexies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17sexies.Gedurende de periode van het verlof voor verminderde prestaties, worden de afwezigheidsperioden beschouwd als verloven die gelijk te stellen zijn met dienstactiviteitsperioden".
Art. 110.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17septies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17septies.Gedurende de periode van het verlof, geniet het personeelslid, voor de gepresteerde uren, zijn activiteitswedde, en voor de niet gepresteerde uren, 80 % van zijn activiteistwedde.".
Art. 111.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 104, wordt een artikel 17octies ingevoegd, luidend als volgt : "Artikel 17 octies. Het personeelslid dat een verlof voor verminderde prestaties geniet, moet elke week de helft van de duur van de volledige prestaties verrichten die normaal worden opgelegd voor het ambt dat het uitoefent.". HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen
Art. 112.In het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, wordt een hoofdstuk IV bis ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK IVbis. - Verlof voor verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden
Art. 113.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22ter.Het personeelslid dat in vast verband wordt benoemd of aangesteld in een wervingsambt voor meer dan een halve opdracht, en dat zich in de administratieve stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid bevindt, mag op aanvraag zijn ambt weder opnemen met halve-opdrachtprestaties, indien het tot staving van die aanvraag een attest van zijn arts overlegt en indien de instelling die door de Regering van de Franse Gemeenschap belast wordt met de controle op de afwezigheid wegens ziekte, ongeval of gebrekkigheid oordeelt dat de gezondheidstoestand van de betrokkene het toelaat."
Art. 114.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22quater ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22quater.Het personeelslid dat zich in de administratieve stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid bevindt, bezorgt de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte een medisch attest dat door zijn huisarts wordt opgesteld, waarin het advies van deze wordt vermeld over de wederopneming van de halve-opdrachtprestaties.
De in het vorige lid bedoelde instelling brengt een advies uit over de wederopneming van halve-opdrachtprestaties. Indien dat advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid geen ambt weder kan opnemen, blijft het in de stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid. In dat geval, kan het personeelslid een nieuwe aanvraag om verlof pas na het verstrijken van een termijn van 6 maanden na de eerste aanvraag indienen. Indien het advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid zijn ambt met volledige-opdrachtprestaties weder kan opnemen, moet het personeelslid zijn ambt weder opnemen op de werkdag volgend op de beslissing van de arts. Als het advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid zijn ambt met halve-opdrachtprestaties weder kan opnemen, reikt de in het vorige lid bedoelde instelling een gunstig medisch advies uit. Het personeelslid voegt dat medisch advies bij de aanvraag om verlof die bij zijn inrichtende macht wordt ingediend.
Als het advies van de huisarts van het personeelslid en het advies van de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte, verschillen, kan het personeelslid een beroep instellen bij een deskundige arts, zoals bepaald in de artikelen 11 tot 17 van het decreet van 22 november 1994 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs.".
Art. 115.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22quinquies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22quinquies.De toelating die wordt verleend aan een in artikel 22 bis bedoeld personeelslid om zijn ambt met halve-opdrachtprestaties weder op te nemen, is voor een periode van 6 maanden geldig. Er kunnen echter verlengingen worden toegekend nadat de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte opnieuw haar toestemming heeft gegeven en nadat de huisarts van het personeelslid een gunstig advies heeft uitgebracht.
Wanneer een verlenging na 1 januari ingaat, kan de duur ervan korter dan 6 maanden zijn en zich uitstrekken tot het einde van het school- of academiejaar.
Indien het personeelslid op het einde van het school- of academiejaar een verlof wegens verminderde prestaties om therapeutische doeleinden genoot, wordt een nieuwe aanvraag die ingaat op de eerste werkdag van het school- of academiejaar, met een verlenging gelijkgesteld.".
Art. 116.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22sexies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22sexies.Het verlof kan pas op de eerste werkdag van het school- of academiejaar, op 1 oktober of op de eerste werkdag volgend op 1 januari, beginnen.".
Art. 117.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22septies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22septies.Gedurende de periode van het verlof voor verminderde prestaties, worden de afwezigheidsperioden beschouwd als verloven die gelijk te stellen zijn met dienstactiviteitsperioden".
Art. 118.In hoofdstuk IVbis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22octies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22octies.Gedurende de periode van het verlof, krijgt het personeelslid, voor de gepresteerde uren, zijn activiteitswedde, en voor de niet gepresteerde uren, 80 % van zijn activiteistwedde.".
Art. 119.In hoofdstuk IV bis, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 22nonies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22nonies.Het personeelslid dat een verlof voor verminderde prestaties geniet, moet elke week de helft van de duur van de volledige prestaties verrichten die normaal worden opgelegd voor het ambt dat het uitoefent.". HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten
Art. 120.In het koninklijk besluit van 19 mei 1981 betreffende de vakantie- en verlofregeling van het stagedoend en vastbenoemd technisch personeel van de rijks-psycho-medisch-sociale centra, de rijksvormingscentra en de inspectiediensten, wordt een hoofdstuk V bis ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK Vbis. - Verlof voor verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden".
Art. 121.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22bis ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22bis.Het personeelslid dat in vast verband wordt benoemd of aangeworven in een wervingsambt voor meer dan een halve opdracht, en dat zich in de administratieve stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid bevindt, mag op aanvraag zijn ambt weder opnemen met halve-opdrachtprestaties, indien het tot staving van die aanvraag een attest van zijn arts overlegt en indien de instelling die door de Regering van de Franse Gemeenschap belast wordt met de controle op de afwezigheid wegens ziekte, ongeval of gebrekkigheid oordeelt dat de gezondheidstoestand van de betrokkene het toelaat.".
Art. 122.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22ter ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22ter.Het personeelslid dat zich in de administratieve stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid bevindt, bezorgt de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte een medisch attest dat door zijn huisarts wordt opgesteld, waarin het advies van deze wordt vermeld over de wederopneming van de halve-opdrachtprestaties.
De in het vorige lid bedoelde instelling brengt een advies uit over de wederopneming van halve-opdrachtprestaties. Indien dat advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid geen ambt weder kan opnemen, blijft het in de stand terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid. In dat geval, kan het personeelslid een nieuwe aanvraag om verlof pas na het verstrijken van een termijn van 6 maanden na de eerste aanvraag indienen. Indien het advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid zijn ambt met volledige-opdrachtprestaties weder kan opnemen, moet het personeelslid zijn ambt weder opnemen op de werkdag volgend op de beslissing van de arts. Als het advies de conclusie inhoudt dat het personeelslid zijn ambt met halve-opdrachtprestaties weder kan opnemen, reikt de in het vorige lid bedoelde instelling een gunstig medisch advies uit. Het personeelslid voegt dat medisch advies bij de aanvraag om verlof die bij zijn inrichtende macht wordt ingediend.
Als het advies van de huisarts van het personeelslid en het advies van de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte, verschillen, kan het personeelslid een beroep instellen bij een deskundige arts, zoals bepaald in de artikelen 11 tot 17 van het decreet van 22 november 1994 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs.".
Art. 123.In hoofdstuk V bis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22quater ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22quater.De toelating die wordt verleend aan een in artikel 22 bis bedoeld personeelslid om zijn ambt met halve-opdrachtprestaties weder op te nemen, is voor een periode van 6 maanden geldig. Er kunnen echter verlengingen worden toegekend nadat de instelling die door de Regering wordt belast met de controle op de afwezigheden wegens ziekte opnieuw haar toestemming heeft gegeven en nadat de huisarts van het personeelslid een gunstig advies heeft uitgebracht.
Wanneer een verlenging na 1 januari ingaat, kan de duur ervan korter dan 6 maanden zijn en zich uitstrekken tot het einde van het school- of academiejaar.
Indien het personeelslid op het einde van het school- of academiejaar een verlof wegens verminderde prestaties om therapeutische doeleinden genoot, wordt een nieuwe aanvraag die ingaat op de eerste werkdag van het school- of academiejaar, met een verlenging gelijkgesteld.".
Art. 124.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22quinquies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22quinquies.Het verlof kan pas op de eerste werkdag van het school- of academiejaar, op 1 oktober of op de eerste werkdag volgend op 1 januari, beginnen.".
Art. 125.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22sexies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22sexies.Gedurende de periode van het verlof voor verminderde prestaties, worden de afwezigheidsperioden beschouwd als verloven die gelijk te stellen zijn met dienstactiviteitsperioden".
Art. 126.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22septies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22septies.Gedurende de periode van het verlof, krijgt het personeelslid, voor de gepresteerde uren, zijn activiteitswedde, en voor de niet gepresteerde uren, 80 % van zijn activiteistwedde.".
Art. 127.In hoofdstuk Vbis, ingevoegd bij artikel 120, wordt een artikel 22octies ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 22octies.Het personeelslid dat een verlof voor verminderde prestaties geniet, moet elke week de helft van de duur van de volledige prestaties verrichten die normaal worden opgelegd voor het ambt dat het uitoefent.". HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 128.Artikel 42, derde lid, 3°, van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt aangevuld met de woorden : "of voor verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden;". HOOFDSTUK V. - Wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)
Art. 129.Artikel 151, derde lid, 2) van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), wordt aangevuld met de woorden "of voor verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden;". HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur
Art. 130.Artikel 24, § 1, 5°, van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur), wordt aangevuld met de woorden "of voor verminderde prestaties voor de personeelsleden die ter beschikking worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid om therapeutische doeleinden;".
TITEL XII. - Bepalingen tot toekenning van een eindejaarstoelage aan de personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde personeelsleden
Art. 131.Voor de toepassing van dit decreet, wordt verstaan onder : 1° "beloning", iedere wedde, loon of in de plaats daarvan gestelde vergoeding, zonder rekening te houden met de vermeerderingen of verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen;2° "bezoldiging", de beloning zoals deze bedoeld is in 1°, eventueel vermeerderd met de haardtoelage of met de standplaatstoelage;3° "brutobezoldiging", de bezoldiging zoals deze bedoeld is in 2°, rekening houdend met de vermeerderingen of de verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen;4° "volledige prestaties", de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt;5° "verwijzingsperiode", de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar. Als het gaat om vastbenoemde, stagedoende of tijdelijke personeelsleden die, in de loop van het in aanmerking genomen jaar, prestaties als tijdelijk personeelslid hebben verricht, is de verwijzingsperiode het in aanmerking genomen schooljaar of academiejaar.
Art. 132.In de mate vastgesteld door de bepalingen van dit besluit worden aan die bepalingen onderworpen, de personeelsleden die tijdens de gehele verwijzingsperiode of een gedeelte ervan behoren of hebben behoord tot : 1° de inrichtingen voor voorschools, lager, secundair onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en hoger onderwijs;2° de internaten die van deze inrichtingen afhangen, de autonome internaten en de opvangtehuizen;3° de inspectiedienst belast met het toezicht op die inrichtingen, met uitsluiting van de algemene inspectiedienst, opgericht bij het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs;4° de opleidingscentra, de technische centra en de recreatie- en openluchtcentra;5° de psycho-medisch-sociale centra;6° de universitaire instellingen bedoeld bij het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies.
Art. 133.§ 1. Het personeelslid bekomt het volledige genot van het bedrag van de in artikel 135 bepaalde toelage, indien het als titularis van een ambt met volledige prestaties het volledige voordeel van zijn beloning heeft genoten tijdens de hele duur van de verwijzingsperiode. § 2. Wanneer het personeelslid niet het volledige voordeel van de in § 1 bedoelde beloning heeft genoten, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd naar rata van de beloning die het werkelijk heeft ontvangen. § 3. Wanneer het personeelslid, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, tijdens de verwijzingsperiode : 1° met ouderschapsverlof was;2° niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst wegens de verplichtingen hem opgelegd door de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen, worden deze periodes gelijkgesteld met periodes tijdens welke hij het volledige voordeel van zijn beloning heeft genoten.
Art. 134.§ 1. Wanneer de personeelsleden twee of meer ambten in de openbare sector cumuleren die volledige of onvolledige prestaties behelzen, mag het bedrag van de eindejaarstoelagen dat hun in hoofde daarvan wordt toegekend niet hoger liggen dan het bedrag dat overeenstemt met de hoogste toelage die verkregen wordt wanneer de toelagen van alle ambten berekend worden op basis van volledige prestaties. § 2. Wanneer het in § 1 bedoelde bedrag wordt overschreden, wordt het gedeelte dat een teveel aanwijst, afgetrokken van de eindejaarstoelage(n) die, berekend op basis van volledige prestaties, de minst hoge is (zijn), te beginnen met de laagste. § 3. Het personeelslid dat eindejaarstoelagen cumuleert is ertoe gehouden, aan de personeelsdiensten waarvan het afhangt een verklaring op erewoord over te leggen met de vermelding van de ambten die het cumuleert.
Iedere inbreuk op het voorgaande lid kan aanleiding geven tot tuchtstraffen.
Art. 135.§ 1. Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte en een veranderlijk gedeelte. § 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt als volgt berekend : 1° voor het forfaitair gedeelte : het bedrag dat voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar overeenstemt met : - 330,85 euro, voor het jaar 2009; - 339,29 euro, voor het jaar 2010; - 469,87 euro, voor het jaar 2011; - 80 euro, opgeteld bij het bedrag van het forfaitair gedeelte van de eindejaarstoelage voor 2011, zoals geïndexeerd op grond van de verhouding tussen de gezondheidsindex in oktober van het jaar 2012 en in oktober 2011, voor het jaar 2012; - het forfaitair gedeelte van de eindejaarstoelage voor 2012, zoals geïndexeerd op grond van de gezondheidsindex in oktober van het in aanmerking genomen jaar en in oktober van 2012, vanaf het jaar 2013; 2° voor het veranderlijk gedeelte : het veranderlijk gedeelte bedraagt 2,5 pct van de jaarlijkse brutobezoldiging die tot grondslag diende voor de berekening van de bezoldiging aan de gerechtigde verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar. § 3. Wanneer het personeelslid het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het veranderlijk deel van de toelage die jaarlijkse brutobezoldiging in aanmerking welke voor de berekening van zijn bezoldiging voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien deze laatste bezoldiging verschuldigd was geweest.
Art. 136.De eindejaarstoelage wordt onderworpen aan de inhoudingen bepaald met toepassing van de bepalingen van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, behalve voor de begunstigden die uitsluitend vallen onder het stelsel van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector gezondheidszorg, waarvoor de bijdrage van de sector gezondheidszorg verschuldigd is op het bedrag van het vast gedeelte van de eindejaarstoelage dat hoger is dan het bedrag van 1990.
Art. 137.De eindejaarstoelage wordt in één keer uitbetaald gedurende de maand december van het in aanmerking genomen jaar.
Art. 138.De vereffening en de uitbetaling van de eindejaarstoelage zijn ten laste van het ministerie of de dienst dat/die belast zou zijn met de vereffening en de uitbetaling van de bezoldiging aan de begunstigde, ofwel voor de laatste maand van de verwijzingsperiode, ofwel voor het eerste deel van die maand indien deze uit verschillende delen bestaat die door de begrotingsaanrekening van de bezoldiging worden onderscheiden.
Art. 139.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, zoals gewijzigd, worden : - in 1°, de woorden "met inbegrip van de onderwijsinrichtingen van de Staat"; - punt 2° ; geschrapt.
TITEL XIII. - Wijziging van verschillende bepalingen inzake onderwijs HOOFDSTUK I. - Bepaling tot wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving
Art. 140.In artikel 28, eerste lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de woorden "die Belg zijn of onderdanen van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, behoudens afwijking toegestaan door de Executieve" opgeheven HOOFDSTUK II. - Bepaling tot wijziging van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra
Art. 141.In artikel 2 van de wet van 1 april 1960 betreffende de psycho-medisch-sociale centra, wordt een § 1 bis ingevoegd, luidend als volgt : " § 1bis. De 18 centra waarvan de bevolking het hoogste aantal leerlingen telt waarop de vermenigvuldigingscoëfficiënt 3 wordt toegepast krachtens § 1, 1°, derde lid, genieten, elk afzonderlijk, een aanvullende halve opdracht.". HOOFDSTUK III. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige personeelsleden, die onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur ressorteren
Art. 142.In artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige personeelsleden, die onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur ressorteren, zoals aangevuld bij het decreet van 4 mei 2005, worden de woorden "als voor de leden van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, gespecialiseerd, middelbaar, technisch kunst- en normaal onderwijs die vallen onder het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs" ingevoegd na de woorden "Openbaar Onderwijs". HOOFDSTUK IV. - Bepaling tot wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen
Art. 143.In artikel 11ter van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel, van het psychologisch personeel en van het sociaal personeel van de inrichtingen voor voorschools, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, alsmede van de internaten die van deze inrichtingen afhangen, worden de woorden "een diploma van bachelor van het hoger onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie in de maatschappelijke of pedagogische categorie aangevuld met een Getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of een Getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs" vervangen door de woorden "een diploma van bachelor van het hoger onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie in de maatschappelijke of pedagogische categorie, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs of een diploma van bachelor van het hoger onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie in de maatschappelijke categorie, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid of een diploma van bachelor van het hoger onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie in de pedagogische categorie.". HOOFDSTUK V. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs
Art. 144.In artikel 16, a), van het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, worden de woorden "of onvolledige" toegevoegd na het woord "volledige".
Art. 145.Artikel 16, b), van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 146.Artikel 16, c), van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 147.Artikel 16, d), van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 148.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1974 waarbij op 1 april 1972 de weddeschalen worden vastgesteld verbonden aan de graden van het personeel der leergangen voor sociale promotie ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur
Art. 149.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1974 waarbij op 1 april 1972 de weddeschalen worden vastgesteld verbonden aan de graden van het personeel der leergangen voor sociale promotie ressorterend onder het Ministerie van Nationale Opvoeding en Franse Cultuur en het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, wordt een hoofdstuk Dbis ingevoegd, luidend als volgt : "Hoofdstuk Dbis. - Personeel van de inrichtingen voor onderwijs voor sociale promotie
Coördinator kwaliteit
Houder van een diploma van Master, aangevuld met het Getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs
1/20e van 422
Houder van het diploma van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs of houder van een diploma van Master, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid
1/20e van 415
Andere bekwaamheidsbewijzen :
Master :
1/20e van 411
Bachelor :
1/20e van 216
Adviseur opleiding :
Houder van een diploma van master, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs
1/20e van 422
Houder van het diploma van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs of houder van een diploma van Master, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid
1/20e van 415
Houder van het diploma van bachelor in de maatschappelijke of pedagogische categorie, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid voor het hoger onderwijs
1/20e van 249
Houder van een diploma van bachelor in de maatschappelijke categorie, aangevuld met het getuigschrift van pedagogische bekwaamheid, of houder van een diploma van bachelor in de pedagogische bekwaamheid :
1/20e van 411
houder van andere bekwaamheidsbewijzen :
Master :
1/20e van 411
Bachelor :
1/20e van 216
HOOFDSTUK VII. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie
Art. 150.In artikel 11 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 betreffende de voldoende geachte bekwaamheidsbewijzen in de gesubsidieerde inrichtingen voor secundair technisch en beroepsonderwijs met volledig leerplan en voor sociale promotie, zoals gewijzigd, wordt Cbis vervangen als volgt : Coördinator kwaliteit
Diploma master
Groep A
GHSO (DOOR)
- biënnale
Diploma bachelor
Groep B
GLSO (DOOR)
Adviseur opleiding
Diploma master
Groep A
GHSO (DOOR)
- biënnale
Diploma bachelor
Groep B
GLSO (DOOR)
HOOFDSTUK VIII. - Bepaling tot wijziging van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977
Art. 151.In artikel 76 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, wordt een lid toegevoegd, luidend als volgt : "In afwijking van 2° van het vorige lid, kunnen de in dat lid bedoelde leden van het onderwijspersoneel die een rustpensioen genieten : 1° op hun aanvraag en met de instemming van de inrichtende macht, tijdelijk worden aangesteld in een ambt om tegemoet te komen aan een tekort op de arbeidsmarkt.Die tijdelijke aanstelling kan niet plaatsvinden na het einde van het schooljaar waarin ze de leeftijd van 67 jaar hebben bereikt; 2° worden aangesteld of aangeworven in het onderwijs voor sociale promotie, als deskundigen in de zin van de artikelen 87 bis en 118 van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie.Die tijdelijke aanstelling kan niet plaatsvinden na het einde van het schooljaar waarin ze de leeftijd van 67 jaar hebben bereikt". HOOFDSTUK IX. - Bepaling tot wijziging van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra
Art. 152.In artikel 2 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra : 1° in § 2, wordt een lid tussen het derde lid en het vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : "Om de in het vorige lid bepaalde breuk te bepalen, worden alle functies die worden gepresteerd in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en/of gesubsidieerde onderwijs opgeteld.". 2° in § 6, worden de woorden "en 4ter/1" ingevoegd na de woorden "4ter".
Art. 153.In artikel 4 § 2ter, tweede lid van hetzelfde besluit, worden de woorden "en 4ter/1 " ingevoegd na de woorden "4ter". HOOFDSTUK X. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie
Art. 154.In artikel 91/5, § 4, van het decreet van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie, zoals ingevoegd bij het decreet van 20 juni 2013 houdende diverse maatregelen betreffende het onderwijs voor sociale promotie waarbij de sturingsorganen ervan worden bepaald en waarbij e-learning in haar onderwijsaanbod geïntegreerd wordt, worden de woorden "In afwijking van artikel 91quinquies, § 2, tweede lid," vervangen door de woorden "In afwijking van artikel 91/4, § 2, tweede lid". HOOFDSTUK XI. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs
Art. 155.Paragraaf 3 van artikel 34quater van het decreet van 1 februari 1993 houdende het statuut van de gesubsidieerde personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs wordt aangevuld met de volgende leden : "De inrichtende machten van het gewoon en gespecialiseerd basis- en secundair onderwijs moeten de zonale aanstellingscommissies, voor uiterlijk 15 maart, de lijst van de vacante betrekkingen die op 1 februari van het lopende schooljaar wordt vastgesteld, meedelen.
De affectatie van een personeelslid dat de voorrang geniet die wordt toegekend bij artikel 29quater, 2° die gedurende een schooljaar wordt verricht, wordt automatisch verlengd in het volgende schooljaar binnen de inrichting waar de affectatie plaatsvond.
Ze houdt echter op uitwerking te hebben zodra : 1° de inrichtende macht de definitief vacant geworden betrekking kan toekennen aan een tijdelijk personeelslid dat 2160 dagen dienstanciënniteit bij de inrichtende macht telt;2° de zonale aanstellingscommissie, vóór 15 april en op gezamenlijke aanvraag van de inrichtende macht en het personeelslid, een einde zal hebben gemaakt aan de affectatie, volgens de door de centrale paritaire commissie vast te stellen regels;3° de zonale aanstellingscommissie, vóór 15 april en op aanvraag van het personeelslid, een einde zal hebben gemaakt aan de affectatie, volgens de door de centrale paritaire commissie vast te stellen regels;4° de zonale aanstellingscommissie, vóór 15 april en op aanvraag van de inrichtende macht, een einde zal hebben gemaakt aan de affectatie, volgens de door de centrale paritaire commissie vast te stellen regels, bij niet-naleving van de artikelen 14 en 21 van dit decreet; 5° het personeelslid dat de voormelde voorrang geniet, de voorwaarden vervult om in aanmerking te komen voor een nieuwe aanwerving in vast verband in zijn nieuwe ambt, terwijl het geen gebruik maakt van de mogelijkheid om een positief antwoord te geven op een aanbieding van aanwerving in vast verband door de inrichtende macht waar het werd geaffecteerd.". HOOFDSTUK XII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs
Art. 156.In artikel 6, § 1, 1ste lid, van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, wordt een 7° ingevoegd, luidend als volgt : "of 7° wordt uitgeoefend binnen een door de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde inrichting".
Art. 157.Artikel 7, eerste lid, van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, wordt vervangen als volgt : "De verloven wegens opdracht voor personeelsleden, vervangen door gesubsidieerde contractuelen of personen aangeworven in het kader van de steunmaatregelen voor bevordering van de tewerkstelling, zijn niet begrepen in het totaal aantal bedoeld in de art. 5, § 2, en 6, § 4.
Het aantal per net mag niet hoger zijn dan een door de Regering bepaald percentage van het aantal gesubsidieerde contractuelen of personen aangeworven in het kader van de steunmaatregelen voor bevordering van de tewerkstelling, aan het net toegekend.".
Art. 158.In artikel 14 van het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, wordt een lid ingevoegd tussen het eerste lid en het tweede lid, luidend als volgt : "In dat geval, in afwijking van artikel 5, § 1, tweede lid, 1° tot 5°, kan dat verlof worden uitgeoefend bij een door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde inrichting.
De opdracht van het in dit lid bedoelde personeelslid moet gezamenlijk door de inrichtende macht en het personeelslid worden goedgekeurd en moet aan de gezondheidstoestand van het personeelslid worden aangepast. De opdracht moet trouwens passen in het kader van het inrichtingsproject en een werkelijke meerwaarde zijn voor dat project.
In afwijking van artikel 9, kan het verlof wegens opdracht toegekend aan het in dit artikel bedoelde personeelslid alleen voor een maximumperiode van één jaar, hernieuwbaar per periode van hoogstens één jaar, worden toegekend. De hernieuwing wordt onderworpen aan een nieuw advies van de instelling die door de Regering van de Franse Gemeenschap wordt belast met de controle op de afwezigheid wegens ziekte en aan het gunstig advies van de huisarts van het personeelslid. Als het advies van de huisarts van het personeelslid en het advies van de instelling die door de Regering van de Franse Gemeenschap wordt belast met de controle op de afwezigheid wegens ziekte verschillend zijn, kan het personeelslid een beroep indienen vóór een deskundig arts zoals bepaald in de artikelen 11 tot 17 van het decreet van 22 december 1994 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs. HOOFDSTUK XIII. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs
Art. 159.In artikel 1, eerste lid, van het decreet van 5 juli 2000 houdende de regeling inzake verlof en disponibiliteit wegens ziekte of invaliditeit van sommige personeelsleden uit het onderwijs, wordt een punt 10° toegevoegd, luidend als volgt : "10° het decreet van 10 maart 2006 betreffende de statuten van de leermeesters godsdienst en de leraars godsdienst".
Art. 160.In hetzelfde decreet wordt een artikel 17 bis ingevoegd, luidend als volgt : "
Artikel 17bis.De maatregel betreffende de terbeschikkingstelling wegens ziekte eindigt : 1° ofwel door de werkelijke wederopneming van de functies van het personeelslid die door de inrichtende macht of door het inrichtingshoofd behoorlijk wordt vastgesteld; 2° ofwel bij de vaststelling, door de instelling voor medisch toezicht bedoeld bij het decreet van 22 december 1994 houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs, dat het personeelslid zijn functies weder kan opnemen, wanneer de werkelijke wederopneming niet mogelijk is wegens de zomervakantie.". HOOFDSTUK XIV. - Bepaling tot wijziging van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap
Art. 161.In artikel 191, § 1, eerste lid, van het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, worden de woorden "Onverminderd de bepalingen van paragraaf 5" geschrapt.
Art. 162.Paragraaf 5 van artikel 191 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK XV. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs
Art. 163.Het eerste lid van § 3 van artikel 61 van het decreet van 2 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de directeurs wordt vervangen als volgt : " § 3. Een tijdelijke aanstelling in een betrekking van directeur eindigt : a) in onderlinge overeenstemming;b) bij beslissing van de inrichtende macht, als gevolg van de procedure bedoeld in § 4 van dit artikel voor het personeelslid dat tijdelijk aangesteld is in een ambt van directeur; c) of bij toepassing van artikel 22, eerste lid, van het voormelde decreet van 6 juni 1994.". HOOFDSTUK XVI. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs
Art. 164.In artikel 45, 6°, van het decreet van 8 maart 2007 betreffende de algemene inspectiedienst, de dienst voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs, de cellen voor pedagogische raadgeving en begeleiding van het door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde onderwijs en betreffende het statuut van de personeelsleden van de algemene inspectiedienst en van de pedagogische adviseurs, worden de woorden "een ambt met volledige dienstprestaties of in verschillende ambten met onvolledige dienstprestaties die volledige prestaties in het onderwijs dekken" vervangen door de woorden "een ambt met ten minste een halve opdracht of in verschillende ambten met onvolledige prestaties die prestaties met ten minste een halve opdracht dekken".
Art. 165.In hetzelfde decreet wordt een artikel 96 bis ingevoegd, luidend als volgt : "
Art. 96bis.Vanaf 1 januari 2009, voor elk personeelslid dat in actieve dienst is, dat ten minste 57 jaar oud is en dat het maximumbedrag van zijn weddeschaal geniet, wordt de waarde van dat maximum vermeerderd met de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.
Vanaf 1 januari 2009, voor elk personeelslid dat in actieve dienst is, dat ten minste 58 jaar oud is en dat het maximumbedrag van zijn weddeschaal geniet, wordt de waarde van dat maximum vermeerderd met het dubbele van de waarde van de laatste tussentijdse verhoging van zijn weddeschaal.".
Art. 166.In het eerste lid van artikel 150 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 3° wordt aangevuld als volgt : "In voorkomend geval, kan de post toegekend in het kader van de gewestelijke overeenkomsten met toepassing van de bepalingen van artikel 7 van het voormelde decreet van 24 juni 1996, de aanwerving van een personeelslid toelaten in een ander ambt dan dat van het personeelslid dat met verlof wegens opdracht wordt gesteld krachtens het voormelde artikel 7.In dat geval kunnen lestijden van het totaal aantal lestijden/leerkracht geheel of gedeeltelijk worden bestemd voor de vervanging van het personeelslid dat met verlof wegens opdracht is.
Ze kunnen geen aanleiding geven tot een benoeming of aanwerving in vast verband.". 2° 5° wordt aangevuld als volgt : "Wanneer lestijden van het totaal aantal lestijden/leerkracht bedoeld in dit punt worden toegekend in het kader van gedeeltelijke opdrachten aan een personeelslid dat in vast verband wordt benoemd of aangeworven, kunnen de lestijden van het totaal aantal lestijden/leerkracht die de vervanging van deze in zijn oorspronkelijke ambt toelaten geen aanleiding geven tot een benoeming of aanwerving in vast verband.". HOOFDSTUK XVII. - Bepalingen tot wijziging van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving
Art. 167.Het derde lid van artikel 14 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van een gedifferentieerde omkadering binnen de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap om alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te bieden in een kwaliteitsvolle pedagogische omgeving, wordt aangevuld als volgt : "Het personeelslid dat het voorstel tot wijziging van affectatie weigert, terwijl het voorstel gebaseerd is op de lijst van inrichtingen die het heeft gekozen, verliest zijn voorrang.
Het personeelslid dat de betrekking aanvaardt die door de zonale affectatiecommissie wordt voorgesteld, deelt dit bij aangetekend schrijven mee aan de inrichtende macht waar het geaffecteerd is, met een afschrift aan de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie, binnen 5 werkdagen na de ontvangst van het voorstel tot betrekking dat door de zonale aanstellingscommissie wordt voorgelegd. Als het personeelslid geen antwoord binnen die termijn geeft, wordt het geacht de voorgestelde betrekking te weigeren.".
TITEL XIV. - Inwerkingtreding
Art. 168.De artikelen 9 tot 17 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2013.
De artikelen 71 en 72 alsook 104 tot 130 van dit decreet treden in werking op 1 september 2014.
Artikel 103 van dit decreet heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002.
De artikelen 131 tot 139 hebben uitwerking met ingang van 1 december 2009.
Artikel 157 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009.
Artikel 154 heeft uitwerking met ingang van 2 augustus 2013.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 11 april 2014.
De Minister-President van de Regering van de Franse Gemeenschap, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, M.-M. SCHYNS _______ Nota (1) Zitting 2013 - 2014. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 646-1. - Verslag, nr. 646-2.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 10 april 2014.