Etaamb.openjustice.be
Decreet van 12 mei 2004
gepubliceerd op 24 augustus 2004

Decreet tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029246
pub.
24/08/2004
prom.
12/05/2004
ELI
eli/decreet/2004/05/12/2004029246/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 2004. - Decreet tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet is van toepassing op : 1° de leden van het administratief personeel - tijdelijk, toegelaten tot de stage, of in vast verband - van de onderwijsinrichtingen voor kleuter-, primair, basis-, secundair, gewoon, bijzonder, technisch en artistiek onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, niet-universitair hoger onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap;2° voor de leden van het meester-, vak- en dienstpersoneel die vast of tijdelijk zijn tewerkgesteld of zijn toegelaten tot de stage in inrichtingen voor kleuter-, primair, basis-, secundair, gewoon, buitengewoon, technisch en artistiek onderwijs, in het onderwijs voor sociale promotie en het niet-universitair hoger onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet : 1° omvat de onderwijsinrichting het bijbehorende internaat;2° de autonome internaten ingericht door de Franse Gemeenschap, de studentenhomes van de Franse Gemeenschap, de vakantiecentra en de openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, het Centrum voor zelfopleiding en voortgezette opleiding van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, het Technisch en Pedagogisch Centrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, de Technische centra van de Franse Gemeenschap van Strée en van Gembloers en de psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap worden gelijkgesteld aan onderwijsinrichtingen;3° de termijnen worden als volgt berekend : a) de datum van de akte die het vertrekpunt ervan is, wordt niet inbegrepen;b) de vervaldag wordt geteld binnen de termijn.Als deze dag echter een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, met inbegrip van de feestdagen van of binnen de Franse Gemeenschap, wordt de vervaldag verschoven naar de eerstvolgende werkdag; 4° het school- of academiejaar eindigt de dag vóór het volgende school- of academiejaar;5° de notie schooljaar of academiejaar wordt, wat de psycho-medische-sociale centra betreft, vervangen door de notie begrotingsjaar. § 2. Voor de toepassing van dit decreet, verstaan we onder : 1° lid van het administratief personeel' : een lid van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen en psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap;2° lid van het werkliedenpersoneel' : lid van het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap;3° directeur' : a) in de inrichtingen voor kleuter-, primair, basis-, secundair, gewoon, buitengewoon, technisch en artistiek onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, de autonome internaten ingericht door de Franse Gemeenschap, de studentenhomes van de Franse Gemeenschap, de vakantiecentra en de openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, het Centrum voor zelfopleiding en voortgezette opleiding van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, het Technisch en Pedagogisch Centrum van het onderwijs van de Franse Gemeenschap, de Technische centra van de Franse Gemeenschap van Strée en van Gembloers en de psycho-medisch-sociale centra ingericht door de Franse Gemeenschap, met uitzondering van de hogescholen ingericht door de Franse Gemeenschap, het personeelslid belast met de leiding van de inrichting of het psycho-medisch-sociaal centrum;b) in de hogescholen ingericht door de Franse Gemeenschap : de directeur-rector voor de toepassing van artikelen 42, 67, alinea 2, 72, alinea's 1 en 3, 215, alinea 2 en 220, alinea 1 en 3; het bestuurscollege voor de toepassing van de artikelen 67, alinea's 1 en 4, 69, 70, 71, 72, alinea 4, 97, 175, 215, alinea's 1 en 4, 217, 218, 219, 220, alinea 4 en 241; de beheerraad voor de toepassing van artikelen 24, 25, 32, 33, 34, 49, 50, 52, 55, 147, 160, 186, 187, 189, 190, 191, 192, 199, 200, 202, 205, 295 en 303; c) in de hogere kunstscholen ingericht door de Franse Gemeenschap : de directeur van de hogere kunstschool;4° terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking', de administratieve stand : a) van het lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een wervingsambt en aan wie geen enkel vacant uur kan worden toevertrouwd in de inrichting waar hij is tewerkgesteld of hoofdzakelijk is tewerkgesteld, zonder bijkomend te zijn tewerkgesteld in een of meerdere andere inrichtingen of in het geheel van inrichtingen waar hij hoofdzakelijk en bijkomend is tewerkgesteld;b) het lid van het werkliedenpersoneel dat vast benoemd is voor een wervingsambt waarvan de betrekking wordt geschrapt;c) het lid van het administratief- of werkliedenpersoneel toegelaten tot de stage waarvan de betrekking is geschrapt;d) lid van het administratief- of werkliedenpersoneel dat vast benoemd is voor een bevorderingsambt waarvan de betrekking is geschrapt;5° gedeeltelijk opdrachtverlies' : situatie waarbij een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een wervingsambt een aantal vacante uren wordt toevertrouwd dat lager ligt dan waarvoor hij wordt bezoldigd als vastbenoemde, ofwel in een inrichting waar hij is tewerkgesteld of hoofdzakelijk is tewerkgesteld, zonder bijkomend te zijn tewerkgesteld in een of meerdere andere inrichtingen of in het geheel van inrichtingen waar hij hoofdzakelijk en bijkomend is tewerkgesteld;6° reaffectatie', de toekenning aan een lid van het administratief- of werkliedenpersoneel, toegelaten tot de stage en ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, van een definitieve vacante betrekking voor de functie waarvoor hij werd toegelaten tot de stage, of de vaste toekenning aan een lid van het administratief of werkliedenpersoneel, ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, van een definitieve vacante betrekking voor de functie waarvoor hij vast werd benoemd;7° Voorlopige terugroeping in actieve dienst' : de tijdelijke toekenning, voor een bepaalde duur, met als uiterste limiet de laatste dag van het school- of academiejaar, aan een lid van het administratief of werkliedenpersoneel dat vast benoemd is en ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, van een betrekking voor de functie waarvoor hij vast benoemd is of van een betrekking voor een andere functie waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit;8° Terugroeping in actieve dienst voor een onbepaalde duur' : de tijdelijke toekenning, voor onbepaalde duur, aan een lid van het administratief of werkliedenpersoneel dat vast benoemd is en ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, van een betrekking voor de functie waarvoor hij vast werd benoemd. § 3. Voor de toepassing van Titel III van dit decreet, moet vacante betrekking' worden verstaan als een betrekking die wordt vrijgegeven door een lid van het werkliedenpersoneel dat vast benoemd was of toegelaten werd tot de stage, dat zijn functies definitief staakt.

Art. 3.Het gebruik van mannelijke namen voor de verschillende titels en functies is gemeenslachtig en dit voor de leesbaarheid van de tekst, niettegenstaande de bepalingen van het decreet van 21 juni 1993 betreffende de vervrouwelijking van de namen van de beroepen. HOOFDSTUK II. - Plichten en onverenigbaarheden Afdeling 1. - Plichten

Art. 4.De leden van het administratief of werkliedenpersoneel moeten in alles steeds de belangen van de inrichting en het officieel onderwijs behartigen.

Art. 5.Ze komen persoonlijk en nauwgezet de verplichtingen na, die hen worden opgelegd door de wetten, decreten en reglementen.

Ze voeren stipt de dienstorders uit en vervullen hun taak met vlijt en nauwgezetheid.

Art. 6.Ze worden gehouden aan de meest volstrekte correctheid, zowel in hun dienstbetrekkingen als in hun relaties tot het publiek, het personeel van de scholen, de leerlingen en de ouders van leerlingen.

Ze moeten elkaar bijstaan in de mate waarin het belang van de inrichting dit vereist.

Ze moeten alles wat afbreuk kan doen aan de eer of waardigheid van hun ambt vermijden.

Ze onthouden zich van elke pesterij.

Art. 7.Ze moeten in de uitoefening van hun ambt de principes in acht nemen betreffende de neutraliteit van de onderwijsinrichtingen van de Franse Gemeenschap.

Art. 8.Ze mogen de leerlingen niet gebruiken voor doeleinden van politieke, religieuze of filosofische propaganda of voor commerciële publiciteit.

Art. 9.Ze moeten, binnen de perken gesteld door de reglementering en door hun benoemingsakte, de diensten verstrekken die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de inrichtingen en de diensten.

Ze mogen de uitoefening van hun ambt niet onderbreken zonder voorafgaande toelating.

Art. 10.Het is hun verboden feiten bekend te maken die zij zouden kennen ter oorzake van hun ambt en die van nature geheim zijn.

Art. 11.Het is hun verboden rechtstreeks of door een tussenpersoon, zelfs buiten hun ambt doch omwille ervan, giften, bonussen of voordelen te vragen, te eisen of aan te nemen.

Art. 12.Ze mogen zich niet inlaten met enige werkzaamheid die in strijd is met de Grondwet en de wetten van het Belgische volk. Afdeling 2. - Onverenigbaarheden

Art. 13.Elke activiteit die het vervullen van de ambtsplichten zou kunnen belemmeren of die in strijd is met de waardigheid van hun ambt, is onverenigbaar met de hoedanigheid van een lid van het administratief- of werkliedenpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap.

Art. 14.De Regering stelt de onverenigbaarheid vast bedoeld in artikel 13. Zij brengt het betrokken lid van het administratief of werkliedenpersoneel ervan op de hoogte, binnen een termijn van twintig dagen ingaande op de dag waarop de onverenigbaarheid wordt vastgesteld, aan de hand van een ter post aangetekend schrijven dat slechts van kracht gaat op de derde dag na de verzending.

Art. 15.In geval van een betwisting van het bestaan van een onverenigbaarheid vermeld in artikel 13, kan het lid van het administratief of werkliedenpersoneel, langs hiërarchische weg, binnen een termijn van twintig werkdagen ingaande op de datum waarop de onverenigbaarheid werd gemeld, een bezwaarschrift indienen bij de Raad van beroep bedoeld, naargelang het geval, in artikel 109 of 253. Deze geeft zijn advies aan de Regering binnen een termijn van twee maanden, ingaande op de datum van de ontvangst van het bezwaarschrift.

De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier waarvoor hij niet meer aanhangig is.

Art. 16.De Regering laat de cumulatie van activiteiten toe, voor privé- of openbare zaken, mits een schriftelijke aanvraag van het betrokken lid van het administratief of werkliedenpersoneel, aan de volgende voorwaarden : 1° de cumulatie heeft geen betrekking op een bezigheid die onverenigbaar is met de hoedanigheid van een lid van het administratief of werkliedenpersoneel van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap;2° de cumulatie dekt geen periodes van bijkomende activiteiten die het onmogelijk maken voor het lid van het administratief of werkliedenpersoneel om zijn normale functies te volbrengen;3° de cumulatie is niet van die aard dat ze bij het publiek kan leiden tot een verwarring tussen de professionele en privé-activiteiten van het lid van het administratief of werkliedenpersoneel; De Regering geeft het betrokken lid van het administratief of werkliedenpersoneel een antwoord binnen de twee maanden ingaande op de datum van de ontvangst van de geschreven aanvraag.

TITEL II. - Leden van het administratief personeel HOOFDSTUK I. - Functies en kwalificaties

Art. 17.§ 1. De functies van de leden van het administratief personeel worden als volgt geklasseerd : 1° de wervingsambten : a) bode-kamerbewaarder;b) studiemeester;c) klerk;d) klerk-typtist;e) klerk-stenotypist;f) opsteller;g) correspondent-boekhouder;h) secretaris-boekhouder;2° de bevorderingsambten : a) eerste hoofdstudiemeester;b) eerste hoofdklerk;c) assistent-bibliothecaris;d) directiesecretaris. § 2. De leden van het administratief personeel, vast, tijdelijk of in stage, worden tewerkgesteld door de Regering in een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap.

Art. 18.De kwalificaties die vereist zijn voor de wervingsambten van de leden van het administratief personeel hieronder vermeld, worden als volgt vastgelegd : 1. Voor de ambten van bode-kamerbewaarder of studiemeester : geen enkele voorwaarde voor een diploma of getuigschrift.2. Voor de ambten van klerk, klerk-typist of klerk-stenotypist : a) einddiploma of -getuigschrift voor technische studies van het lager secundair onderwijs gesubsidieerd en erkend door de Franse Gemeenschap;of b) getuigschrift van een derde jaar van het secundair onderwijs uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of c) gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door een examencommissie samengesteld door de Regering.3. Voor de ambten van opsteller en secretaris-boekhouder : a) einddiploma of -getuigschrift van een hogere secundaire school uitgereikt in het voltijds secundair onderwijs of in het alternerend onderwijs of technisch hoger secundair onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of b) gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door een examencommissie samengesteld door de Regering, of;c) getuigschrift afgeleverd na voobereidende proeven voorzien door de gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens.4. Voor het ambt van correspondent-boekhouder : a) einddiploma of -getuigschrift voor technisch lager secundair onderwijs opgericht, gesubsidieerd en erkend door de Franse Gemeenschap en aangevuld met zes jaar beroepspraktijk met betrekking tot de functie;of b) getuigschrift van een derde jaar van het secundair onderwijs uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap en aangevuld met zes jaar beroepspraktijk met betrekking tot de functie;of c) gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door een examencommissie samengesteld door de Regering en aangevuld met zes jaar beroepspraktijk met betrekking tot de functie;of d) einddiploma of -getuigschrift van een hogere secundaire school of een technische hogere secundaire school opgericht, gesubsidieerd en erkend door de Franse Gemeenschap;of e) gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door een examencommissie samengesteld door de Regering;of f) getuigschrift afgeleverd na voobereidende proeven voorzien door de gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens. De Regering beslist of de beroepspraktijk bedoeld in a), b) en c) betrekking heeft op de functie van correspondent-boekhouder. HOOFDSTUK II. - Bestemmingszones en aanstellingscommissies

Art. 19.Er bestaan zes bestemmingszones, gedefinieerd als volgt : 1° de zone van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest stemt overeen met het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° de zone van de provincie Waals-Brabant stemt overeen met het grondgebied van de provincie Waals-Brabant;3° de zone van de provincie Namen stemt overeen met het grondgebied van de provincie Namen;4° de zone van de provincie Luik stemt overeen met het grondgebied van de provincie Luik;5° de zone van de provincie Luxemburg stemt overeen met het grondgebied van de provincie Luxemburg;6° de zone van de provincie Henegouwen stemt overeen met het grondgebied van de provincie Henegouwen.

Art. 20.§ 1. In elke bestemmingszone bedoeld in artikel 19 wordt een zonale aanstellingscommissie opgericht.

De commissie geeft adviezen aan de Regering : 1° betreffende reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst en terugroeping in actieve dienst voor een onbepaalde duur van een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een wervingsambt, en ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking binnen de zone;2° betreffende de reaffectatie van een lid van het administratief personeel toegelaten tot de stage en ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking binnen de zone;3° betreffende een bijkomende opdracht voor vastbenoemde leden van het administratief personeel binnen de zone;4° betreffende een affectatiewijziging van een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een wervingsambt en solliciteert naar een aanstelling in een andere inrichting binnen de zone;5° over de bepaling van het aantal betrekkingen dat kan worden toegekend door toelating tot de stage;6° betreffende de uitbreiding van de benoeming, conform artikel 59;7° betreffende de gelegenheidsaffectatiewijziging, bedoeld in artikel 94, § 1 en 95, § 1. § 2. De zonale commissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter aangeduid door de Regering;2° drie leden aangeduid door de Regering;3° drie leden aangeduid door de Regering op voorstel van de representatieve vakverenigingen die de leden van het administratief personeel vertegenwoordigen van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, waarbij elke vereniging beschikt over minstens één vertegenwoordiger;4° drie afgevaardigden van de Regering met consultatieve stem. In geval van afwezigheid van de voorzitter, wordt deze vervangen door het lid met de meeste anciënniteit van de drie leden bedoeld in alinea 1, 2°.

Naast de drie eerstgeplaatste leden bedoeld in alinea 1, 2°, duidt de Regering drie plaatsvervangende leden aan volgens dezelfde modaliteiten.

Naast de drie eerstgeplaatste leden bedoeld in alinea 1, 3°, duidt de Regering drie plaatsvervangende leden aan volgens dezelfde modaliteiten.

Bij een tweederdemeerderheid kan de Commissie toelaten dat de plaatsvervangende leden deelnemen aan de vergaderingen met consultatieve stem.

De Regering duidt de leden van elke zonale commissie aan voor een duur van vier jaar. In geval van een overlijden of een afdanking tijdens het lopende mandaat, duidt de Regering een nieuw lid aan dat het lopende mandaat afwerkt. § 3. De commissie beraadslaagt bij een absolute meerderheid van de aanwezige leden. In geval van gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

De commissie wordt geholpen door een secretaris die door de Regering wordt gekozen uit beambten van de Regering met minstens een niveau 2.

De Regering duidt, volgens dezelfde modaliteiten, een plaatsvervangend secretaris aan.

De secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn niet stemgerechtigd.

De commissie vergadert de eerste veertien dagen van februari en de eerste veertien dagen van november. Ze kan bijkomende vergaderingen houden op initiatief van de voorzitter.

De commissie deelt haar adviezen mee aan de Regering binnen de acht dagen na de vergadering.

Art. 21.§ 1. Voor alle zes de bestemmingszones bedoeld in artikel 19 wordt er een interzonale aanstellingscommissie opgericht.

De commissie geeft adviezen door aan de Regering : 1° betreffende reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst en terugroeping in actieve dienst voor een onbepaalde duur van een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een wervingsambt, en ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, waarvoor geen reaffectatie mogelijk was en die niet voorlopig kon worden teruggeroepen voor actieve dienst binnen zijn zone;2° betreffende de reaffectatie van een lid van het administratief personeel toegelaten tot de stage en ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, waarvoor geen reaffectatie mogelijk was binnen zijn zone;3° betreffende een bijkomende opdracht voor vastbenoemde leden van het administratief personeel, die hiervan niet konden genieten binnen hun zone;4° betreffende een affectatiewijziging van een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is en solliciteert naar een affectatie in een andere zone;5° betreffende reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst en terugroeping in actieve dienst voor een onbepaalde duur en de affectatiewijziging van een lid van het administratief personeel dat benoemd is voor een bevorderingsambt;6° over de bepaling van het aantal betrekkingen dat kan worden toegekend door toelating tot de stage;7° betreffende de uitbreiding van de benoeming, conform artikel 59;8° betreffende de gelegenheidsaffectatiewijziging, bedoeld in artikel 94, § 1 en 95, § 1. § 2. De interzonale commissie is samengesteld uit : 1° een voorzitter, die de algemeen directeur is van de algemene directie van het onderwijzend personeel van de Franse Gemeenschap;2° een vice-voorzitter die een adjunct-algemeen directeur is van de algemene directie van het onderwijzend personeel van de Franse Gemeenschap, die de voorzitter vervangt als deze afwezig is;3° drie leden aangeduid door de Regering;4° drie leden aangeduid door de Regering op voorstel van de representatieve vakverenigingen die de leden van het administratief personeel vertegenwoordigen van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, waarbij elke vereniging beschikt over minstens één vertegenwoordiger;5° de algemeen directeur van de algemene directie van het verplicht onderwijs of van de algemene directie van het vrij onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek, naargelang het geval, of zijn afgevaardigde, met consultatieve stem;6° drie afgevaardigden van de Regering met consultatieve stem. Naast de drie eerstgeplaatste leden bedoeld in alinea 1, 2°, duidt de Regering drie plaatsvervangende leden aan volgens dezelfde modaliteiten.

Naast de drie eerstgeplaatste leden bedoeld in alinea 1, 3°, duidt de Regering drie plaatsvervangende leden aan volgens dezelfde modaliteiten.

De Regering duidt de leden van de interzonale commissie aan voor een duur van vier jaar. In geval van een overlijden of een afdanking tijdens het lopende mandaat, duidt de Regering een nieuw lid aan dat het lopende mandaat afwerkt. § 3. De commissie beraadslaagt bij een absolute meerderheid van de aanwezige leden. In geval van gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

De commissie wordt geholpen door een secretaris die door de Regering wordt gekozen uit beambten van de Regering met minstens een niveau 2.

De Regering duidt, volgens dezelfde modaliteiten, een plaatsvervangend secretaris aan.

De secretaris en de plaatsvervangend secretaris hebben geen beslissende stem.

De commissie vergadert de laatste veertien dagen van februari en de laatste veertien dagen van november. Ze kan bijkomende vergaderingen houden op initiatief van de voorzitter.

De commissie deelt haar adviezen mee aan de Regering binnen de acht dagen na de vergadering.

De commissie stelt haar reglement van interne orde op. Het wordt goedgekeurd door de Regering.

De commissie stelt, in samenwerking met de voorzitters van de zonale aanstellingscommissies, het gemeenschappelijk reglement van de interne orde op voor deze instanties. Dit laatste wordt eveneens goedgekeurd door de Regering.

Art. 22.Voor de toepassing van artikelen 20, § 1, alinea 2, 5° en 21, § 1, alinea 2, 6°, vermeldt het advies, per zone, per inrichting en per functie : 1° het totaal aantal vacante betrekkingen, onafhankelijk van het aantal uren dat deze betrekkingen inhouden, met vermelding van het aantal uren per betrekking;2° het aantal vacante betrekkingen dat de commissie voorstelt om toe te kennen aan stagiairs.Dit voorstel is gemotiveerd voor elke betrekking. HOOFDSTUK III. - Werving Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 23.De wervingsambten kunnen worden ingevuld door leden van het administratief personeel die tijdelijk aangesteld zijn, toegelaten zijn tot de stage of vast benoemd zijn.

Art. 24.Vanaf er een betrekking vacant is, brengt de directeur de Regering, de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie, alsmede de voorzitter van de zonale aanstellingscommissie waaronder zijn inrichting valt, hiervan op de hoogte. Deze laatste geeft de vacante betrekking door aan de leden van de commissie die hij voorzit.

Art. 25.Bij zijn indiensttreding legt het lid van het administratief personeel de eed af in handen van de voorzitter van de onderwijsinrichting waar hij wordt tewerkgesteld.

De eed wordt afgelegd op de wijze vastgesteld in art. 2 van het decreet van 20 juli 1831.

Er wordt akte daarvan aan het lid van het administratief personeel verleend. Afdeling 2. - Tijdelijke aanstelling van leden van het administratief

personeel

Art. 26.Niemand kan tijdelijk worden aangesteld als hij, op het moment van de aanstelling, niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of afkomstig zijn van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behalve een afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° zijn burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° drager zijn van de vereiste kwalificaties voor het toegekende ambt, zoals voorzien in artikel 18;6° voldoen aan de wettelijke bepalingen en reglementen in verband met het taalstelsel;7° zijn kandidatuur hebben ingediend volgens de vorm en binnen de termijn bepaald door de oproep tot de kandidaten;8° niet het voorwerp uitmaken van een schorsing bij tuchtmaatregel, een op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel, of van een herroeping voor een ambt als lid van het administratief personeel;9° in de loop van de twee laatste schooljaren of academiejaren niet het voorwerp zijn geweest van twee opeenvolgende ongunstige verslagen zoals bedoeld in artikel 32;10° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een afdanking voor een zware fout voorzien in artikelen 34 en 55.

Art. 27.Als afwijking op art. 26 kan de Regering, mits een gemotiveerde beslissing, na uitputting van de lijst met kandidaten voor de tijdelijke aanstelling, overgaan tot de tijdelijke aanstelling van een persoon die voldoet aan alle voorwaarden vermeld in artikel 26, behalve de voorwaarde bedoeld in punt 7 van deze bepaling.

Voor de toepassing van alinea 1 worden de personen geklasseerd in de eerste groep bedoeld in artikel 30, § 2, 1° als eersten aangesteld.

Het aantal dagen gepresteerd krachtens een aanstelling uitgevoerd op basis van deze bepaling zal in overweging worden genomen voor het klassement van de kandidaten opgesteld conform artikel 30, § 2, vanaf het moment dat het lid van het administratief personeel zich regelmatig kandidaat zal hebben gesteld voor het vermelde ambt en binnen de zone waarin hij geniet van een tijdelijke aanstelling in toepassing van deze bepaling.

Elke aanstelling die gebeurt op basis van deze bepaling wordt uitgevoerd voor een bepaalde periode met als uiterste limiet het einde van het school- of academiejaar waarin deze periode van start gaat.

Art. 28.Elk jaar lanceert de Regering, in de loop van de maand februari, een oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling, door een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Deze bekendmaking geeft de voorwaarden aan waaraan de kandidaten moeten voldoen, alsmede de vorm waarin en de termijn binnen welke de kandidaturen moeten worden ingediend.

Art. 29.Op straffe van nietigheid moeten de kandidaturen worden ingediend aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, op het adres vermeld in de bekendmaking bedoeld in art. 28.

De kandidaat duidt aan in welke zone(s) hij zijn ambt wil uitoefenen.

De kandidaat die solliciteert naar verschillende ambten voegt een afzonderlijke kandidatuur toe voor elk ambt.

Art. 30.§ 1. Voor elk te begeven wervingsambt worden de kandidaten, die zich regelmatig kandidaat hebben gesteld en die voldoen aan de vereiste voorwaarden voor de toekenning van dit ambt, geklasseerd volgens de voorkeur uitgedrukt voor één of meerdere zones. § 2. De als dusdanig geklasseerde kandidaten worden in twee groepen opgedeeld : 1° in de eerste groep worden alle kandidaten geklasseerd die, op datum van de oproep tot de kandidaten, gedurende minstens tweehonderd veertig dagen dienst hebben geleverd binnen een ambt als lid van het administratief personeel van een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap.Binnen deze groep worden de kandidaten geklasseerd volgens het aantal ingediende kandidaturen voor het ambt waarnaar wordt gesolliciteerd; 2° in de tweede groep worden alle andere kandidaten geklasseerd voor een ambt als lid van het administratief personeel van een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap. § 3. De kandidaten voor een tijdelijke aanstelling worden in dienst geroepen in de volgorde van hun klassement en rekening houdend met de voorkeuren die ze uitdrukten voor een of meerdere zones.

De kandidaten van de eerste groep hebben voorrang op die van de tweede groep.

In de eerste groep wordt voorrang gegeven aan de kandidaat die het grootste aantal kandidaturen indiende, binnen de respectering van de voorwaarden vermeld in artikel 26.

Bij een gelijk aantal ingediende kandidaturen, volgens het kalenderjaar waarin het laatste diploma of getuigschrift werd uitgereikt essentieel voor de vereiste kwalificaties van het te begeven ambt, gaat de prioriteit naar de kandidaat die de vereiste kwalificatie reeds het meeste aantal jaren heeft.

Wanneer het uitreikingsjaar van dit vereiste diploma of getuigschrift hetzelfde is of wanneer het beschouwde ambt dat van beambte is, gaat de voorkeur naar de oudste kandidaat.

De aanstellingen van lange duur worden toegekend aan de kandidaat die het meeste voorrang heeft. Onder aanstelling van lange duur moet men periodes van minstens vijftien weken verstaan.

De tijdelijk aangestelde van de eerste groep die zich echter op afdoende manier kwijt van zijn taak, zal opnieuw, tenzij hij zelf een andere aanvraag indient, worden aangesteld in de inrichting waar hij tewerk werd gesteld gedurende het voorbije school- of academiejaar. De voorkeur waarvan hij geniet kan niet in het gedrang komen door de voorrang tot aanstelling van een beter geklasseerde kandidaat.

Het lid van het administratief personeel geklasseerd in de eerste groep bedoeld in § 2, 1°, dat ziek, in zwangerschapsverlof of arbeidsonbekwaam is wegens een arbeidsongeval, wordt aangesteld. § 4. Voor de berekening van het aantal dagen bedoeld in § 2, 1° : 1° wordt enkel rekening gehouden met de effectieve dienstdagen verworven in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap in een ambt als lid van het administratief personeel;2° het aantal dagen verworven in een ambt met volledige prestaties omvat alle dagen geteld van het begin tot het einde van een ononderbroken dienstactiviteit, met inbegrip van, als ze in deze periodes vallen, het jaarlijks verlof, verlof wegens omstandigheden en persoonlijke redenen, zwangerschapsverlof en het opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij zoals voorzien in artikel 137;3° de effectieve diensten verworven in een ambt met onvolledige prestaties die minstens de helft omvatten van het aantal uren dat vereist is voor het ambt met volledige prestaties, komen in aanmerking op dezelfde wijze als de diensten verworven in een ambt met volledige prestaties. Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige prestaties dat dit aantal uren niet omvat, wordt verminderd met de helft; 4° het aantal dagen verworven in twee of meerdere ambten, met volledige of onvolledige prestaties, gelijktijdig uitgeoefend, kan nooit het aantal dagen overschrijden, verworven in een ambt met volledige prestaties uitgeoefend in dezelfde periode. § 5. Als een kandidaat van de eerste groep een tijdelijke aanstelling weigert voor een ambt waarvoor hij solliciteert, ook al wordt er bij deze aanstelling rekening gehouden met zijn uitgedrukte voorkeur voor een of meerdere zones, wordt het aantal kandidaturen dat hij heeft ingediend verminderd met één eenheid voor de betrokken zone.

Deze bepaling is echter niet van toepassing op personen die hun militaire dienst vervullen, diensten vervullen bij de civiele bescherming of taken uitvoeren van openbaar nut in toepassing van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden of voor personen die in ziekte- of zwangerschapsverlof zijn.

Ze is eveneens niet van toepassing op personen die andere professionele activiteiten hebben en die zijn aangesteld voor een ambt in een onderwijsinrichting voor een duur die waarschijnlijk de duur van de wettelijke opzegtermijn niet overschrijdt die de kandidaat in acht moet nemen om zijn activiteiten te beëindigen. § 6. Elke tijdelijk benoemde die werd afgedankt conform artikelen 33 en 34 verliest, voor het ambt dat hij uitoefende op het moment van de afdanking, het voordeel van de ingediende kandidaturen alsmede het aantal gepresteerde dagen vóór zijn afdanking. § 7. Het klassement bedoeld in § 2 wordt opgesteld op 1 april van het beschouwde school- of academiejaar op basis van het aantal gepresteerde dagen op 1 maart. § 8. Na de afsluiting van het procesverbaal van het klassement van de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling, ontvangt elke kandidaat van de eerste groep een kopie van het klassement.

Art. 31.§ 1. De leden van het administratief personeel worden tijdelijk aangesteld door de Regering. § 2. Een tijdelijke aanstelling voor een vacante betrekking eindigt op het moment dat het lid van het administratief personeel dat vast benoemd is of is toegelaten tot de stage zijn functies opneemt in deze betrekking.

Een tijdelijke aanstelling in een betrekking waarvan de titularis tijdelijk afwezig is, eindigt wanneer deze titularis opnieuw zijn functies opneemt.

Elke tijdelijke aanstelling voor een wervingsambt gebeurt voor een onbepaalde duur. Ze eindigt op de vervaldatum die werd aangegeven in de aanstellingsakte en, ten laatste, op de vooravond van het school- of academiejaar dat volgt op de aanstellingsdatum. § 3. Vóór elke tijdelijke aanstelling kent de Regering een ambt toe, naargelang het geval : - per reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst en terugroeping in actieve dienst voor een onbepaalde duur van een lid van het administratief personeel dat beschikbaar is wegens ontstentenis van betrekking, conform artikel 160; - per bijkomende opdracht of bijkomende bevoegdheden voor een lid van het administratief personeel met gedeeltelijk opdrachtverlies, conform artikel 157; - per bijkomende prestaties van een vastbenoemd lid van het administratief personeel in een functie met onvolledige prestaties die er de aanvraag voor indiende conform artikel 58.

Art. 32.§ 1. Na een periode van dienstactiviteit van zes maanden van minstens één lid van het tijdelijk administratief personeel, stelt de directeur van de inrichting een gemotiveerd verslag op over de manier waarop het lid van het administratief personeel zijn taak heeft volbracht. Het model van dit verslag wordt opgesteld door de Regering.

Dit verslag wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het lid van het tijdelijk administratief personeel waarover het gaat en wordt toegevoegd aan zijn persoonlijk dossier. Als het lid van het administratief personeel vindt dat de inhoud van het verslag niet gegrond is, dan maakt hij hiervan melding in zijn visum en, binnen de tien werkdagen die volgen op de ontvangst van het verslag, heeft hij het recht om, langs hiërarchische weg, een bezwaarschrift in te dienen bij de Raad van beroep.

De procedure wordt voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel weigert om het verslag te viseren.

De Raad van beroep geeft haar advies aan de Regering binnen een termijn van twee maanden ingaande op de datum van ontvangst van het bezwaarschrift.

De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier waarvoor hij niet meer aanhangig is. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van § 1, wordt ervan uitgegaan dat elke tijdelijk aangestelde zijn taak op een afdoende manier heeft uitgevoerd, zolang er geen ongunstig verslag wordt opgesteld over hem door de directeur.

Art. 33.§ 1. Met inachtneming van een opzegperiode van vijftien werkdagen, die ingaat op de dag van de verwittiging, kan een lid van het tijdelijk aangesteld administratief personeel worden afgedankt op gemotiveerd voorstel van de directeur.

Voorafgaand aan elk voorstel voor afdanking, moet het lid van het administratief personeel worden uitgenodigd om gehoord te worden. De convocatie voor de hoorzitting, alsmede de motieven waardoor de directeur overweegt de afdanking van het lid van het administratief personeel voor te stellen, moeten hem worden meegedeeld minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting, ofwel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ofwel door het persoonlijk overhandigen van een brief met ontvangstbewijs. Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel dat volgens de regels werd geconvoceerd zich niet aanmeldt voor de hoorzitting of er niet wordt vertegenwoordigd. § 2. Dit voorstel wordt voorgelegd aan de tijdelijk aangestelde op het moment waarop het wordt geformuleerd.

Het lid van het tijdelijk administratief personeel ontvangt een kopie van dit voorstel.

De tijdelijk aangestelde viseert en dateert het voorstel. Hij geeft het dezelfde dag nog terug. Als hij vindt dat dit voorstel niet gegrond is, dan maakt hij hiervan melding in zijn visum, dateert het en geeft het terug binnen dezelfde termijn.

De procedure wordt voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel weigert om het voorstel te viseren.

De directeur geeft het voorstel tot afdanking onmiddellijk door aan de Regering, die binnen de tien dagen ofwel het voorstel verwerpt, ofwel de tijdelijk aangestelde zijn opzeg geeft. § 3. De tijdelijk aangestelde die zijn opzeg kreeg, kan binnen de tien werkdagen vanaf de melding van de opzeg, aan de hand van een ter post aangetekend schrijven een bezwaarschrift indienen bij de Regering, die dit zo snel mogelijk doorgeeft aan de bevoegde Raad van beroep. Deze laatste geeft zijn advies aan de Regering binnen een maximumtermijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de klacht. De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier waarvoor hij niet meer aanhangig is.

Art. 34.§ 1. Elk lid van het tijdelijk administratief personeel kan worden afgedankt zonder opzegtermijn voor een zware fout.

Wordt beschouwd als een zware fout : elk gebrek dat onmiddellijk en definitief elke samenwerking onmogelijk maakt tussen het lid van het administratief personeel en de directeur van de onderwijsinrichting waar hij tewerk is gesteld, of als het geval zich voordoet, tussen het lid van het administratief personeel en de hogeschool of hogere kunstschool. § 2.Vanaf het moment dat hij elementen kent die een zware fout kunnen vormen, convoceert de directeur, aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, het lid van het administratief personeel voor een hoorzitting, die plaats moet vinden ten vroegste vijf werkdagen en ten laatste tien werkdagen na het versturen van de convocatie. De procedure wordt voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel zich niet aanmeldt voor de hoorzitting of er niet wordt vertegenwoordigd.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. § 3. Als na de hoorzitting bedoeld in § 2, of in de afwezigheid van het lid van het administratief personeel of van zijn vertegenwoordiger tijdens de hoorzitting, de directeur vindt dat er voldoende elementen zijn die een zware fout rechtvaardigen, geeft hij onmiddellijk zijn voorstel tot afdanking door aan de Regering die haar beslissing neemt binnen de drie werkdagen vanaf het versturen van het voorstel.

De afdanking wordt vergezeld van het bewijs van de echtheid van de verweten feiten. Het wordt meegedeeld aan het lid van het administratief personeel, ofwel bij deurwaardersexploot, ofwel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft op de derde werkdag na datum van verzending.

Art. 35.Een lid van het administratief personeel dat tijdelijk is aangesteld, kan uit eigen beweging zijn functies stopzetten, met inachtneming van een opzegtermijn van acht werkdagen, vanaf de dag van de verwittiging.

Art. 36.§ 1. In geval van vermindering van de beschikbare prestaties beschikbaar binnen een beschouwd ambt in een inrichting, wordt er, volledig of gedeeltelijk, een einde gesteld aan de prestaties van een lid van het administratief personeel in de volgende volgorde : 1° niet-geklasseerde tijdelijk aangestelden;2° tijdelijk aangestelden geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2, 2°;3° de tijdelijk aangestelden geklasseerd in de eerste groep bedoeld in artikel 30, § 2, 1° in de omgekeerde volgorde van het klassement;4° de vastbenoemde leden van het administratief personeel, voor de prestaties die hen zijn toevertrouwd als bijkomende opdracht;5° de leden van het administratief personeel die voorlopig werden teruggeroepen in actieve dienst voor een ander ambt dan hetgeen waarvoor ze vast benoemd zijn;6° de leden van het administratief personeel teruggeroepen voor actieve dienst voor een onbepaalde duur voor een ander ambt dan hetgeen waarvoor ze vast benoemd zijn;7° de leden van het administratief personeel die genieten van een voorlopige verandering van aanstelling;8° de stagiairs, in de omgekeerde volgorde van het klassement;9° de vastbenoemde leden van het administratief personeel voor de prestaties die hen als bijkomende opdracht werden toevertrouwd;10° de leden van het administratief personeel die voorlopig werden teruggeroepen in actieve dienst voor een ambt waarvoor ze vast werden benoemd;11° de leden van het administratief personeel die werden teruggeroepen in actieve dienst voor een onbepaalde duur voor een ambt waarvoor ze vast werden benoemd;12° de vastbenoemde leden van het administratief personeel in het ambt dat ze uitoefenen en als aanvullend geaffecteerd in de inrichting;13° de vastbenoemde leden van het administratief personeel in het ambt dat ze uitoefenen en geaffecteerd en/of hun hoofdopdracht hebben in de inrichting. Een vastbenoemd personeelslid met gedeeltelijk opdrachtverlies kan bijkomende opdrachten krijgen van het ambt van een ander vastbenoemd personeelslid, dat tijdelijk niet in dienst is en wordt vervangen door een lid van het personeel bedoeld in alinea 1, 1° tot 7° en 9°.

Een vastbenoemd personeelslid kan voorlopig worden teruggeroepen in actieve dienst binnen de inrichting waar hij zijn ambt verloor, in het ambt van een ander vastbenoemd personeelslid dat tijdelijk niet in dienst is en wordt vervangen door een lid van het personeel bedoeld in alinea 1, 1° tot 8° en 10°, op voorwaarde dat de duur van de voorlopige terugroeping in actieve dienst minstens vijftien weken bedraagt. § 2. Binnen een zone wordt er, volledig of gedeeltelijk, een einde gesteld aan de prestaties van een tijdelijk lid van het administratief personeel, om wat volgt toe te laten : 1° het voorlopig terugroepen in actieve dienst van een vastbenoemd lid van het administratief personeel ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking in dezelfde zone of in een andere zone;2° het toekennen van een bijkomende opdracht aan een vastbenoemd lid van het administratief personeel van dezelfde zone;3° de toekenning van bijkomende prestaties aan een vastbenoemd lid van het administratief personeel van dezelfde zone, binnen een ambt met onvolledige prestaties, dat er de aanvraag voor doet in de loop van de maand februari. Voor de toepassing van deze paragraaf, wordt er eerst en vooral, binnen de zone waar de voorlopige terugroeping in actieve dienst, de bijkomende opdracht of de bijkomende prestaties worden uitgevoerd, een einde gesteld aan de prestaties van de niet-geklasseerde tijdelijk aangestelden, van de tijdelijk aangestelden geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2, 2°, en ten slotte, in de omgekeerde volgorde van het klassement, van de tijdelijk aangestelden geklasseerd in de eerste groep bedoeld in artikel 30, § 2, 1°.

Als echter het ambt dat totaal of gedeeltelijk vrijkomt door de laagst geklasseerde tijdelijk aangestelde, voor de leden van het administratief personeel die ervan genieten, een verplaatsing met zich meebrengt van meer dan vier uur per dag met het openbaar vervoer, dan mogen deze de voorlopige terugroeping in activiteit of de bijkomende opdracht weigeren. In dit geval wordt er een gedeeltelijk of volledig einde gesteld aan de prestaties ten eerste van een andere niet-geklasseerde tijdelijk aangestelde, dan van een andere tijdelijk aangestelde uit de tweede groep en, bij gebrek hieraan, van een tijdelijk aangestelde van de eerste groep die rechtstreeks het best is geklasseerd. Afdeling 3. - Toelating tot stages en de stagiairs

Art. 37.De toelating tot een stage voor een wervingsambt kan enkel plaatsvinden in geval er een vacante betrekking is voor het te begeven ambt.

Een vacante betrekking voor een wervingsambt kan enkel worden toegekend voor toelating tot de stage als het niet werd toegekend als reaffectatie of voorlopige terugroeping in actieve dienst volgens de bepalingen die terzake van toepassing zijn, en als het niet werd toegekend door verandering van affectatie of bijkomende opdracht voor vastbenoemde leden van het administratief personeel.

Elk jaar in de loop van de maand april, doet de Regering een oproep tot de kandidaten voor de toelating tot de stage binnen de betrekkingen die vacant bleven na de reaffectaties, de voorlopige terugroepingen in actieve dienst, de bijkomende opdrachten en de veranderingen van affectatie van dat jaar, via een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Deze bekendmaking vermeldt de betrekkingen die kunnen worden toegekend voor de toelating tot stages en de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen, alsmede de vorm waarin en de termijn binnen welke de kandidaturen moeten worden ingediend.

De vacante betrekkingen worden, vóór elke andere tijdelijke aanstelling, toegekend aan de stagiairs bedoeld in alinea 3.

Art. 38.De Regering bepaalt het aantal betrekkingen per ambt die het voorwerp kunnen zijn van een toekenning tot de stage, na het advies te hebben ingewonnen van de zonale aanstellingscommissies en de interzonale aanstellingscommissie.

Art. 39.Iemand die niet voldoet aan de volgende voorwaarden kan niet worden toegelaten tot de stage : 1° Belg zijn of afkomstig zijn van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behalve een afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° zijn burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;5° drager zijn van de vereiste kwalificaties voor het toegekende ambt, zoals voorzien in artikel 18;6° voldoen aan de wettelijke bepalingen en reglementen in verband met het taalstelsel;7° laureaat zijn van de aanwervingsproef in verband met het te begeven ambt voorzien in artikelen 40 tot 46;8° zijn kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn die in de oproep tot de kandidaten werden vastgelegd;9° niet het voorwerp uitmaken van een schorsing bij tuchtmaatregel, een op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel of van een herroeping voor een ambt als lid van het administratief personeel;10° in de loop van het schooljaar of academiejaar vóór het jaar waarin de oproep tot stage wordt gelanceerd niet het voorwerp zijn geweest van een ongunstig verslag zoals bedoeld in artikel 32 dat gaat over een ononderbroken periode van aanstelling van minstens zes maanden.De afwezigheid van het verslag is in het voordeel van de beambte; 11° niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een afdanking voor een zware fout voorzien in artikelen 34 en 55. Voor de toepassing van 7° moet de kandidaat voor de aanwervingsproef, op datum van de bekendmaking bedoeld in artikel 41, minstens tweehonderd veertig dagen dienst hebben gedaan in het te begeven ambt.

Het lid van het administratief personeel dat in zwangerschapsverlof, ziekteverlof of arbeidsonbekwaam is wegens een arbeidsongeval, wordt toegelaten tot de stage.

Art. 40.De aanwervingsproef wordt, voor elk ambt van een lid van het administratief personeel, door de Regering georganiseerd, die tevens de modaliteiten ervan bepaalt.

Art. 41.De organisatie van de aanwervingsproef en de modaliteiten ervan worden aan het publiek bekend gemaakt middels een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

De bekendmaking geeft de datum of data van de proef aan, de plaats(en) waar de proef plaatsvindt, het programma van de proef, de voorwaarden voor deelname, het salaris van de te begeven ambten, alsmede de modaliteiten voor het geldig indienen van kandidaturen.

Art. 42.§ 1. Voor elke aanwervingsproef wordt een examencommissie samengesteld, bestaande uit een voorzitter en drie leden aangeduid door de Regering.

De voorzitter wordt gekozen uit de beambten van de Regering die houder zijn van een graad van minstens rang 12. De Regering duidt volgens dezelfde modaliteiten een plaatsvervangend voorzitter aan.

De drie leden worden voor hun kwalificaties, gezien de georganiseerde aanwervingsproeven, als volgt door de Regering gekozen : 1° een lid van de beambten van de Regering met minstens niveau 1;2° een lid van de opdrachthouders belast met de coördinatie van de zone;3° een lid van de directeurs van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap. Voor elk eerstgeplaatst lid worden er twee plaatsvervangende leden aangeduid, volgens dezelfde modaliteiten en criteria als voor het eerstgeplaatste lid dat zij vervangen.

De Regering duidt een secretaris voor de examencommissie aan uit de beambten van de Regering met minstens niveau 2. Zij duidt volgens dezelfde modaliteiten een plaatsvervangend secretaris aan.

De secretarissen en plaatsvervangende secretarissen van de examencommissie verzorgen het secretariaat. Ze zijn niet stemgerechtigd. § 2. De examencommissie zetelt geldig als minstens tweederde van de leden aanwezig zijn.

De beslissingen worden bij geheime stemming en bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen. In geval van gelijkheid van stemmen, wordt de stemming als gunstig voor de kandidaat beschouwd.

Een lid van de examencommissie mag niet vergaderen als de kandidaat zijn echtgenoot, zijn samenwonende, zijn bloed- of aanverwante is, of die van zijn echtgenoot of samenwonende, in een lagere graad dan de vijfde, of als de kandidaat lid is van het administratief personeel van de onderwijsinrichting waar een van de leden van de examencommissie zijn ambt beoefent als directeur.

In dit geval vergadert het vervangende lid. § 3. Elke representatieve vakvereniging die leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigt, kan worden vertegenwoordigd door een afgevaardigde tijdens de aanwervingsproeven.

De aangeduide afgevaardigde heeft geen consultatieve stem en is niet stemgerechtigd.

Art. 43.§ 1. De aanwervingsproef omvat : 1° een eerste deel over de stof vastgelegd door de Regering, volgens het niveau van het te begeven ambt;2° een tweede deel dat een evaluatie moet geven van de basisvaardigheden vereist voor het ambt en, volgens het te begeven ambt, over de analyse van een voorgelegde situatie. De Regering bepaalt, op voorstel van de examencommissie, de stof voor de delen bedoeld in 1° en 2° en de precieze inhoud van deze laatste. § 2. Elk deel wordt bekroond met een getuigschrift uitgereikt door de examencommissie bedoeld in artikel 42.

Zonder afbreuk te doen aan alinea 3 kan het lid van het administratief personeel het tweede deel van de aanwervingsproef niet afleggen vóór hij het getuigschrift heeft behaald voor het eerste deel.

De kandidaat kan een getuigschrift doen gelden van een aanwervingsproef georganiseerd door het selectiebureau van de federale overheid, en het toegang verlenen tot een administratieve ambt wordt beschouwd als het behaald hebben van een getuigschrift voor het eerste deel van de aanwervingsproef.

Niemand kan laureaat worden verklaard voor de aanwervingsproef betreffende het te begeven ambt, voordat hij een getuigschrift heeft ontvangen betreffende het tweede deel van deze proef.

Art. 44.De gedetailleerde resultaten die werden behaald voor de aanwervingsproeven komen voor in het beoordelingsdossier van de leden van het administratief personeel, wanneer ze vast benoemd worden.

Art. 45.§ 1. Voor elk te begeven wervingsambt voor de toelating tot de stage, worden de kandidaten die regelmatig hun kandidatuur hebben gesteld en die voldoen aan de vereiste voorwaarden geklasseerd volgens de resultaten die ze behaalden voor de aanwervingsproef.

In de hypothese bedoeld in artikel 43, § 2, alinea 3, wordt er rekening gehouden met de resultaten behaald door de kandidaat voor de aanwervingsproef georganiseerd door het selectiebureau van de federale overheid, om het klassement bedoeld in alinea 1 op te stellen. § 2. Na de afsluiting van het procesverbaal van het klassement van de kandidaten, ontvangt elke kandidaat een kopie van het klassement. § 3. De kandidaten worden tot de stage toegelaten volgens de volgorde van hun klassement voor de aanwervingsproef, waarbij wordt begonnen bij de oudste proef.

Ze kunnen hun voorkeur uitdrukken voor een of meerdere inrichtingen waar ze graag willen worden toegelaten voor de stage. § 4. Bij gelijkheid van behaalde punten voor een aanwervingsproef georganiseerd op dezelfde datum, gaat de voorrang naar de kandidaat met de meeste kandidaturen.

In geval van een gelijkheid van het aantal kandidaturen, wordt de voorrang gegeven aan het lid van het administratief personeel dat, op de uiterste datum vastgelegd voor de indiening van de kandidaturen, de hoogste ambtsanciënniteit heeft in de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap.

In geval van gelijkheid van ambtsanciënniteit, gaat de voorrang naar het lid van het administratief personeel dat op voormelde datum de hoogste dienstanciënniteit heeft in de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap.

In geval van gelijkheid van ambts- en dienstanciënniteit, gaat de voorrang naar het oudste lid van het administratief personeel.

Art. 46.§ 1. Voor de berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 45 : 1° komen enkel in aanmerking de dagen van effectieve dienst binnen een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap in het ambt waarvoor een betrekking kan worden toegekend;2° het aantal dagen, gepresteerd binnen een ambt met volledige prestaties, bestaat uit alle dagen geteld vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken periodes van dienstactiviteit, met inbegrip van, als ze in deze periodes vallen, het jaarlijks verlof, verlof wegens omstandigheden en persoonlijke redenen, zwangerschapsverlof en het opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij zoals voorzien in artikel 138;3° voor de ambten met onvolledige prestaties, wordt het aantal dagen berekend volgens de bepalingen van artikel 30, § 4, 3;4° het aantal dagen verworven in twee of meerdere ambten, met volledige of onvolledige prestaties, gelijktijdig uitgeoefend, kan nooit het aantal dagen overschrijden verworven in een ambt met volledige prestaties uitgeoefend in dezelfde periode. § 2. Voor de berekening van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 45 : 1° komen enkel in aanmerking de dagen van effectieve dienst binnen een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap in het ambt als lid van het administratief personeel;2° de bepalingen van § 1, 2° tot 4° zijn van toepassing.

Art. 47.De kandidaten die een betrekking weigeren binnen één van de ambten die ze kozen, worden gedegradeerd, voor elke nieuwe toelating tot de stage voor hetzelfde ambt, naar het einde van het klassement van de proeven waaraan ze deelnamen.

Art. 48.De leden van het administratief personeel worden door de Regering toegelaten tot de stage op de 1ste dag van het school- of academiejaar die volgt op de oproep tot de kandidaten.

Het besluit houdende de toelating tot de stage wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en vermeldt de datum van de afgelegde aanwervingsproef.

De leden van het administratief personeel toegelaten tot de stage worden benoemd voor een ambt dat vacant bleef of werd na toepassing van artikel 37.

Art. 49.§ 1. De duur van de stage bedraagt zes maanden.

De stage kan evenwel worden verlengd met maximum twee maanden, mits een gemotiveerd voorstel van de directeur van de onderwijsinrichting waar het lid van het administratief personeel tewerk is gesteld. § 2. Voor de berekening van de duur van de afgelegde stage, wordt rekening gehouden met alle periodes waarin de stagiair in actieve dienst was.

Art. 50.Aan het einde van de stage stelt de directeur een gemotiveerd verslag op over de manier waarop de stagiair zijn taak heeft volbracht. Het model van dit verslag wordt opgesteld door de Regering.

Dit verslag eindigt met een gemotiveerd voorstel voor de vaste benoeming van de stagiair, met een gemotiveerd voorstel voor de verlening van de stage of met een gemotiveerd voorstel tot afdanking.

Het dubbel van dit verslag wordt overhandigd aan de betrokken stagiair.

Deze laatste viseert en dateert het originele verslag binnen de twee werkdagen die volgen op de dag waarop hij het ontving.

Als hij vindt dat het verslag niet gegrond is, maakt hij daarvan melding in zijn visum.

Het verslag wordt toegevoegd aan het persoonlijk dossier van de stagiair.

Art. 51.Zelfs bij gebrek aan een voorstel tot benoeming, wordt de stagiair die de duur van de stage heeft volbracht, vast benoemd binnen het ambt waarvoor hij zich kandidaat stelde en dit vanaf het einde van de stage, tenzij zijn afdanking of de verlenging van zijn stage werden voorgesteld conform artikelen 50, 52 en 55.

De stagiair die de duur van de stage heeft volbracht, wordt eveneens vast benoemd binnen het ambt waarvoor hij zich kandidaat stelde en dit vanaf het einde van de stage, wanneer, na beroep van de stagiair, de Regering het voorstel tot afdanking of verlenging van de stage niet heeft bevestigd.

De stagiair in zwangerschapsverlof, ziekteverlof of die arbeidsonbekwaam is wegens een arbeidsongeval, wordt vast benoemd.

Het lid van het administratief personeel bedoeld in dit artikel wordt vast benoemd ten belope van het aantal uren van het ambt waartoe hij werd toegelaten voor de stage, die definitief vacant zijn op datum van de vaste benoeming.

Art. 52.§ 1. Met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, kan de stagiair in de loop van de stage of na de stage worden afgedankt op gemotiveerd voorstel van de directeur.

Voorafgaand aan elk voorstel voor afdanking, moet het lid van het administratief personeel uitgenodigd zijn om gehoord te worden. De convocatie voor de hoorzitting, alsmede de motieven waardoor de directeur overweegt de afdanking van het lid van het administratief personeel voor te stellen, moeten hem worden meegedeeld minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting, ofwel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ofwel door het persoonlijk overhandigen van een brief met ontvangstbewijs. Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel dat volgens de regels werd geconvoceerd zich niet aanmeldt voor de hoorzitting of er niet wordt vertegenwoordigd. § 2. Het voorstel voor afdanking wordt voorgelegd aan de stagiair op het moment waarop het wordt geformuleerd.

De stagiair viseert het voorstel, dateert het en geeft het terug binnen de tien werkdagen die volgen op de dag waarop hij het ontving.

Als hij vindt dat dit voorstel niet gegrond is, dan maakt hij daarvan melding in zijn visum, dateert het en geeft het terug binnen dezelfde termijn.

De procedure wordt voortgezet wanneer de stagiair weigert om het voorstel te viseren.

Art. 53.§ 1. De stagiair ten laste van wie een gemotiveerd voorstel tot afdanking of verlening van de stage werd geformuleerd, kan binnen de tien werkdagen vanaf de melding van het voorstel, langs hiërarchische weg een bezwaarschrift indienen bij de Regering.

De regering geeft het bezwaarschrift onmiddellijk na ontvangst door aan de Raad van beroep. Deze laatste geeft zijn advies aan de Regering binnen een maximumtermijn van een maand ingaande op de datum van ontvangst van het bezwaarschrift.

De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van een maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier waarvoor hij niet meer aanhangig is. § 2. Wanneer, aan het einde van zijn stage, de stagiair beroep indiende tegen het voorstel tot afdanking of de verlening van de stage, blijft de betrekking waarvoor hij zijn kandidatuur indiende vacant tot de Regering een uitspraak heeft gedaan.

Art. 54.In geval van ontslag worden de dienstdagen gepresteerd tijdens de stage gelijkgesteld aan dienstdagen gepresteerd als lid van het tijdelijk administratief personeel.

Art. 55.§ 1. Elke stagiair kan worden afgedankt zonder opzegtermijn voor een zware fout.

Wordt beschouwd als een zware fout : elk gebrek dat onmiddellijk en definitief elke samenwerking onmogelijk maakt tussen het lid van het administratief personeel en de directeur van de onderwijsinrichting waar hij tewerk is gesteld, of als het geval zich voordoet, tussen het lid van het administratief personeel en de hogeschool of hogere kunstschool. § 2. Vanaf het moment dat hij elementen kent die een zware fout kunnen vormen, convoceert de directeur, aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, het lid van het administratief personeel voor een hoorzitting, die plaats moet vinden ten vroegste vijf werkdagen en ten laatste tien werkdagen na het versturen van de convocatie. De procedure wordt voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel zich niet aanmeldt voor de hoorzitting of er niet wordt vertegenwoordigd.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. § 3. Als na de hoorzitting of in de afwezigheid van het lid van het administratief personeel of van zijn vertegenwoordiger tijdens de hoorzitting, de directeur vindt dat er voldoende elementen zijn die een zware fout rechtvaardigen, geeft hij onmiddellijk zijn voorstel tot afdanking door aan de Regering die haar beslissing neemt binnen de drie werkdagen vanaf het versturen van het voorstel.

De afdanking wordt vergezeld van het bewijs van de echtheid van de verweten feiten. Het wordt meegedeeld aan het lid van het administratief personeel, ofwel bij deurwaardersexploot, ofwel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, dat uitwerking heeft op de derde werkdag na datum van verzending.

Art. 56.Een stagiair kan uit eigen beweging zijn functies stopzetten, met inachtneming van een opzegtermijn van vijftien werkdagen, vanaf de dag van de verwittiging. Afdeling 4. - Vaste benoeming van leden van het administratief

personeel

Art. 57.De leden van het administratief personeel worden vast benoemd door de Regering.

Het benoemingsbesluit wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Art. 58.Op zijn verzoek kan een lid van het administratief personeel vast benoemd voor een ambt met onvolledige prestaties, bijkomende prestaties verkrijgen in de inrichting waar hij is tewerkgesteld en/of in een of meerdere andere inrichtingen, zolang deze bijkomende prestaties niet nodig zijn om de taak van het lid van het administratief personeel aan te vullen, zoals bedoeld in 36, § 1, alinea 1, 5° tot 13°.

Op eigen verzoek, behoudt het lid van het administratief personeel die bijkomende prestaties verkreeg deze prestaties, zolang de voorwaarden bedoeld in de vorige alinea vervuld zijn.

De aanvragen bedoeld in alinea's 1 en 2 moeten bij het ministerie van de Franse Gemeenschap worden ingediend in de loop van de maand februari. De toekenning van bijkomende prestaties gaat van kracht ten vroegste op de 1ste dag van het volgend school- of academiejaar.

Onder bijkomende prestaties moet men in de betekenis van deze paragraaf een toekenning verstaan van onbepaalde duur, met als uiterste limiet de laatste dag van het school- of academiejaar, aan een lid van het administratief personeel vast benoemd in een ambt met onvolledige prestaties : 1° in de inrichting waar hij is tewerkgesteld, van tijdelijk vacante uren van het ambt waarin hij vast benoemd is;2° in een of meerdere andere inrichtingen, van tijdelijk of definitief vacante uren van het ambt waarin hij vast benoemd is.

Art. 59.Op eigen verzoek kan een lid van het administratief personeel vast benoemd in een ambt met onvolledige prestaties, door de Regering, op advies van de betrokken zonale aanstellingscommissie en de interzonale aanstellingscommissie, een uitbreiding toegekend krijgen van zijn vaste benoeming voor een of meerdere definitief vacante betrekkingen in een of meerdere andere inrichtingen, in zoverre deze betrekking(en) : 1° valt (vallen) onder het ambt waarin het lid van het administratief personeel vast benoemd is;2° definitief vacant is (zijn) op de datum van de beslissing van de Regering, nadat de betrokken zonale aanstellingscommissie alsmede de interzonale aanstellingscommissie zijn overgegaan tot de statutaire handelingen respectievelijk vermeld in artikelen 20, § 2, 1° tot 3° en 21, § 1, 1° tot 5°;3° niet is (zijn) ingenomen door een lid van het administratief personeel met een bijkomende opdracht, door een lid van het administratief personeel voorlopig teruggeroepen in actieve dienst in een ander ambt dan datgene waarvoor hij vast benoemd is en waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit, door een lid van het administratief personeel teruggeroepen in actieve dienst voor onbepaalde duur in een ander ambt dan datgene waarvoor hij vast benoemd is, of door een lid van het administratief personeel toegelaten tot de stage. Het lid van het administratief personeel vast benoemd in een ambt met onvolledige prestaties dat een uitbreiding van zijn vaste benoeming wil verkrijgen in een of meerdere andere inrichtingen, dient, aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, een aanvraag in bij de Regering in de loop van de maand januari. Hij richt een kopie van deze aanvraag aan de voorzitter(s) van de zonale aanstellingscommissie(s) waar zich deze inrichting(en) bevindt (bevinden), alsmede aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie. De aanvraag preciseert de inrichting(en) waar het personeelslid een uitbreiding van zijn benoeming wenst te verkrijgen.

Het uitbreiden van de vaste benoeming verkregen conform de bepalingen in de vorige alinea is, op de 1e dag van het volgende school- of academiejaar, beperkt tot het aantal uren dat definitief vacant is en dat op deze datum kan worden toegekend aan het lid van het administratief personeel, op voorwaarde dat : 1° het lid van het administratief personeel op deze datum niet kan genieten van een ambt met volledige prestaties, ofwel in de inrichting waar hij in hoofdzaak is aangesteld en waar hij vanaf dan zal zijn aangesteld, of hij nu wel dan niet vroeger een bijkomende aanstelling verkreeg in een of meerdere andere inrichtingen;ofwel in het geheel aan inrichtingen waar hij hoofdzakelijk en bijkomend is aangesteld, als hij reeds vroeger de uitbreiding van zijn vaste benoeming verkreeg en bijkomend is aangesteld in een of meerdere andere inrichtingen; 2° het lid van het administratief personeel niet ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, ofwel in de inrichting waar hij in hoofdzaak is aangesteld, zonder bijkomend te zijn aangesteld in een of meerdere andere inrichtingen;ofwel in het geheel aan inrichtingen waar hij hoofdzakelijk en bijkomend is aangesteld, als hij reeds vroeger de uitbreiding van zijn vaste benoeming verkreeg en bijkomend is aangesteld in een of meerdere andere inrichtingen; 3° als het lid van het administratief personeel in gedeeltelijk opdrachtverlies is geplaatst in de inrichting waar hij hoofdzakelijk is aangesteld, kan hem in eerste instantie een bijkomende opdracht worden toevertrouwd in definitief vacante periodes om het gedeeltelijk opdrachtverlies waarvan hij het voorwerp is volledig te compenseren; als hij in gedeeltelijk opdrachtverlies is geplaatst in een of meerdere inrichtingen waar hij bijkomend is aangesteld, kan hem in eerste instantie een bijkomende opdracht worden toevertrouwd in definitief vacante periodes in een andere inrichting dan degene waar hij hoofdzakelijk aangesteld is om het gedeeltelijk opdrachtverlies waarvan hij het voorwerp is volledig te compenseren.

Art. 60.Een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is in een ambt met volledige prestaties wordt in een enkele inrichting aangesteld.

Een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is in een ambt met onvolledige prestaties wordt hoofdzakelijk aangesteld in een enkele inrichting en wordt, als hij geniet van de uitbreiding van de vaste benoeming voorzien in artikel 59, bijkomend aangesteld in de inrichting(en) waar hij van deze uitbreiding geniet.

Geen enkel lid van het administratief personeel kan zijn bijkomende aanstelling in een of meerdere inrichtingen behouden, wanneer hem een ambt met volledige prestaties wordt aangeboden in de inrichting waar hij hoofdzakelijk is aangesteld.

Een lid van het administratief personeel kan, op eigen verzoek, afstand doen van zijn hoofdzakelijke aanstelling, wanneer hem een ambt met vaste benoeming met volledige prestaties kan worden toegekend in de inrichting(en) waar hij bijkomend aangesteld is.

Art. 61.Het lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een ambt met volledige prestaties kan dit ambt niet cumuleren met een ander ambt, met volledige of onvolledige prestaties, dat hij nog van een vroegere benoeming had.

Art. 62.§ 1. Elk lid van het administratief personeel dat vast benoemd is en houder is van een wervingsambt kan, op eigen verzoek, binnen dit ambt een verandering van aanstelling verkrijgen : 1° in een vacante betrekking van een andere inrichting van de zone;2° in een vacante betrekking binnen een andere zone. Deze verandering van aanstelling gaat van kracht op de volgende 1e juli. § 2. Het lid van het administratief personeel dat een verandering van aanstelling wenst te verkrijgen in een andere inrichting in dezelfde zone, dient in de loop van de maand januari, middels een ter post aangetekend schrijven, een aanvraag in bij de Regering, gemotiveerd met uitzonderlijke omstandigheden. Hij stuurt hiervan een kopie naar de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie binnen dezelfde termijn.

De Regering staat enkel een verandering van aanstelling toe mits het gunstige advies van voormelde commissie. § 3. Het lid van het administratief personeel dat een verandering van aanstelling wenst te verkrijgen in een andere zone, dient in de loop van de maand januari, middels een ter post aangetekend schrijven, een aanvraag in bij de Regering, gemotiveerd met uitzonderlijke omstandigheden. Hij stuurt hiervan een kopie naar de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie binnen dezelfde termijn.

De Regering staat enkel een verandering van aanstelling toe mits het gunstige advies van voormelde commissie. § 4. Een verandering van aanstelling kan provisorisch worden toegepast in een niet-vacante betrekking, als deze betrekking voor minstens één school- of academiejaar vrijkomt.

De verandering van aanstelling binnen een niet-vacante betrekking wordt toegepast volgens de bepalingen respectievelijk gedefinieerd in § 2 en in § 3. § 5. Het lid van het administratief personeel dat een verandering van aanstelling verkreeg op basis van § 4, wordt definitief aangesteld binnen de inrichting in een vacante betrekking van zijn ambt, de 1e dag van het school- of academiejaar dat volgt op de bekendmaking bedoeld in artikel 24, in zoverre de betrokken zonale aanstellingscommissie en de interzonale aanstellingscommissie vergaderd hebben tussen de datum van de voormelde bekendmaking en de 1e dag van het school- of academiejaar. § 6. De betrekking waarvan de houder een lid van het administratief personeel aangesteld conform § 4, is vacant als deze zijn betrekking niet opnieuw opneemt na twee opeenvolgende school- of academiejaren.

De vacature wordt meegedeeld conform artikel 24. § 7. Het voordeel van de bepalingen voorzien in dit artikel kan niet worden toegekend aan het lid van het administratief personeel dat vast benoemd is en bijkomend is aangesteld in een of meerdere inrichtingen voor de prestaties die hij vervult in deze inrichting(en). HOOFDSTUK IV. - Beoordeling

Art. 63.De beoordeling is verplicht voor elk lid van het administratief personeel dat vast benoemd is.

Ze heeft als doel het bepalen van de vaardigheden en de verdienste van het lid van het administratief personeel.

Art. 64.Het beoordelingsdossier, voor elk lid van het administratief personeel bijgehouden bij de Centrale Administratie van het Ministerie, bevat enkel : 1° de gedetailleerde resultaten behaald voor de aanwervingsproeven;2° de verslagen over de manier waarop het lid van het administratief personeel zijn taken als tijdelijk aangestelde heeft volbracht;3° het verslag over het einde van de stage bedoeld in artikel 50;4° de beoordelingsstaten vergezeld van de persoonlijke fiches;5° de staat van de tuchtstraffen en de staat van de beslissingen tot doorhaling van straffen.

Art. 65.Behalve de gedetailleerde resultaten behaald voor de aanwervingsproeven, de staat van de tuchtstraffen en de staat van de beslissingen tot doorhaling, wordt elk document geviseerd door het lid van het administratief personeel vóór het wordt toegevoegd aan het beoordelingsdossier.

Alle documenten worden genummerd en opgenomen in een inventaris.

Art. 66.Met zicht op de opstelling of de eventuele aanpassing van de beoordeling, wordt er een individuele fiche bijgehouden. Deze bevat een nauwkeurig en concreet feitenrelaas, gunstig of ongunstig, met betrekking op de uitoefening van het ambt of het privé-leven in relatie tot het ambt.

Art. 67.Elk feitenrelaas op de individuele fiche wordt doorgegeven aan het betrokken lid van het administratief personeel op het moment dat de directeur het op de fiche zet.

Nadat hij de individuele fiche heeft gelezen in de aanwezigheid van de directeur, viseert het lid van het administratief personeel ze en krijgt hij er een kopie van. De procedure voor de opstelling van de beoordeling wordt voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel weigert om de individuele fiche te viseren.

Als hij vindt dat dit verslag van de feiten niet gegrond is, dient het lid van het administratief personeel, binnen de tien werkdagen, een gemotiveerd bezwaarschrift in waarvan hij een ontvangstbewijs krijgt.

Dit bezwaarschrift wordt toegevoegd aan de individuele fiche.

Elk lid van het administratief personeel kan aan de directeur de inschrijving van een gunstig feit op zijn individuele fiche aanvragen.

Art. 68.De eigenlijke beoordeling wordt opgenomen in een rapport. Het draagt een van de volgende vermeldingen : 'Zeer goed', 'Goed', 'Onvoldoende'.

De beoordeling moet worden gemotiveerd op de beoordelingsstaat geviseerd door het betrokken lid van het administratief personeel.

In afwezigheid van een beoordelingsstaat, geniet elk lid van het administratief personeel van de vermelding 'Goed'.

Art. 69.Elke vermelding van beoordeling gaat over het school- of academiejaar aan het einde waarvan ze wordt toegekend of gehandhaafd.

Het beoordelingsrapport wordt opgesteld, als daar reden toe is, door de directeur tussen 15 en 31 mei van elk school- of academiejaar. De beoordeling wordt elk jaar verlengd, als geen enkel nieuw feit, gunstig of ongunstig, wordt toegevoegd aan de individuele fiche sinds de toekenning van de laatste beoordeling.

De toekenning van de vermelding 'onvoldoende' op de beoordeling leidt echter tot een nieuwe beoordeling voor het school- of academiejaar dat volgt op het jaar waarin het werd toegekend.

Op elk moment wordt een nieuwe beoordelingsstaat opgesteld voor elk lid van het administratief personeel dat hier een aanvraag voor doet als er, sinds de toekenning van de laatste beoordeling, feiten zijn gebeurd die deze beoordeling zouden kunnen veranderen.

Er wordt niet meer dan één beoordelingsstaat per jaar toegekend.

Art. 70.De beoordeling wordt uitgereikt door de directeur van de onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap waar het lid van het administratief personeel is aangesteld.

Art. 71.De directeur verzamelt, als het geval zich voordoet, de inlichtingen die als nodig worden geacht voor de opstelling van de beoordeling bij de directeur(en) van de inrichting(en) ingericht door de Franse Gemeenschap, waar het lid van het administratief personeel aangesteld was tijdens het school- of academiejaar in de loop waarvan hij de beoordeling opstelt.

Art. 72.De beoordelingsstaat wordt door de directeur voorgelegd aan het lid van het administratief personeel.

Een kopie van deze staat moet worden overhandigd aan het betrokken lid van het administratief personeel. Deze laatste viseert en dateert de originele staat binnen de twee werkdagen. De procedure wordt voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel weigert om deze staat te viseren of wanneer hij hem niet teruggeeft binnen de vastgelegde termijn nadat hij hem geviseerd heeft.

Als het lid van het administratief personeel vindt dat de toegekende vermelding op de beoordeling niet gegrond is, dan maakt hij daarvan melding in zijn visum en richt hij binnen de tien werkdagen een gemotiveerd bezwaarschrift aan de directeur. Dit bezwaarschrift wordt toegevoegd aan de beoordelingsstaat.

Binnen de vijftien werkdagen na de ontvangst van dit bezwaarschrift, betekent de directeur zijn definitieve beslissing aan het betrokken lid van het administratief personeel.

Deze viseert de beoordelingsstaat en heeft binnen de twintig werkdagen die volgen op de ontvangst van deze betekening, het recht om langs hiërarchische weg een bezwaarschrift in te dienen bij de Raad van beroep.

Deze geeft zijn advies aan de Regering binnen een termijn van drie maanden ingaande op de datum van ontvangst.

De Regering neemt haar beslissing en kent de beoordeling toe binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier waarvoor hij niet meer aanhangig is.

Art. 73.Geen enkele aanbeveling, van welke aard dan ook, kan voorkomen in het beoordelingsdossier.

Elk lid van het administratief personeel kan, op elk moment, kennis nemen van zijn beoordelingsdossier.

Art. 74.De beoordelingsstaat en de individuele fiche worden opgesteld volgens de modellen opgesteld door de Regering. HOOFDSTUK V. - Bevordering Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 75.De benoeming tot een bevorderingsambt kan enkel plaatsvinden in geval er een vacante betrekking voor dit ambt te begeven is.

Een vacante betrekking voor een bevorderingsambt kan enkel door bevordering worden toegekend, als ze niet werd toegekend door reaffectatie aan leden van het administratief personeel die vast benoemd zijn in het bevorderingsambt waaronder de te begeven betrekking valt die ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Een vacante betrekking van een bevorderingsambt kan enkel worden toegekend als bevordering als ze niet als verandering van aanstelling werd toegekend.

Art. 76.Minstens één keer per jaar worden de vacante betrekkingen voor de te begeven bevorderingsambten bekendgemaakt aan de leden van het administratief personeel via een oproep tot de kandidaten, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Deze mededeling preciseert de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen, alsmede de vorm waarin en de termijn binnen welke de kandidatuur moet worden ingediend.

Art. 77.§ 1. Elk lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor een bevorderingsambt kan, op eigen verzoek, een verandering van aanstelling verkrijgen in een andere vacante betrekking van zijn ambt.

Deze verandering van aanstelling gaat van kracht op de volgende 1e juli. § 2. Het lid van het administratief personeel dat een verandering van aanstelling wenst te verkrijgen in een andere inrichting in dezelfde zone of in een andere zone, dient in de loop van de maand januari, middels een ter post aangetekend schrijven, een aanvraag in bij de Regering, gemotiveerd met uitzonderlijke omstandigheden. Hij stuurt hiervan een kopie naar de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie binnen dezelfde termijn.

De Regering staat enkel een verandering van aanstelling toe mits het gunstige advies van voormelde commissie. § 3. Een verandering van aanstelling kan provisorisch worden toegepast in een niet-vacante betrekking, als deze betrekking voor minstens één school- of academiejaar vrijkomt.

De verandering van aanstelling binnen een niet-vacante betrekking wordt toegepast volgens de bepalingen gedefinieerd in § 2. § 4. Het lid van het administratief personeel dat een verandering van aanstelling verkreeg op basis van § 3, wordt definitief aangesteld binnen de betrekking die hij inneemt, de 1e dag van het school- of academiejaar dat volgt op de vacature van deze betrekking. § 5. De betrekking waarvan de houder een lid van het administratief personeel aangesteld conform § 3, is vacant als deze zijn betrekking niet opnieuw opneemt na twee opeenvolgende school- of academiejaren.

Art. 78.Er kan een einde worden gesteld aan elke tijdelijke aanstelling voor een bevorderingsambt, om een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is voor dit ambt en dat ter beschikking was gesteld wegens ontstentenis van betrekking, voorlopig terug te roepen in actieve dienst.

Art. 79.De leden van het administratief personeel worden voor een bevorderingsambt benoemd door de Regering.

Art. 80.Enkel leden van het administratief personeel die hun kandidatuur indienden in de vorm en termijn vastgelegd in de oproep tot de kandidaten, kunnen worden benoemd voor een bevorderingsambt.

Art. 81.Niemand kan worden benoemd voor een bevorderingsambt, als hij, op het moment van de benoeming, niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° een ambt met volledige prestaties uitoefenen in een of meerdere onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap;2° een dienstanciënniteit hebben van minstens tien jaar;3° een ambtsanciënniteit hebben van minstens zes jaar;4° geen tuchtstraf hebben gekregen in de loop van de voorbije vijf school- of academiejaren;5° minstens de vermelding 'goed' hebben behaald voor het laatste beoordelingsrapport;6° geklasseerd zijn op één van de drie eerste plaatsen op de lijst met kandidaten voorgesteld door de bevorderingscommissie bedoeld in artikel 83;7° in een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap houder zijn van, en vast benoemd zijn voor, een van de wervingsambten hernomen in het overzicht hierna, aangeduid met betrekking tot het te begeven bevorderingsambt. Bevorderingsambten : wervingsambten waarvan de leden van het administratief personeel houder moeten zijn met een vaste benoeming om toegang te hebben tot het ambt aangeduid in de eerste kolom.

Eerste hoofdstudiemeester : bode-kamerbewaarder, studiemeester.

Eerste hoofdklerk : klerk, klerk-typist, klerk-stenotypist.

Assistent-bibliothecaris : opsteller, correspondent-boekhouder, secretaris-boekhouder.

Directiesecretaris : opsteller, correspondent-boekhouder, secretaris-boekhouder.

Art. 82.§ 1. Voor de berekening van de dienstactiviteit bedoeld in artikel 81, 2° : 1° komen in aanmerking alle effectieve diensten die het lid van het administratief personeel presteerde binnen een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap, eender onder welke titel, in een ambt als lid van het administratief personeel;2° de duur van deze diensten, gepresteerd als tijdelijk lid van het administratief personeel, in een ambt met volledige of onvolledige prestaties, is gelijk aan het aantal dagen geteld vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken periodes van dienstactiviteit, met inbegrip van, als ze in deze periodes vallen, het jaarlijks verlof, verlof wegens omstandigheden en persoonlijke redenen, zwangerschapsverlof en het opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij zoals voorzien in artikel 137;3° de duur van de gepresteerde diensten als stagiair of vastbenoemd lid van het administratief personeel in een ambt met volledige prestaties, wordt geteld per kalendermaand, de diensten met een duur die korter is dan een maand worden niet meegeteld;4° de toegelaten diensten gepresteerd tijdens de maand in de loop waarvan het lid van het administratief personeel voor de eerste keer werd aangesteld in een andere hoedanigheid dan tijdelijk aangestelde, worden geacht te zijn gepresteerd in de hoedanigheid van tijdelijk aangestelde;5° dertig dagen vormen een maand;6° de effectieve diensten verworven in een ambt met onvolledige prestaties, dat minstens de helft omvat van de prestaties vereist voor een ambt met volledige prestaties, worden beschouwd als diensten verworven in een ambt met volledige prestaties. Het aantal dagen verworven in een ambt met onvolledige prestaties, dat minder dan de helft van de prestaties omvat vereist voor een ambt met volledige prestaties, wordt tot de helft herleid; 7° de duur van de diensten gepresteerd in twee of meerdere ambten met volledige of onvolledige prestaties, gelijktijdig uitgeoefend, kan nooit de duur van diensten gepresteerd in een ambt met volledige prestaties uitgeoefend in dezelfde periode, overschrijden;8° de duur van de toegelaten diensten die het lid van het administratief personeel presteerde, kan nooit twaalf maanden overschrijden voor een kalenderjaar. § 2. Voor de berekening van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 81, 3° : 1° komen in aanmerking alle effectieve diensten die het lid van het administratief personeel heeft gepresteerd in de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, in eender welke hoedanigheid, binnen de ambten die toegang geven tot het te begeven bevorderingsambt;2° de bepalingen van § 1, 2° tot 8° zijn van toepassing. Afdeling 2. - De bevorderingscommissie

Art. 83.Telkens er een lijst met kandidaten voor een bevorderingsambt moet worden voorgesteld, wordt er een bevorderingscommissie samengesteld.

Art. 84.§ 1. De bevorderingscommissie belast met de voorstelling van de kandidaten is als volgt samengesteld : 1° een voorzitter aangeduid door de Regering uit beambten van de Regering, houder van een graad van minstens rang 15;2° drie leden aangeduid door de Regering uit beambten van de Regering, houder van een graad van minstens rang 12;3° drie leden aangeduid door de Regering;4° drie leden aangeduid door de Regering op voorstel van de representatieve vakverenigingen die de leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen, waarbij elke vereniging beschikt over minstens één vertegenwoordiger. § 2. Voor elk lid van elke bevorderingscommissie wordt er een plaatsvervangend lid aangeduid, gekozen volgens dezelfde criteria als het eerstgeplaatste lid dat hij vervangt. De Regering duidt een plaatsvervangende voorzitter aan volgens dezelfde bepalingen.

Art. 85.Elk commissie wordt geholpen door een secretaris aangeduid door de Regering uit beambten van de Regering met minstens een niveau 2.

De Regering duidt, volgens dezelfde modaliteiten, een plaatsvervangend secretaris aan.

De secretaris en de plaatsvervangend secretaris zijn niet stemgerechtigd.

Art. 86.De samenstelling van de bevorderingscommissies wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Het mandaat van de leden van de commissie is gratis. Ze kunnen echter een vergoeding krijgen voor hun transport- en verblijfskosten, volgens de reglementaire bepalingen van toepassing.

Art. 87.Een lid van de commissie mag niet vergaderen als de kandidaat voor een bevorderingsambt zijn echtgenoot, zijn samenwonende, zijn bloed- of aanverwante is, of die van zijn echtgenoot of samenwonende, in een lagere graad dan de vijfde, of als de kandidaat lid is van het administratief personeel van de onderwijsinrichting waar het lid van de commissie zijn ambt beoefend.

In dit geval vergadert het vervangende lid.

De commissie zetelt geldig als minstens tweederde van de leden aanwezig is.

De beslissingen worden bij geheime stemming en bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen. In geval van gelijkheid van stemmen, wordt de stemming als gunstig beschouwd voor de kandidaten.

Art. 88.Voor het klassement van de kandidaten houdt de bevorderingscommissie rekening met hun dienstanciënniteit, hun ambtsanciënniteit, hun beoordelingsrapporten, hun getuigschriften van bekwaamheid en hun bijzondere verdiensten in verband met het beoefende en/of te begeven ambt.

Er wordt ook rekening gehouden met de tuchtstraffen die de kandidaat opliep, in zoverre ze niet geschrapt werden.

De kandidaten moeten zelf de rechtvaardigingsdocumenten voorzien die hun bijzondere verdiensten bewijzen. HOOFDSTUK VI. - Leden van het administratief personeel die slachtoffer zijn van geweldpleging Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 89.Voor de toepassing van dit hoofdstuk, moeten we onder geweldpleging' verstaan : elke fysieke en/of psychologische inbreuk gepleegd met een kwaadwillige intentie, elke agressie met een racistisch, religieus of seksistisch karakter tegen een lid van het administratief personeel, alsmede elke beschadiging van goederen van dit lid, gepleegd door een leerling, door een derde op aansporing of met de medeplichtigheid van deze leerling, of door een familielid van de leerling of elk ander persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienst van het lid van het administratief personeel of in direct verband hiermee, of elke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de inrichting in zoverre wordt aangetoond dat het slachtoffer van de geweldpleging in direct verband staat met de dienst.

We verstaan onder 'lid van het administratief personeel dat slachtoffer is van geweldpleging', een lid van het administratief personeel, in vast verband, toegelaten tot de stage of in tijdelijk verband, erkend als slachtoffer van een werkongeval dat resulteert uit een handeling gedefinieerd in alinea 1 door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk.

De artikelen 91 tot 95 worden enkel toegepast als het slachtoffer een klacht heeft ingediend bij het gerechtelijk gezag.

Wanneer de geweldpleging gebeurde buiten de inrichting, zal de aanvraag voor een prioritaire behandeling niet in beschouwing worden genomen, tenzij de dader van de geweldpleging kon worden geïdentificeerd.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op hogescholen en hogere kunstscholen ingericht door de Franse Gemeenschap, of op het Hoger Instituut voor Architectuur ingericht door de Franse Gemeenschap.

Art. 90.§ 1. Het lid van het administratief personeel dat slachtoffer is van een geweldpleging geniet van het dispositief gedefinieerd in afdeling 2 als hij niet-geklasseerd tijdelijk aangesteld is, in afdeling 3 als hij tijdelijk geklasseerd is in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2, 2°, in afdeling 4 als hij tijdelijk is geklasseerd in de 1e groep bedoeld in artikel 30, § 2, 1°, in afdeling 5 als hij is toegelaten tot de stage en in afdeling 6 als hij vast benoemd is. § 2. In het geval hij niet tijdelijk arbeidsongeschikt is verklaard door de Administratieve Gezondheidsdienst en uitgezonderd een voldoende gerechtvaardigd geval van overmacht, dient het lid van het administratief personeel bedoeld in § 1 zijn aanvraag in om te kunnen genieten van het dispositief gedefinieerd in afdelingen 2 tot 5 aan de hand van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs binnen een termijn van een maand vanaf het voorvallen van de feiten bij de algemene directie van het verplicht onderwijs of de algemene directie van het vrij onderwijs, naargelang het geval, die nagaan of aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Binnen dezelfde termijn, stuurt hij eveneens aan de hand van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een kopie van deze aanvraag naar zijn directeur.

In het geval dat het lid van het administratief personeel tijdelijk arbeidsonbekwaam werd verklaard door de Administratieve Gezondheidsdienst, dient hij de aanvraag in bedoeld in alinea 1 binnen een termijn van een maand vanaf het heropnemen van de uitoefening van zijn ambt.

De aanvraag geeft aan in welke zones het lid van het administratief personeel zijn ambt wenst uit te oefenen.

Een kopie van de klacht bedoeld in artikel 89 wordt erbij gevoegd, alsmede een kopie van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding ten gunste van personeelsleden van de overheidssector, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk. § 3. Binnen de acht werkdagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in § 2, geeft de algemene directie van het verplicht onderwijs of de algemene directie van het vrij onderwijs, naargelang het geval, een advies aan de Regering. Een kopie van dit advies wordt overhandigd aan de directeur, alsmede aan het betrokken lid van het administratief personeel.

De beslissing voor de toekenning van het dispositief bedoeld in dit hoofdstuk wordt genomen door de Regering binnen de acht werkdagen. Ze wordt onmiddellijk meegedeeld aan de directeur en aan het betrokken lid van het administratief personeel. Afdeling 2. - Recht op een nieuwe aanstelling van niet-geklasseerde,

tijdelijke leden van het administratief personeel

Art. 91.§ 1. Het niet-geklasseerde, tijdelijke lid van het administratief personeel dat slachtoffer is van een geweldpleging kan zijn aanstelling aanvragen in een andere inrichting binnen de respectering van de voorwaarden bedoeld in de eerste afdeling.

De aanvraag voor de nieuwe aanstelling wordt enkel in overweging genomen als de initiële aanstelling niet vervalt vóór het verlopen van een termijn van een maand vanaf de indiening van de aanvraag.

De nieuwe aanstelling bedoeld in dit artikel mag niet korter zijn dan de nog te doorlopen duur in het kader van de initiële aanstelling, behalve als er een akkoord is met het betrokken lid van het administratief personeel. Een aanstelling met een kortere duur dan de nog te doorlopen aanstelling in het kader van zijn initiële aanstelling kan echter worden opgelegd aan het slachtoffer van een geweldpleging op voorwaarde dat deze betrekking vrij is voor een duur van minstens vijftien weken en dat het lid van het administratief personeel die het voorwerp is van zulk een aanstelling geen enkel recht verliest voor de periode die het verschil uitmaakt tussen deze aanstelling en de duur van de initiële aanstelling. § 2. De Regering duidt het niet-geklasseerd lid van het administratief personeel aan bedoeld in dit artikel : 1° in elke beschikbare betrekking van hetzelfde ambt waarvoor er geen geklasseerde kandidaat is of 2° in elke betrekking van hetzelfde ambt ingenomen door een tijdelijk lid van het administratief personeel dat vrijwillig aanvaardt om met hem te wisselen. § 3. Wanneer aan het niet-geklasseerd lid van het administratief personeel bedoeld in deze afdeling geen nieuwe aanstelling kon worden gegeven conform § 2, stelt de Regering hem aan in elke betrekking van hetzelfde ambt reeds ingenomen door een tijdelijk niet-geklasseerd lid van het administratief personeel waaraan zij oplegt om te wisselen met het lid van het administratief personeel dat het slachtoffer was van een geweldpleging. § 4. De periode van betaald verlof, waarvan het lid van het administratief personeel dat het slachtoffer is van een geweldpleging en werkonbekwaam is naar aanleiding van dit voorval geniet, wordt beschouwd als effectieve dienst. De opname ervan voor de dienstanciënniteit is echter beperkt tot de duur van de initiële aanstelling. § 5. Voor het school- of academiejaar dat volgt op het jaar waarin hij slachtoffer werd van een geweldpleging, mag het tijdelijk lid van het administratief personeel, tenzij met zijn akkoord, niet opnieuw worden aangesteld in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van deze geweldpleging, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. § 6. Als afwijking op artikel 39, 8°, kan het niet-geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel dat een geldige kandidatuur indiende voor de toelating tot de stage voor het volgende school- of academiejaar, de uitgedrukte keuze voor de inrichting(en) nog wijzigen na de termijn vastgelegd in de oproep tot de kandidaten, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door voormelde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Afdeling 3. - Recht op een nieuwe aanstelling van tijdelijke leden van

het administratief personeel geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2, 2°

Art. 92.§ 1. Het tijdelijk lid van het administratief personeel geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2, 2°, die het slachtoffer is van een geweldpleging, kan een aanstelling aanvragen in een andere inrichting binnen de respectering van de voorwaarden bedoeld in de eerste afdeling.

De aanvraag voor de nieuwe aanstelling zal enkel in overweging worden genomen indien de initiële aanstelling niet ten einde loopt vóór het verlopen van de termijn van één maand vanaf de indiening van de aanvraag.

De nieuwe aanstelling bedoeld in dit artikel mag niet korter zijn dan de nog te doorlopen duur in het kader van de initiële aanstelling, behalve als er een akkoord is met het betrokken lid van het administratief personeel. Een aanstelling met een kortere duur dan de nog te doorlopen aanstelling in het kader van zijn initiële aanstelling kan echter worden opgelegd aan het slachtoffer van een geweldpleging op voorwaarde dat deze betrekking vrij is voor een duur van minstens vijftien weken en dat het lid van het administratief personeel dat het voorwerp is van zulk een aanstelling geen enkel recht verliest voor de periode die het verschil uitmaakt tussen deze aanstelling en de duur van de initiële aanstelling. § 2. De Regering duidt het tijdelijke lid van het administratief personeel aan bedoeld in deze afdeling : 1° in elke beschikbare betrekking van hetzelfde ambt, behorend tot een inrichting van de zone(s) vermeld in de kandidatuursakte bedoeld in artikel 29, alinea 2, rekening houdend met de voorkeuren uitgedrukt voor de zone of 2° in de betrekking van hetzelfde ambt ingenomen door een tijdelijk lid van het administratief personeel dat aanvaardt om met hem te wisselen. § 3. Wanneer aan het tijdelijk lid van het administratief personeel bedoeld in deze afdeling geen nieuwe aanstelling kon worden gegeven conform § 2, stelt de Regering hem aan in elke betrekking van hetzelfde ambt reeds ingenomen door : 1° een tijdelijk niet-geklasseerd lid van het administratief personeel waaraan zij oplegt om te wisselen met het lid van het administratief personeel dat het slachtoffer was van een geweldpleging;2° bij afwezigheid, een tijdelijk lid van het administratief personeel geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2, 2°, waaraan zij oplegt om te wisselen met hem. § 4. De periode van betaald verlof, waarvan het lid van het administratief personeel dat het slachtoffer is van een geweldpleging en werkonbekwaam is naar aanleiding van dit voorval geniet, wordt beschouwd als effectieve dienst. De opname ervan voor de dienstanciënniteit is echter beperkt tot de duur van de initiële aanstelling. § 5. Op voorwaarde dat het tijdelijk lid van het administratief personeel werd erkend als niet in staat zijnde om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door voormelde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, kan hij niet opnieuw worden aangesteld in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van deze geweldpleging voor het school- of academiejaar dat volgt op het jaar waarin hij het slachtoffer werd van een geweldpleging, tenzij met zijn akkoord. § 6. Als afwijking op artikel 26, 7°, kan het geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel dat een geldige kandidatuur indiende voor een tijdelijke aanstelling voor het volgende school- of academiejaar, de uitgedrukte keuze voor de zone(s) nog wijzigen na de termijn vastgelegd in de oproep tot de kandidaten, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.

Als afwijking op artikel 39, 8°, kan het geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel dat een geldige kandidatuur indiende voor de toelating tot de stage voor het volgende school- of academiejaar, de uitgedrukte keuze voor de inrichting(en) nog wijzigen na de termijn vastgelegd in de oproep tot de kandidaten, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Afdeling 4. - Recht op een nieuwe aanstelling van tijdelijke leden van

het administratief personeel geklasseerd in de eerste groep bedoeld in artikel 30, § 2, 1°

Art. 93.§ 1. Het tijdelijk lid van het administratief personeel geklasseerd in de eerste groep bedoeld in artikel 30, § 2, 1°, die het slachtoffer is van een geweldpleging, kan een aanstelling aanvragen in een andere inrichting binnen de respectering van de voorwaarden bedoeld in de eerste afdeling.

De aanvraag voor de nieuwe aanstelling zal enkel in overweging worden genomen indien de initiële aanstelling niet ten einde loopt vóór het verlopen van de termijn van één maand vanaf de indiening van de aanvraag.

De nieuwe aanstelling bedoeld in dit artikel mag niet korter zijn dan de nog te doorlopen duur in het kader van de initiële aanstelling, behalve als er een akkoord is met het betrokken lid van het administratief personeel. Een aanstelling met een kortere duur dan de nog te doorlopen aanstelling in het kader van zijn initiële aanstelling kan echter worden opgelegd aan het slachtoffer van een geweldpleging op voorwaarde dat deze betrekking vrij is voor een duur van minstens vijftien weken en dat het lid van het administratief personeel dat het voorwerp is van zulk een aanstelling geen enkel recht verliest voor de periode die het verschil uitmaakt tussen deze aanstelling en de duur van de initiële aanstelling. § 2. De Regering duidt het tijdelijke lid van het administratief personeel aan bedoeld in deze afdeling : 1° in elke beschikbare betrekking van hetzelfde ambt, behorend tot een inrichting van de zone(s) vermeld in de kandidatuursakte bedoeld in artikel 29, alinea 2; of 2° in de betrekking van hetzelfde ambt ingenomen door een tijdelijk lid van het administratief personeel dat aanvaardt om met hem te wisselen. § 3. Wanneer aan het tijdelijk lid van het administratief personeel bedoeld in deze afdeling geen nieuwe aanstelling kon worden gegeven conform § 2, stelt de Regering hem aan in elke betrekking van hetzelfde ambt reeds ingenomen door 1° een tijdelijk niet-geklasseerd lid van het administratief personeel waaraan zij oplegt om te wisselen;2° bij afwezigheid, een tijdelijk lid van het administratief personeel geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2.2°, waaraan zij oplegt om te wisselen. § 4. De periode van betaald verlof, waarvan het lid van het administratief personeel dat het slachtoffer is van een geweldpleging en werkonbekwaam is naar aanleiding van dit voorval geniet, wordt beschouwd als effectieve dienst. De opname ervan voor de dienstanciënniteit is echter beperkt tot de duur van de initiële aanstelling. § 5. Voor het school- of academiejaar dat volgt op het jaar waarin hij slachtoffer werd van een geweldpleging, mag het tijdelijk lid van het administratief personeel, bedoeld in deze afdeling, niet opnieuw worden aangesteld in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van deze geweldpleging, tenzij hij akkoord gaat en op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door voormelde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. § 6. Als afwijking op artikel 26, 7°, kan het geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel dat een geldige kandidatuur indiende voor een tijdelijke aanstelling voor het volgende school- of academiejaar, de uitgedrukte keuze voor de zone(s) nog wijzigen na de termijn vastgelegd in de oproep tot de kandidaten, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk bedoeld in het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.

Als afwijking op artikel 39, 8°, kan het geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel dat een geldige kandidatuur indiende voor de toelating tot de stage voor het volgende school- of academiejaar, de uitgedrukte keuze voor de inrichting(en) nog wijzigen na de termijn vastgelegd in de oproep tot de kandidaten, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door voormelde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Afdeling 5. - Recht op een gelegenheidsaffectatiewijziging voor leden

van het administratief personeel toegelaten tot de stage

Art. 94.§ 1. Het lid van het administratief personeel dat toegelaten is tot de stage kan een gelegenheidsaffectatiewijziging aanvragen naar een andere inrichting in dezelfde zone of in een andere zone, binnen de respectering van de voorwaarden bedoeld in de eerste afdeling.

De aanvraag bedoeld in artikel 90, § 2, geeft aan in welke aanstellingszone(s) het lid van het administratief personeel vraagt te genieten van een gelegenheidsaffectatiewijziging, alsmede de inrichting(en) waar hij wil worden aangesteld.

Deze aanvraag kan op elke moment worden ingediend; gelijktijdig wordt een kopie van deze aanvraag doorgegeven aan de voorzitter(s) van de betrokken zonale aanstellingscommissie(s) en, als het geval zich voordoet, aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie.

De betrokken zonale aanstellingscommissie(s), en, als het geval zich voordoet, de interzonale aanstellingscommissie, stelt (stellen) aan de Regering de gelegenheidsaffectatiewijzigingen voor die volgens hem (hen) het meest geschikt zijn, binnen de respectering van § 2. § 2. De Regering staat een gelegenheidsaffectatiewijziging toe aan het lid van het administratief personeel bedoeld in deze afdeling : 1° in elke te begeven vacante betrekking van hetzelfde ambt, rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1; of 2° in een vacante betrekking, van hetzelfde ambt, ingenomen door een tijdelijk lid van het administratief personeel dat aanvaardt om met hem te wisselen, rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1. § 3. Wanneer aan het lid van het administratief personeel aangesteld als stagiair bedoeld in deze afdeling geen gelegenheidsaffectatiewijziging kon worden gegeven conform § 2, geeft de Regering hem deze gelegenheidsaffectatiewijziging in elke vacante betrekking van hetzelfde ambt reeds ingenomen door : 1° een niet-geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel waaraan zij oplegt om te wisselen;rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1; 2° bij afwezigheid, een tijdelijk lid van het administratief personeel geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2.2°, waaraan zij oplegt om te wisselen, rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1. § 4. De Regering geeft aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie een kopie van de akte van de gelegenheidsaffectatiewijziging.

Gesteld dat het lid van het administratief personeel een gelegenheidsaffectatiewijziging verkrijgt binnen een inrichting die valt onder een andere zone dan die van de inrichting waar hij het slachtoffer was van een geweldpleging, dan geeft de Regering eveneens een kopie van de akte van de gelegenheidsaffectatiewijziging aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie. Afdeling 6. - Recht op een gelegenheidsaffectatiewijziging voor

vastbenoemde leden van het administratief personeel

Art. 95.§ 1. Het vastbenoemd lid van het administratief personeel kan een gelegenheidsaffectatiewijziging aanvragen naar een andere inrichting in dezelfde zone of in een andere zone, binnen de respectering van de voorwaarden bedoeld in de eerste afdeling.

De aanvraag bedoeld in artikel 90, § 2, geeft aan in welke aanstellingszone(s) het lid van het administratief personeel vraagt te genieten van een gelegenheidsaffectatiewijziging, alsmede de inrichtingen waar hij wil worden aangesteld.

Deze aanvraag bedoeld in voorgaande alinea's kan op elke moment worden ingediend; gelijktijdig wordt een kopie van deze aanvraag doorgegeven aan de voorzitter(s) van de betrokken zonale aanstellingscommissie(s) en, als het geval zich voordoet, aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie.

De betrokken zonale aanstellingscommissie(s), en, als het geval zich voordoet, de interzonale aanstellingscommissie, stelt (stellen) aan de Regering de gelegenheidsaffectatiewijzigingen voor die volgens hem (hen) het meest geschikt zijn, binnen de respectering van § 2. § 2. De Regering staat een gelegenheidsaffectatiewijziging toe aan het lid van het administratief personeel bedoeld in deze afdeling : 1° in elke te begeven vacante betrekking van hetzelfde ambt, voor een ononderbroken duur van minstens vijftien weken of tot aan het einde van het lopende school- of academiejaar, rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1; of 2° in een betrekking, van hetzelfde ambt, ingenomen door een tijdelijk lid van het administratief personeel dat aanvaardt om met hem te wisselen, rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1. § 3. Wanneer aan het vastbenoemd lid van het administratief personeel bedoeld in deze afdeling geen gelegenheidsaffectatiewijziging kon worden gegeven conform § 2, geeft de Regering hem deze gelegenheidsaffectatiewijziging in elke betrekking van hetzelfde ambt reeds ingenomen door : 1° een niet-geklasseerd tijdelijk lid van het administratief personeel waaraan zij oplegt om te wisselen;rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1; 2° bij afwezigheid, een tijdelijk lid van het administratief personeel geklasseerd in de tweede groep bedoeld in artikel 30, § 2.2°, waaraan zij oplegt om te wisselen, rekening houdend met de voorkeuren voor de zone uitgedrukt in de aanvraag bedoeld in § 1. § 4. De Regering geeft aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie een kopie van de akte van de gelegenheidsaffectatiewijziging.

Gesteld dat het lid van het administratief personeel een gelegenheidsaffectatiewijziging verkrijgt binnen een inrichting die valt onder een andere zone dan die van de inrichting waar hij het slachtoffer was van een geweldpleging, dan geeft de Regering eveneens een kopie van de akte van de gelegenheidsaffectatiewijziging aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie. § 5. Als afwijking op artikel 62, §§ 2 en 3, kan het lid van het administratief personeel dat het slachtoffer is van een geweldpleging, na 31 januari van het lopende school- of academiejaar waarin hij slachtoffer werd, een aanvraag indienen voor een verandering van aanstelling voor het volgende school- of academiejaar, of de reeds uitgedrukte keuze aan inrichting(en) veranderen, op voorwaarde dat erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt voor te zetten in de inrichting waar hij het slachtoffer werd van een geweldpleging door voormelde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. HOOFDSTUK VII. - Tuchtregeling

Art. 96.Aan de vastbenoemde personeelsleden die hun plicht niet nakomen, kunnen de volgende tuchtstraffen worden opgelegd : 1° de terechtwijzing;2° de berisping;3° de afhouding op de wedde;4° de schorsing bij tuchtmaatregel;5° de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;6° de afzetting.

Art. 97.De terechtwijzing en de berisping zijn het voorwerp van een gemotiveerd voorstel ofwel van de directeur, ofwel van de administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of van zijn hiertoe afgevaardigde opperambtenaar, en worden uitgesproken door de Regering.

De andere tuchtstraffen zijn het voorwerp van een gemotiveerd voorstel van de administrateur-generaal van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of van zijn hiertoe afgevaardigde opperambtenaar, en worden uitgesproken door de Regering.

Art. 98.De afhouding op de wedde kan niet worden uitgesproken voor meer dan drie maanden. Ze mag niet meer bedragen van één vijfde van de wedde.

Art. 99.De schorsing bij tuchtmaatregel kan niet worden uitgesproken voor meer dan één jaar. Ze heeft de halvering van de wedde tot gevolg.

Art. 100.De duur van de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel wordt bepaald door de overheid die de straf oplegt; ze mag niet minder dan één jaar bedragen en vijf jaar niet overschrijden.

Gedurende de eerste twee jaar geniet het lid van het administratief personeel een wachtgeld dat gelijk is aan de helft van de activiteitswedde. Zonder dat het laatst vermelde bedrag mag worden overschreden, wordt het wachtgeld vervolgens vastgesteld op het bedrag van het pensioen dat de betrokkene zou bekomen indien hij voortijdig op pensioen werd gesteld.

Het lid van het administratief personeel mag zijn wederopneming in het onderwijs aanvragen na het verstrijken van de helft van de duur van zijn straf.

Art. 101.Geen straf mag worden voorgesteld dan nadat het lid van het administratief personeel vooraf is gehoord of ondervraagd.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het lid van het administratief personeel dat volgens de regels werd geconvoceerd zich niet aanmeldt voor de hoorzitting of er niet wordt vertegenwoordigd.

Art. 102.Geen straf kan uitwerking hebben voor de periode die aan de uitspraak voorafgaat.

Art. 103.Elke straf wordt in het beoordelingsdossier opgetekend.

Art. 104.De strafvordering betreffende feiten waarvoor een tuchtvordering is ingesteld, schorst de tuchtvordering en de tuchtuitspraak. De administratieve overheid alleen oordeelt over de toepassing van de tuchtstraffen, ongeacht de uitslag van de strafvordering.

Art. 105.Elk lid van het administratief personeel dat verzocht wordt een over hem gedaan strafvoorstel te viseren, heeft het recht, binnen een termijn van twintig werkdagen, ingaande op de datum waarop het voorstel hem ter visering werd voorgelegd, langs hiërarchische weg, beroep in te stellen bij de Raad van beroep.

Heeft de verzoeker binnen de gestelde termijn geen beroep ingediend, dan wordt het strafvoorstel rechtstreeks medegedeeld aan de bevoegde tuchtoverheid.

Art. 106.Het door de belanghebbende geviseerde strafvoorstel, het door hem ingestelde beroep, alsmede alle stukken betreffende zijn beoordeling worden aan de Raad van beroep gezonden binnen de termijn van één maand, ingaande op de datum van de ontvangst van het beroep.

Art. 107.Behalve in geval van strafvervolging, moet de Raad van beroep binnen drie maanden na het ontvangen van het volledige dossier, een advies uitbrengen over het ingediende beroep tegen het strafvoorstel.

De Regering kan echter het advies dringend vragen. In dat geval mag de termijn niet minder bedragen dan één maand.

De Regering neemt haar beslissing binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier waarvoor hij niet meer aanhangig is.

Art. 108.De tuchtstraf wordt ambtshalve uitgewist na een termijn van : 1° een jaar voor een terechtwijzing en een berisping;2° drie jaar voor de afhouding op de wedde;3° vijf jaar voor schorsing bij tuchtmaatregel;4° zeven jaar voor de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel. De termijn bedoeld in alinea 1 loopt vanaf de uitspraak van de tuchtstraf.

Zonder afbreuk te doen aan de uitvoering van de tuchtstraf, heeft de uitwissing tot gevolg dat de straf geen invloed meer kan hebben, met name op de rechten tot toegang tot een bevorderingsambt. De tuchtstraf wordt ook gewist uit het beoorderlingsdossier van het lid van het administratief personeel. HOOFDSTUK VIII. - Raad van beroep

Art. 109.Bij het ministerie wordt een Raad van beroep opgericht voor de leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, hieronder 'Raad van beroep' genoemd.

Art. 110.De Raad van beroep wordt voorgezeten door een voorzitter en, bij zijn afwezigheid, door een plaatsvervangend voorzitter.

Art. 111.De Raad van beroep is samengesteld uit : 1° een voorzitter aangeduid door de Regering uit magistraten, in actieve dienst of gepensioneerd, of uit de ambtenaren-generaal van de algemene directie van het Onderwijzend Personeel van de Franse Gemeenschap;2° drie leden aangeduid door de Regering;3° drie leden aangeduid door de Regering op voorstel van de representatieve vakverenigingen die de leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen, waarbij elke vereniging beschikt over minstens één vertegenwoordiger;4° een secretaris aangeduid onder de ambtenaren van de Regering, met minstens een niveau 2+.

Art. 112.De Regering duidt, voor elk eerstgeplaatst lid, twee plaatsvervangende leden aan, volgens dezelfde modaliteiten zoals bedoeld in artikel 111, 2° en 3°.

Zij duidt ook twee plaatsvervangende voorzitters aan, volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 111, 1°.

Zij duidt eveneens een plaatsvervangende secretaris aan, volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in artikel 111, 4°.

Art. 113.De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de eerstgeplaatste leden en de vervangende leden, zijn aangesteld voor vier jaar.

Hun mandaat is hernieuwbaar.

De plaatsvervanger voltooit het mandaat van de persoon wiens plaats hij inneemt.

Art. 114.De secretaris en plaatsvervangend secretaris van de Raad van beroep verzorgen het secretariaat. Ze zijn niet stemgerechtigd.

Art. 115.Geen enkel beroep kan het voorwerp uitmaken van een beraadslaging door de Raad van beroep als de appellant niet de gelegenheid heeft gekregen om zijn verweermiddelen te doen gelden en als het dossier de elementen niet bevat die de Raad van beroep kunnen toelaten om met kennis van zaken een advies te geven, met name het verslag van de onderzoekers en de noodzakelijke procesverbalen van de hoorzittingen van getuigen en van de gelijktijdige verhoren van de getuigen.

Art. 116.Zodra een zaak is ingediend, geeft de voorzitter aan de appellant de lijst met de eerstgeplaatste en vervangende leden van de Raad van beroep.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de ontvangst van deze lijst, kan de appellant de wraking aanvragen van één of meerdere leden, maar hoogstens van drie eerstgeplaatste en vervangende leden aangeduid op voorstel van de vakverenigingen en drie eerstgeplaatste en vervangende leden rechtstreeks aangeduid door de Regering. Hij kan geen eerstgeplaatst lid en zijn twee plaatsvervangers wreken.

Een lid kan vragen om te worden vrijgesteld als hij vindt dat hij een moreel belang heeft in de zaak of als hij denkt dat men zou kunnen twijfelen aan zijn onpartijdigheid. De voorzitter beslist over het gevolg dat aan deze vraagt wordt geschonken. Hij kan ook zelf een lid vrijstellen voor dezelfde motieven.

Art. 117.De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters kunnen niet zetelen voor een zaak in verband met een van de leden van het administratief personeel van een onderwijsinrichting ingericht door de Franse Gemeenschap die valt onder hun bestuur.

De leden kunnen niet zetelen voor een zaak in verband met een van de leden van het administratief personeel van een onderwijsinrichting waar ze zelf werken.

De voorzitter, de vervangende voorzitters, de eerstgeplaatste leden en de vervangende leden kunnen niet zetelen voor een zaak betreffende hun echtgenoot of samenwonende, of een bloed- of aanverwante, tot en met de vierde graad.

Art. 118.De appellant kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap, of door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging.

Als de appellant, hoewel volgens de regels geconvoceerd, niet verschijnt of niet wordt vertegenwoordigd zonder geldige reden, wordt de zaak aan de Raad van beroep onttrokken en geeft hij het dossier door aan de Regering voor een beslissing.

In geval van een gewettigde verhindering van de appellant of zijn vertegenwoordiger, zal de appellant zo snel mogelijk worden geconvoceerd.

De termijn waarin de Raad van beroep zijn advies geeft, wordt verlengd met een duur die gelijk is aan die van het uitstel van de verschijning. Als, na deze tweede convocatie de appellant, hoewel volgens de regels geconvoceerd, niet verschijnt of niet wordt vertegenwoordigd, wordt de zaak aan de Raad van beroep onttrokken en geeft hij het dossier door aan de Regering voor een beslissing.

Art. 119.De Raad van beroep beraadslaagt enkel geldig als de voorzitter en minstens vier leden aanwezig zijn.

Art. 120.Voor elke zaak duidt de Regering een rapporteur aan uit de beambten van niveau 1 van de diensten van de Regering die niet deelnamen aan het onderzoek.

De rapporteur zet op een objectieve manier de achtergronden van de zaak en de resultaten van het onderzoek uiteen voor de Raad van beroep.

Hij heeft het recht van repliek. Hij is niet stemgerechtigd.

Art. 121.De Raad van beroep kan een bijkomend onderzoek verordenen en getuigen à charge of à décharge horen. Hij geeft zijn gemotiveerd advies aan de Regering. Het advies vermeldt het aantal stemmen voor en tegen.

Art. 122.De stemming over het advies is geheim.

De leden die rechtstreeks zijn aangeduid door de Regering en de leden die zijn aangeduid op voorstel van de vakverenigingen moeten in gelijk aantal deelnemen aan de stemming. Als het geval zich voordoet, wordt dit evenwicht hersteld door de eliminatie van één of meerdere leden na de loting.

In geval van gelijkheid van stemmen, wordt het advies als gunstig beschouwd voor de appellant.

Art. 123.De gemotiveerde beslissing van de Regering vermeldt het gemotiveerde advies van de Raad van beroep of de afwezigheid van een advies.

De beslissing wordt door de Regering meegedeeld aan de Raad van beroep en aan de betrokkene.

Art. 124.Het mandaat van de leden van de Raad van beroep is gratis.

Ze kunnen echter een vergoeding krijgen voor hun transport- en verblijfskosten, volgens de reglementaire bepalingen van toepassing.

Art. 125.De Regering bepaalt de modaliteiten voor de werking van de Raad van beroep, binnen het respect van de rechten van de verdediging en het tegenstrijdige karakter van de debatten. HOOFDSTUK IX. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling 1. - De preventieve schorsing van vastbenoemde leden van het

administratief personeel

Art. 126.§ 1. Als het belang van de dienst of van het onderwijs dat vereist, kan een procedure voor preventieve schorsing worden ingezet tegen een vastbenoemd lid van het administratief personeel : 1° indien hij strafrechtelijk wordt vervolgd;2° voordat hij tuchtrechtelijk wordt vervolgd of indien hij tuchtrechtelijk wordt vervolgd;3° zodra de Regering hem bij een ter post aangetekende brief kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. De bij deze afdeling geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, geen straf.

Ze wordt door de Regering uitgesproken en gemotiveerd. Ze verwijdert het lid van het administratief personeel uit zijn ambt.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing behoudt het lid van het administratief personeel de administratieve stand dienstactiviteit'. § 3. Vóór elke preventieve schorsingsmaatregel, moet het lid van het administratief personeel de gelegenheid gekregen hebben om door de Regering te worden gehoord.

De convocatie voor de hoorzitting, alsmede de motieven voor de preventieve schorsing, worden meegedeeld aan het lid van het administratief personeel minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat van kracht gaat drie werkdagen na de verzendingsdatum, ofwel door het persoonlijk overhandigen van een brief met ontvangstbewijs die van kracht gaat op de datum die op het ontvangstbewijs wordt vermeld.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging, door een advocaat of door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag voorzien voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het administratief personeel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, en dit zelfs als het personeelslid of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig waren op de hoorzitting, zonder dat ze deze afwezigheid kunnen rechtvaardigen aan de hand van natuurlijke overmacht.

Als het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger hun afwezigheid op de hoorzitting kunnen rechtvaardigen aan de hand van redenen van natuurlijke overmacht, wordt het lid van het administratief personeel geconvoceerd voor een nieuwe hoorzitting waarvan hij op de hoogte wordt gebracht conform alinea 2.

In dit geval, en zelfs al waren het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig op de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het administratief personeel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, binnen de tien werkdagen die volgen op de dag voorzien voor de hoorzitting.

Als de beslissing de preventieve schorsing van het lid van het administratief personeel inhoudt, gaat ze van kracht op de derde werkdag na de verzending. § 4. In afwijking van alinea 1 van § 3, kan het lid van het administratief personeel onmiddellijk uit zijn ambt worden verwijderd in geval van zware schuld met ontdekking op heterdaad of wanneer de ten laste gestelde feiten zo ernstig zijn dat zijn aanwezigheid in de onderwijsinrichting in het belang van de dienst of van het onderwijs niet wenselijk is.

Binnen de tien werkdagen na de dag waarop de onmiddellijke schorsing werd toegepast, moet de procedure van de preventieve schorsing worden ingesteld conform de bepalingen van dit artikel. Zo niet eindigt de verwijdering uit het ambt na afloop van de voormelde termijn en kan het lid van het administratief personeel slechts opnieuw worden geschorst voor dezelfde zware schuld of ten laste gelegde feiten middels de respectering van de procedure voor de preventieve schorsing zoals voorzien met name in § 3 van dit artikel.

De onmiddellijke schorsing wordt uitgesproken door de Regering.

Het onmiddellijk geschorste lid van het administratief personeel blijft in de administratieve stand 'dienstactiviteit'. § 5. In het kader van een vaststelling van een onverenigbaarheid of in het kader van een tuchtprocedure of vóór de eventuele uitvoering van een tuchtprocedure, kan de duur van de preventieve schorsing niet meer dan één jaar bedragen en in het kader van een tuchtprocedure vervalt ze in elk geval : 1° na zes maanden als geen enkel voorstel van tuchtstraf werd geformuleerd en meegedeeld aan het lid van het administratief personeel binnen deze termijn;2° de derde werkdag die volgt op de mededeling van het voorstel van tuchtstraf als dit voorstel een terechtwijzing, berisping of afhouding op de wedde is;3° voor een voorstel van een andere tuchtstraf dan die bedoeld in punt 2, tachtig kalenderdagen na de mededeling van het voorstel van tuchtstraf aan het lid van het administratief personeel als deze laatste geen bezwaar heeft ingediend tegen dit voorstel;4° voor een voorstel van een andere tuchtstraf dan die bedoeld in punt 2, tachtig kalenderdagen na de mededeling aan de Regering van het advies van de Raad van beroep over het voorstel tot tuchtstraf geformuleerd tegen het lid van het administratief personeel;5° de dag waarop de tuchtstraf van kracht gaat. In het kader van de strafvervolging is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot één jaar.

Wanneer een tuchtprocedure is ingesteld of vervolgd na de in kracht van gewijsde gegane rechtsbeslissing van strafveroordeling, begint de termijn bedoeld in alinea 1 pas te lopen op de dag van de uitspraak van deze veroordeling. § 6. In het kader van een tuchtprocedure of vóór de eventuele uitvoering van een tuchtprocedure, moet de preventieve schorsing het voorwerp zijn van een geschreven bevestiging om de drie maanden, te dateren op de datum van het van kracht gaan.

Deze bevestiging wordt meegedeeld aan de betrokkene aan de hand van een ter post aangetekend schrijven.

Bij gebrek aan de bevestiging van de preventieve schorsing binnen de vereiste termijn, kan het betrokken lid van het administratief personeel zijn ambt terug opnemen, nadat hij de Regering hiervan op de hoogte heeft gebracht aan de hand van een aangetekend schrijven, minstens tien werkdagen voor de effectieve hervatting van het werk.

Na ontvangst van deze melding, kan de Regering het behoud van de preventieve schorsing bevestigen, volgens de procedure beschreven in alinea 2.

Art. 127.Elk preventief geschorst lid van het administratief personeel behoudt zijn recht op wedde.

Als afwijking op alinea 1 wordt de wedde van elk preventief geschorst lid van het administratief personeel dat het voorwerp uitmaakt van : 1° een beschuldiging of preventie in het kader van een strafvervolging;2° een niet-definitieve strafveroordeling waartegen het lid van het administratief personeel zijn gewone recht van beroep heeft gebruikt;3° een ingestelde of vervolgde tuchtprocedure ten gevolge een definitieve strafveroordeling;4° van tuchtvervolging voor een zware schuld met ontdekking op heterdaad, of voor bewijskrachtige aanwijzingen waarover de Regering oordeelt;5° van een voorstel van tuchtstraf voorzien in artikel 96, 4°, 5° en 6° vastgesteld op de helft van de activiteitswedde. Deze vermindering van de wedde mag het bedrag van de wedde niet reduceren tot onder het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het administratief personeel recht zou hebben als hij genoot van de sociale zekerheid voor loontrekkenden.

Voor de toepassing van alinea 2, 1° en 2°, gaat deze weddevermindering van kracht de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging, van de preventie of van de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.

Voor de toepassing van alinea 2, 3°, wordt deze weddevermindering, reeds uitgevoerd krachtens alinea 2, 1° of 2°, behouden na de definitieve veroordeling als de Regering het lid van het administratief personeel haar intentie meedeelt om de tuchtprocedure voor te zetten of in te stellen.

Voor de toepassing van alinea 2, 4° gaat de weddevermindering van kracht de eerste dag van de maand die volgt op de mededeling van de Regering aan het lid van het administratief personeel van de toepassing van deze alinea 2, 4°.

Voor de toepassing van alinea 2, 5° gaat deze weddevermindering van kracht de dag waarop het voorstel van tuchtstraf wordt voorgelegd of meegedeeld aan het lid van het administratief personeel.

Art. 128.Na afloop van de tuchtprocedure of van de strafprocedure, wordt de maatregel van de weddevermindering ingetrokken, behalve als : 1° de Regering aan het lid van het administratief personeel een tuchtstraf oplegt bedoeld in artikel 96, 4°, 5° en 6°;2° als artikel 169, 2°, b), of 6° wordt toegepast;3° als het lid van het administratief personeel het voorwerp is van een definitieve strafveroordeling wel dan niet gevolgd door een tuchtprocedure. Wanneer de maatregel van de weddevermindering wordt ingetrokken in toepassing van alinea 1, ontvangt het lid van het administratief personeel het deel van zijn wedde dat initieel werd ingehouden, vermeerderd met verwijlintresten berekend aan het wettelijke percentage, verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering werd toegepast.

De sommen die het lid van het administratief personeel ontving tijdens de preventieve schorsing blijven door hem verworven.

Als de wedde van het lid van het administratief personeel werd verminderd als toepassing van artikel 127, alinea 2, 4° of 5°, en als aan het einde van de tuchtprocedure er als straf een tuchtschorsing wordt uitgesproken met een duur die korter is dan de duur van de maatregel van weddevermindering, wordt deze laatste ingetrokken voor de periode die de duur van de tuchtschorsing overschrijdt en het lid van het administratief personeel ontvangt in dit geval het deel van zijn wedde dat ten onrechte werd ingehouden in deze periode, vermeerderd met verwijlintresten berekend aan het wettelijke percentage, verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering werd toegepast.

Alinea 4 is niet van toepassing in het kader van een ingestelde of voortgezette tuchtprocedure na een definitieve strafveroordeling. Afdeling 2. - De preventieve schorsing van tijdelijke leden van het

administratief personeel of leden toegelaten tot de stage

Art. 129.§ 1. Als het belang van de dienst of van het onderwijs dat vereist, kan een procedure voor preventieve schorsing ingezet worden tegen een tijdelijk lid van het administratief personeel of een lid toegelaten tot de stage : 1° indien hij strafrechtelijk wordt vervolgd;2° zodra de Regering hem bij een ter post aangetekende brief kennis geeft van de vaststelling van een onverenigbaarheid. § 2. De bij deze afdeling geregelde preventieve schorsing is een louter administratieve maatregel, geen straf.

Ze wordt door de Regering uitgesproken en gemotiveerd. Ze verwijdert het lid van het administratief personeel uit zijn ambt.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing behoudt het lid van het administratief personeel de administratieve stand dienstactiviteit'. § 3. Vóór elke preventieve schorsingsmaatregel, moet het lid van het administratief personeel de gelegenheid gekregen hebben om door de Regering te worden gehoord.

De convocatie voor de hoorzitting, alsmede de motieven voor de preventieve schorsing, worden meegedeeld aan het lid van het administratief personeel minstens drie werkdagen voor de hoorzitting, ofwel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs dat van kracht gaat drie werkdagen na de verzendingsdatum, ofwel door het persoonlijk overhandigen van een brief met ontvangstbewijs die van kracht gaat op de datum die op het ontvangstbewijs wordt vermeld.

Tijdens de hoorzitting kan het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger van een erkende vakvereniging, door een advocaat of door een verdediger gekozen onder de in actieve dienst zijnde of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap.

Binnen de tien werkdagen die volgen op de dag voorzien voor de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het administratief personeel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, en dit zelfs als het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig waren op de hoorzitting, zonder dat ze deze afwezigheid kunnen rechtvaardigen aan de hand van natuurlijke overmacht.

Als het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger hun afwezigheid op de hoorzitting kunnen rechtvaardigen aan de hand van redenen van natuurlijke overmacht, wordt het lid van het administratief personeel geconvoceerd voor een nieuwe hoorzitting waarvan hij op de hoogte wordt gebracht conform alinea 2.

In dit geval, en zelfs al waren het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger niet aanwezig op de hoorzitting, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het administratief personeel aan de hand van een ter post aangetekend schrijven, binnen de tien werkdagen die volgen op de dag voorzien voor de hoorzitting.

Als de beslissing de preventieve schorsing van het lid van het administratief personeel inhoudt, gaat ze van kracht op de derde werkdag na de verzending. § 4. In afwijking van alinea 1 van § 3, kan het lid van het administratief personeel onmiddellijk uit zijn ambt verwijderd worden in geval van zware schuld met ontdekking op heterdaad of wanneer de ten laste gestelde feiten zo ernstig zijn dat zijn aanwezigheid in de onderwijsinrichting in het belang van de dienst of van het onderwijs niet wenselijk is.

Binnen de tien werkdagen na de dag waarop de onmiddellijke schorsing werd toegepast, moet de procedure van de preventieve schorsing worden ingesteld conform de bepalingen van dit artikel. Zo niet eindigt de verwijdering uit het ambt na afloop van de voormelde termijn en kan het lid van het administratief personeel slechts opnieuw worden geschorst voor dezelfde zware schuld of ten laste gelegde feiten middels de respectering van de procedure voor de preventieve schorsing zoals voorzien met name in § 3 van dit artikel.

De onmiddellijke schorsing wordt uitgesproken door de Regering.

Het onmiddellijk geschorste lid van het administratief personeel blijft in de administratieve stand dienstactiviteit'. § 5. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de bepalingen van artikel 132, kan de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van een strafvervolging is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot zes maanden.

Art. 130.Elk preventief geschorst lid van het administratief personeel behoudt zijn recht op wedde.

Als afwijking op alinea 1 wordt de wedde van elk preventief geschorst lid van het administratief personeel dat het voorwerp uitmaakt van : 1° een beschuldiging of preventie in het kader van een strafvervolging;2° een niet-definitieve strafveroordeling waartegen het lid van het administratief personeel zijn gewone recht van beroep heeft gebruikt; vastgesteld op de helft van de activiteitswedde.

Deze vermindering van de wedde mag het bedrag van de wedde niet reduceren tot onder het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het administratief personeel recht zou hebben als hij genoot van de sociale zekerheid voor loontrekkenden.

Deze weddevermindering gaat van kracht de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging, van de preventie of van de uitspraak van de niet-definitieve veroordeling.

Art. 131.Na afloop van de strafprocedure, wordt de maatregel van de weddevermindering ingetrokken, behalve als : 1° als artikel 169, 2°, b), of 6° wordt toegepast;2° als het lid van het administratief personeel het voorwerp is van een definitieve strafveroordeling. Wanneer de maatregel van de weddevermindering wordt ingetrokken in toepassing van alinea 1, ontvangt het lid van het administratief personeel het deel van zijn wedde dat initieel werd ingehouden, vermeerderd met verwijlintresten berekend aan het wettelijke percentage, verschuldigd sinds de dag waarop de vermindering werd toegepast.

De sommen die het lid van het administratief personeel ontving tijdens de preventieve schorsing blijven door hem verworven.

Art. 132.De procedure van de preventieve schorsing alsook de maatregelen die worden genomen ten opzichte van een tijdelijk lid van het administratief personeel, die van toepassing zijn in deze afdeling, eindigen van rechtswege op de datum waarop de aanstelling eindigt en, ten laatste, de laatste dag van het lopende school- of academiejaar.

Wanneer een lid van het administratief personeel toegelaten tot de stage, waartegen een procedure van preventieve schorsing werd gestart of een andere maatregel werd getroffen van toepassing in deze afdeling, vast benoemd wordt, zijn de bepalingen van afdeling 1 van dit hoofdstuk van toepassing. HOOFDSTUK X. - Administratieve standen Afdeling 1. - Algemene bepaling

Art. 133.Het lid van het administratief personeel bevindt zich in een van de volgende administratieve standen : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit;3° terbeschikkingstelling. Het tijdelijk administratief personeel kan zich enkel in de stand 'dienstactiviteit' bevinden. Afdeling 2. - Dienstactiviteit

Art. 134.Het lid van het administratief personeel wordt altijd geacht zich in dienstactiviteit te bevinden, behoudens uitdrukkelijke bepaling waarbij hij in een andere administratieve stand wordt ingedeeld.

Art. 135.Behoudens uitdrukkelijke strijdige bepaling, heeft het lid van het administratief personeel in actieve dienst recht op wedde, en op bevordering tot een hogere wedde.

Hij kan zijn aanspraken op een benoeming tot een bevorderingsambt doen gelden.

Art. 136.Het lid van het administratief personeel dat vast benoemd is of is toegelaten tot de stage, dat in dienstactiviteit is, krijgt verlof : 1° voor jaarlijkse vakantie;2° voor persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden;3° voor opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij;4° wegens ziekte of gebrekkigheid;5° voor verminderde dienstprestaties in geval van ziekte of gebrekkigheid;6° voor verminderde dienstprestaties gemotiveerd door sociale of gezinsredenen;7° voor het vervullen van sommige militaire prestaties in vredestijd, van prestaties voor de civiele bescherming of van taken ten algemenen nutte bij toepassing van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;8° voor vakbondsopdrachten;9° voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden;10° voor onderbreking van de professionele loopbaan;11° voor politiek;12° voor zwangerschap;13° voor borstvoedingspauzes;14° voor het tijdelijk uitoefenen van een ander ambt in het onderwijs, naast het universitair onderwijs.

Art. 137.Het tijdelijk lid van het administratief personeel krijgt verlof : 1° voor jaarlijkse vakantie;2° voor persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden;3° wegens ziekte of gebrekkigheid;4° voor opvangverlof met het oog op adoptie en pleegvoogdij;5° voor loopbaanonderbreking;6° voor zwangerschap;7° voor borstvoedingspauzes. Afdeling 3. - Non-activiteit

Art. 138.Het lid van het administratief personeel bevindt zich in de stand non-activiteit : 1° wanneer hij onder de door de Regering bepaalde voorwaarden sommige militaire prestaties in vredestijd verricht, of bij de civiele bescherming is ingedeeld, of met taken ten algemenen nutte belast is bij toepassing van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;2° wanneer schorsing bij tuchtmaatregel op hem is toegepast;3° wanneer op hem de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel is toegepast;4° wanneer hij om gezinsredenen toelating gekregen heeft tijdens een langdurige periode afwezig te blijven.

Art. 139.Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling, heeft het lid van het administratief personeel in de stand non-activiteit geen recht op wedde.

Indien hij zich in de stand non-activiteit bevindt ingevolge de bepalingen van artikel 138, 2° en 3°, kan hij geen aanspraken op een benoeming tot een bevorderingsambt, of op een bevordering tot een hogere wedde, doen gelden.

Art. 140.Niemand kan op non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om op pensioen te worden gesteld. Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 141.Het lid van het administratief personeel dat vast benoemd is of toegelaten is tot de stage, kan ter beschikking worden gesteld : 1° wegens ontstentenis van betrekking;2° wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst;3° voor persoonlijke aangelegenheden;4° wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.

Art. 142.Niemand kan ter beschikking worden gesteld of gehouden wanneer hij aan de voorwaarden voldoet om op pensioen te worden gesteld.

Art. 143.Wachtgeld kan worden verleend aan terbeschikkinggestelde leden van het administratief personeel. Dit wachtgeld, de uitkeringen en vergoedingen, die eventueel aan deze leden van het administratief personeel worden toegekend, zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling welke geldt voor de bezoldiging van de personeelsleden in actieve dienst.

Art. 144.Elk terbeschikkinggesteld lid van het administratief personeel blijft ter beschikking van de Regering.

Art. 145.De duur van de terbeschikkingstelling met genot van activiteitswedde kan, in het geval van een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, in één of meerdere periodes, de duur van de toegestane diensten voor de berekening van het pensioen van het betrokken lid van het administratief personeel niet overschrijden.

Voor de berekening van de duur van de voormelde toegestane diensten wordt geen rekening gehouden met : 1° de militaire dienst, de dienst bij de civiele bescherming of taken ten algemenen nutte bij toepassing van de wet houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, die het lid van het administratief personeel vervulde vóór zijn toelating tot de federale, communautaire of gewestelijke administratie, het onderwijs of de psycho-medisch-sociale centra;2° de periodes van terbeschikkingstelling wat ook de aard is van deze terbeschikkingstellingen.

Art. 146.Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld en geniet van wachtgeld moet zich elk jaar, na een oproep, aanmelden bij de administratieve gezondheidsdienst.

Als het lid van het administratief personeel dat volgens de regels werd opgeroepen, zich niet aanmeldt bij de administratieve gezondheidsdienst, wordt de betaling van zijn wachtgeld opgeschort vanaf dat moment tot het moment waarop hij zich aanmeldt.

Art. 147.Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld, moet aan de directeur van de onderwijsinrichting waar hij is aangesteld een woonplaats binnen het Koninkrijk meedelen, waar hij kan worden verwittigd over beslissingen die hem aangaan.

Art. 148.Wanneer het lid van het administratief personeel ter beschikking is gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden, wordt de betrekking waarvan het terbeschikkinggestelde lid van het administratief personeel de houder was, vacant verklaard, wanneer de terbeschikkingstelling van het lid van het administratief personeel zonder onderbreking twee opeenvolgende jaren heeft geduurd.

Art. 149.Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld, dat niet werd vervangen in zijn betrekking door toepassing van artikel 148, bekleedt deze betrekking wanneer hij zijn activiteiten terug aanvat.

Art. 150.Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld, dat zijn reïntegratie aanvraagt en dat in zijn betrekking werd vervangen door toepassing van artikel 148, wordt ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking vanaf de datum waarop hij zou zijn gereïntegreerd als hij niet was vervangen in zijn betrekking.

Onderafdeling 2. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking en gedeeltelijk opdrachtverlies

Art. 151.§ 1. Het vastbenoemd personeelslid aangesteld in de inrichting, hoofdzakelijk aangesteld in de inrichting zonder bijkomende aanstelling in een of meerdere andere inrichtingen, of hoofdzakelijk aangesteld in de inrichting en bijkomend aangesteld in een of meerdere inrichtingen, niet ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waaraan, binnen zijn betrekking, enkel een aantal vacante uren kon worden toegekend dat minstens gelijk is aan de uren waarvoor hij wordt bezoldigd in de inrichting waar hij is aangesteld of hoofdzakelijk is aangesteld zonder bijkomend te zijn aangesteld in een of meerdere inrichtingen, of in de inrichtingen waar hij hoofdzakelijk en bijkomend is aangesteld, wordt op gedeeltelijk opdrachtverlies gesteld.

Het vastbenoemd personeelslid aangesteld in de inrichting, hoofdzakelijk aangesteld in de inrichting zonder bijkomende aanstelling in een of meerdere andere inrichtingen, of hoofdzakelijk aangesteld in de inrichting en bijkomend aangesteld in een of meerdere inrichtingen, wordt ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking wanneer geen enkel vacant uur in zijn ambt aan hem kon worden toevertrouwd in de inrichting waar hij is aangesteld of hoofdzakelijk is aangesteld zonder bijkomend te zijn aangesteld in een of meerdere andere inrichtingen, of in alle inrichtingen waar hij hoofdzakelijk en bijkomend is aangesteld.

Het lid van het administratief personeel dat toegelaten is tot de stage wordt ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking wanneer de betrekking die hij bekleedt, vervalt. § 2. Het lid van het administratief personeel bedoeld in § 1, alinea 2, kan voorlopig worden teruggeroepen in actieve dienst door de Regering volgens de bepalingen vastgesteld in artikel 160, § 2, in een betrekking die definitief of tijdelijk vacant is.

Het lid van het administratief personeel bedoeld in § 1, kan, in geval er een vacante betrekking is, opnieuw worden aangesteld door de Regering volgens de voorwaarden vastgelegd in artikel 160, § 3.

Art. 152.Een lid van het administratief personeel bijkomend aangesteld in een of meerdere inrichtingen kan niet op gedeeltelijk opdrachtverlies worden gesteld als de vermindering van het aantal definitief vacante uren die hem worden toegekend in de inrichting(en) waar hij bijkomend is aangesteld, wordt gecompenseerd door een overeenkomstige stijging van het aantal definitief vacante uren die hem worden toegekend in de inrichting waar hij hoofdzakelijk is aangesteld of in een andere inrichting waar hij bijkomend is aangesteld.

Er wordt ambtshalve een einde gesteld aan de bijkomende aanstelling waarvan het lid van het administratief personeel geniet in de inrichting waar hij alle definitief vacante uren verliest die aan hem waren toegekend, als dit verlies aan uren wordt gecompenseerd door een overeenkomstige stijging van het aantal uren in de inrichting waar hij hoofdzakelijk is aangesteld of in een andere inrichting waar hij bijkomend is aangesteld.

Een personeelslid dat alle definitief vacante uren verliest die hem waren toegekend in de inrichting waar hij hoofdzakelijk was aangesteld, waarbij dit verlies aan uren wordt gecompenseerd door een overeenkomstige stijging van het aantal uren in de inrichting(en) waar hij bijkomend is aangesteld, kan niet op gedeeltelijk opdrachtverlies worden geplaatst, als hij verzaakt aan zijn hoofdaanstelling en zijn bijkomende aanstelling omzet in een hoofdaanstelling, of, als hem een aanstelling met een volledige opdracht wordt aangeboden in de inrichting waar hij bijkomend was aangesteld.

Art. 153.Het personeelslid dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking geniet van een wachtgeld dat, de twee eerste jaren, gelijk is aan zijn activiteitswedde.

Vanaf het derde jaar wordt dit wachtgeld elk jaar verminderd met twintig percent, zonder dat het lager kan liggen dan zoveel keer één vijfenveertigste van de activiteitswedde als dat het lid van het administratief personeel dienstjaren telt op de datum van de terbeschikkingstelling. De opeenvolgende verminderingen worden toegepast op basis van de laatste activiteitswedde.

Voor het lid van het administratief personeel dat oorlogsinvalide is, is het wachtgeld, gedurende de drie eerste jaren, gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het vierde jaar, wordt het verminderd zoals hierboven.

Het wachtgeld kan niet lager zijn dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben als hij genoot van de sociale zekerheid voor loontrekkenden.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder dienstjaren verstaan die welke in aanmerking komen voor de berekening van het pensioen. De militaire dienst, gedaan vóór de indiensttreding, wordt echter niet in aanmerking genomen en de in aanmerking komende militaire dienst wordt slechts meegerekend voor zijn gewone duur, onverminderd de toepassing van artikel 13 van de gecoördineerde wetten van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947 betreffende de prioriteiten.

De voorlopige terugroeping in actieve dienst heft de gevolgen van de terbeschikkingstelling bedoeld in alinea 1 op, gedurende de tijd van de oproep. De terugroeping in actieve dienst voor een onbepaalde duur heft de gevolgen van de terbeschikkingstelling bedoeld in alinea 1 op, zolang er geen einde wordt gesteld aan deze oproep.

Art. 154.Elk lid van het administratief personeel dat ter beschikking gesteld wordt wegens ontstentenis van betrekking, behoudt in deze stand gedurende twee jaar zijn aanspraken op een benoeming tot een bevorderingsambt en een verhoging van wedde.

Art. 155.Een in een wervingsambt vast benoemd lid van het administratief personeel wordt slechts op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, nadat een einde werd gesteld aan de diensten van de administratieve personeelsleden die dezelfde functie uitoefenen in een vacante betrekking en dit in de volgorde vastgesteld in artikel 36, § 1n alinea 1, 1 tot 11.

Wanneer een lid van het administratief personeel dat vast benoemd is in een wervingsambt, vervolgens op gedeeltelijk opdrachtverlies moet worden geplaatst of ter beschikking moet worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, wordt(worden) eerst het(de) lid(leden) van het als aanvullend administratief personeel in de instelling aangestelde administratief personeel of het met hoofdopdracht in de instelling aangestelde personeelslid op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, vervolgens wordt(worden) een lid(leden) van het in de instelling aangestelde administratief personeel op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

Het tot de proeftijd toegelaten lid van het administratief personeel wordt slechts ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking nadat de diensten werden beëindigd van de leden van het administratief personeel die dezelfde functie uitoefenen in een vacante betrekking, en dit in de volgorde bepaald door artikel 36, § 1, alinea 1, 1 tot 7.

Art. 156.Elk jaar vergaderen in de loop van de maand november de zonale affectatiecommissie en de interzonale affectatiecommissie en stellen deze commissies de reaffectatie, de terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur, de aanvullende opdracht, de wijziging van affectatie van de leden van het administratief personeel voor in definitief vacante betrekkingen op de eerste dag van het lopende schooljaar of academiejaar.

Art. 157.§ 1. Het vast benoemde lid van het administratief personeel dat op gedeeltelijk opdrachtverlies is geplaatst, blijft ter beschikking van de Regering, die dit personeelslid op eigen initiatief een aanvullende opdracht kan toewijzen.

Onder aanvullende opdracht wordt begrepen de niet-vacante uren in hetzelfde ambt toegekend binnen dezelfde instelling. § 2. Het op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst vast benoemde lid van het administratief personeel blijft ter beschikking van de regering die dit personeelslid op eigen initiatief of op voorstel van de zonale affectatiecommissie een aanvullende opdracht kan toewijzen : 1° in de eerste plaats voor elke tijdelijke aanstelling of toelating tot de proeftijd;2° vervolgens, in door tijdelijken ingenomen betrekkingen, in overeenstemming met artikel 36, § 1. Een vast benoemd lid van het administratief personeel dat in zijn ambt geen aantal uren heeft minstens gelijk aan het aantal uren waarvoor hij in de instelling waar hij aangesteld is wordt betaald, en die een aanvullende opdracht kreeg toegewezen in een of meerdere instellingen, behoudt op zijn verzoek deze aanvullende opdracht zolang : 1° hij geen aantal uren toegewezen krijgt minstens gelijk aan het aantal uren waarvoor hij in de instelling waar hij aangesteld is, vast benoemd is;2° deze aanvullende opdracht niet noodzakelijk is om de opdracht aan te vullen van een vast benoemd lid van het administratief personeel aangesteld in de instelling of er voorlopig of voor onbepaalde duur in actieve dienst teruggeroepen. Onder aanvullende opdracht wordt in de zin van deze paragraaf verstaan de toewijzing in een of meerdere andere instellingen van tijdelijk of definitief vacante uren in het ambt waarin hij vast benoemd is aan een lid van het administratief personeel vast benoemd in een ambt met volledige of onvolledige prestaties dat op gedeeltelijk opdrachtverlies is geplaatst, dit ter compensatie van het aantal uren waarvoor hij op gedeeltelijk opdrachtverlies is geplaatst.

Art. 158.§ 1. Wanneer in de voorwaarden van artikel 155 een in een wervingsambt vast benoemd lid van het administratief personeel op gedeeltelijk opdrachtverlies moet worden geplaatst of ter beschikking moet worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, wordt het lid van het administratief personeel met de kleinste dienstanciënniteit in het onderwijs van de Franse Gemeenschap op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst of ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

Wanneer in de voorwaarden van artikel 155 een tot de proeftijd toegelaten lid van het administratief personeel ter beschikking moet worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, wordt het lid van het administratief personeel met de kleinste dienstanciënniteit in het onderwijs van de Franse gemeenschap ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

Wanneer een in een bevorderingambt vast benoemd lid van het administratief personeel op gedeeltelijk opdrachtverlies moet worden geplaatst of ter beschikking moet worden gesteld wegens ontstentenis van betrekking, wordt het lid van het administratief personeel met de kleinste dienstanciënniteit in het onderwijs van de Franse Gemeenschap op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst of ter beschikking gesteld. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt in geval van gelijke dienstanciënniteit, eerst het lid van het administratief personeel met de kleine dienstanciënniteit ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking of op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst, naargelang het geval.

In geval van gelijke dienstanciënniteit en functieanciënniteit wordt naargelang het geval eerst het jongste lid van het administratief personeel ter beschikking gesteld of op gedeeltelijk opdrachtverlies geplaatst.

Art. 159.Voor de berekening van de in artikel 158 bedoelde dienstanciënniteit komen in aanmerking : 1° alle prestaties die het lid van het administratief personeel heeft geleverd in de onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap, in welke hoedanigheid ook, in een ambt van het administratief personeel;2° de duur van deze prestaties geleverd in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het administratief personeel, in een ambt met volledige of onvolledige prestaties, is gelijk aan het aantal dagen tussen het begin en het einde van de ononderbroken actieve dienstperiodes, inbegrepen - indien ze in deze periodes vervat zijn - de jaarlijkse vakanties, het omstandigheidsverlof of verlof om persoonlijke redenen, het zwangerschapsverlof en onthaalverlof bij adoptie en officieuze voogdij, zoals bepaald in artikel 137;3° de duur van de prestaties geleverd als tot de proeftijd toegelaten lid van het administratief personeel in een ambt met volledige prestaties, wordt berekend per maand van het burgerlijk jaar, inbegrepen de verloven bepaald in artikel 136, waarbij de prestaties van minder dan één maand niet worden meegerekend;4° de toegelaten prestaties geleverd tijdens de maand waarin het lid van het administratief personeel voor het eerst wordt aangesteld in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijke, worden verondersteld als tijdelijke geleverd te zijn : 5° dertig dagen vormen een maand;6° de effectieve prestaties in een ambt met onvolledige prestaties, dat minstens de helft van de voor een ambt met volledige prestaties vereiste prestaties omvat, worden in aanmerking genomen als prestaties verricht in een ambt met volledige prestaties. Het aantal dagen gepresteerd in een ambt met onvolledige prestaties, dat minder dan de helft van de voor een ambt met volledige prestaties vereiste prestaties omvat, wordt met de helft verminderd; 7° de duur van de prestaties geleverd in twee of meerdere gelijktijdig uitgeoefende ambten met volledige of onvolledige prestaties, mag nooit de duur van de prestaties geleverd in een gedurende dezelfde periode uitgeoefend ambt met volledige prestaties overschrijden;8° de duur van de toegelaten prestaties van het lid van het administratief personeel mag voor een burgerlijk jaar nooit twaalf maanden overschrijden.

Art. 160.§ 1. Zodra een lid van het administratief personeel ter beschikking wordt gesteld wegens ontstentenis van betrekking, brengt de directeur de Regering en de voorzitter van de bevoegde zonale affectatiecommissie op de hoogte.

Wanneer een lid van het administratief personeel wegens ontstentenis van betrekking in zijn instelling niet langer een aantal uren presteert gelijk aan het aantal uren waarvoor het lid van het administratief personeel wordt betaald, brengt de directeur de Regering en de voorzitter van de bevoegde zonale affectatiecommissie op de hoogte. § 2. Elk vast benoemd lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, blijft ter beschikking van de Regering die naargelang van het geval op eigen initiatief of op voorstel van de bevoegde zonale affectatiecommissie, of van de interzonale affectatiecommissie, dit personeelslid voorlopig in actieve dienst kan terugroepen of op voorstel van een zonale affectatiecommissie of van de interzonale affectatiecommissie voor onbepaalde duur in actieve dienst kan terugroepen : 1° vóór elke tijdelijke toewijzing of toelating tot de proeftijd;2° vervolgens in de door tijdelijken ingenomen betrekkingen;3° tenslotte in betrekkingen ingenomen door stagiairs, in omgekeerde volgorde van hun rangschikking, op voorwaarde dat het voorlopig of voor onbepaalde duur in actieve dienst teruggeroepen lid van het administratief personeel in dezelfde zone als de stagiair ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Wanneer de volledig of gedeeltelijk door de minst gunstig gerangschikte tijdelijke vrijgemaakte betrekking voor het in alinea 1 bedoelde lid van het administratief personeel een verplaatsing van meer dan vier uur met het openbaar vervoer meebrengt, mag deze de terugroeping in actieve dienst weigeren. In dat geval wordt volledig of gedeeltelijk een einde gesteld aan de prestaties van in de eerste plaats een andere niet-gerangschikte tijdelijke, vervolgens van een andere in de tweede groep gerangschikte tijdelijke en bij ontstentenis van de tijdelijke van de eerste groep die onmiddellijk beter gerangschikt is.

Het lid van het administratief personeel dat van een terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur geniet, wordt de eerste dag van het schooljaar of academiejaar volgend op de vacantverklaring van een betrekking in zijn ambt in dezelfde instelling gereaffecteerd.

Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking wordt op zijn verzoek prioritair in actieve dienst teruggeroepen in een voorlopig beschikbare betrekking in zijn ambt binnen de instelling waar hij zijn betrekking heeft verloren.

Tijdens de voorlopige terugroeping in actieve dienst en de terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur geniet het lid van het administratief personeel zijn activiteitswedde en worden zijn dagen dienst gelijkgesteld met effectieve dienstactiviteit. § 3. Het in een wervingsambt vast benoemd lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking wordt door de Regering gereaffecteerd - naargelang het geval - op advies van de bevoegde zonale affectatiecommissie of de interzonale affectatiecommissie : 1° in de eerste plaats en voorrang hebbend op de tot de proeftijd toegelaten personeelsleden, in definitief vacante betrekkingen ingenomen door tijdelijken;2° vervolgens in definitief vacante betrekking ingenomen door stagiairs, in omgekeerde volgorde van hun rangschikking, op voorwaarde dat het gereaffecteerde lid van het administratief personeel ter beschikking was gesteld wegens ontstentenis van betrekking in dezelfde zone als de stagiair. Het lid van het administratief personeel dat voorlopig in actieve dienst is teruggeroepen in een betrekking die minstens drievierde van de uren omvat waarvoor hij betaald wordt, neemt de betrekking waarin hij wordt gereaffecteerd slechts de volgende 1 juli op.

Het lid van het administratief personeel dat tot de proeftijd is toegelaten en ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking wordt door de Regering - naargelang het geval - op advies van de bevoegde zonale affectatiecommissie of de interzonale affectatiecommissie gereaffecteerd in de definitief vacante betrekkingen bekleed door tijdelijken.

Het in een bevorderingsambt vast benoemd lid van het administratief personeel wordt door de Regering gereaffecteerd in een definitief vacante betrekking in zijn ambt. § 4. Het lid van het administratief personeel moet binnen de door de Regering gestelde termijn de betrekking bekleden die hem door reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur is toegewezen. § 5. Wanneer een lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, in zijn zone niet kon worden gereaffecteerd of voorlopig of voor onbepaalde duur in actieve dienst teruggeroepen, doet de Regering een beroep op de interzonale affectatiecommissie, die de Regering het in artikel 21, § 1 bedoelde advies verstrekt. § 6. Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking in een bevorderingsambt, kan voorlopig in actieve dienst worden teruggeroepen in een wervingsambt dat hem toegang verschafte tot het bevorderingsambt waarin de betrokkene benoemd is, dit overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

Niettegenstaande deze voorlopige terugroeping in actieve dienst blijft het in alinea 1 bedoelde lid van het administratief personeel ter beschikking van de Regering om gereaffecteerd te worden in het ambt waarin de betrokkene vast benoemd is. § 7. In elk geval blijft het aldus gereaffecteerde of voorlopig in actieve dienst teruggeroepen lid van het administratief personeel genieten van de loonschaal waarin de betrokkene ingeschaald was voor zijn terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking.

Art. 161.Het vast benoemd lid van het administratief personeel dat ter beschikking werd gesteld wegens ontstentenis van betrekking en dat niet kon worden gereaffecteerd noch voor onbepaalde duur kon worden teruggeroepen in actieve dienst in het ambt waarin de betrokkene vast benoemd was, kan voorlopig in actieve worden teruggeroepen in elk ambt waarvoor hij de nodige bekwaamheidsbewijzen bezit.

Het lid van het administratief personeel dat in toepassing van bovenstaande alinea in actieve dienst wordt teruggeroepen, blijft de loonschaal genieten waarin de betrokkene was ingeschaald ingevolge het ambt waarin hij vast benoemd was.

Onderafdeling 3. - Terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst

Art. 162.§ 1. Het vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten lid van het administratief personeel kan door de Regering ter beschikking worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, na een voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst geformuleerd volgens de modaliteiten die de Regering heeft vastgesteld. De duur van de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst mag, in één of meer periodes, gespreid over de loopbaan van het lid van het administratief personeel zes maanden niet overschrijden.

De Regering kan echter afwijken van de in alinea 1 vermelde beperking om de tegen een lid van het administratief personeel tijdens een schooljaar of academiejaar uitgesproken terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst te verlengen tot het einde van het lopende schooljaar of academiejaar.

Tijdens de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, ontvangt het lid van het administratief personeel een wachtgeld gelijk aan 75 % van zijn laatste activiteitswedde. Een lid van het administratief personeel kan slechts worden ter beschikking gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, als de feiten waarvoor deze maatregel wordt overwogen van die aard zijn dat ze aanleiding kunnen geven tot een disciplinaire straf of een procedure tot vaststelling van incompatibiliteit of wanneer het personeelslid voor deze feiten gerechtelijke wordt vervolgd. § 2. Vóór elk voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst moet het lid van het administratief personeel door de Regering uitgenodigd worden om gehoord te worden. De uitnodiging voor de hoorzitting evenals de redenen waarom de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst wordt overwogen, moet het lid van het administratief personeel minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ter kennis worden gebracht door middel van een aangetekende brief met ontvangstbewijs of door persoonlijke overhandiging van een brief met ontvangstbewijs. Op de hoorzitting mag het lid van het administratief personeel zich laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen uit de actieve of gepensioneerde personeelsleden van de onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakbond. De procedure loopt geldig verder wanneer het deugdelijk uitgenodigde lid van het administratief personeel niet op de hoorzitting verschijnt of er zich niet laat vertegenwoordigen.

Wanneer het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger echter overmacht kunnen inroepen om hun afwezigheid op de hoorzittingen te rechtvaardigen, wordt het lid van het administratief personeel op een nieuwe hoorzitting uitgenodigd, met kennisgeving conform de bepalingen van alinea 1.

In dat geval en wanneer het lid van het administratief personeel of zijn vertegenwoordiger niet op de hoorzitting aanwezig zijn, loopt de procedure geldig door.

Het lid van het administratief personeel dat het voorwerp is van een voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, kan binnen tien dagen na de kennisgeving van het voorstel bij de Raad van Beroep bezwaar aantekenen.

De raad brengt binnen maximaal drie maanden advies uit aan de Regering.

De Regering beslist binnen een termijn van één maand vanaf de datum van ontvangst van het advies van de Raad van Beroep of van het dossier dat haar onttrokken is. De terbeschikkingstelling gaat in de derde werkdag na de kennisgeving aan de eisende partij. § 3. Wanneer het lid van het administratief personeel binnen de in § 2 bepaalde termijn geen bezwaar aantekent bij de Raad van Beroep, wordt het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst na deze termijn ter kennis gebracht van de regering die zich binnen een termijn van één maand uitspreekt.

De beslissing van de Regering wordt het lid van het administratief personeel ter kennis gebracht, waarna de terbeschikkingstelling de derde werkdag na de kennisgeving ingaat.

Onderafdeling 4. - Terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid

Art. 163.Onder voorbehoud van artikel 10 van het koninklijk besluit van 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 tot vaststelling van de administratieve standen van het administratief personeel, meesters-, vak- en dienstpersoneel van de instellingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, is het lid van het administratief personeel van rechtswege ter beschikking gesteld wanneer de betrokkene afwezig is wegens ziekte of gebrekkigheid na de maximum duur van het verlof dat hem om die reden kan worden toegekend overeenkomstig artikel 9 van voornoemd koninklijk besluit van 8 december 1967.,

Art. 164.Het wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking gestelde lid van het administratief personeel behoudt zijn recht op benoeming in een bevorderingsambt en op weddeverhoging.

Art. 165.Het wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking gestelde lid van het administratief personeel ontvangt een wachtgeld gelijk aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Dit bedrag mag echter in geen geval lager zijn : 1° dan de vergoeding die de betrokkene ontvangt in dezelfde situatie wanneer het stelsel van de sociale zekerheid van bij het begin van zijn afwezigheid op hem van toepassing zou zijn;2° dan het pensioen dat hij op de datum van zijn terbeschikkingstelling zou ontvangen, ingeval van vervroegde pensionering.

Art. 166.Afwijkend van artikel 165 heeft het lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid, recht op een wachtgeld gelijk aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde wanneer de aandoening waaraan hij lijdt erkend is als een ernstige en langdurige aandoening of gebrekkigheid.

De administratieve gezondheidsdienst beslist of de aandoening waaraan het lid van het administratief personeel lijdt dergelijke aandoening of gebrekkigheid betreft. Deze beslissing mag in elk geval niet worden getroffen vooraleer het personeelslid voor de aandoening waaraan hij lijdt, ononderbroken zes maanden met ziekteverlof is geweest of ter beschikking is gesteld.

Deze ononderbroken periode van zes maanden is echter niet vereist voor het lid van het administratief personeel dat na een nieuwe afwezigheid wegens ziekte of gebrekkigheid, opnieuw met ziekteverlof is of ter beschikking gesteld is wegens ziekte of gebrekkigheid, dit in het jaar volgend op de datum van een beslissing inzake erkenning van ernstige of langdurige ziekte betreffende zijn persoon.

Deze beslissing leidt tot een herziening van de situatie van het lid van het administratief personeel met financiële gevolgen op de datum van het begin van zijn terbeschikkingstelling.

Onderafdeling 5. - Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden

Art. 167.Het wegens persoonlijke aangelegenheden ter beschikking gestelde lid van het administratief personeel ontvangt geen enkel wachtgeld.

Het personeelslid kan zich niet beroepen op een aandoening of gebrekkigheid opgelopen tijdens zijn periode van terbeschikkingstelling.

Art. 168.De duur van de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden in één of meer periodes mag de termijn van vijf jaar niet overschrijden.

Elk lid van het administratief personeel wiens afwezigheid deze termijn overschrijdt wordt beschouwd als ontslagnemend. HOOFDSTUK XI. - Ambtsneerlegging

Art. 169.De tijdelijk aangestelde, tot de proeftijd toegelaten of vast benoemde leden van het administratief personeel worden ambtshalve en zonder vooropzegging uit hun ambt ontslagen : 1° indien ze niet regelmatig aangesteld, tot de proeftijd toegelaten of vast benoemd zijn;2° indien ze niet meer voldoen aan de volgende voorwaarden : a) de Belgische nationaliteit bezitten, of die van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;b) de burgerlijke en politieke rechten genieten;c) voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;d) van onberispelijk gedrag zijn;3° indien ze na een toegelaten afwezigheid zonder geldige reden hun dienst niet hervatten en meer dan tien dagen afwezig blijven;4° indien ze zonder geldige reden hun betrekking verlaten en meer dan tien dagen afwezig blijven;5° indien ze ingeval van terugroeping in actieve dienst, zonder geldige reden weigeren binnen de tien dagen de hun door de Regering aangewezen betrekking te bekleden;6° indien ze zich bevinden in de gevallen waarin toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten, ambtsneerlegging ten gevolge heeft;7° indien ze lijden aan een vroegtijdige invaliditeit die onder de door de wet bepaalde voorwaarden behoorlijk is vastgesteld en waardoor ze niet meer in staat zijn hun ambt volledig, geregeld en onafgebroken uit te oefenen; indien incompatibiliteit is vastgesteld en geen bezwaar werd ingediend, voorzien in artikel 15, of indien het lid van het administratief personeel na het einde van de procedure weigert een einde te maken aan een incompatibele bezigheid.

Art. 170.Voor de vast benoemde leden van het administratief personeel geven eveneens aanleiding tot definitieve ambtsneerlegging : 1° het vrijwillig ontslag : het lid van het administratief personeel mag slechts na behoorlijke machtiging en na een opzeggingstermijn van ten minste vijftien dagen zijn dienst verlaten;2° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid : deze beroepsongeschiktheid wordt vastgesteld door de beoordeling onvoldoende' behouden over twee achtereenvolgende jaren sedert de toekenning ervan;3° de normale inruststelling wegens de leeftijdsgrens;4° de afzetting. HOOFDSTUK XII. - Mobiliteit

Art. 171.Op zijn verzoek kan een vast benoemd lid van het administratief personeel overplaatsing verkrijgen naar het Ministerie van de Franse Gemeenschap of naar een instelling van openbaar nut van het Sectorcomité XVII. - Op zijn verzoek kan een vast benoemd personeelslid van de categorie administratief personeel van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of van een instelling van openbaar nut die onder Sectorcomité XVII ressorteert, overplaatsing verkrijgen naar een onderwijsinstelling van de Franse Gemeenschap, conform het besluit van de Regering van Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 betreffende het statuut van het ambtenaren van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.

Art. 172.Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient onder mobiliteit' naargelang het geval verstaan te worden : 1° de overgang van een vast benoemd lid van het administratief personeel van een ambt bedoeld in artikel 17, § 1 naar een ambt van de categorie administratief personeel van een van de kaders van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of een instelling van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteert, volgens de door de Regering bepaalde overeenstemmingstabel.2° de overgang van een vast benoemd personeelslid van het Ministerie van de Franse Gemeenschap of van een instelling van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteert, van een ambt van de categorie administratief personeel van een van de kaders van het Ministerie of van een instelling van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteert, naar een ambt bedoeld in artikel 17, § 1, volgens de door de Regering bepaalde overeenstemmingstabel. Voor de toepassing van dit hoofdstuk dient onder dienst van bestemming' verstaan te worden, het Ministerie van de Franse gemeenschap, de instelling van openbaar nut die onder het Sectorcomité XVII ressorteert, of de onderwijsinstelling van de Franse Gemeenschap in de aanvraag tot overplaatsing.

Art. 173.Om van de bepalingen van dit hoofdstuk te kunnen genieten moet het personeelslid op administratief vlak aanspraak kunnen maken op de promotie.

Art. 174.De in artikel 172, 1 bedoelde overplaatsing kan worden verkregen in een ambt bedoeld in artikel 37 van voornoemd besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996.

De in artikel 172, 2 bedoelde overplaatsing kan vóór elke voorlopige aanstelling van een in artikel 2, § 1 bedoeld lid van het administratief personeel, worden verkregen in een definitief vacant verklaarde betrekking die niet kon worden opgevuld door reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur, aanvullende opdracht of wijziging van affectatie, noch door vaste benoeming of toelating tot de proeftijd.

Art. 175.Het lid van het administratief personeel bedoeld in artikel 171, alinea 1, dient zijn aanvraag tot overplaatsing in bij de directeur van de instelling waar hij aangesteld is. Deze brengt een gemotiveerd advies over de overplaatsing uit, dat hij vervolgens naar de Regering stuurt. Wanneer de Regering de aanvraag goedkeurt, stuurt ze de aanvraag naar de Commissie vermeld in artikel 12bis van voornoemd besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996, dit ten laatste één maand na de afsluiting van de oproep tot indiening van kandidaturen.

De in alinea 1 bedoelde aanvraag wordt ingediend volgens het model dat de Regering heeft opgesteld.

Art. 176.Voorzover ze de mobiliteit betreffen zijn de bepalingen van de artikels 38bis tot 40 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 juli 1996 van toepassing op de krachtens dit hoofdstuk ingediende aanvragen tot overplaatsing.

Art. 177.De goedkeuring van de aanvraag tot overplaatsing door de overheid die binnen de dienst van bestemming de benoemingsbevoegdheid uitoefent, leidt van rechtswege tot de benoeming van het personeelslid, naargelang van het geval tot de graad van de betrekking of in het ambt waarvoor de aanvraag tot overplaatsing werd ingediend.

De Regering bepaalt de modaliteiten volgens dewelke de voor de in alinea 1 bedoelde benoeming door het personeelslid verworven anciënniteit in aanmerking wordt genomen. In elk geval kan het personeelslid geen andere anciënniteit laten gelden dan deze die de betrokkene effectief kan bewijzen.

Het in alinea 1 bedoelde personeelslid geniet naargelang het geval de loonschaal van de graad van de betrekking of van het ambt waarvoor de overplaatsing werd toegestaan. Desgevallend behoudt de betrokkene zijn wedde tot hij in de bij zijn nieuwe betrekking horende loonschaal, minstens een gelijke wedde ontvangt.

Het personeelslid valt niet langer onder de statutaire en bezoldigingsvoorwaarden die vóór zijn benoeming in de dienst van bestemming op hem van toepassing waren. Hij verliest eveneens de voordelen - ongeacht hun aard - die op hem van toepassing waren.

Art. 178.De overplaatsing geschiedt door een individueel besluit genomen door de overheid die de benoemingsbevoegdheid heeft binnen de dienst van bestemming waarvoor het personeelslid zijn overplaatsing verkrijgt. HOOFDSTUK XIII. - Opponeerbaarheid van bepalingen in strijd met het statuut

Art. 179.Elke bepaling in een benoemingsakte of in een arbeidsreglement die in strijd is met de wettelijke vereisten of dit decreet zijn niet opponeerbaar.

TITEL III. - Leden van het werkliedenpersoneel HOOFDSTUK I. - Ambten en titels Functies en titels

Art. 180.De ambten van het werkliedenpersoneel worden als volgt gerangschikt : 1° wervingsambten : a) hulpkok;b) onderhoudswerkman;c) geschoold onderhoudswerkman;d) geschoold werkman;e) nachtwaker;f) kok;g) amanuensis;h) vormer;i) kunstboekbinder;j) handzetter;k) operateur-technicus;l) hersteller van muziekinstrumenten 2° bevorderingsambten : a) eerste amanuensis-ploegbaas;b) eerste geschoolde onderhoudswerkman-ploegbaas;c) eerste geschoold werkman-ploegbaas;d) eerste kok-ploegbaas;e) magazijnier.

Art. 181.De bekwaamheidsbewijzen vereist voor de wervingsambten van bovenvermeld werkliedenpersoneel worden als volgt vastgesteld : 1. Voor de ambten van hulpkok, onderhoudwerkman of nachtwaker : geen enkele voorwaarde wat betreft diploma of bekwaamheidsbewijs;2. Voor het ambt van geschoold onderhoudswerkman : a) diploma of bekwaamheidsbewijs van lager secundair technisch onderwijs, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of b) bewijs van een attest van welslagen in een derde jaar van het secundair onderwijs, afgeleverd door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of c) zes jaar beroepservaring.3. Voor het ambt van kok : a) diploma of bekwaamheidsbewijs van lager secundair technisch onderwijs, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of b) bewijs van een attest van welslagen in een derde jaar van het secundair onderwijs, afgeleverd door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of c) zes jaar beroepservaring. De Regering beslist of de in c) bedoelde beroepspraktijk overeenstemt met het ambt van kok. 4. Voor de ambten van geschoold werkman of amanuensis : a) diploma of bekwaamheidsbewijs van lager secundair technisch onderwijs, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of b) bewijs van een attest van welslagen in een derde jaar van het secundair onderwijs, afgeleverd door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.5. Voor het ambt van vormer : a) diploma of bekwaamheidsbewijs van lager secundair onderwijs georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap en een attest van welslagen in een cursus voor vormers in een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;b) attest van welslagen in een derde jaar secundair onderwijs verstrekt in een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse gemeenschap en een attest van welslagen in een cursus voor vormers afgeleverd door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.6. Voor het ambt van kunstboekbinder : a) diploma of bekwaamheidsbewijs van lager secundair technisch onderwijs (afdeling boekbinderij), georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;b) attest van welslagen in een derde jaar secundair onderwijs (afdeling boekbinderij), afgeleverd door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.7. Voor het ambt van handzetter : a) diploma of bekwaamheidsbewijs van lager secundair technisch onderwijs (afdeling letterzetten), georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;b) attest van welslagen in een derde jaar secundair technisch onderwijs (afdeling letterzetten), afgeleverd door een instelling, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.8. Voor het ambt van operateur-technicus : a) einddiploma of bekwaamheidsbewijs afgeleverd door een instelling voor voltijds hoger secundair onderwijs of deeltijds technisch secundair onderwijs of hoger secundaire technische cursussen, georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;of b) twaalf jaar beroepservaring die verband houdt met het ambt. De Regering beslist of de in b) bedoelde beroepspraktijk overeenstemt met het ambt van operateur-technicus.

Voor het ambt van hersteller van muziekinstrumenten : twaalf jaar beroepservaring die verband houdt met het ambt. De Regering beslist of de beroepservaring overeenstemt met het ambt van hersteller van muziekinstrumenten. HOOFDSTUK II. - Affectatiezones en affectatiecommissies

Art. 182.Er worden zes affectatiezones ingesteld, als volgt afgebakend : 1° de zone van de regio Brussel Hoofdstad die overeenstemt met het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk gewest;2° de zone van de provincie Waals Brabant die overeenstemt met het grondgebied van de provincie Waals Brabant;3° de zone van de provincie Namen, die overeenstemt met het grondgebied van de provincie Namen;4° de zone van de provincie Luik, die overeenstemt met het grondgebied van de provincie Luik;5° de zone van de provincie Luxemburg, die overeenstemt met het grondgebied van de provincie Luxemburg;6° de zone van de provincie Henegouwen, die overeenstemt met het grondgebied van de provincie Henegouwen.

Art. 183.§ 1. In elke in artikel 182 bedoelde affectatiezone wordt een zonale affectatiecommissie opgericht.

De commissie brengt aan de Regering advies uit : 1° over de reaffectatie, de voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur binnen de zone van een in een wervingsambt vast benoemd lid van het werkliedenpersoneel, dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking;2° over de reaffectatie binnen de zone van een tot de stage toegelaten lid van het werkliedenpersoneel, dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking;3° over de wijziging van affectatie van een in een wervingsambt vast benoemd lid van het werkliedenpersoneel, dat een aanstelling in een andere instelling van de zone aanvraagt;4° over de wijziging van affectatie wegens omstandigheden bedoeld in de artikels 238, § 1 en 239, § 1. § 2. De zonale commissie bestaat uit : 1° een door de Regering aangeduide voorzitter;2° drie door de Regering aangeduide leden;3° drie door de Regering aangeduide leden, op voorstel van de vakbonden die leden van het werkliedenpersoneel vertegenwoordigen van de onderwijsinstellingen, georganiseerd door de Franse Gemeenschap, waarbij elke organisatie minstens één vertegenwoordiger heeft;4° drie vertegenwoordigers van de Regering met adviserende stem. Bij afwezigheid van de voorzitter vervangt het oudste aanwezige lid van de in alinea 1, 2 bedoelde leden de voorzitter.

Naast de drie in alinea 1, 2 bedoelde vaste leden duidt de Regering volgens dezelfde modaliteiten drie plaatsvervangende leden aan.

Naast de drie in alinea 1, 3 bedoelde vaste leden duidt de Regering volgens dezelfde modaliteiten drie plaatsvervangende leden aan.

Met een tweederde meerderheid kan de commissie de plaatsvervangend leden toestaan de vergadering met adviserende stem bij te wonen.

De Regering duidt de leden van elke zonale commissie aan voor een periode van vier jaar. Ingeval van overlijden of ontslag tijdens het mandaat, duidt de Regering een nieuw lid aan dat het lopende mandaat voltooit. § 3. De commissie beslist bij absolute meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking der stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris die de Regering aanstelt uit de ambtenaren van minstens niveau 2 van de diensten van de Regering.

De Regering duidt volgens dezelfde modaliteiten een plaatsvervangende secretaris aan.

De secretaris en de plaatsvervangende secretaris hebben geen medebeslissende stem.

De commissie vergadert de eerste helft van februari en de eerste helft van november. Op initiatief van de voorzitter kan ze bijkomende vergaderingen beleggen.

De commissie deelt de Regering binnen acht dagen na de vergadering haar advies mee.

Art. 184.§ 1. Voor de zes in artikel 182 bedoelde zones wordt een interzonale affectatiecommissie opgericht.

De commissie versterkt de Regering advies over : 1° over de reaffectatie, de voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur binnen de zone van een in een wervingsambt vast benoemd lid van het werkliedenpersoneel, dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en binnen zijn zone niet kon worden gereaffecteerd, noch voorlopig teruggeroepen in actieve dienst;2° over de reaffectatie van een tot de stage toegelaten lid van het werkliedenpersoneel, dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en niet binnen de zone kon worden gereaffecteerd;3° over de wijziging van affectatie van een in een wervingsambt vast benoemd lid van het werkliedenpersoneel, dat een aanstelling in een andere instelling van de zone aanvraagt;4° over de reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur en over de wijziging van affectatie van een lid van het werkliedenpersoneel benoemd in een bevorderingsambt; over de wijziging van affectatie wegens omstandigheden bedoeld in de artikels 238, § 1 en 239, § 1. § 2. De interzonale commissie bestaat uit : 1° een voorzitter, met name de Directeur-generaal van de Algemene Directie van het onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap;2° een ondervoorzitter, met name de adjunct-directeur van de Algemene Directie van het onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt;3° drie door de Regering aangeduide leden;4° drie door de Regering aangeduide leden, op voorstel van de vakbonden die de leden van het werkliedenpersoneel van de door de Franse Gemeenschap opgerichte onderwijsinstellingen vertegenwoordigen, waarbij elke vakbond minstens één vertegenwoordiger heeft;5° de directeur-generaal van de Algemene Directie van het verplicht onderwijs of de Algemene Directie van het niet-verplicht onderwijs en van het wetenschappelijk onderzoek, naargelang het geval, of zijn vertegenwoordiger met adviserende stem;6° drie vertegenwoordigers van de Regering met adviserende stem. Naast de drie in alinea 1, 2°, bedoelde vaste leden duidt de Regering volgens dezelfde modaliteiten drie plaatsvervangende leden aan.

Naast de drie in alinea 1, 3°, bedoelde vaste leden duidt de Regering volgens dezelfde modaliteiten drie plaatsvervangende leden aan.

De Regering duidt de leden van de interzonale commissie aan voor een periode van vier jaar. Ingeval van overlijden of ontslag tijdens het mandaat, duidt de Regering een nieuw lid aan dat het lopende mandaat voltooit. § 3. De commissie beslist bij absolute meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking der stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris die de Regering aanstelt uit de ambtenaren van minstens niveau 2 van de diensten van de Regering.

De Regering duidt volgens dezelfde modaliteiten een plaatsvervangende secretaris aan.

De secretaris en de plaatsvervangende secretaris hebben geen medebeslissende stem.

De commissie vergadert de tweede helft van februari en de tweede helft van november. Op initiatief van de voorzitter kan ze bijkomende vergaderingen beleggen.

De commissie deelt de Regering binnen acht dagen na de vergadering haar advies mee.

De commissie stelt een huishoudelijk reglement op, dat de Regering goedkeurt.

In samenwerking met de voorzitters van de zonale affectatiecommissies, stelt de commissie het huishoudelijk reglement van alle zonale commissies op. Dit wordt eveneens door de Regering goedgekeurd. HOOFDSTUK III. - Werving Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 185.Wervingsambten kunnen worden uitgeoefend door leden van het werkliedenpersoneel die tijdelijk aangesteld zijn, tot de proeftijd zijn toegelaten of vast benoemd zijn.

Art. 186.Zodra een betrekking vacant is brengt de directeur de Regering, de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie, evenals de voorzitter van de zonale affectatiecommissie waaronder zijn instelling valt op de hoogte. Deze laatste brengt de leden van de commissie die hij voorzit op de hoogte van de vacante betrekking.

Art. 187.Bij zijn indiensttreding legt het lid van het werkliedenpersoneel de eed af in handen van de directeur van de onderwijsinstelling waar hij wordt aangesteld.

De eed wordt afgelegd met de woorden bepaald door artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831.

Het personeelslid ontvangt hiervan een bewijs. Afdeling 2. - Tijdelijke aanstelling van leden van het

werkliedenpersoneel

Art. 188.Niemand kan tijdelijk aangesteld worden als hij op het ogenblik van de aanstelling niet de volgende voorwaarden vervult : 1° de Belgische nationaliteit bezitten of die van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;5° houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs in overeenstemming met de te begeven betrekking, zoals bepaald in artikel 181;6° niet disciplinair geschorst zijn, disciplinair op non-actief geplaatst zijn of uit een betrekking van het werkliedenpersoneel ontzet zijn;7° niet ontslagen zijn wegens een ernstige fout, bepaald in artikel 192 en 205. Bovendien kan niemand tijdelijk in een instelling worden aangesteld, wanneer de directeur van deze instelling de laatste twee schooljaren of academiejaren, over de betrokkene twee opeenvolgende ongunstige rapporten heeft opgesteld, conform artikel 190.

Art. 189.§ 1. De leden van het werkliedenpersoneel worden tijdelijk door de directeur aangesteld.

De tijdelijke aanstelling geschiedt door een schriftelijk contract dat de directeur ten laatste op de datum van de aanstelling aan het lid van het werkliedenpersoneel overhandigt. De Regering stelt het model van het contract op.

De directeur stuurt een kopie van het contract naar de Algemene Directie van het onderwijspersoneel van de Franse Gemeenschap. § 2. Een tijdelijke aanstelling in een vacante betrekking eindigt wanneer het vast benoemde lid van het werkliedenpersoneel of tot de proeftijd toegelaten lid van het werkliedenpersoneel zijn functies in de betrokken betrekking weer opneemt.

Een tijdelijke aanstelling in een betrekking waarvan de titularis tijdelijk afwezig is, eindigt wanneer de betrokken titularis zijn functies weer opneemt.

Elke tijdelijke aanstelling in een wervingsambt geschiedt voor bepaalde duur. Ze eindigt op de vervaldatum vermeld in het aanstellingscontract en ten laatste de dag voor het begin van het schooljaar of academiejaar volgend op de datum van aanstelling. § 3. Vóór elke tijdelijke aanstelling wordt de betrekking naargelang het geval toegekend door reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur van een lid van het werkliedenpersoneel, ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking, conform artikel 304 tot 306.

Art. 190.§ 1. Nadat een lid van het tijdelijk werkliedenpersoneel een dienstperiode van minstens zes maanden heeft volbracht, stelt de directeur van de instelling een gemotiveerd rapport op over de manier waarop het lid van het werkliedenpersoneel zich van zijn taak kwijt.

De Regering stelt het model van dit rapport op.

Dit rapport wordt het betrokken lid van het tijdelijk werkliedenpersoneel ter visering voorgelegd en bij zijn dossier gevoegd. Wanneer het lid van het werkliedenpersoneel meent dat de inhoud niet gegrond is, maakt hij daarvan melding in zijn visum. § 2. Onverminderd de toepassing van § 1 wordt elke tijdelijke verondersteld zijn taak naar behoren te vervullen, zolang de directeur geen ongunstig rapport over hem opstelt.

Art. 191.§ 1. Onverminderd de bepalingen van paragraaf 5 kan een tijdelijk aangesteld lid van het werkliedenpersoneel door middel van een gemotiveerde beslissing van de directeur ontslagen worden, mits een opzeggingsperiode waarvan de duur wordt bepaald conform alinea 2 tot 4, met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de kennisgeving.

Voor elke tijdelijke aanstelling voor een termijn gelijk aan of langer dan vijftien weken, bedraagt de duur van de opzeggingstermijn drie maanden wanneer het lid van het werkliedenpersoneel minder dan 1800 dagen in dienst was in een betrekking van lid van het werkliedenpersoneel van de onderwijsinstellingen opgericht door de Franse Gemeenschap.

De in bovenstaande alinea bedoelde termijn van drie maanden wordt verhoogd met drie maanden vanaf het begin van een nieuwe periode van 1800 dagen dienst in een betrekking van lid van het werkliedenpersoneel van de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap.

Voor elke tijdelijke aanstelling voor een duur onder vijftien weken bedraagt de opzeggingstermijn 15 werkdagen.

Voor de berekening van het aantal dagen bedoeld in alinea 2 en 3; 1° worden alleen de werkelijke dagen dienst in aanmerking genomen die in de onderwijsinstellingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap in een betrekking van lid van het werkliedenpersoneel werden gepresteerd;2° omvat het aantal dagen gepresteerd in een ambt met volledige prestaties alle dagen geteld vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken periodes dienstactiviteit, inbegrepen - indien ze in deze periode vallen - de jaarlijkse vakantie, het omstandigheidsverlof en verlof om persoonlijke redenen, zwangerschapsverlof en onthaalverlof bij adoptie en officieuze voogdij, zoals bepaald in artikel 285;3° worden de effectief gepresteerde diensten in een ambt met onvolledige prestaties bestaande uit minstens de helft van het aantal vereiste uren voor een ambt met volledige dienstprestaties, op dezelfde grond in aanmerking genomen als de gepresteerde diensten in een ambt met volledige prestaties. Het aantal gepresteerde dagen in een ambt met onvolledige prestaties dat niet dit aantal uren omvat wordt met de helft verminderd; 4° mag het aantal gepresteerde dagen in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende betrekkingen met onvolledige of volledige prestaties, nooit meer bedragen dan het aantal dagen gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties dat tijdens dezelfde periode uitgeoefend wordt. In geen geval mag de duur van de opzeggingstermijn de duur van de nog lopende tijdelijke aanstelling overschrijden. § 2. Wanneer het ontslag niet uitsluitend verantwoord is door overwegingen van budgettaire aard vanwege de instelling, moet het lid van het werkliedenpersoneel vóór elke beslissing tot ontslag, uitgenodigd worden om gehoord te worden. De uitnodiging evenals de redenen waarom de directeur overweegt het lid van het werkliedenpersoneel te ontslaan moeten hem binnen acht werkdagen voor de hoorzitting ter kennis worden gebracht, ofwel door een aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door persoonlijke overhandiging van de brief met ontvangstbewijs. Op de hoorzitting mag het lid van het werkliedenpersoneel zich laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen uit de actieve of gepensioneerde personeelsleden van het onderwijs georganiseerd door de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakbond. De procedure verloopt verder geldig wanneer het deugdelijk uitgenodigde lid van het werkliedenpersoneel niet op de hoorzitting verschijnt of er niet op vertegenwoordigd is. § 3. Elke beslissing met betrekking tot het ontslag door middel van opzegging van een lid van het tijdelijk aangesteld werkliedenpersoneel wordt genomen na voorafgaandelijk advies van het Basisoverlegcomité.

In voorkomend geval wordt dit advies verstrekt na toepassing van de voorafgaandelijke procedure van de hoorzitting bedoeld in § 2. § 4. Wanneer een lid van het werkliedenpersoneel uitsluitend om redenen van budgettair evenwicht van de instelling werd ontslagen en later in dezelfde instelling dient overgegaan te worden tot een tijdelijke aanstelling in dezelfde betrekking, wordt deze tijdelijke aanstelling prioritair aan dit lid van het werkliedenpersoneel aangeboden. § 5. Tenzij uitsluitend verantwoord door overwegingen in verband met het budgettair evenwicht van de instelling mag een lid van het werkliedenpersoneel niet worden ontslagen in toepassing van deze bepaling, wanneer de aan het lid van het werkliedenpersoneel ter kennis gebrachte opzeggingstermijn berekend volgens § 1, eindigt tussen 30 juni en 31 augustus.

Art. 192.§ 1. Elk lid van het werkliedenpersoneel kan wegens een ernstige fout zonder opzeggingstermijn worden ontslagen.

Als ernstige fout worden beschouwd : elk verzuim dat onmiddellijk en definitief elke samenwerking onmogelijk maakt tussen het lid van het werkliedenpersoneel en de directeur van de onderwijsinstelling waarin de betrokkene werkzaam is, of in voorkomend geval tussen het lid van het werkliedenpersoneel en de Hogeschool of Kunsthogeschool. § 2. Zodra de directeur kennis heeft van elementen die een ernstige fout kunnen uitmaken, nodigt de directeur het lid van het werkliedenpersoneel door middel van een aangetekende brief uit op een hoorzitting die ten vroegste vijf werkdagen en ten laatste tien werkdagen na de verzending van de uitnodiging moet plaatsvinden. De procedure loopt verder wanneer het lid van het werkliedenpersoneel niet op de hoorzitting verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen.

Het lid van het werkliedenpersoneel mag zich op de hoorzitting laten vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen uit de actieve of gepensioneerde personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakbond. § 3. Wanneer na de in § 2 bedoelde hoorzitting of in afwezigheid van het lid van het werkliedenpersoneel of zijn vertegenwoordiger op de hoorzitting, de directeur van oordeel is dat er voldoende elementen op een ernstige fout wijzen, brengt hij het lid van het werkliedenpersoneel binnen drie werkdagen van zijn beslissing op de hoogte.

Het ontslag wordt gestaafd met het bewijs van de ten laste gelegde feiten. Het ontslag wordt het lid van het werkliedenpersoneel ter kennis gebracht door middel van een deurwaardersexploot, of door een aangetekende brief die van kracht wordt de derde werkdag volgend op de datum van verzending.

Art. 193.Een lid van het tijdelijk werkliedenpersoneel kan zijn ambt vrijwillig neerleggen mits een opzegging van acht werkdagen, ingaande op de dag van de kennisgeving. Afdeling 3. - Toelating tot de proeftijd en stagiaires

Art. 194.§ 1. Na de definitieve beëindiging van het dienstverband van een vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten lid van het werkliedenpersoneel in een wervingsambt, gaat de Regering over tot de toelating tot de proeftijd van een tijdelijke aangesteld lid van het werkliedenpersoneel in dezelfde functie die hij op die datum uitoefent, op voorwaarde dat deze niet wordt uitgeoefend ter vervanging van een vast benoemd lid van het werkliedenpersoneel of een stagiair. § 2. Wanneer geen enkel lid van het werkliedenpersoneel voorkomt in de rangschikking opgesteld conform artikel 196, § 1 voor het in § 1 bedoelde ambt, wordt in voorkomend geval overgegaan tot de toelating tot de proeftijd in een betrekking van een ander wervingsambt waarvoor dezelfde loonschaal wordt toegekend.

Wanneer verscheidene andere wervingsambten recht geven op een gelijke loonschaal als deze voor het ambt uitgeoefend door het vast benoemde lid van het werkliedenpersoneel of de stagiair bedoeld in § 1, gaat de Regering over tot de toelating tot de proeftijd van het tijdelijk aangesteld lid van het werkliedenpersoneel, dat in de conform artikel 196, § 1 opgestelde rangschikking voor deze andere functies, de hoogste functieanciënniteit heeft en in geval van gelijke anciënniteit, de hoogste dienstanciënniteit. § 3. Toelating tot de proeftijd is uitgesloten wanneer de door het vast benoemde lid van het werkliedenpersoneel of de in § 1 bedoelde stagiair bezette betrekking kan worden toegekend door reaffectatie, voorlopige terugroeping in actieve dienst of terugroeping in actieve dienst voor onbepaalde duur in overeenstemming met de bepalingen die ter zake van toepassing zijn en wanneer de betrekking niet door wijziging van affectatie aan vast benoemde leden van het werkliedenpersoneel werd toegekend. § 4. De dotatie die krachtens de bepalingen van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt toegekend aan de instelling waar het lid van het werkliedenpersoneel conform dit artikel tot de proeftijd wordt toegelaten, wordt verminderd met een bedrag van 20.573,18 euro geïndexeerd volgens de index bepaald door het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Deze vermindering wordt verricht in verhouding tot het saldo van het betrokken burgerlijk jaar, berekend op de datum van de toelating tot de proeftijd.

Deze toepassing van deze bepaling stopt op de datum waarop het lid van het werkliedenpersoneel in proeftijd zijn functies definitief neerlegt.

Art. 195.Niemand kan tot de proeftijd worden toegelaten als hij niet de volgende voorwaarden vervult : 1° de Belgische nationaliteit bezitten of die van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;5° houder zijn van het vereiste bekwaamheidsbewijs in overeenstemming met het te begeven ambt, zoals bepaald in artikel 181;6° niet disciplinair geschorst zijn, disciplinair op non-actief geplaatst zijn of uit een betrekking van het werkliedenpersoneel ontzet zijn;7° niet ontslagen zijn wegens een ernstige fout, bepaald in artikelen 192 en 205. Het lid van het werkliedenpersoneel met zwangerschapsverlof, ziekteverlof of in arbeidsongeschiktheid door een arbeidsongeval wordt tot de proeftijd toegelaten.

Art. 196.§ 1. Voor elk wervingsambt van lid van het werkliedenpersoneel wordt op de centrale administratie van het Ministerie een rangschikking van de tijdelijke leden van het werkliedenpersoneel opgemaakt. De leden van het werkliedenpersoneel worden gerangschikt volgens hun functieanciënniteit binnen de onderwijsinstellingen opgericht door de Franse Gemeenschap. § 2. Wanneer dient overgegaan te worden tot de toelating tot de proeftijd in een wervingsambt conform artikel 194, wordt deze toelating tot de proeftijd prioritair aangeboden aan het tijdelijke lid van het werkliedenpersoneel dat op het tijdstip waarop het vast benoemde lid van het werkliedenpersoneel of de in artikel 194, § 1, alinea 1 bedoelde stagiair definitief zijn functie neerlegt, voor de betrokken functie de hoogste functieanciënniteit heeft in de onderwijsinstellingen opgericht door de Franse Gemeenschap, en aan de voorwaarden voldoet.

Voor de toepassing van alinea 1 ingeval van gelijke functieanciënniteit, wordt voorrang verleend aan het lid van het werkliedenpersoneel dat op voornoemde datum de hoogste anciënniteit heeft in de onderwijsinstellingen opgericht door de Franse Gemeenschap.

Ingeval van gelijke functieanciënniteit en dienstanciënniteit, wordt voorrang verleend aan het oudste lid van het werkliedenpersoneel.

Wanneer het in alinea 1 bedoelde lid van het werkliedenpersoneel het ambt uitoefent dat aan verschillende onderscheiden instellingen dient toegekend te worden, wordt de toelating tot de proeftijd aangeboden in de onderwijsinstelling met het grootste volume prestaties die het lid van het werkliedenpersoneel in het kader van deze betrekking moet presteren. In geval van gelijk volume deelt het lid van het werkliedenpersoneel de Regering mee in welke onderwijsinstelling hij conform § 3 tot de proeftijd wil worden toegelaten. § 3. Het in § 2 bedoelde voorstel tot toelating tot de proeftijd waarvan de Regering het model opstelt, wordt het tijdelijke lid van het werkliedenpersoneel per aangetekende brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht, en wordt van kracht drie werkdagen na de datum van verzending. Het lid van het werkliedenpersoneel beschikt over een termijn van tien werkdagen om de Regering mee te delen of hij de toelating tot de proeftijd aanvaardt of weigert. Hij brengt de Regering per aangetekende brief met ontvangstbewijs op de hoogte van zijn beslissing.

Wanneer het lid van het werkliedenpersoneel zijn weigering toegelaten te worden tot de proeftijd in het voorgestelde ambt bekendmaakt, of niet binnen de gestelde termijn reageert, stelt de Regering de toelating tot de proeftijd voor aan het tijdelijke lid van het werkliedenpersoneel dat onmiddellijk volgt op de rangschikking en aan de voorwaarden voldoet, dit volgens dezelfde modaliteiten als in alinea 1.

Art. 197.§ 1. Voor de berekening van de in artikel 196 bedoelde functieanciënniteit : 1° worden alleen de effectief gepresteerde dagen dienst in de onderwijsinstellingen opgericht door de Franse Gemeenschap in een ambt waarin een betrekking te begeven is;2° omvat het aantal dagen gepresteerd in een ambt met volledige prestaties, alle dagen geteld vanaf het begin tot het einde van de ononderbroken periodes dienstactiviteit, inbegrepen - wanneer ze in deze periode vallen - de jaarlijkse vakantie, het omstandigheidsverlof en verlof om persoonlijke redenen, zwangerschapsverlof en onthaalverlof bij adoptie en officieuze voogdij, zoals bepaald in artikel 285;3° worden de effectief gepresteerde dagen dienst in een ambt met onvolledige prestaties bestaande uit minstens de helft van het aantal vereiste uren voor een ambt met volledige prestaties, op dezelfde grond in aanmerking genomen als de gepresteerde diensten in een ambt met volledige prestaties. Het aantal gepresteerde dagen in een ambt met onvolledige prestaties dat niet dit aantal uren omvat, wordt met de helft verminderd; 4° mag het aantal gepresteerde dagen in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende ambten met onvolledige of volledige prestaties het aantal dagen gepresteerd in een ambt met volledige prestaties uitgeoefend tijdens dezelfde periode niet overschrijden. § 2. Voor de berekening van de in artikel 196 bedoelde dienstanciënniteit : 1° worden alleen de effectief gepresteerde dagen in de onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap in een ambt van lid van het werkliedenpersoneel in aanmerking genomen;2° zijn de bepalingen van § 1, 2° tot 4° van toepassing.

Art. 198.Het lid van het werkliedenpersoneel wordt tot de proeftijd toegelaten en door de Regering in een onderwijsinstelling opgericht door de Franse Gemeenschap aangesteld, de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij zijn aanvaarding conform artikel 196, § 3, heeft ter kennis gebracht.

Het lid van het werkliedenpersoneel wordt voltijds tot de proeftijd toegelaten.

Het besluit tot toelating tot de proeftijd wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Art. 199.§ 1. De proeftijd loopt over zes maanden. De proeftijd kan echter met maximum twee maanden verlengd worden, op gemotiveerd voorstel van de directeur van de onderwijsinstelling waar het lid van het werkliedenpersoneel is aangesteld. § 2. Voor de berekening van de duur van de verrichte proeftijd, worden alle periodes die de stagiair in actieve dienst was in aanmerking genomen.

Art. 200.Op het einde van de stage stelt de directeur een gemotiveerd rapport op over de wijze waarop de stagiair zijn opdracht heeft vervuld. De Regering stelt het model van het rapport op.

Dit rapport leidt tot een gemotiveerd voorstel tot vaste benoeming van de stagiair of tot een gemotiveerde verlenging van de proeftijd, of tot een gemotiveerd voorstel tot ontslag.

De betrokken stagiair ontvangt een duplicaat van dit rapport.

Hij viseert en dateert het rapport binnen twee werkdagen na overhandiging van het rapport.

Wanneer hij het niet gegrond acht, maakt hij hiervan melding in zijn visum.

Het rapport wordt bij het persoonlijk dossier van de stagiair gevoegd.

Art. 201.Zelfs bij ontstentenis van voorstel tot vaste benoeming wordt de stagiair die zijn proeftijd heeft beëindigd, vast benoemd in het ambt met volledige prestaties waarvoor hij tot de proeftijd was toegelaten, en dit vanaf de datum van het einde van de proeftijd, tenzij zijn ontslag of de verlenging van de proeftijd werd voorgesteld conform artikel 200, 202 en 205.

De stagiair die zijn proeftijd heeft volbracht wordt eveneens vast benoemd in het ambt met volledige prestaties waarvoor hij tot de proeftijd was toegelaten, en dit vanaf de datum van het einde van de proeftijd, wanneer de Regering na beroep van de stagiair het voorstel tot ontslag of tot verlenging van de proeftijd niet heeft bekrachtigd.

De stagiair met zwangerschapsverlof, ziekteverlof of in arbeidsongeschiktheid door een arbeidsongeval wordt vast benoemd.

Art. 202.§ 1. Mits een opzegging van drie maanden kan de stagiair tijdens de proeftijd of na de proeftijd op gemotiveerd voorstel van de directeur worden ontslagen.

Vóór elk voorstel tot ontslag moet het lid van het werkliedenpersoneel uitgenodigd worden om gehoord te worden. De uitnodiging tot de hoorzitting evenals de redenen waarom de directeur het ontslag van het lid van het werkliedenpersoneel vraagt moeten hem vijf werkdagen voor de datum van de hoorzitting ter kennis gebracht zijn door middel van een aangetekende brief met ontvangstbewijs of door persoonlijke overhandiging van een brief met ontvangstbewijs. Het lid van het werkliedenpersoneel mag zich op de hoorzitting laten bijstaan door een advocaat, een verdediger gekozen uit de actieve of gepensioneerde leden van het personeel van de onderwijsinstellingen van de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakbond. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het deugdelijk uitgenodigde lid van het werkliedenpersoneel niet op de hoorzitting verschijnt of zich niet laat vertegenwoordiger. § 2. Het voorstel tot ontslag wordt de stagiair dezelfde dag waarop het wordt opgesteld, voorgelegd.

De stagiair viseert en dateert het voorstel en dient het binnen tien werkdagen na de dag waarop hij het heeft ontvangen weer in. Wanneer hij meent dat dit voorstel niet gegrond is, maakt hij hiervan melding in zijn visum, dateert het en dient het binnen dezelfde termijn weer in.

De procedure loopt verder wanneer de stagiair weigert het voorstel te ondertekenen.

Art. 203.§ 1. De stagiair tegen wie een gemotiveerd voorstel tot ontslag of verlenging van de proeftijd wordt geformuleerd, kan binnen tien werkdagen na de kennisgeving van het voorstel, via de hiërarchische weg een schriftelijk bezwaarschrift indienen bij de Regering.

Onmiddellijk na ontvangst van het bezwaarschrift stuurt de Regering de klacht naar de Raad van Beroep. Deze brengt binnen een maximum termijn van één maand vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift advies uit aan de Regering.

De Regering beslist binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van Beroep of van het dossier dat haar onttrokken is. § 2. Wanneer de stagiair na zijn proeftijd beroep aantekent tegen het voorstel tot ontslag of verlenging van de proeftijd, blijft de betrekking waarvoor hij zich kandidaat stelde vacant tot de Regering uitspraak heeft gedaan.

Art. 204.Ingeval van ontslag worden de tijdens de proeftijd gepresteerde dagen gelijkgesteld met dagen gepresteerd als tijdelijk lid van het werkliedenpersoneel.

Art. 205.§ 1. Elke stagiair kan zonder opzeggingstermijn worden ontslagen wegens een ernstige fout.

Als ernstige fout wordt beschouwd : elk verzuim dat onmiddellijk en definitief elke samenwerking onmogelijk maakt tussen het lid van het werkliedenpersoneel en de directeur van de onderwijsinstelling waarin de betrokkene werkzaam is, of in voorkomend geval tussen het lid van het werkliedenpersoneel en de Hogeschool of Kunsthogeschool. § 2. Zodra de directeur kennis heeft van elementen die een ernstige fout kunnen uitmaken, nodigt de directeur het lid van het werkliedenpersoneel door middel van een aangetekende brief uit op een hoorzitting die ten vroegste vijf werkdagen en ten laatste tien werkdagen na de verzending van de uitnodiging moet plaatsvinden. De procedure loopt verder wanneer het lid van het werkliedenpersoneel niet op de hoorzitting verschijnt of zich niet laat vertegenwoordigen.

Het lid van het werkliedenpersoneel mag zich op de hoorzitting laten vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen uit de actieve of gepensioneerde personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerde onderwijs of door een vertegenwoordiger van een erkende vakbond. § 3. Wanneer na de hoorzitting of in afwezigheid van het lid van het werkliedenpersoneel of zijn vertegenwoordiger op de hoorzitting, de directeur van oordeel is dat er voldoende elementen op een ernstige fout wijzen, stuurt hij onmiddellijk het voorstel tot ontslag naar de regering, die vervolgens binnen drie werkdagen vanaf de verzending van het voorstelt beslist.

Het ontslag wordt gestaafd met het bewijs van de ten laste gelegde feiten. Het ontslag wordt het lid van het werkliedenpersoneel ter kennis gebracht door middel van een deurwaardersexploot, of een aangetekende brief die van kracht wordt de derde werkdag volgend op de datum van verzending.

Art. 206.Een stagiair kan vrijwillig zijn ambt neerleggen mits een vooropzegging van vijftien werkdagen ingaande op de dag van de kennisgeving. Afdeling 4. - Vaste benoeming van de leden van het werkliedenpersoneel

Art. 207.De leden van het werkliedenpersoneel worden vast benoemd door de Regering en aangesteld in een onderwijsinstelling van de Franse Gemeenschap.

Het Benoemingsbesluit wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Art. 208.Een lid van het werkliedenpersoneel wordt vast benoemd in een ambt met volledige prestaties en aangesteld in één enkele instelling.

Art. 209.Een vast benoemd lid van het werkliedenpersoneel mag dit ambt niet cumuleren met een ander ambt waarvoor hij vroeger werd benoemd.

Art. 210.§ 1. Alle vast benoemde leden van het werkliedenpersoneel die titularis zijn van een wervingsambt kunnen op hun verzoek in dit ambt een wijziging van affectatie verkrijgen : 1° in een vacante betrekking in een andere instelling van de zone;2° in een vacante betrekking in een andere zone. Deze wijziging van affectatie wordt van kracht op de eerstvolgende 1 juli. § 2. Het lid van het werkliedenpersoneel dat een wijziging van affectatie wenst in een andere instelling van dezelfde zone, stuurt in de loop van de maand januari een door uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerde aanvraag per aangetekende brief naar de Regering. Hij stuurt binnen dezelfde termijn een kopie naar de voorzitter van de betrokken zonale affectatiecommissie.

De Regering verleent de wijziging van affectatie slechts na gunstig advies van voornoemde commissie. § 3. Het lid van het werkliedenpersoneel dat een wijziging van affectatie wenst in een andere zone, stuurt in de loop van de maand januari een door uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerde aanvraag per aangetekende brief naar de Regering. Hij stuurt binnen dezelfde termijn een kopie naar de voorzitter van de interzonale affectatiecommissie.

De Regering verleent de wijziging van affectatie slechts na gunstig advies van voornoemde commissie. HOOFDSTUK IV. - Beoordeling

Art. 211.De beoordeling is verplicht voor ieder vast benoemd lid van het arbeiderspersoneel.

Zij heeft tot doel de vaardigheden en de verdienste van het lid van het arbeiderspersoneel te bepalen.

Art. 212.Het beoordelingsdossier dat voor ieder lid van het arbeiderspersoneel bijgehouden wordt door het hoofdbestuur van het Ministerie, bevat uitsluitend : 1° de verslagen over de wijze waarop het lid van het arbeiderspersoneel zijn taak vervuld heeft toen hij een tijdelijke benoeming had;2° het eindverslag van de stage bedoeld in artikel 200;3° de beoordelingsstaten met daarbij de persoonlijke fiches;4° de staat van de tuchtstraffen en de staat van de beslissingen tot doorhaling van straffen.

Art. 213.Met uitzondering van de staat van de tuchtstraffen en de staat van de beslissingen tot doorhaling wordt ieder stuk door het lid van het arbeiderspersoneel geviseerd voordat het bij het beoordelingsdossier wordt gevoegd.

Alle stukken worden genummerd en vermeld in een inventaris.

Art. 214.Voor het opmaken of de eventuele wijziging van de beoordeling wordt een persoonlijke fiche bijgehouden. Zij geeft het exacte relaas van de concrete, nauwkeurige gunstige of ongunstige bevindingen die betrekking hebben op de uitoefening van het ambt of het privé-leven in zijn verband met het ambt.

Art. 215.Elk feitenrelaas op de persoonlijke fiche wordt aan het betrokken lid van het arbeiderspersoneel voorgelegd op het moment dat de directeur het op deze fiche optekent.

Nadat het lid van het arbeiderspersoneel de persoonlijke fiche, in aanwezigheid van de directeur gelezen heeft, viseert hij dit document en ontvangt een kopie. De procedure voor het opmaken van de beoordeling loopt verder als het lid van het arbeiderspersoneel weigert om de persoonlijke fiche te viseren.

Acht het lid van het arbeiderspersoneel dit feitenrelaas ongegrond, dan dient hij binnen tien werkdagen een gemotiveerd bezwaarschrift in, waarvan hem de ontvangst gemeld wordt; genoemd bezwaarschrift wordt bij de persoonlijke fiche gevoegd.

Ieder lid van het arbeiderspersoneel mag aan de directeur vragen dat een gunstig feit op zijn persoonlijke fiche wordt opgetekend.

Art. 216.De beoordeling zelf wordt op een beoordelingsstaat opgetekend. Zij bestaat in een van de onderstaande vermeldingen : « Zeer goed », « Goed » en « Onvoldoende ».

De beoordeling moet gemotiveerd worden op de beoordelingsstaat die door het betrokken lid van het arbeiderspersoneel geviseerd wordt.

Als er geen beoordelingsstaat bestaat, wordt ieder lid van het arbeiderspersoneel geacht de vermelding « Goed » te hebben gekregen.

Art. 217.Elke vermelding heeft betrekking op het school- of academiejaar op het einde waarvan deze vermelding werd toegekend of behouden.

De beoordelingsstaat wordt, als daar reden toe is, opgemaakt door de directeur tussen 15 en 31 mei van elk school- of academiejaar. De beoordeling wordt jaarlijks verlengd indien, sinds het toekennen van de laatste beoordeling, geen enkel gunstig of ongunstig nieuw feit op de persoonlijke fiche werd opgetekend.

Het toekennen van de vermelding « onvoldoende » geeft aanleiding tot een nieuwe beoordeling in het school- of academiejaar dat volgt op het jaar waarin deze vermelding werd toegekend.

Op om het even welk ogenblik wordt een nieuwe beoordelingsstaat opgemaakt voor ieder lid van het arbeiderspersoneel dat erom verzoekt, indien zich sinds het toekennen van de laatste beoordeling feiten hebben voorgedaan die deze beoordeling kunnen veranderen.

Per jaar wordt er niet meer dan één beoordelingsstaat toegekend.

Art. 218.De beoordeling wordt toegekend door de directeur van de onderwijsinstelling ingericht door de Franse Gemeenschap, waar het lid van het arbeiderspersoneel is aangesteld.

Art. 219.Zo nodig wint de directeur de voor het opmaken van de beoordelingsstaat noodzakelijk geachte inlichtingen in bij de directeur(s) van de onderwijsinstelling(en) die wordt (worden) ingericht door de Franse Gemeenschap waar het lid van het arbeiderspersoneel aangesteld was tijdens het school- of academiejaar waarvoor hij de beoordeling opmaakt.

Art. 220.De beoordelingsstaat wordt door de directeur aan het lid van het arbeiderspersoneel voorgelegd. Een kopie van deze beoordelingsstaat moet aan het betrokken lid van het arbeiderspersoneel overhandigd worden. Deze laatste viseert en dateert het originele stuk binnen de termijn van twee werkdagen. De procedure loopt verder als het lid van het arbeiderspersoneel weigert om het stuk te viseren of het niet teruggeeft nadat hij het binnen de vastgestelde termijn geviseerd heeft.

Oordeelt het lid van het arbeiderspersoneel dat de hem toegekende vermelding niet gegrond is, dan viseert hij de beoordelingsstaat onder voorbehoud en dient binnen de termijn van tien werkdagen een gemotiveerd bezwaarschrift in bij de directeur. Bedoeld bezwaarschrift wordt bij de beoordelingsstaat gevoegd.

Binnen de vijftien werkdagen na ontvangst van het bezwaarschrift geeft de directeur het betrokken lid van het arbeiderspersoneel kennis van zijn definitieve beslissing.

Deze laatste viseert de beoordelingsstaat en heeft het recht binnen de twintig werkdagen die volgen op de ontvangst van deze kennisgeving, langs hiërarchische weg, een klacht neer te leggen bij de raad van beroep. De raad van beroep dient binnen een termijn van drie maanden, te rekenen van de datum van ontvangst, de Regering van advies.

De Regering beslist en kent de beoordeling toe binnen de termijn van een maand ingaande op de datum van ontvangst van het advies van de raad van beroep of van het dossier van de zaak die niet meer bij de raad aanhangig is.

Art. 221.Geen enkele aanbeveling, van welke aard ook, mag in het beoordelingsdossier worden opgenomen.

Elk lid van de het arbeiderspersoneel mag, op welk ogenblik ook, kennis nemen van zijn beoordelingsdossier.

Art. 222.De beoordelingsstaat en de persoonlijke fiche worden opgesteld volgens de modellen die door de Regering werden vastgelegd.

Bevordering Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 223.De benoeming in een bevorderingsambt kan enkel geschieden indien het te begeven ambt vacant is.

Een vacante betrekking voor een bevorderingsambt kan slechts door bevordering worden toegewezen als deze niet door reaffectatie toegewezen werd aan de wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde leden van het arbeiderspersoneel, die in het bevorderingsambt waartoe de te begeven betrekking behoort, vast benoemd zijn. Een vacante betrekking voor een bevorderingsambt kan alleen maar door bevordering toegewezen worden als deze niet door een verandering van aanstelling toegewezen werd.

Art. 224.Ten minste een maal per jaar worden de vacante betrekkingen van de te begeven bevorderingsambten ter kennis gebracht van de leden van het arbeiderspersoneel door middel van een oproep tot de kandidaten gepubliceerd in het Belgische Staatsblad.

Deze bekendmaking verduidelijkt de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen evenals de vorm en de termijn waarin de kandidatuur gesteld moet worden.

Art. 225.§ 1. Elk lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is in een bevorderingsambt kan, op zijn verzoek, een verandering van aanstelling bekomen in een andere vacante betrekking van zijn ambt.

Deze verandering van aanstelling wordt van kracht op 1 juli eerstkomend. § 2. Het lid van het arbeiderspersoneel dat een verandering van aanstelling wenst te bekomen in een andere instelling van dezelfde zone of van een andere zone, dient in de loop van de maand januari per aangetekend schrijven bij de Regering een verzoek in, dat gemotiveerd wordt door buitengewone omstandigheden. Hij stuurt binnen dezelfde termijn een kopie naar de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie.

De Regering kent de verandering van aanstelling pas toe op voorwaarde dat bovengenoemde commissie een gunstig advies uitbrengt.

Art. 226.De leden van het arbeiderspersoneel worden door de Regering benoemd in een bevorderingsambt.

Art. 227.Kunnen alleen in een bevorderingsambt benoemd worden de leden van het arbeiderspersoneel die hun kandidatuur hebben ingediend in de vorm en binnen de termijn bepaald in de oproep tot de kandidaten.

Art. 228.Niemand kan worden benoemd in een bevorderingsambt indien hij op het moment van de benoeming niet beantwoordt aan de volgende voorwaarden : 1° een ambt met volledige dienstprestaties uitoefenen in het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap;2° ten minste tien jaar dienstanciënniteit tellen;3° ten minste zes jaar ambtsanciënniteit tellen;4° in de loop van de vorige vijf school- of academiejaren geen tuchtstraf gekregen hebben;5° in de laatste beoordelingsstaat ten minste de vermelding « Goed » gekregen hebben;6° geklasseerd zijn op een van de eerste drie plaatsen van de lijst van kandidaten die wordt voorgesteld door de bevorderingscommissie bedoeld in artikel 230;7° in een onderwijsinstelling ingericht door de Franse Gemeenschap vast benoemd zijn in een van de wervingsambten uit onderstaande tabel, die zijn aangeduid met het oog op de toe te kennen bevordering. Bevorderingsambten : Wervingsambten waarin de leden van het arbeiderspersoneel vast benoemd moeten zijn om toegang te hebben tot het ambt dat wordt aangeduid in de eerste kolom.

Eerste geschoold arbeider voor onderhoud - ploegbaas : Geschoold arbeider voor onderhoud Eerste kok - ploegbaas : Kok Eerste geschoold arbeider - ploegbaas : geschoold arbeider Eerste hersteller - ploegbaas : hersteller Magazijnbeheerder : geschoold arbeider voor onderhoud, kok, geschoold arbeider, gieter

Art. 229.§ 1. Voor het berekenen van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 228, 2° : 1° komen alle werkelijke diensten in aanmerking die het lid van het arbeiderspersoneel, in welke hoedanigheid dan ook, gepresteerd heeft in onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap, in een ambt van lid van het arbeiderspersoneel;2° komt de duur van deze diensten die gepresteerd werden in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het arbeiderspersoneel in een ambt met volledige of onvolledige dienstprestaties, overeen met het aantal dagen gerekend van het begin tot het einde van de ononderbroken periodes van actieve dienst, met inbegrip van de jaarlijkse vakantie, het verlof voor persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden, het zwangerschapsverlof en het verlof voor onthaal wegens adoptie of officieuze voogdij zoals bepaald in artikel 285, indien zij in deze periodes vallen;3° wordt de duur van de diensten gepresteerd als stagiair of als lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is in een ambt met volledige dienstprestaties, berekend in kalendermaanden, hierbij worden diensten van minder dan een maand niet meegeteld;4° worden de toegelaten diensten die gepresteerd werden tijdens de maand waarin het lid van het arbeiderspersoneel voor de eerste maal aangesteld is in een hoedanigheid die niet tijdelijk is, beschouwd als gepresteerd onder tijdelijke benoeming;5° telt een maand dertig dagen;6° worden de werkelijke diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dienstprestaties die ten minste de helft van de dienstprestaties omvat die vereist zijn voor een ambt met volledige dienstprestaties, op dezelfde wijze in rekening gebracht als de diensten die gepresteerd werden in een ambt met volledige dienstprestaties; Het aantal dagen gepresteerd in een ambt met onvolledige dienstprestaties die minder dan de helft van de dienstprestaties omvat die vereist zijn voor een ambt met volledige dienstprestaties, wordt door twee gedeeld. 7° mag de duur van de diensten die gepresteerd werden in twee of meerdere betrekkingen met volledige of onvolledige dienstprestaties die tegelijkertijd uitgeoefend werden, nooit meer zijn dat de duur van de diensten gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties uitgeoefend in dezelfde periode;8° mag de duur van de toegelaten diensten van het lid van het arbeiderspersoneel nooit meer zijn dan twaalf maanden voor een kalenderjaar. § 2. Voor het berekenen van de ambtsanciënniteit bedoeld in artikel 228, 3° : 1° komen in aanmerking alle werkelijke diensten die het lid van het arbeiderspersoneel, in welke hoedanigheid dan ook, gepresteerd heeft in onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap in de ambten die het mogelijk maken om toegang te hebben tot het te begeven bevorderingsambt;2° zijn toepasbaar de bepalingen van § 1, 2° tot 8°. Afdeling 2. - Bevorderingscommissie

Art. 230.Een bevorderingscommissie wordt samengesteld telkens er een lijst van kandidaten voor een bevorderingsambt moet worden voorgesteld.

Art. 231.§ 1. De bevorderingscommissie die belast is met de voorstelling van de kandidaten wordt samengesteld als volgt : 1° een voorzitter aangewezen door de Regering onder de ambtenaren van de diensten van de Regering, die houder zijn van ten minste rang 15;2° drie leden aangewezen door de Regering onder de ambtenaren van de diensten van de Regering, die houder zijn van ten minste rang 12;3° drie leden aangewezen door de Regering;4° drie leden aangewezen door de Regering op voorstel van de representatieve vakverenigingen die de leden van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen, waarbij elk van de organisaties ten minste over één vertegenwoordiger beschikt. § 2. Voor ieder lid van elke bevorderingscommissie wordt een plaatsvervangend lid aangewezen, dat gekozen wordt volgens dezelfde criteria als het werkend lid dat hij vervangt. De Regering wijst een plaatsvervangende voorzitter aan volgens dezelfde modaliteiten.

Art. 232.Elke commissie wordt bijgestaan door een secretaris aangewezen door de Regering onder de ambtenaren van de diensten van de Regering die tot ten minste niveau 2 behoren.

De Regering wijst volgens dezelfde modaliteiten een plaatsvervangende secretaris aan.

De secretaris en de plaatsvervangende secretaris zijn niet stemgerechtigd.

Art. 233.De samenstelling van de bevorderingscommissies wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Het mandaat van de leden van de commissie is kosteloos; reis- en verblijfsvergoedingen kunnen hun evenwel worden toegestaan volgens de reglementsbepalingen terzake.

Art. 234.Een lid van de commissie mag niet zetelen als de kandidaat voor een bevorderingsambt zijn echtgenoot, samenwonende partner, bloed- of aanverwant is of deze van zijn echtgenoot of van zijn samenwonende partner in een graad beneden de vijfde, of als bovengenoemde kandidaat lid is van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinstelling waar het lid van de commissie zijn ambt uitoefent.

In dit geval zetelt het lid dat hem vervangt.

De commissie beraadslaagt geldig als ten minste twee derde van haar leden aanwezig zijn.

De beslissingen worden genomen door middel van geheime stemming en met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Bij pariteit van stemmen wordt de stemming beschouwd als gunstig voor de kandidaten.

Art. 235.Voor de rangschikking van de kandidaten houdt de bevorderingscommissie rekening met hun dienstanciënniteit, hun ambtsanciënniteit, hun beoordelingsstaten, hun bekwaamheidscertificaten en hun bijzondere verdiensten die verband houden met het uitgeoefende ambt en/of het te begeven ambt.

Er wordt eveneens rekening gehouden met de tuchtstraffen die de kandidaat gekregen heeft in de mate waarin deze niet werden doorgehaald.

De kandidaten zijn verplicht om zelf te zorgen voor de bewijsstukken die hun bijzondere verdiensten aantonen. HOOFDSTUK VI. - Vast benoemde leden of stagiairs van het arbeiderspersoneel die slachtoffer zijn van een gewelddaad Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 236.Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet verstaan worden onder « gewelddaad » iedere fysieke en/of psychologische aanslag gepleegd met kwaad opzet, elke agressie van racistische, religieuze of seksistische aard tegen een vast benoemd lid of stagiair van het arbeiderspersoneel evenals elke beschadiging van zijn goederen door ofwel een leerling, ofwel een derde op aansporing van of met medeplichtigheid van deze laatste, ofwel door een familielid van de leerling of iedere persoon die onder hetzelfde dak woont, in het kader van de dienstuitoefening van het lid van het arbeiderspersoneel of hiermee in rechtstreeks verband staand, ofwel door eender welke andere persoon die niet behoort tot het personeel van de instelling voor zover dat door het slachtoffer wordt aangetoond dat de gewelddaad in rechtstreeks verband staat met de dienstuitoefening.

Onder « lid van het arbeiderspersoneel dat slachtoffer is van een gewelddaad » wordt verstaan het vast benoemd lid of de stagiair van het administratief personeel, dat erkend is als slachtoffer van een werkongeval voortvloeiend uit de daad beschreven in alinea 1 door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadeloosstelling, ten voordele van de personeelsleden van de overheidssector voor de schade voortvloeiend uit werkongevallen en ongevallen die zich voordoen op weg naar het werk.

Artikelen 238 en 239 zijn alleen maar van toepassing voor zover het slachtoffer bij de rechterlijke instanties een klacht heeft ingediend.

Wanneer de gewelddaad buiten de instelling gepleegd werd, zal de prioriteitsaanvraag alleen maar in aanmerking genomen worden voor zover de dader van de gewelddaad geïdentificeerd kon worden.

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de hogescholen en de hogescholen voor kunst ingericht door de Franse Gemeenschap en ook niet op het Hoger Instituut voor Architectuur ingericht door de Franse Gemeenschap.

Art. 237.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel dat slachtoffer is van een gewelddaad, kan gebruik maken van het dispositief beschreven in deel 2 als hij toegelaten is tot de stage, of van het dispositief beschreven in deel 3 als hij vast benoemd is. § 2. In het geval dat hij niet tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard werd door de administratieve gezondheidsdienst en met uitzondering van het geval van een behoorlijk bewezen overmacht, dient het lid van het arbeiderspersoneel bedoeld in § 1 zijn verzoek in, per aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs, om gebruik te maken van het dispositief beschreven in deel 2 en deel 3, binnen een termijn van één maand te tellen vanaf de dag waarop de feiten zich hebben voorgedaan, en richt het, afhankelijk van het geval, aan het Directoraat-generaal van het verplicht onderwijs of aan het Directoraat-generaal van het niet-verplicht onderwijs, die nakijken of aan de voorwaarden werd voldaan.

Binnen dezelfde termijn stuurt hij ook per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs een kopie van dit verzoek naar zijn directeur.

In het geval dat het lid van het arbeiderspersoneel tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard werd door de administratieve gezondheidsdienst, dient hij het verzoek bedoeld in alinea 1 in, binnen een termijn van een maand te tellen vanaf de dag dat hij zijn ambt opnieuw uitoefent.

Het verzoek geeft aan in welke zones het lid van het arbeiderspersoneel zijn ambt verkiest uit te oefenen.

Een kopie van de klacht bedoeld in artikel 236 wordt bijgevoegd evenals een kopie van de erkenning van het arbeidsongeval door de dienst van de Regering bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadeloosstelling, ten voordele van de personeelsleden van de overheidssector, voor de schade voortvloeiend uit werkongevallen en ongevallen die zich voordoen op weg naar het werk. § 3. Binnen acht werkdagen na de ontvangst van het verzoek bedoeld in § 2, brengt, afhankelijk van het geval, het Directoraat-generaal van het verplicht onderwijs of het Directoraat-generaal van het niet-verplicht onderwijs advies uit aan de Regering. Een kopie van dit advies wordt zowel aan de directeur als aan het betrokken lid van het arbeiderspersoneel bezorgd.

De beslissing tot toekenning van het dispositief bedoeld in onderhavig hoofdstuk wordt binnen acht werkdagen door de Regering genomen. Deze beslissing wordt onmiddellijk bekendgemaakt aan de directeur en het betrokken lid van het arbeiderspersoneel. Afdeling 2. - Recht op wijziging van aanstelling wegens omstandigheden

van de leden van het arbeiderspersoneel toegelaten tot de stage

Art. 238.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel toegelaten tot de stage kan een wijziging van aanstelling wegens omstandigheden aanvragen naar een andere instelling van dezelfde zone of van een andere zone, met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in deel 1.

Het verzoek bedoeld in artikel 237, § 2 geeft weer in welke aanstellingszone(s) het lid van het arbeiderspersoneel vraagt om gebruik te maken van de wijziging van aanstelling wegens omstandigheden evenals in welke instelling(en) hij wenst aangesteld te worden.

Dit verzoek kan eender wanneer ingediend worden; gelijktijdig wordt een kopie van dit verzoek overgemaakt aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie(s) en zo nodig aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie.

De betrokken zonale aanstellingscommissie(s) en zo nodig de interzonale aanstellingscommissie, stelt (stellen) aan de Regering de wijzigingen van aanstelling wegens omstandigheden voor, die zij, met inachtneming van § 2, het meest gepast vindt (vinden). § 2. De Regering kent een wijziging van aanstelling wegens omstandigheden toe aan het lid van het arbeiderspersoneel genoemd in onderhavig deel : 1° naar iedere beschikbare vacante betrekking van hetzelfde ambt, rekening houdend met de voorkeur betreffende de zone die meegedeeld werd in het verzoek bedoeld in § 1; of 2° naar iedere beschikbare vacante betrekking van hetzelfde ambt dat reeds bekleed wordt door een vast benoemd lid van het arbeiderspersoneel dat aanvaardt om met hem te wisselen, rekening houdend met de voorkeur betreffende de zone die meegedeeld werd in het verzoek bedoeld in § 1. § 3. De Regering brengt aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie een kopie over van de akte van wijziging van aanstelling wegens omstandigheden.

In het geval dat het lid van het arbeiderspersoneel een wijziging van aanstelling wegens omstandigheden bekomt naar een instelling die behoort tot een andere zone dan deze van de instelling waar hij slachtoffer geworden is van een gewelddaad, maakt de Regering ook een kopie van de akte van wijziging van aanstelling wegens omstandigheden over aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie. Afdeling 3. - Recht op wijziging van aanstelling wegens omstandigheden

van de vast benoemde leden van het arbeiderspersoneel

Art. 239.§ 1. Het vast benoemde lid van het arbeiderspersoneel kan een wijziging van aanstelling wegens omstandigheden aanvragen naar een andere instelling van dezelfde zone of van een andere zone, met inachtneming van de voorwaarden bedoeld in deel 1.

Het verzoek bedoeld in artikel 237, § 2 geeft weer in welke aanstellingszone(s) het lid van het arbeiderspersoneel vraagt om gebruik te maken van de wijziging van aanstelling wegens omstandigheden evenals in welke instelling(en) hij wenst aangesteld te worden.

Het verzoek bedoeld in voorafgaande alinea's kan eender wanneer ingediend worden; gelijktijdig zal een kopie van dit verzoek overgemaakt worden aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie(s) en zo nodig aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie.

De betrokken zonale aanstellingscommissie(s) en zo nodig de interzonale aanstellingscommissie, stelt (stellen) aan de Regering de wijzigingen van aanstelling wegens omstandigheden voor, die zij, met inachtneming van § 2, het meest gepast vindt (vinden). § 2. De Regering kent een wijziging van aanstelling wegens omstandigheden toe aan het lid van het arbeiderspersoneel genoemd in onderhavig deel : 1° naar iedere beschikbare betrekking van hetzelfde ambt, voor een ononderbroken periode van ten minste vijftien weken of tot op het einde van het lopende school- of academiejaar, rekening houdend met de voorkeur betreffende de zone die meegedeeld werd in het verzoek bedoeld in § 1; of 2° naar een beschikbare betrekking van hetzelfde ambt dat bekleed wordt door een vast benoemd lid van het arbeiderspersoneel dat aanvaardt om met hem te wisselen, rekening houdend met de voorkeur betreffende de zone die meegedeeld werd in het verzoek bedoeld in § 1. § 3. De Regering brengt aan de voorzitter van de betrokken zonale aanstellingscommissie een kopie over van de akte van wijziging van aanstelling wegens omstandigheden.

In het geval dat het lid van het arbeiderspersoneel een wijziging van aanstelling wegens omstandigheden bekomt naar een instelling die behoort tot een andere zone dan deze van de instelling waar hij slachtoffer geworden is van een gewelddaad, maakt de Regering ook een kopie van de akte van wijziging van aanstelling wegens omstandigheden over aan de voorzitter van de interzonale aanstellingscommissie. § 4. In afwijking van artikel 210, § 2 en § 3 kan het lid van het arbeiderspersoneel dat slachtoffer is van een gewelddaad, na 31 januari van het lopende school- of academiejaar waarin hij slachtoffer werd, een verzoek indienen tot wijziging van aanstelling voor het volgende school- of academiejaar of de reeds meegedeelde keuze van instelling(en) wijzigen op voorwaarde dat door bovengenoemde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk erkend werd dat hij niet in staat is om zijn ambt(en) te blijven uitoefenen in de instelling waar hij slachtoffer geworden is van een gewelddaad. HOOFDSTUK VII. - Tuchtregeling

Art. 240.Aan de vast benoemde leden van het arbeiderspersoneel die hun plicht niet nakomen, kunnen de volgende tuchtstraffen worden opgelegd : 1° de terechtwijzing;2° de berisping;3° de afhouding op de wedde;4° de schorsing bij tuchtmaatregel;5° de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel;6° de afzetting.

Art. 241.De terechtwijzing en de berisping vinden plaats op gemotiveerd voorstel ofwel van de directeur ofwel van de algemeen ambtenaar van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of de opperambtenaar die hij hiervoor gedelegeerd heeft, en worden uitgesproken door de Regering.

De andere tuchtstraffen vinden plaats op gemotiveerd voorstel van de algemeen ambtenaar van het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek of de opperambtenaar die hij hiervoor gedelegeerd heeft, en worden uitgesproken door de Regering.

Art. 242.De afhouding op de wedde mag niet uitgesproken worden voor meer dan drie maanden. Deze afhouding mag niet meer bedragen dan een vijfde van de wedde.

Art. 243.De schorsing bij tuchtmaatregel kan niet uitgesproken worden voor meer dan een jaar. De schorsing bij tuchtmaatregel heeft de halvering van de wedde tot gevolg.

Art. 244.De duur van de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel wordt bepaald door de overheid die de straf oplegt en kan niet minder zijn dan een jaar en ook niet meer dan vijf jaar.

Gedurende de eerste twee jaar geniet het lid van het arbeiderspersoneel wachtgeld dat gelijk is aan de helft van de activiteitswedde. Zonder dat het laatst vermelde bedrag mag worden overschreden, wordt het wachtgeld vervolgens vastgesteld op het bedrag van het pensioen dat de betrokkene zou bekomen indien hij voortijdig in ruste was gesteld.

Het lid van het arbeiderspersoneel mag zijn wederopneming in het onderwijs aanvragen na het verstrijken van de helft van de duur van zijn straf.

Art. 245.Geen enkele straf mag voorgesteld worden zonder dat het lid van het arbeiderspersoneel vooraf gehoord werd of behoorlijk werd opgeroepen.

Tijdens het verhoor mag het lid van het arbeiderspersoneel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn of een afgevaardigde van een erkende vakvereniging. De procedure gaat geldig verder als het lid van het arbeiderspersoneel dat behoorlijk opgeroepen werd, zich niet op het verhoor aanbiedt of er niet vertegenwoordigd wordt.

Art. 246.Geen enkele straf kan uitwerking hebben voor de periode die voorafgaat aan de uitspraak van deze straf.

Art. 247.Elke straf wordt in het beoordelingsdossier geschreven.

Art. 248.De strafvordering betreffende feiten waarvoor een tuchtvordering is ingesteld, schorst de tuchtvordering en de tuchtuitspraak.

De administratieve overheid alleen oordeelt over de toepassing van de tuchtstraffen, ongeacht de uitslag van de strafvordering.

Art. 249.Elk lid van het arbeiderspersoneel dat verzocht wordt om een over hem gedaan strafvoorstel te viseren, heeft het recht binnen de termijn van twintig werkdagen, ingaande op de datum waarop dit voorstel hem ter visering werd voorgelegd, langs hiërarchische weg beroep in te stellen bij de raad van beroep.

Heeft de verzoeker, binnen de gestelde termijn, geen beroep ingesteld, dan wordt het strafvoorstel rechtstreeks meegedeeld aan de tuchtoverheid.

Art. 250.Het door de belanghebbende geviseerde strafvoorstel, het door hem ingestelde beroep alsook de stukken betreffende zijn beoordeling worden aan de raad van beroep gezonden binnen de termijn van een maand, ingaande op de datum van de ontvangst van het beroep.

Art. 251.Behalve in het geval van strafvervolging moet de raad van beroep voor de beroepen aangetekend tegen eender welk strafvoorstel, binnen drie maanden na de ontvangst van het volledige dossier, een advies uitbrengen.

De Regering kan echter een advies dringend vragen. In dit geval mag de termijn echter niet minder dan een maand zijn.

De Regering neemt een beslissing binnen de termijn van een maand te tellen vanaf de ontvangst van het advies van de raad van beroep of van het dossier van de zaak die niet meer bij de raad aanhangig is.

Art. 252.De tuchtstraf wordt ambtshalve doorgehaald na een termijn van : 1° een jaar voor de terechtwijzing en de berisping;2° drie jaar voor de afhouding op de wedde;3° vijf jaar voor de schorsing bij tuchtmaatregel;4° zeven jaar voor de op non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel. De termijn bedoeld in alinea 1 begint te lopen vanaf de uitspraak van de tuchtstraf.

Onverminderd de uitvoering van de tuchtstraf heeft de doorhaling tot gevolg dat de straf geen effect meer kan hebben met name op de rechten op toegang tot een bevorderingsambt. De tuchtstraf wordt in het beoordelingsdossier van het lid van het arbeiderspersoneel doorgehaald. HOOFDSTUK VIII. - Raad van beroep

Art. 253.Bij het Ministerie wordt een raad van beroep van de leden van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap ingesteld, hieronder « de raad van beroep » genoemd.

Art. 254.De raad van beroep wordt geleid door de voorzitter en als hij afwezig is, door een plaatsvervangende voorzitter.

Art. 255.De raad van beroep is samengesteld uit : 1° een voorzitter aangewezen door de Regering onder de magistraten die in actieve dienst of gepensioneerd zijn, of onder de opperambtenaren van het Directoraat-generaal van het Personeel van het Onderwijs van de Franse Gemeenschap;2° drie leden aangewezen door de Regering;3° drie leden aangewezen door de Regering op voorstel van de representatieve vakverenigingen die de leden van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap vertegenwoordigen, waarbij iedere organisatie beschikt over ten minste een vertegenwoordiger;4° een secretaris aangeduid onder de ambtenaren van de diensten van de Regering, die ten minste van niveau 2 + is.

Art. 256.Voor ieder werkend lid wijst de Regering twee plaatsvervangende leden aan volgens dezelfde modaliteiten als deze bedoeld in artikel 255, 2° en 3°.

Zij wijst eveneens twee plaatsvervangende voorzitters aan volgens dezelfde modaliteiten als deze bedoeld in artikel 255, 1°.

Zij wijst eveneens een plaatsvervangende secretaris aan volgens dezelfde modaliteiten als deze bedoeld in artikel 255, 4°.

Art. 257.De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de werkende leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.

Hun mandaat kan worden vernieuwd.

De plaatsvervanger voltooit het mandaat van diegene die hij vervangt.

Art. 258.De secretaris en de plaatsvervangende secretaris van de raad van beroep nemen het secretariaat van de raad op zich. Zij zijn niet stemgerechtigd.

Art. 259.De raad van beroep mag niet beraadslagen over een beroep indien de verzoeker niet in mogelijkheid gesteld werd om zijn verweermiddelen te doen gelden en indien het dossier de elementen niet bevat die het deze raad van beroep mogelijk maken om een advies uit te brengen met volledige kennis van zaken, in het bijzonder het verslag van het onderzoek, de notulen van het getuigenverhoor en van de onontbeerlijke confrontaties.

Art. 260.Zodra een zaak werd aanhangig gemaakt, deelt de voorzitter aan de verzoeker de lijst mee van de werkende en plaatsvervangende leden van de raad van beroep.

Binnen tien werkdagen na de ontvangst van deze lijst, kan de verzoeker de wraking van een of meerdere leden vragen, maar hoogstens drie werkende en plaatsvervangende leden aangewezen op voorstel van de vakverenigingen en drie werkende en plaatsvervangende leden rechtstreeks aangewezen door de Regering. Hij kan een werkend lid en zijn twee plaatsvervangers niet wraken.

Een lid mag vragen om ontlast te worden als hij meent dat hij een zedelijk belang in de zaak heeft of als hij de mening is toegedaan dat men hem zou kunnen verwijten niet onpartijdig te zijn. De voorzitter beslist over het gevolg dat aan dit verzoek moet gegeven worden. Om dezelfde redenen kan hij ook een lid ontslaan.

Art. 261.De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters mogen geen zitting hebben in een zaak betreffende een van de leden van het arbeiderspersoneel van een onderwijsinstelling ingericht door de Franse Gemeenschap die onder hun bestuur ressorteert.

De leden mogen geen zitting hebben in een zaak betreffende een van de leden van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinstelling waar zij zelf werken.

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de werkende leden en de plaatsvervangende leden mogen geen zitting hebben in een zaak betreffende hun echtgenoot, samenwonende partner, bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad.

Art. 262.De verzoeker mag zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn of een afgevaardigde van een erkende vakvereniging.

Als de verzoeker, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt of niet vertegenwoordigd wordt, dan beschouwt de raad de zaak als niet meer bij hem aanhangig en stuurt het dossier voor beslissing naar de Regering.

In geval van wettige verhindering van de verzoeker of zijn vertegenwoordiger zal de verzoeker zo snel mogelijk opgeroepen worden.

De termijn waarin de raad van beroep haar advies uitbrengt, wordt verlengd met dezelfde periode als waarmee de verschijning werd uitgesteld.

Indien, na deze tweede oproep, de verzoeker, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt of niet vertegenwoordigd wordt, dan beschouwt de raad de zaak als niet meer bij hem aanhangig en stuurt hij het dossier voor beslissing naar de Regering.

Art. 263.De raad van beroep beraadslaagt geldig als de voorzitter en ten minste vier leden aanwezig zijn.

Art. 264.Voor elke zaak wijst de Regering een verslaggever aan onder de ambtenaren van niveau 1 van de diensten van de Regering die niet hebben deelgenomen aan het onderzoek.

De verslaggever zet aan de raad van beroep objectief de voorgeschiedenis van de zaak en de uitslagen van het onderzoek uiteen.

Hij heeft het recht van repliek. Hij is niet stemgerechtigd.

Art. 265.De raad van beroep kan een bijkomend onderzoek bevelen en bezwarende en ontlastende getuigen horen. De raad brengt een gemotiveerd advies uit aan de Regering. Het advies vermeldt het aantal uitgebrachte stemmen voor en tegen.

Art. 266.De stemming over het advies is geheim. De leden die rechtstreeks door de Regering aangewezen werden en de leden die op voorstel van de vakverenigingen aangewezen werden, moeten in gelijk aantal zijn om aan de stemming deel te nemen. In voorkomend geval wordt de pariteit van stemmen hersteld door uitschakeling van een of meerdere leden na loting.

In geval van pariteit van stemmen wordt het advies als gunstig voor de verzoeker beschouwd.

Art. 267.De gemotiveerde beslissing van de Regering vermeldt het gemotiveerde advies van de raad van beroep of de ontstentenis van advies. De beslissing wordt door de Regering aan de raad van beroep en de betrokkene bekendgemaakt.

Art. 268.Het mandaat van de leden van de raad van beroep is kosteloos; reis- en verblijfsvergoedingen kunnen hun evenwel worden toegestaan volgens de reglementsbepalingen terzake.

Art. 269.De werking van de raad van beroep, met inachtneming van de rechten van de verdediging en van het contradictoire karakter van de debatten, wordt door de Regering geregeld. HOOFDSTUK IX. - Preventieve schorsing : administratieve maatregel Afdeling 1. - Preventieve schoring van de vast benoemde leden van het

arbeiderspersoneel

Art. 270.§ 1. Als het in het belang is van de dienst of het onderwijs, kan een procedure van preventieve schorsing gestart worden jegens een vast benoemd lid van het arbeiderspersoneel : 1° als hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° voordat een disciplinaire vervolging uitgevoerd wordt of als hij disciplinair vervolgd wordt;3° zodra de Regering hem bekendmaakt door middel van een ter post aangetekend schrijven dat een onverenigbaarheid werd vastgesteld. § 2. De preventieve schorsing georganiseerd in onderhavig deel is een zuiver administratieve maatregel en heeft niet het karakter van een straf.

Deze preventieve schorsing wordt uitgesproken door de Regering en wordt gemotiveerd. Zij heeft als doel om het lid van het arbeiderspersoneel uit zijn ambt te verwijderen.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing behoudt het lid van het arbeiderspersoneel de administratieve stand van dienstactiviteit. § 3. Voordat eender welke maatregel van preventieve schorsing getroffen wordt, moet het lid van het arbeiderspersoneel worden uitgenodigd om door de Regering gehoord te worden.

De oproep tot verhoor evenals de redenen die de preventieve schorsing rechtvaardigen, worden aan het lid van het arbeiderspersoneel, ten minste drie werkdagen voor het verhoor, bekendgemaakt door middel van ofwel een ter post aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs, dat van kracht wordt drie werkdagen na de datum van uitreiking, ofwel door middel van de overhandiging van hand tot hand van een schrijven met een ontvangstbewijs, dat van kracht wordt op de datum die op dit ontvangstbewijs staat.

Tijdens het verhoor mag het lid van het arbeiderspersoneel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een afgevaardigde van een erkende vakvereniging, een advocaat of een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn.

Binnen tien werkdagen na de datum die voorzien was voor het verhoor, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het arbeiderspersoneel door een ter post aangetekend schrijven, zelfs als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor verschenen zijn zonder dat zij omstandigheden van overmacht kunnen doen gelden die in staat zijn om hun afwezigheid op het verhoor te rechtvaardigen.

Als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger omstandigheden van overmacht kunnen doen gelden die in staat zijn om hun afwezigheid op het verhoor te rechtvaardigen, dan wordt het lid van het arbeiderspersoneel opgeroepen voor een nieuw verhoor dat wordt bekendgemaakt in overeenstemming met alinea 2.

In dit geval en zelfs als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor verschenen zijn, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het arbeiderspersoneel door middel van een ter post aangetekend schrijven binnen tien werkdagen na de datum die voor het verhoor voorzien was.

Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het arbeiderspersoneel dan wordt deze op de derde werkdag na de datum van uitreiking van kracht. § 4. In afwijking van alinea 1 van § 3 kan het lid van het arbeiderspersoneel onmiddellijk uit zijn ambt verwijderd worden in geval van een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de klachten tegen hem zo ernstig zijn dat het, in het belang van de dienst of het onderwijs, wenselijk is dat het lid van het arbeiderspersoneel niet langer in de instelling aanwezig is.

Binnen tien werkdagen na de datum waarop de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt genomen werd, moet de procedure van preventieve schorsing gestart worden in overeenstemming met de bepalingen van onderhavig artikel. Bij gebreke hiervan zal de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt eindigen als bovengenoemde termijn verstreken is, en het lid van het arbeiderspersoneel zal alleen maar opnieuw uit de instelling verwijderd kunnen worden voor dezelfde zware tekortkoming of dezelfde klachten door middel van de inachtneming van de procedure van preventieve schorsing zoals voorzien in § 3 van onderhavig artikel.

De Regering spreekt de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt uit.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat onmiddellijk uit zijn ambt wordt verwijderd, behoudt de administratieve stand van dienstactiviteit. § 5. In het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid of in het kader van een tuchtvordering of voordat een tuchtvordering eventueel uitgevoerd wordt, kan de duur van een preventieve schorsing niet langer zijn dan een jaar en in het kader van een tuchtvordering vervalt deze in alle geval : 1° na zes maanden als binnen die termijn geen enkel strafvoorstel geformuleerd of aan het lid van het arbeiderspersoneel bekendgemaakt werd;2° de derde werkdag die volgt op de bekendmaking van het strafvoorstel als dit voorstel de terechtwijzing, de berisping of de afhouding op de wedde is;3° voor een ander strafvoorstel dan dit bedoeld in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de bekendmaking van het strafvoorstel aan het lid van het arbeiderspersoneel als deze laatste geen beroep heeft aangetekend tegen bovengenoemd voorstel;4° voor een ander strafvoorstel dan dit bedoeld in punt 2°, tachtig kalenderdagen na de bekendmaking aan de Regering van het advies van de raad van beroep over het strafvoorstel dat tegen het lid van het arbeiderspersoneel werd geformuleerd;5° de dag waarop de tuchtstraf van kracht wordt. In het kader van strafvervolgingen is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot een jaar.

Als een tuchtvordering gestart of voortgezet wordt na een rechterlijke beslissing van strafrechterlijke veroordeling die in kracht van gewijsde gegaan is, dan begint de termijn van een jaar bedoeld in alinea 1 pas te tellen vanaf de dag van de uitspraak van bovengenoemde veroordeling. § 6. In het kader van een tuchtvordering of voordat een tuchtvordering eventueel uitgevoerd wordt, moet de preventieve schorsing elke drie maanden te tellen vanaf de inwerkingtreding, schriftelijk bevestigd worden.

Deze bevestiging wordt bekendgemaakt aan de betrokkenen door middel van een ter post aangetekend schrijven.

Bij gebrek aan bevestiging van de preventieve schorsing binnen de vereiste termijnen kan het betrokken lid van het arbeiderspersoneel zijn ambt weer opnemen nadat hij de Regering ingelicht heeft door middel van een aangetekend schrijven ten minste tien werkdagen voordat hij zijn werk werkelijk weer opneemt.

Na ontvangst van deze bekendmaking kan de Regering het behoud in preventieve schorsing bevestigen volgens de procedure beschreven in alinea 2.

Art. 271.Elk lid van het arbeiderspersoneel dat preventief geschorst werd, behoudt zijn recht op wedde.

In afwijking van alinea 1 wordt de wedde van elk lid van het arbeiderspersoneel dat preventief geschorst werd en onderworpen is aan : 1° een beschuldiging of voorlopige hechtenis in het kader van strafvervolgingen;2° een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling waartegen het lid van het arbeiderspersoneel zijn gewone rechten op beroep gebruikt heeft;3° een tuchtvordering die gestart of voortgezet wordt na een definitieve strafrechtelijke veroordeling;4° tuchtvorderingen wegens een zware tekortkoming waarvoor ofwel het lid van het arbeiderspersoneel op heterdaad betrapt is ofwel bewijskrachtige aanwijzingen voorhanden zijn die door de Regering beoordeeld moeten worden;5° een strafvoorstel voorzien in artikel 240, 4°, 5° en 6°, vastgelegd op de helft van zijn activiteitswedde. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verlaagd wordt tot een bedrag dat kleiner is dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het arbeiderspersoneel recht zou hebben indien hij zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid van werknemers.

Voor de toepassing van alinea 2, 1° en 2° gaat deze weddevermindering van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de voorlopige hechtenis of van de uitspraak van een niet-definitieve veroordeling.

Voor de toepassing van alinea 2, 3° wordt deze weddevermindering die al op grond van alinea 2, 1° of 2° uitgevoerd werd, behouden tot na de definitieve veroordeling als de Regering aan het lid van het arbeiderspersoneel laat weten dat zij van plan is om de tuchtvordering voort te zetten of te starten.

Voor de toepassing van alinea 2, 4° gaat deze weddevermindering van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking door de Regering aan het lid van het arbeiderspersoneel van de toepassing van deze alinea 2, 4°.

Voor de toepassing van alinea 2, 5° gaat deze weddevermindering van kracht op de dag dat het strafvoorstel voorgelegd of meegedeeld wordt aan het lid van het arbeiderspersoneel.

Art. 272.Na afloop van de tuchtvordering of de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel van de weddevermindering ingetrokken behalve als : 1° de Regering aan het lid van het arbeiderspersoneel een van de tuchtstraffen oplegt voorzien in artikel 240, 4°, 5° en 6°;2° artikel 315, 2°, b) of 6° wordt toegepast;3° het lid van het arbeiderspersoneel onderworpen is aan een definitieve strafrechtelijke veroordeling al dan niet gevolgd door een tuchtvordering. Als de maatregel van de weddevermindering ingetrokken wordt overeenkomstig alinea 1, dan ontvangt het lid van het arbeiderspersoneel de aanvulling van zijn wedde die aanvankelijk ingehouden werd, vermeerderd met de moratoire interesten die berekend worden volgens de wettelijke voeten en verschuldigd sinds de dag dat de vermindering werd uitgevoerd.

De sommen die door het lid van het arbeiderspersoneel ontvangen werden tijdens de preventieve schorsing zijn hem vervallen.

Als de wedde van het lid van het arbeiderspersoneel verminderd werd overeenkomstig artikel 271, alinea 2, 4° of 5°, en als na verloop van de tuchtvordering een straf van schorsing bij tuchtmaatregel uitgesproken wordt voor een duur die korter is dan de duur van de maatregel van de weddevermindering, dan wordt deze laatste ingetrokken voor de periode die de duur van de schorsing bij tuchtmaatregel overschrijdt en in dit geval ontvangt het lid van het arbeiderspersoneel de aanvulling van zijn wedde, ten onrechte ingehouden in deze periode, vermeerderd met de moratoire interesten die berekend worden volgens de wettelijke voeten en verschuldigd sinds de dag dat de vermindering werd uitgevoerd.

Alinea 4 wordt niet toegepast in het kader van een tuchtvordering gestart of voortgezet wordt na een definitieve strafrechterlijke veroordeling. Afdeling 2. - Preventieve schorsing van de leden van het

arbeiderspersoneel toegelaten tot de stage

Art. 273.§ 1. Als het in het belang is van de dienst of het onderwijs, kan een procedure van preventieve schorsing gestart worden jegens een lid van het arbeiderspersoneel toegelaten tot de stage : 1° als hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de Regering hem bekendmaakt door middel van een ter post aangetekend schrijven dat een onverenigbaarheid werd vastgesteld. § 2. De preventieve schorsing georganiseerd in onderhavig deel is een zuiver administratieve maatregel en heeft niet het karakter van een straf.

Deze preventieve schorsing wordt uitgesproken door de Regering en wordt gemotiveerd. Zij heeft als doel om het lid van het arbeiderspersoneel uit zijn ambt te verwijderen.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing behoudt het lid van het arbeiderspersoneel de administratieve stand van dienstactiviteit. § 3. Voordat eender welke maatregel van preventieve schorsing getroffen wordt, moet het lid van het arbeiderspersoneel worden uitgenodigd om door de Regering gehoord te worden.

De oproep tot verhoor evenals de redenen die de preventieve schorsing rechtvaardigen, worden aan het lid van het arbeiderspersoneel, ten minste drie werkdagen voor het verhoor, bekendgemaakt door middel van ofwel een ter post aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs, dat van kracht wordt drie werkdagen na de datum van uitreiking, ofwel door middel van de overhandiging van hand tot hand van een schrijven met een ontvangstbewijs, dat van kracht wordt op de datum die op dit ontvangstbewijs staat.

Tijdens het verhoor mag het lid van het arbeiderspersoneel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een afgevaardigde van een erkende vakvereniging, een advocaat of een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn.

Binnen tien werkdagen na de datum die voorzien was voor het verhoor, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het arbeiderspersoneel door ter post aangetekend schrijven, zelfs als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor verschenen zijn zonder dat zij omstandigheden van overmacht kunnen doen gelden, die in staat zijn om hun afwezigheid op het verhoor te rechtvaardigen.

Als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger omstandigheden van overmacht kunnen doen gelden die in staat zijn om hun afwezigheid op het verhoor te rechtvaardigen, dan wordt het lid van het arbeiderspersoneel opgeroepen voor een nieuw verhoor dat wordt bekendgemaakt in overeenstemming met alinea 2.

In dit geval en zelfs als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor verschenen zijn, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het arbeiderspersoneel door middel van een ter post aangetekend schrijven binnen tien werkdagen na de datum die voor het verhoor voorzien was.

Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het arbeiderspersoneel dan wordt deze op de derde werkdag na de datum van uitreiking van kracht. § 4. In afwijking van alinea 1 van § 3 kan het lid van het arbeiderspersoneel onmiddellijk uit zijn ambt verwijderd worden in geval van een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de klachten tegen hem zo ernstig zijn dat het, in het belang van de dienst of het onderwijs, wenselijk is dat het lid van het arbeiderspersoneel niet langer in de instelling aanwezig is.

Binnen tien werkdagen na de datum waarop de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt genomen werd, moet de procedure van preventieve schorsing gestart worden in overeenstemming met de bepalingen van onderhavig artikel. Bij gebreke hiervan zal de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt eindigen als bovengenoemde termijn verstreken is, en het lid van het arbeiderspersoneel zal alleen maar opnieuw uit de instelling verwijderd kunnen worden voor dezelfde zware tekortkoming of dezelfde klachten door middel van de inachtneming van de procedure van preventieve schorsing zoals voorzien in § 3 van onderhavig artikel.

De Regering spreekt de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt uit.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat onmiddellijk uit zijn ambt wordt verwijderd, behoudt de administratieve stand van dienstactiviteit. § 5. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 276 mag de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van strafvervolgingen is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot zes maanden.

Art. 274.Elk lid van het arbeiderspersoneel dat preventief geschorst werd, behoudt zijn recht op wedde.

In afwijking van alinea 1 wordt de wedde van elk lid van het arbeiderspersoneel dat preventief geschorst werd en onderworpen is aan : 1° een beschuldiging of voorlopige hechtenis in het kader van strafvervolgingen;2° een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling waartegen het lid van het arbeiderspersoneel zijn gewone rechten op beroep gebruikt heeft, vastgelegd op de helft van zijn activiteitswedde. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verlaagd wordt tot een bedrag dat minder is dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het arbeiderspersoneel recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Deze weddevermindering gaat van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de voorlopige hechtenis of van de uitspraak van een niet-definitieve veroordeling.

Art. 275.Na afloop van de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel van de weddevermindering ingetrokken behalve als : 1° artikel 315, 2°, b) of 6° wordt toegepast;2° het lid van het arbeiderspersoneel onderworpen is aan een definitieve strafrechtelijke veroordeling. Als de maatregel van de weddevermindering ingetrokken wordt overeenkomstig alinea 1, dan ontvangt het lid van het arbeiderspersoneel de aanvulling van zijn wedde die aanvankelijk ingehouden werd, vermeerderd met de moratoire interesten die berekend worden volgens de wettelijke voeten en verschuldigd sinds de dag dat de vermindering werd uitgevoerd.

De sommen die door het lid van het arbeiderspersoneel ontvangen werden tijdens de preventieve schorsing zijn hem vervallen.

Art. 276.Als de stagiair van het arbeiderspersoneel tegen wie een procedure van preventieve schorsing gestart werd of een maatregel getroffen werd overeenkomstig onderhavig deel, vast benoemd wordt dan zijn de bepalingen van deel 1 van onderhavig hoofdstuk van toepassing. Afdeling 3. - Preventieve schorsing van tijdelijk benoemde leden van

het arbeiderspersoneel

Art. 277.§ 1. Als het in het belang is van de dienst of het onderwijs, kan een procedure van preventieve schorsing gestart worden jegens een tijdelijk benoemd lid van het arbeiderspersoneel : 1° als hij strafrechtelijk vervolgd wordt;2° zodra de Regering hem bekendmaakt door middel van een ter post aangetekend schrijven dat een onverenigbaarheid werd vastgesteld. § 2. De preventieve schorsing vermeld in onderhavig deel is een zuiver administratieve maatregel die niet het karakter van een straf heeft.

Deze preventieve schorsing wordt uitgesproken door de directeur en wordt gemotiveerd. Zij heeft als doel om het lid van het arbeiderspersoneel uit zijn ambt te verwijderen.

Tijdens de duur van de preventieve schorsing behoudt het lid van het arbeiderspersoneel de administratieve stand van dienstactiviteit. § 3. Voordat eender welke maatregel van preventieve schorsing getroffen wordt, moet het lid van het arbeiderspersoneel worden uitgenodigd om door de directeur gehoord te worden.

De oproep tot verhoor evenals de redenen die de preventieve schorsing rechtvaardigen, worden aan het lid van het arbeiderspersoneel, ten minste drie werkdagen voor het verhoor, bekendgemaakt door middel van ofwel een ter post aangetekend schrijven met een ontvangstbewijs, dat van kracht wordt drie werkdagen na de datum van uitreiking, ofwel door middel van de overhandiging van hand tot hand van een schrijven met een ontvangstbewijs, dat van kracht wordt op de datum die op dit ontvangstbewijs staat.

Tijdens het verhoor mag het lid van het arbeiderspersoneel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een afgevaardigde van een erkende vakvereniging, een advocaat of een verdediger gekozen uit de personeelsleden van het onderwijs ingericht door de Franse Gemeenschap die in actieve dienst of gepensioneerd zijn.

Binnen tien werkdagen na de datum die voorzien was voor het verhoor, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het arbeiderspersoneel door een ter post aangetekend schrijven, zelfs als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor verschenen zijn zonder dat zij omstandigheden van overmacht kunnen doen gelden die in staat zijn om hun afwezigheid op het verhoor te rechtvaardigen.

Als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger omstandigheden van overmacht kunnen doen gelden die in staat zijn om hun afwezigheid op het verhoor te rechtvaardigen, dan wordt het lid van het arbeiderspersoneel opgeroepen voor een nieuw verhoor dat wordt bekendgemaakt in overeenstemming met alinea 2.

In dit geval en zelfs als het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op het verhoor verschenen zijn, wordt de beslissing meegedeeld aan het lid van het arbeiderspersoneel door middel van een ter post aangetekend schrijven binnen tien werkdagen na de datum die voor het verhoor voorzien was.

Als de beslissing leidt tot de preventieve schorsing van het lid van het arbeiderspersoneel dan wordt deze op de derde werkdag na de datum van uitreiking van kracht. § 4. In afwijking van alinea 1 van § 3 kan het lid van het arbeiderspersoneel onmiddellijk uit zijn ambt verwijderd worden in geval van een zware tekortkoming waarvoor hij op heterdaad betrapt is of wanneer de klachten tegen hem zo ernstig zijn dat het, in het belang van de dienst of het onderwijs, wenselijk is dat het lid van het arbeiderspersoneel niet langer in de instelling aanwezig is.

Binnen tien werkdagen na de datum waarop de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt genomen werd, moet de procedure van preventieve schorsing gestart worden in overeenstemming met de bepalingen van onderhavig artikel. Bij gebreke hiervan zal de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt eindigen als bovengenoemde termijn verstreken is, en het lid van het arbeiderspersoneel zal alleen maar opnieuw uit de instelling verwijderd kunnen worden voor dezelfde zware tekortkoming of dezelfde klachten door middel van de inachtneming van de procedure van preventieve schorsing zoals voorzien in § 3 van onderhavig artikel.

De directeur spreekt de maatregel van onmiddellijke verwijdering uit het ambt uit.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat onmiddellijk uit zijn ambt wordt verwijderd, behoudt de administratieve stand van dienstactiviteit. § 5. Onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 280 mag de duur van de preventieve schorsing niet langer zijn dan zes maanden in het kader van de vaststelling van een onverenigbaarheid; in het kader van strafvervolgingen is de duur van de preventieve schorsing niet beperkt tot zes maanden.

Art. 278.Elk lid van het arbeiderspersoneel dat preventief geschorst werd, behoudt zijn recht op wedde.

In afwijking van alinea 1 wordt de wedde van elk lid van het arbeiderspersoneel dat preventief geschorst werd en onderworpen is aan : 1° een beschuldiging of voorlopige hechtenis in het kader van strafvervolgingen;2° een niet-definitieve strafrechtelijke veroordeling waartegen het lid van het arbeiderspersoneel zijn gewone rechten op beroep gebruikt heeft, vastgelegd op de helft van zijn activiteitswedde. Deze weddevermindering mag niet tot gevolg hebben dat de wedde verlaagd wordt tot een bedrag dat minder is dan de werkloosheidsuitkering waarop het lid van het arbeiderspersoneel recht zou hebben als hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Deze weddevermindering gaat van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de beschuldiging of van de voorlopige hechtenis of van de uitspraak van een niet-definitieve veroordeling.

Art. 279.Na afloop van de strafrechtelijke procedure wordt de maatregel van de weddevermindering ingetrokken behalve als : 1° artikel 315, 2°, b) of 6° wordt toegepast;2° het lid van het arbeiderspersoneel onderworpen is aan een definitieve strafrechtelijke veroordeling.Als de maatregel van de weddevermindering ingetrokken wordt overeenkomstig alinea 1, dan ontvangt het lid van het arbeiderspersoneel de aanvulling van zijn wedde die aanvankelijk ingehouden werd, vermeerderd met de moratoire interesten die berekend worden volgens de wettelijke voeten en verschuldigd sinds de dag dat de vermindering werd uitgevoerd.

De sommen die door het lid van het arbeiderspersoneel ontvangen werden tijdens de preventieve schorsing zijn hem vervallen.

Art. 280.De procedure van preventieve schorsing evenals de maatregelen getroffen jegens een tijdelijk benoemd lid van het arbeiderspersoneel overeenkomstig onderhavig deel eindigen van rechtswege op de dag dat de benoeming ten einde loopt en, ten laatste, op de laatste dag van het lopende school- of academiejaar.

Als de stagiair van het arbeiderspersoneel tegen wie een procedure van preventieve schorsing gestart werd of een maatregel getroffen werd overeenkomstig onderhavig deel, vast benoemd wordt dan zijn de bepalingen van deel 2 van onderhavig hoofdstuk van toepassing. HOOFDSTUK X. - Administratieve standen Afdeling 1. - Algemene bepaling

Art. 281.Het lid van het arbeiderspersoneel bevindt zich in een van de volgende administratieve standen : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit;3° terbeschikkingstelling. Het tijdelijk benoemd lid van het arbeiderspersoneel kan zich alleen maar in « dienstactiviteit » bevinden. Afdeling 2. - Dienstactiviteit

Art. 282.Het lid van het arbeiderspersoneel wordt altijd geacht om zich in dienstactiviteit te bevinden behoudens uitdrukkelijke bepaling waarbij hij in een andere administratieve stand wordt ingedeeld.

Art. 283.Het lid van het arbeiderspersoneel in actieve dienst heeft recht op wedde en op bevordering tot een hogere wedde behoudens uitdrukkelijk strijdige bepalingen.

Hij kan zijn aanspraak doen gelden voor een benoeming in een bevorderingsambt.

Art. 284.Het vast benoemd lid en de stagiair van het arbeiderspersoneel in actieve dienst krijgt verlof : 1° voor jaarlijkse vakantie;2° voor persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden;3° voor onthaal wegens adoptie of officieuze voogdij;4° wegens ziekte of invaliditeit;5° voor verminderde dienstprestaties in geval van ziekte of invaliditeit;6° voor verminderde dienstprestaties gemotiveerd door sociale redenen of gezinsredenen;7° voor het vervullen van sommige militaire prestaties in vredestijd, van prestaties voor de civiele bescherming of van taken van algemeen nut overeenkomstig de wet houdende het statuut van gewetensbezwaarden;8° voor vakbondsopdrachten;9° voor verminderde dienstprestaties gemotiveerd door persoonlijke aangelegenheden;10° voor loopbaanonderbreking;11° politiek verlof;12° zwangerschapsverlof;13° voor borstvoeding;14° om tijdelijk een ander ambt te vervullen in het onderwijs dat niet behoort tot het universitair onderwijs.

Art. 285.Het tijdelijk lid van het arbeiderspersoneel krijgt verlof : 1° voor jaarlijkse vakantie;2° voor persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden;3° wegens ziekte of invaliditeit;4° voor onthaal wegens adoptie of officieuze voogdij;5° voor loopbaanonderbreking;6° zwangerschapsverlof;7° voor borstvoeding. Afdeling 3. - Non-activiteit

Art. 286.Het lid van het arbeiderspersoneel bevindt zich in de stand van non-activiteit : 1° wanneer hij, volgens de voorwaarden vastgelegd door de Regering, sommige militaire prestaties in vredestijd, prestaties voor de civiele bescherming of taken van algemeen nut overeenkomstig de wet houdende het statuut van gewetensbezwaarden vervult;2° wanneer schorsing bij tuchtmaatregel op hem is toegepast;3° wanneer op hem de non-activiteitstelling bij tuchtmaatregel is toegepast;4° wanneer hij wegens gezinsredenen gemachtigd is om voor een lange periode afwezig te zijn.

Art. 287.Het lid van het arbeiderspersoneel die in de stand non-activiteit is, heeft geen recht op wedde, behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling.

Als hij zich in de stand van non-activiteit bevindt omwille van de bepalingen voorzien in artikel 286, 2° en 3° kan hij zijn aanspraak niet doen gelden voor een bevorderingsambt, noch voor een bevordering tot een hogere wedde.

Art. 288.Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld. Afdeling 4. - Terbeschikkingstelling

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 289.Het vast benoemd lid of de stagiair van het arbeiderspersoneel kan ter beschikking worden gesteld : 1° wegens ontstentenis van betrekking;2° wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst;3° wegens persoonlijke aangelegenheden;4° wegens ziekte of invaliditeit waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheden dan door verlof wegens ziekte of invaliditeit.

Art. 290.Niemand kan in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.

Art. 291.Wachtgeld kan toegewezen worden aan leden van het arbeiderspersoneel die ter beschikking gesteld werden. Dit wachtgeld, de uitkeringen en vergoedingen die eventueel aan deze leden van het arbeiderspersoneel toegewezen worden, zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling die geldt voor de bezoldiging van de personeelsleden in actieve dienst.

Art. 292.Elk ter beschikking gesteld lid van het arbeiderspersoneel blijft ter beschikking staan van de Regering.

Art. 293.De duur van de terbeschikkingstelling met genot van wachtgeld in het geval van terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, mag niet langer zijn, in een of meerdere periodes, dan de duur van de diensten die in aanmerking komen voor de berekening van het pensioen van het betrokken lid van het arbeiderspersoneel.

Voor de berekening van de duur van bovenstaande toegelaten diensten, worden niet in aanmerking genomen : 1° de militaire dienst of de dienst bij de civiele bescherming of taken van algemeen nut overeenkomstig de wet houdende het statuut van gewetensbezwaarden, die het lid van het arbeiderspersoneel uitgevoerd heeft voor zijn toelating tot de federale administratie, de gemeenschapsadministratie, de regionale administratie, het onderwijs of de psycho-medisch-sociale centra;2° de periodes van terbeschikkingstelling ongeacht de aard van deze terbeschikkingstellingen.

Art. 294.Het lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking gesteld werd en een wachtgeld geniet, is verplicht om ieder jaar na oproep zich op de administratieve gezondheidsdienst te melden.

Als het lid van het arbeiderspersoneel dat behoorlijk opgeroepen werd, zich niet op de administratieve gezondheidsdienst meldt, wordt de betaling van zijn wachtgeld uitgesteld vanaf dat tijdstip totdat hij zich meldt.

Art. 295.Het lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking gesteld werd, is verplicht om de directeur van de onderwijsinstelling waar hij aangesteld is, een woonplaats in het Koninkrijk mee te delen, waarnaar de beslissingen die hem aangaan, gestuurd kunnen worden.

Onderafdeling 2. - Terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking

Art. 296.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is of toegelaten is tot de stage, wordt ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking als zijn baan geschrapt wordt ten gevolge van de sluiting, een overname of een fusie van zijn instelling. § 2. Het lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is of toegelaten is tot de stage, en ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking, kan in geval van een vacante betrekking door de Regering gereaffecteerd worden onder de voorwaarden vastgelegd in artikel 305.

Het vast benoemd lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking kan onder de voorwaarden vastgelegd in artikel 304, door de Regering tijdelijk in actieve dienst teruggeroepen worden voor een vacante betrekking of een betrekking die een tijdelijk benoemd lid van het arbeiderspersoneel bekleedt.

Art. 297.De eerste twee jaar geniet het lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking een wachtgeld dat gelijk is aan zijn activiteitswedde.

Vanaf het derde jaar wordt dit wachtgeld elk jaar met twintig procent verminderd, maar het mag niet minder bedragen dan het vijfenveertigste deel van de activiteitswedde vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren dat het lid van het arbeiderspersoneel telt op het moment van zijn terbeschikkingstelling. De opeenvolgende verminderingen gebeuren op basis van de laatste activiteitswedde.

Voor het lid van het arbeiderspersoneel dat in de oorlog invalide geworden is, is het wachtgeld in de eerste drie jaar gelijk aan zijn laatste activiteitswedde. Vanaf het vierde jaar wordt het verminderd op bovenstaande wijze.

Het wachtgeld mag niet minder zijn dan het bedrag van de werkloosheidsuitkering waarop de betrokkene recht zou hebben indien hij het voordeel zou genieten van het stelsel van sociale zekerheid voor werknemers.

Voor de toepassing van onderhavig artikel moet verstaan worden onder dienstjaren, de jaren die in rekening gebracht worden voor de bepaling van het pensioen. De militaire diensten die uitgevoerd werden voor de infunctietreding komen echter niet in aanmerking en de toegelaten militaire diensten worden slechts voor hun gewone duur geteld onverminderd de toepassing van artikel 13 van de gecoördineerde wetten van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947 betreffende de prioriteiten.

De voorlopige terugroeping in actieve dienst schort de gevolgen op van de terbeschikkingstelling bedoeld in alinea 1 tijdens de tijd van de terugroeping. De terugroeping tot actieve dienst voor een onbeperkte duur schort de gevolgen op van de terbeschikkingstelling bedoeld in alinea 1 zolang dat deze terugroeping niet beëindigd wordt.

Art. 298.Elk lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking behoudt tijdens twee jaar in deze stand zijn aanspraak op een benoeming in een bevorderingsambt en op de bevordering tot een hogere wedde.

Art. 299.Binnen een zone worden de dienstprestaties van een lid van het arbeiderspersoneel dat tijdelijk benoemd is, beëindigd om de voorlopige terugroeping in actieve dienst mogelijk te maken van een vast benoemd lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking gesteld werd wegens ontstentenis van betrekking in dezelfde of een andere zone.

Voor de toepassing van alinea 1 worden eerst binnen de zone waar de voorlopige terugroeping in actieve dienst plaatsvond, de dienstprestaties beëindigd van het tijdelijk benoemd lid van het arbeiderspersoneel dat beschikt over de kleinste dienstanciënniteit in de onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap.

In geval van gelijkheid van dienstanciënniteit worden de dienstprestaties beëindigd van het lid van het arbeiderspersoneel dat beschikt over de kleinste ambtsanciënniteit in de onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap.

In geval van gelijkheid van dienst- en ambtsanciënniteit worden de dienstprestaties beëindigd van het tijdelijk benoemde lid van het arbeiderspersoneel dat het jongst is.

Als de betrekking die vrijgemaakt wordt door het tijdelijk benoemde lid dat over de kleinste anciënniteit beschikt, voor het begunstigde lid van het arbeiderspersoneel echter een verplaatsing van meer dan vier uur per dag in het openbaar vervoer met zich meebrengt, dan kan deze laatste deze voorlopige terugroeping in actieve dienst weigeren.

In dit geval worden de dienstprestaties beëindigd van een ander tijdelijk benoemd lid met de naasthogere dienstanciënniteit.

Art. 300.Ieder jaar in de loop van de maand november komen de zonale aanstellingscommissies en de interzonale aanstellingscommissie samen en stellen de reaffectatie voor, de voorlopige terugroeping in actieve dienst, de terugroeping in actieve dienst voor een onbeperkte duur en de verandering van aanstelling van de leden van het arbeiderspersoneel in de betrekkingen die vacant zijn op de eerste dag van het lopende school- of academiejaar.

Art. 301.§ 1. Als een lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is in een wervingsambt ter beschikking gesteld moet worden wegens ontstentenis van betrekking, dan wordt het lid van het arbeiderspersoneel met de kleinste dienstanciënniteit in het onderwijs van de Franse Gemeenschap ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

Als een lid van het arbeiderspersoneel dat toegelaten is tot de stage ter beschikking gesteld moet worden wegens ontstentenis van betrekking, dan wordt het lid van het arbeiderspersoneel met de kleinste dienstanciënniteit in het onderwijs van de Franse Gemeenschap ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

Als een lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is in een bevorderingsambt ter beschikking gesteld moet worden wegens ontstentenis van betrekking, dan wordt het lid van het arbeiderspersoneel met de kleinste dienstanciënniteit in het onderwijs van de Franse Gemeenschap ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking. § 2. Voor de toepassing van § 1 in geval van gelijkheid van dienstanciënniteit wordt eerst het lid van het arbeiderspersoneel met de kleinste ambtsanciënniteit ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

In geval van gelijkheid van dienst- en ambtsanciënniteit wordt eerst het lid van het arbeiderspersoneel dat het jongst is ter beschikking gesteld wegens ontstentenis van betrekking.

Art. 302.Voor het berekenen van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 301 : 1° komen in aanmerking alle werkelijke diensten die het lid van het arbeiderspersoneel, in welke hoedanigheid dan ook, gepresteerd heeft in onderwijsinstellingen ingericht door de Franse Gemeenschap, in een ambt van lid van het arbeiderspersoneel;2° komt de duur van deze diensten die gepresteerd werden in de hoedanigheid van tijdelijk lid van het arbeiderspersoneel in een ambt met volledige of onvolledige dienstprestaties, overeen met het aantal dagen gerekend van het begin tot het einde van de ononderbroken periodes van actieve dienst, met inbegrip van de jaarlijkse vakantie, het verlof voor persoonlijke omstandigheden of aangelegenheden, het zwangerschapsverlof en het verlof voor onthaal wegens adoptie of officieuze voogdij zoals bepaald in artikel 285, indien zij in deze periodes vallen;3° wordt de duur van de diensten gepresteerd als stagiair of als lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is in een ambt met volledige dienstprestaties, berekend in kalendermaanden, met inbegrip van het verlof bepaald door artikel 284, hierbij worden diensten van minder dan een maand niet meegeteld;4° worden de toegelaten diensten die gepresteerd werden tijdens de maand waarin het lid van het arbeiderspersoneel voor de eerste maal aangesteld is in een hoedanigheid die niet tijdelijk is, beschouwd als gepresteerd onder tijdelijke benoeming;5° telt een maand dertig dagen;6° worden de werkelijke diensten gepresteerd in een ambt met onvolledige dienstprestaties die ten minste de helft van de dienstprestaties omvat die vereist zijn voor een ambt met volledige dienstprestaties, op dezelfde wijze in rekening gebracht als de diensten die gepresteerd werden in een ambt met volledige dienstprestaties; Het aantal dagen gepresteerd in een ambt met onvolledige dienstprestaties die minder dan de helft van de dienstprestaties omvat die vereist zijn voor een ambt met volledige dienstprestaties, wordt door twee gedeeld. 7° mag de duur van de diensten die gepresteerd werden in twee of meerdere betrekkingen met volledige of onvolledige dienstprestaties die tegelijkertijd uitgeoefend werden, nooit meer zijn dat de duur van de diensten gepresteerd in een ambt met volledige dienstprestaties uitgeoefend in dezelfde periode;8° mag de duur van de toegelaten diensten van het lid van het arbeiderspersoneel nooit meer zijn dan twaalf maanden voor een kalenderjaar.

Art. 303.Zodra een lid van het arbeiderspersoneel ter beschikking gesteld wordt wegens ontstentenis van betrekking, maakt de directeur het bekend aan de Regering en aan de voorzitter van de bevoegde zonale aanstellingscommissie.

Art. 304.1§. Ieder lid van het arbeiderspersoneel dat in vast verband is benoemd en wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking is gesteld, blijft ter beschikking van de Regering, die op initiatief of voorstel van de bevoegde zonale of interzonale aanstellingscommissie -naargelang het geval- hem tijdelijk weer in actieve dienst kan roepen of, op voorstel van een zonale of interzonale aanstellingscommissie, hem in actieve dienst kan roepen voor onbepaalde duur : 1° in de eerste plaats, vóór iedere aanstelling van een tijdelijke kracht of iedere toelating tot stage;2° vervolgens, binnen de functies bekleed door tijdelijke krachten. Voor de toepassing van lid 1, 2° wordt er eerst een einde gesteld aan de prestaties van het tijdelijke lid van het arbeiderspersoneel dat de laagste dienstanciënniteit telt binnen de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap.

Bij gelijke dienstanciënniteit wordt er een einde gesteld aan de prestaties van het tijdelijke lid van het arbeiderspersoneel dat de laagste ambtsanciënniteit telt binnen de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap.

Bij gelijke dienst- en ambtsanciënniteit wordt er een einde gesteld aan de prestaties van het jongste tijdelijke lid van het arbeiderspersoneel.

Wanneer de betrekking die vrijkomt door de tijdelijke kracht die de laagste anciënniteit telt, voor het lid van het arbeiderspersoneel evenwel een verplaatsing van meer dan vier uren per dag via het openbare vervoer met zich meebrengt, kan deze de oproep tot actieve dienst weigeren. In dat geval wordt er eerst een einde gesteld aan de prestaties van een andere tijdelijke kracht die na deze de laagste anciënniteit telt.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat geniet van een oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur, wordt op de eerste dag van het schooljaar of academische jaar volgend op de vacature van een betrekking in zijn ambt door dezelfde inrichting gereaffecteerd.

Gedurende de voorlopige oproep tot actieve dienst en de oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur, geniet het lid van het arbeiderspersoneel van zijn activiteitswedde en de diensten die hij verricht worden gelijkgesteld met de werkelijk gepresteerde diensten. § 2. De dotatie die, krachtens de bepalingen in voornoemde wet van 29 mei 1959, wordt toegekend aan de inrichting binnen dewelke men is overgegaan tot de voorlopige oproep tot actieve dienst of tot de oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur van een lid van het arbeiderspersoneel, wordt in overeenstemming met § 1 verminderd met een bedrag van 20.573,18 EUR gekoppeld aan de index voorzien door het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Deze verlaging wordt uitgevoerd in verhouding met het saldo van het kalenderjaar dat berekend wordt op datum van deze voorlopige oproep tot actieve dienst of van deze oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur en, indien van toepassing, tot de datum waarop er een einde wordt gesteld aan deze voorlopige oproep tot actieve dienst of deze oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur in de loop van hetzelfde kalenderjaar, zonder dat het lid van het arbeiderspersoneel dat hiervan geniet binnen dezelfde inrichting wordt gereaffecteerd.

Wanneer er in de loop van het kalenderjaar een einde wordt gesteld aan de voorlopige oproep tot actieve dienst of de oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur, zonder dat het lid van het arbeiderspersoneel dat hiervan geniet binnen dezelfde inrichting wordt gereaffecteerd, wordt de verlaging bedoeld in lid 1 uitgevoerd in verhouding met het saldo van het kalenderjaar dat wordt berekend op de datum waarop er een einde wordt gesteld aan de voorlopige oproep tot actieve dienst of de oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur.

Art. 305.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel dat in vast verband tot een wervingsambt is benoemd en dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, heeft voorrang op de leden van het arbeiderspersoneel die toegelaten worden tot de stage en die ter beschikking zijn gesteld wegens ontstentenis van betrekking en wordt door de Regering in een vacante betrekking gereaffecteerd, al naargelang het geval op advies van de bevoegde zonale of interzonale aanstellingscommissie.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat toegelaten wordt tot de state en dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking, wordt door de Regering in een vacante betrekking gereaffecteerd, al naargelang het geval op advies van de bevoegde zonale of interzonale aanstellingscommissie.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat in vast verband tot een bevorderingsambt is benoemd, wordt door de Regering in een vacante betrekking van zijn ambt gereaffecteerd. § 2. De dotatie die, krachtens de bepalingen in voornoemde wet van 29 mei 1959, wordt toegekend aan de inrichting binnen dewelke men is overgegaan tot de reaffectatie van een lid van het arbeiderspersoneel, wordt in overeenstemming met § 1 verminderd met een bedrag van 20.573,18 EUR gekoppeld aan de index voorzien door het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Onverminderd de bepalingen van artikel 304, § 2, wordt deze verlaging uitgevoerd in verhouding met het saldo van het kalenderjaar dat wordt berekend op de datum van de reaffectatie.

Art. 306.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel wordt, binnen de termijnen vastgelegd door de Regering, geacht het ambt te bekleden dat hem werd toegewezen via reaffectatie, voorlopige oproep tot actieve dienst of oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur. Wanneer het lid zonder geldige reden weigert de betrekking in te vullen, wordt hij na tien dagen afwezigheid als aftredend lid beschouwd. § 2. Wanneer een wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld lid van het arbeiderspersoneel in zijn zone niet kan worden gereaffecteerd of voorlopig worden opgeroepen tot actieve dienst voor onbepaalde duur, wendt de Regering zich tot de interzonale aanstellingscommissie, die de Regering de adviezen verstrekt voorzien in artikel 184, § 1. § 3. Het lid van het arbeiderspersoneel dat wegens ontstentenis van betrekking in een bevorderingsambt ter beschikking wordt gesteld, kan voorlopig tot actieve dienst worden opgeroepen in een betrekking van het wervingsambt dat hem toegang heeft geboden tot het bevorderingsambt waartoe hij is benoemd.

Ondanks deze voorlopige oproep tot actieve dienst blijft het lid van het arbeiderspersoneel bedoeld in lid 1 ter beschikking van de Regering om gereaffecteerd te worden binnen het ambt waartoe hij in vast verband is benoemd. § 1. In ieder geval blijft het lid van het arbeiderspersoneel dat voorlopig is gereaffecteerd of opgeroepen tot actieve dienst, genieten van de salarisschaal die hij vóór zijn terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking bezat.

Art. 307.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel dat in vast verband is benoemd en wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking is gesteld en dat noch gereaffecteerd noch voorlopig opgeroepen tot actieve dienst noch opgeroepen tot actieve dienst voor onbepaalde duur kan worden in een ambt waartoe hij in vast verband is benoemd, kan in voorlopig verband tot actieve dienst worden opgeroepen binnen iedere betrekking van één van de ambten van het lid van het arbeiderspersoneel waarvoor hij het vereiste bekwaamheidsbewijs bezit.

Het lid van het arbeiderspersoneel dat tot actieve dienst wordt opgeroepen overeenkomstig het voorgaande lid, blijft genieten van de salarisschaal die hem werd toegekend, rekening houdend met het ambt waartoe hij in vast verband is benoemd. § 2. De dotatie die, krachtens de bepalingen in voornoemde wet van 29 mei 1959, wordt toegekend aan de inrichting binnen dewelke men is overgegaan tot de voorlopige oproep tot actieve dienst van een lid van het arbeiderspersoneel, wordt in overeenstemming met § 1 verminderd met een bedrag van 20.573,18 EUR gekoppeld aan de index voorzien door het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Deze verlaging wordt uitgevoerd in verhouding met het saldo van het kalenderjaar dat berekend wordt op de datum van de voorlopige oproep tot actieve dienst en, indien van toepassing, tot de datum waarop er een einde wordt gesteld aan de voorlopige oproep tot actieve dienst in de loop van hetzelfde kalenderjaar, zonder dat het lid van het arbeiderspersoneel dat hiervan geniet, binnen dezelfde inrichting wordt gereaffecteerd.

Wanneer er in de loop van het kalenderjaar een einde wordt gesteld aan de voorlopige oproep tot actieve dienst, zonder dat het lid van het arbeiderspersoneel dat hiervan geniet binnen dezelfde inrichting wordt gereaffecteerd, wordt de verlaging bedoeld in lid 1 uitgevoerd in verhouding met het saldo van het kalenderjaar dat wordt berekend op de datum waarop er een einde wordt gesteld aan de voorlopige oproep tot actieve dienst.

Onderafdeling 3. - Terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst

Art. 308.§ 1. Het lid van het arbeiderspersoneel dat in vast verband is benoemd of is toegelaten tot de stage kan door de Regering ter beschikking worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, na een voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst geformuleerd volgens de bepalingen vastgesteld door de Regering. De duur van de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst mag een termijn van zes maanden, in een of meerdere periodes gedurende de volledige loopbaan van het personeelslid niet overschrijden.

De Regering kan echter afwijken van de beperking bedoeld in lid 1, teneinde de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, in de loop van het schooljaar of academische jaar uitgesproken tegen een lid van het arbeiderspersoneel, tot het einde van het lopende schooljaar of academische jaar te verlengen.

Tijdens de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst ontvangt het lid van het arbeiderspersoneel een wachtwedde die gelijk is aan 75 % van zijn laatste activiteitswedde.

Een lid van het arbeiderspersoneel kan niet ter beschikking worden gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, wanneer de feiten waarvoor deze maatregel is voorzien, het onderwerp kunnen uitmaken van een tuchtstraf of een procedure ter vaststelling van onverenigbaarheid of wanneer het lid van het arbeiderspersoneel om deze feiten strafrechtelijk wordt vervolgd. § 2. Voorafgaand aan het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, moet het lid van het arbeiderspersoneel uitgenodigd worden om door de Regering te worden gehoord. De oproeping tot de hoorzitting alsook de redenen waarom wordt overwogen om over te gaan tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst moeten minstens vijf werkdagen voor de hoorzitting ter kennis worden gebracht aan het lid van het arbeiderspersoneel, hetzij bij een ter post aangetekend schrijven met bewijs van ontvangst, hetzij bij onderhandse overhandiging van een brief met bewijs van ontvangst. Tijdens de hoorzitting kan het lid van het arbeiderspersoneel zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat, door een verdediger gekozen onder de personeelsleden, hetzij in actieve dienst hetzij gepensioneerd, van onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap of door een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie. De procedure wordt geldig voortgezet wanneer het wettig opgeroepen lid van het arbeiderspersoneel niet op de hoorzitting verschijnt of er niet vertegenwoordigd is.

Wanneer het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger echter omstandigheden van overmacht kan doen gelden teneinde hun afwezigheid op de hoorzitting te rechtvaardigen, wordt het lid van het arbeiderspersoneel overeenkomstig lid 1 voor een nieuwe hoorzitting opgeroepen.

In dit geval, en zelfs wanneer het lid van het arbeiderspersoneel of zijn vertegenwoordiger niet op de hoorzitting is verschenen, wordt de procedure geldig voortgezet.

Het lid van het arbeiderspersoneel ten laste van wie een voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst werd geformuleerd, kan binnen tien dagen na de kennisgeving van het voorstel beroep aantekenen bij de Raad van beroep.

De Raad van beroep verstrekt binnen een termijn van maximum drie maanden een gemotiveerd advies aan de Regering.

De Regering neemt een beslissing binnen een termijn van een maand, te tellen vanaf de ontvangst van het advies van de Raad van beroep of van het dossier dat haar werd onttrokken, waarbij de terbeschikkingstelling ingaat op de derde werkdag na kennisgeving ervan aan de eisende partij. § 3. Wanneer het lid van het arbeiderspersoneel binnen de in § 2 voorgeschreven termijn geen beroep bij de Raad van beroep heeft aangetekend, wordt het voorstel tot terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst na het verstrijken van de vermelde termijn aan de Regering doorgegeven. Deze laatste neemt een beslissing binnen een termijn van een maand.

De beslissing van de Regering wordt kenbaar gemaakt aan het lid van het arbeiderspersoneel en gaat in op de derde werkdag na kennisgeving.

Onderafdeling 4. - Terbeschikkingstelling wegens ziekte of invaliditeit

Art. 309.Onder voorbehoud van artikel 10 van het koninklijk besluit van 8 december 1967, genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende de vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs bevindt het lid van het arbeiderspersoneel zich van rechtswege in terbeschikkingstelling, gedurende zijn afwezigheid wegens ziekte of invaliditeit na de maximum duur van verlof te hebben bereikt dat hem voor deze reden kan worden toegekend in overeenstemming met artikel 9 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 december 1967.

Art. 310.Het lid van het arbeiderspersoneel in terbeschikkingstelling wegens ziekte of invaliditeit behoudt zijn recht op benoeming tot een bevorderingsambt of een hogere wedde.

Art. 311.Het lid van het arbeiderspersoneel in terbeschikkingstelling wegens ziekte of invaliditeit ontvangt een wachtwedde gelijk aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Het bedrag van deze wedde kan echter in geen enkel geval lager zijn dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde situatie zou krijgen, indien het sociale zekerheidsstelsel sedert het begin van zijn afwezigheid op hem van toepassing zou zijn;2° het pensioen dat de betrokkene zou krijgen indien hij, op de dag van zijn terbeschikkingstelling, tot vervroegd pensioen zou toegelaten worden.

Art. 312.In afwijking van artikel 311, heeft het lid van het arbeiderspersoneel dat ter beschikking is gesteld wegens ziekte of invaliditeit recht op wachtgeld gelijk aan het bedrag van zijn laatste activiteitsloon, indien de aandoening waaraan hij lijdt erkend is als ernstige en langdurige ziekte of invaliditeit.

De administratieve gezondheidsdienst beslist of de aandoening waaraan het lid van het arbeiderspersoneel lijdt, al dan niet een dergelijke ziekte of invaliditeit is. Deze beslissing mag in ieder geval niet genomen worden zolang het personeelslid niet minstens zes maanden onafgebroken ter beschikking gesteld is voor de aandoening waaraan hij lijdt.

Het verstrijken van deze onafgebroken periode van minstens zes maanden is niet vereist voor het lid van het arbeiderspersoneel dat, na een nieuwe afwezigheid wegens ziekte of invaliditeit zich opnieuw in terbeschikkingstelling bevindt wegens ziekte of invaliditeit in het jaar dat volgt op de datum waarop hij het onderwerp was van een beslissing tot erkenning van een ernstige en langdurige ziekte.

Door deze beslissing wordt de situatie van het lid van het arbeiderspersoneel herzien met pecuniaire gevolgen vanaf het begin van de terbeschikkingstelling.

Onderafdeling 5. - Terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden

Art. 313.Het lid van het arbeiderspersoneel in terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden ontvangt geen enkel wachtgeld.

Hij kan zich niet beroepen op ziekte of invaliditeit opgelopen tijdens de periode van de terbeschikkingstelling.

Art. 314.De duur van de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden kan de termijn van vijf jaar, al dan niet gespreid over meerdere periodes, niet overschrijden.

Ieder lid van het arbeiderspersoneel dat langer dan deze termijn afwezig is, komt voor ambtsneerlegging in aanmerking. HOOFDSTUK XI. - Uitdiensttreding

Art. 315.De leden van het arbeiderspersoneel die tijdelijk aangesteld, toegelaten tot stage of vast benoemd zijn, worden ambtshalve en zonder opzegging uit hun functie gezet : 1° als zij niet op een regelmatige manier tijdelijk aangesteld, tot de stage toegelaten of vast benoemd zijn;2° als zij niet langer voldoen aan de volgende voorwaarden : a) Belg zijn of ingezetene van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;b) van burgerlijke en politieke rechten genieten;c) aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;d) van onberispelijk gedrag zijn;3° als, na een toegelaten afwezigheid, zij nalaten zonder enige geldige reden, hun werk te hervatten en afwezig blijven gedurende een ononderbroken periode van meer dan tien dagen;4° als zij, zonder enige geldige reden, hun werk verlaten en gedurende meer dan tien dagen ononderbroken afwezig blijven;5° als zij, teruggeroepen in actieve dienst, zonder enige geldige reden weigeren de door de Regering toegewezen betrekking op te nemen binnen de tien dagen;6° als zij zich in een geval bevinden waar de toepassing van de burgerlijke en strafwetten leiden tot de stopzetting van de functies;7° wanneer zij aan een vroegtijdige invaliditeit lijden die behoorlijk wordt vastgesteld binnen de voorwaarden bepaald door de wet en zij niet in staat zijn om hun ambten volledig, regelmatig en onafgebroken uit te oefenen;8° wanneer een onverenigbaarheid is vastgesteld en geen enkel beroep bedoeld in artikel 50 werd ingediend of het lid van het arbeiderspersoneel weigert, na de uitputting van de procedure, een einde te stellen aan een onverenigbare activiteit.

Art. 316.Voor de leden van het arbeiderspersoneel die in vast verband zijn benoemd, leiden de volgende elementen tevens tot een definitieve ambtsuitzetting : 1° vrijwillig ontslag : het lid van het arbeiderspersoneel mag zijn dienst enkel verlaten op voorwaarde dat hij hiervoor op behoorlijke wijze gemachtigd is en na een opzeggingstermijn van minstens vijftien dagen;2° definitief vastgestelde professionele ongeschiktheid : deze ongeschiktheid wordt vastgesteld door het bewaren van de beoordelingsstaat met de vermelding « onbekwaam » gedurende twee jaar na datum van zijn toewijzing;3° normale opruststelling wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;4° ontslag. HOOFDSTUK XII. - Onmogelijkheid van gebruik als oppositie van de clausules die strijdig zijn met het statuut

Art. 317.Iedere bepaling in een aanstellingsakte of in een arbeidsreglement die strijdig is met de dwingende wettelijke bepalingen of met dit decreet, kan niet als verzet aangevoerd worden.

TITEL IV. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen

Art. 318.In artikel 3 van de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het Rijksonderwijs, zoals gewijzigd door de wetten van 6 juli 1970 en 18 februari 1977, door koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984, door de wet van 31 juli 1984, door koninklijk besluit nr. 456 van 10 september 1986 en door de decreten van 27 december 1993 en 24 juli 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 5., worden de woorden « ten laatste op 1 oktober 1984 toegelaten tot de stage of in vast verband benoemd » opgeheven; 2° in § 3, 3°, worden de woorden « ten laatste op 1 oktober 1984 toegelaten tot de stage of in vast verband benoemd » opgeheven.

Art. 319.In lid 3 van artikel 6 van dezelfde wet, zoals gewijzigd door de wet van 6 juli 1970, door koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984 en door de wet van 31 juli 1984, worden de woorden « ten laatste op 1 oktober 1984 toegelaten tot de stage » opgeheven.

Art. 320.In het koninklijk besluit van 8 december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende de vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in artikel 1, zoals gewijzigd door de Koninklijke Besluiten van 21 oktober 1968 en van 30 mei 1975, door het Besluit van de Executieve van 17 april 1991 en door de Besluiten van de Regering van 16 september 1993 en van 22 december 2000, worden de woorden « in vast verband benoemd of stagiaires » ingevoegd tussen de woorden « van de Franse Gemeenschap » en het woord « genieten »;b) In hetzelfde Besluit wordt volgend op Hoofdstuk XI een hoofdstuk XIbis ingevoegd dat als volgt luidt : « Hoofdstuk XIbis - Ter uitvoering van dit Besluit voor de tijdelijke leden van het administratief personeel, het meesters- vak en dienstpersoneel in actieve dienst.

Art. 51bis.Dit decreet is van toepassing op de tijdelijke leden van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel in actieve dienst, met uitzondering van hoofdstuk I, artikel 3; artikels 7, b), c), 8; hoofdstuk IV; hoofdstuk V; hoofdstuk VI; hoofdstuk VIII; hoofdstuk IX; hoofdstuk IXbis.

Voor de toepassing van hoofdstuk X van dit besluit worden de vrouwelijke personeelsleden in tijdelijk dienstverband niet vergoed. »

Art. 321.Lid 3, 1. van artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1970 betreffende de organisatie van de taalexamens wordt door de volgende bepaling vervangen : « 1. Het personeel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap dat tot één van de volgende categorieën behoort door het decreet van... ter vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap en door voornoemd koninklijk besluit van 2 oktober 1968 : a) hulpopvoedingspersoneel;b) paramedisch personeel;c) administratief personeel.»

Art. 322.In artikel 16 van het koninklijk besluit van 15 april 1977 tot vaststelling van de regelen en de voorwaarden voor de berekening van het aantal betrekkingen in sommige ambten van het opvoedend hulppersoneel en van het administratief personeel van de inrichtingen voor secundair onderwijs, worden de woorden « van de Staat door het koninklijk besluit van 19 juni 1967 » vervangen door de woorden « geregeld door de Franse Gemeenschap door artikel 19 van het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap. »

Art. 323.In artikel 6 van het koninklijk besluit van 14 december 1978 tot vaststelling van de voorwaarden voor het bepalen van het aantal betrekkingen in de ambten van het administratief personeel van de inrichtingen voor het hoger onderwijs van het lange type, worden de woorden « Rijksonderwijs zoals ze zijn vastgelegd door het Besluit (...) en normaal Rijksonderwijs. » vervangen door de woorden « door de Franse Gemeenschap geregeld zoals bepaald door artikel 18 van het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap. »

Art. 324.In artikel 1, lid 1 van het Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra zoals vervangen door het Besluit van de Regering van 3 september 1996 en gewijzigd en aangevuld door het decreet van 10 april 2003, wordt punt 6° vervangen door het volgende punt : « 6° het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap. »

Art. 325.In lid 4 van artikel 5, § 1, van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 1995 tot oprichting van een "Centre d'auto-formation et de formation continuée" voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap, zoals gewijzigd door de Besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 15 oktober 1996, 24 juli 1997 en 7 juni 1999 en door het decreet van 20 december 2001, wordt het woord 'contractueel' vervangen door het woord 'tijdelijke indiensttreding' ».

Art. 326.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 14.De leden van het administratief personeel zijn onderworpen aan het administratief en strafrechtelijk statuut van de leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen.

De leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel zijn onderworpen aan het administratief en strafrechtelijk statuut van de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen. »

Art. 327.Artikel 18quinquies van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 1995 tot oprichting van een technisch-pedagogisch centrum voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap, zoals ingevoegd door het decreet van 20 december 2001, wordt aangevuld door het volgende lid : « De leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel zijn onderworpen aan het administratief en strafrechtelijk statuut van de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel in de onderwijsinrichtingen. »

Art. 328.Lid 1 van artikel 19 van hetzelfde besluit, zoals vervangen door het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 31 mei 1999, wordt door het volgende lid vervangen : « De leden van het gespecialiseerde personeel bedoeld in artikel 4, § 1, lid 3 worden aangeworven onder een arbeidsovereenkomst voor bedienden. »

Art. 329.In het decreet van 24 juni 1996 houdende regeling van de opdrachten, verloven wegens opdracht en terbeschikkingstelling wegens opdracht in het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 17ter ingevoegd door het decreet van 20 december 2001 wordt aangevuld met het volgende lid : « Het lid van het administratief personeel op verlof wegens opdracht onderworpen aan het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel in de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap keert terug naar zijn betrekking indien hij niet werd vervangen voor de heropname van de activiteit ter uitvoering van artikel 17bis, door een lid van het administratief personeel dat wordt toegelaten tot de stage of in vast verband is benoemd. » 2° artikel 28 wordt door het volgende lid aangevuld : « Het lid van het administratief personeel dat ter beschikking is gesteld wegens speciale opdracht onderhevig aan het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel in de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap keert terug naar zijn betrekking indien hij niet werd vervangen voor de heropname van de activiteit ter uitvoering van artikel 27, door een lid van het administratief personeel dat wordt toegelaten tot de stage of in vast verband is benoemd. »

Art. 330.In artikel 32 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de lasten en de betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen, worden de woorden « het koninklijk besluit van 29 augustus 1996 (...) van de Staat » vervangen door de woorden « het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap. »

Art. 331.Artikel 11bis van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 augustus 1996 tot oprichting van de Recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, zoals ingevoegd door het decreet van 20 december 2001, wordt met het volgende lid aangevuld : « De leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel zijn onderworpen aan het administratief en strafrechtelijk statuut van de leden van het meesters-, vak-, en dienstpersoneel in de onderwijsinrichtingen. »

Art. 332.In artikel 12 van hetzelfde besluit wordt lid 3 opgeheven.

Art. 333.In artikel 4, § 2 van het decreet van 12 juli 2001 tot goedkeuring van de oprichting van technische centra van de Franse Gemeenschap in Strée en Gembloux, worden de woorden 'die contractueel of statutair kunnen zijn' opgeheven.

Art. 334.In het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 30 januari 2003 tot vaststelling van de normen betreffende het aantal betrekkingen van paramedisch medewerker en van het bestuurspersoneel van de psycho-medisch-sociale centra van de Franse Gemeenschap belast met de gezondheidspromotie op school in de schoolinrichtingen van de Franse Gemeenschap, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° van artikel 1 worden de woorden 'adjoint ou commis' opgeheven;2° er wordt een artikel 3bis ingevoegd dat als volgt luidt : Art.3bis - In afwijking van artikel 1, 2°, behouden de adjunct-leden van het administratief personeel die op 1 september 2004 een betrekking vervullen binnen een psycho-medisch-sociaal centrum geregeld door de Franse Gemeenschap, hun betrekking, indien van toepassing tot aan het einde van het vervanging die zij uitvoeren.

Wanneer er overgegaan wordt tot de vervanging van een adjunct-lid van het administratief personeel bedoeld in lid 1, wordt hij vervangen door een lid van het administratief personeel onderworpen aan het decreet van... tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meesters- vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Opheffingsbepalingen

Art. 335.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van de statuten van de leden van het administratief personeel, van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd door de Koninklijke Besluiten van 22 september 1967, 21 oktober 1968, 25 november 1976, 16 december 1981, 31 maart 1984, door de wet van 31 juli 1984 en door het Besluit van de Regering van 29 september 1999;2° het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het administratief personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd door de Koninklijke Besluiten van 15 juli 1969 en 1 december 1970 en door het decreet van 17 juli 2002;3° het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling en indeling van de ambten van de leden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 1 december 1970;4° het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals dit werd gewijzigd door de Koninklijke Besluiten van 25 november 1976, 20 december 1976, 10 februari 1981, 20 juli 1982, 29 augustus 1985, door het decreet van 24 juni 1996 en door het Besluit van de Regering van 24 oktober 1996;5° het koninklijk besluit van 19 juni 1967 tot vaststelling van de vereiste bekwaamheidsbewijzen van de kandidaten voor de wervingsambten van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 juli 1969;6° het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals dit werd gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 juli 1985 en het decreet van 24 juni 1996;7° het Ministerieel Besluit van 29 november 1968 ter uitvoering van artikel 46 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;8° het Ministerieel Besluit van 29 november 1968 ter uitvoering van artikel 52 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;9° het koninklijk besluit van 28 februari 1969 ter uitvoering van artikel 14 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen;10° het Ministerieel Besluit van 30 oktober 1971 ter uitvoering van artikel 54 van het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;11° artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 december 1978 tot vaststelling van de voorwaarden voor het bepalen van het aantal betrekkingen in de ambten van het administratief personeel van de inrichtingen voor het hoger onderwijs van het lange type, zoals dit werd gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 1982, wordt opgeheven;12° het Ministerieel Besluit van 13 juli 1981 tot regeling van de doorhaling van tuchtstraffen op leden van het administratief personeel, van het meesters-, vak-, en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen;13° het Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 2 oktober 1989 tot vaststelling van de bepalingen betreffende de organisatie van de wervingsexamens voor de leden van het administratief personeel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Franse Gemeenschap;14° artikel 14bis van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 7 april 1995 tot oprichting van een "Centre d'auto-formation et de formation continuée" voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap, zoals werd ingevoegd door het decreet van 20 december 2001;15° artikel 7 van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 8 november 2001 tot oprichting van een « Centre des Technologies agronomiques » voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap;16° artikel 7 van het Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 22 november 2001 tot oprichting van een « Centre technique horticole » voor het Onderwijs van de Franse Gemeenschap te Gembloux. HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen

Art. 336.Voor de toepassing van artikel 18, worden gelijkgesteld aan het vereist bekwaamheidsbewijs voor de ambten : 1. geschoold onderhoudswerkman : a) het getuigschrift of diploma ter beëindiging van de studies in een school voor lager secundair onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap; het diploma van een lagere secundaire beroepsschool of leergang, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. 2. kok : het getuigschrift of diploma ter beëindiging van de studies in een school voor lager secundair onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap; het diploma van een lagere secundaire beroepsschool of leergang, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. 3. geschoold werkman of amanuensis : het getuigschrift of diploma ter beëindiging van de studies in een school voor lager secundair onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap;4. vormer : het getuigschrift of diploma ter beëindiging van de studies in een school voor lager secundair onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap; het diploma van een lagere secundaire beroepsschool of leergang, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap en een getuigschrift voor het met vrucht beëindigen van een vormerscursus in een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. 5. kunstboekbinder : het getuigschrift of diploma ter beëindiging van de studies in een school voor lager secundair onderwijs (afdeling boekbinden), opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap; het diploma van een lagere secundaire beroepsschool of leergang (afdeling boekbinden), opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap. 6. handzetter : het getuigschrift of diploma ter beëindiging van de studies in een school voor lager secundair onderwijs (afdeling boekdrukkunst), opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap; het diploma van een lagere secundaire beroepsschool of leergang (afdeling boekdrukkunst), opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Franse Gemeenschap.

Art. 337.De leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap die vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet in vast verband worden benoemd tot een wervingsambt of een bevorderingsambt krachtens het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak-, en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, worden geacht benoemd te zijn in vast verband volgens dit decreet, binnen de bevoegdheden die op die datum worden uitgeoefend en bestemd zijn voor de onderwijsinrichting geregeld door de Franse Gemeenschap waar zij deze bevoegdheden uitoefenen.

Art. 338.De leden van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap die vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet in vast verband benoemd zijn tot een wervingsambt of een bevorderingsambt krachtens het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak-, en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, worden geacht benoemd te zijn in vast verband volgens dit decreet, binnen de bevoegdheden die op die datum worden uitgeoefend en bestemd zijn voor de onderwijsinrichting geregeld door de Franse Gemeenschap waar zij deze bevoegdheden uitoefenen.

Art. 339.Voor de toepassing van dit decreet behouden de leden van het administratief personeel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap die vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet in vast verband worden benoemd tot een selectieambt hierna gedefinieerd krachtens het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak-, en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, het recht op hun vaste benoeming : suppoostkopiist, hoofdsuppoost, eerste klerk, eerste klerk typist(e), eerste klerk stenotypist(e), eerste opsteller, eerste secretaris-rekenplichtige, eerste rekenplichtig correspondent.

Zij kunnen genieten van een reaffectatie, een voorlopige oproep tot actieve dienst, een oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur, aanvullende bevoegdheden, aanvullende opdracht, aanstellingsverandering en een benoeming tot een bevorderingsambt binnen dezelfde voorwaarden waarvoor zij in vast verband tot het wervingsambt werden benoemd dat hen toegang bood tot het selectieambt waarvan zij houder waren vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 340.Voor de toepassing van dit decreet behouden de leden van het arbeiderspersoneel van de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap die vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet in vast verband worden benoemd tot een selectieambt hierna gedefinieerd krachtens het koninklijk besluit van 29 augustus 1966 tot vaststelling van het statuut van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak-, en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, het recht op hun vaste benoeming : eerste geschoold onderhoudswerkman, eerste geschoold werkman, eerste kok, eerste amanuensis, eerste vormer, eerste kunstboekbinder, eerste handzetter, eerste operateur-technicus en eerste hersteller van muziekinstrumenten.

Zij kunnen genieten van een reaffectatie, een voorlopige oproep tot actieve dienst, een oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur, een voorlopige oproep tot actieve dienst, aanstellingsverandering en een benoeming tot een bevorderingsambt binnen dezelfde voorwaarden waarvoor zij in vast verband tot het wervingsambt werden benoemd dat hen toegang bood tot het selectieambt waarvan zij houder waren vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet.

Art. 341.§ 1. De leden van het administratief personeel die vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet tijdelijk een betrekking invullen binnen een wervingsambt worden vast benoemd op datum van de inwerkingtreding van dit decreet binnen die betrekking en binnen de onderwijsinrichting geregeld door de Franse Gemeenschap waar zij hun bevoegdheden uitoefenen vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet tot aan de datum van de benoeming wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn of ingezetene van een andere lid-Staat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° van onberispelijk gedrag zijn;3° van burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten hebben voldaan;5° houder zijn van een vereiste titel met betrekking tot het ambt toegekend zoals voorzien in artikel 18;6° voldoen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de taalregeling;7° minstens zevenhonderd twintig dagen dienst tellen binnen een ambt als lid van het administratief personeel berekend in overeenstemming met artikel 30, § 4;8° niet het onderwerp zijn van een disciplinaire schorsing of een op non-activiteitstelling bij een tuchtmaatregel of van de revocatie binnen een ambt als lid van het administratief personeel. De benoeming bedoeld in lid 1 kan enkel worden toegekend binnen een vacante betrekking die, op basis van de bepalingen die van toepassing zijn op deze materie, niet meer toegankelijk is voor reaffectatie of voor een voorlopige oproep tot activiteit van een lid van het administratief personeel dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking werd gesteld. § 2. De leden van het administratief personeel die, vlak voor de inwerkingtreding van dit decreet, tijdelijk een betrekking invullen binnen een wervingsambt, en die niet genieten van een vaste benoeming ter toepassing van § 1, worden geacht voorlopig te zijn aangesteld volgens dit decreet, binnen de bevoegdheden die men op dit ogenblik uitoefent en binnen de onderwijsinrichting geregeld door de Franse Gemeenschap waar zij hun bevoegdheden uitoefenen.

Art. 342.Behalve voor de toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 december 1967 ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 tot vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, worden de diensten tijdelijk verricht door leden van het administratief personeel en in contractueel verband door leden van het arbeiderspersoneel voor de inwerkingtreding van dit decreet gelijkgesteld aan de diensten verricht in de hoedanigheid van tijdelijke.

Art. 343.§ 1. Op de eerste dag van de maand die volgt op de datum van inwerkingtreding van dit decreet, gaat de Regering over tot de toelating tot stage van een aantal leden van het arbeiderspersoneel, tijdelijke benoemd in overeenstemming met het definitieve aantal leden van het arbeiderspersoneel die definitief hun ambten hebben neergelegd in het onderwijs geregeld door de Franse Gemeenschap gedurende de periode van 31 december 2001 tot voor de datum van inwerkingtreding van het decreet.

De toelatingen tot stage bedoeld in lid 1 vinden plaats in overeenstemming met de bepalingen van de artikels 194 tot 198. In afwijking van artikel 196, § 2 wordt de toelating tot stage echter eerst voorgesteld aan het tijdelijke lid van het arbeiderspersoneel dat net voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet voor het overwogen ambt de meeste anciënniteit heeft binnen de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap en de vereiste voorwaarden vervult. In geval van gelijke ambtsanciënniteit, krijgt het lid van het arbeiderspersoneel voorrang dat op voornoemde datum de hoogste dienstanciënniteit telt binnen de onderwijsinrichtingen geregeld door de Franse Gemeenschap. In geval van gelijke ambts- en dienstanciënniteit krijgt het oudste lid van het arbeiderspersoneel voorrang.

Men kan echter niet overgaan tot de toelating tot stage bij toepassing van dit artikel, wanneer de betrekking ingevuld door het definitieve lid van het arbeiderspersoneel zoals bedoeld in lid 1 kan worden toegekend via reaffectatie, voorlopige oproep tot actieve dienst of oproep tot actieve dienst voor onbepaalde duur in overeenstemming met de bepalingen die van toepassing zijn op de materie en wanneer de betrekking niet werd toegekend via een aanstellingsverandering van een lid van het arbeiderspersoneel dat vast benoemd is.

De dotatie die, krachtens de bepalingen in voornoemde wet van 29 mei 1959, wordt toegekend aan de inrichting binnen dewelke men is overgegaan tot de toelating tot stage van een lid van het arbeiderspersoneel, wordt in overeenstemming met dit artikel verminderd met een bedrag van 20.573,18 EUR gekoppeld aan de index voorzien door het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Deze verlaging wordt uitgevoerd in verhouding met het saldo van het kalenderjaar dat berekend wordt op de datum van de toelating tot stage. § 2. Voor zover zij niet het onderwerp zijn van een opzegtermijn die op die datum verstrijkt, worden de leden van het arbeiderspersoneel die net voor de inwerkingtreding van dit decreet contractueel een betrekking invulden binnen een wervingsambt en die niet hebben genoten van een toelating tot stage in toepassing van § 1, geacht tijdelijk benoemd te zijn binnen deze betrekking in de betekenis van dit decreet binnen de bevoegdheden die men op die datum uitoefent : voor de periode die resteert binnen het kader van de contractuele indienstneming, indien het een arbeidscontract van bepaalde duur betreft; tot aan het schooljaar of academische jaar 2005-2006, indien het een arbeidscontract van onbepaalde duur betreft.

De leden van het arbeidspersoneel bedoeld in lid 1 die net voor de inwerkingtreding van dit decreet een opzegtermijn uitvoeren binnen het kader van een contractuele indienstneming worden geacht deze opzegtermijn in de hoedanigheid van tijdelijke kracht in de betekenis van dit decreet uit te voeren. § 3. Voor de toepassing van dit decreet, worden de leden van het arbeiderspersoneel die net voor de inwerkingtreding van dit decreet een contractuele betrekking invullen binnen een bevorderingsambt, geacht deze betrekking te hebben ingevuld binnen een wervingsambt dat hen toegang biedt tot het bevorderingsambt, waarbij de diensten die contractueel worden uitgeoefend binnen het bevorderingsambt gelijkgesteld worden met de diensten uitgeoefend in de hoedanigheid van tijdelijke kracht binnen het wervingsambt dat toegang biedt tot het bevorderingsambt.

Art. 344.Hoewel de artikels 50, 74, 136, 137, 138, 200, 222, 284, 285 en 286 niet het onderwerp zijn van de bepalingen die specifiek van toepassing zijn, blijven de leden van het administratieve en het arbeiderspersoneel genieten van de decretale en reglementaire bepalingen die van kracht zijn.

Art. 345.In afwijking van de artikels 30, § 4, 46, 82, 159, 191, § 1, lid 5, 197, 229 en 302 omvat de duur van de toegelaten diensten de afwezigheden wegens zieke binnen de ononderbroken activiteitsperiodes van de gepresteerde diensten, naargelang het geval in tijdelijk of contractueel verband, door de leden van het administratief personeel of de leden van het arbeiderspersoneel voor de datum van inwerkingtreding van dit decreet. HOOFDSTUK IV. - Eindbepalingen

Art. 346.De toepassing van de artikels 194, 196, § 1 en § 2, lid 1, 210, 225, 238, 239, 299, 301, 304, 305, 306, 307 en 343 wordt op bijzondere wijze uitgevoerd voor : 1° de inrichtingen van het kleuter-, lager, basis-, middelbaar, normaal en buitengewoon rijksonderwijs en de opvangcentra;2° de onderwijsinrichtingen voor sociale promotie;3° de hogescholen;4° het hoger kunstonderwijs;5° het Hoger Instituut voor Bouwkunde;6° de Recreatie- en openluchtcentra van de Franse Gemeenschap, het 'Centre d'autoformation et de formation continuée' voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap, het 'Centre technique et pédagogique' voor het onderwijs van de Franse Gemeenschap en de 'Centres techniques' voor de Franse Gemeenschap te Strée en Gembloux.

Art. 347.Dit decreet wordt van kracht op 1 september 2004.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 12 mei 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 520-1. - Commissie-amendementen, nr. 520-2 - Verslag, nr. 520-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming.- Vergadering van 5 mei 2004.

^