Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002
gepubliceerd op 24 december 2002

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031624
pub.
24/12/2002
prom.
28/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/28/2002031624/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 NOVEMBER 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, IX, 2°, gewijzigd door de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 16 juli 1993 en 13 juli 2001;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd door de bijzondere wetten van 16 juli 1993 en 5 mei 1993;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op artikel 35, gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 255 van 31 december 1983, de wet van 1 augustus 1985, het koninklijk besluit nr. 473 van 28 oktober 1986, het koninklijk besluit nr. 493 van 31 december 1986 en de ordonnantie van 20 december 1990;

Gelet op de programmawet van 30 december 1988, titel III, tewerkstelling en arbeid, hoofdstuk II, gewijzigd door de wet van 29 december 1990 en de wet van 22 juli 1993, tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 4, 1° en 2°;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 november 1996 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen, gewijzigd door het besluit van 6 november 1997;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, verleend op ...;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, verleend op ...;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, verleend op ...;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het, naar aanleiding van de bereikte akkoorden in het kader van de niet-commerciële sector, noodzakelijk is de tewerkstellingsprogramma's te vereenvoudigen en op elkaar af te stemmen, met name door middel van het omzetten van de arbeidsplaatsen van het Derde Arbeidscircuit en van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in geco-arbeidsplaatsen;

Overwegende dat het dringend nodig is om voor de werknemers tewerkgesteld in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid en van het Derde Arbeidscircuit soepelere voorwaarden te voorzien voor de toegang tot de geco-arbeidsplaatsen;

Overwegende dat het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid op 31 december 2002 vervalt en het daarom noodzakelijk is het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen te wijzigen om de werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid de mogelijkheid te bieden toegang te krijgen tot de arbeidsplaatsen voor gesubsidieerde contractuelen;

Overwegende dat het noodzakelijk is het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen te wijzigen om de promotoren van het derde arbeidscircuit in staat te stellen aan de voorwaarden te voldoen voor de aanwerving van geco's, zodat zij zo snel mogelijk bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling een aanvraag kunnen indienen tot aanwerving van geco's;

Overwegende de noodzaak om de toekenningscriteria en Bprocedures, alsook de financieringsmodaliteiten van de geco-arbeidsplaatsen doorzichtiger te maken;

Op de voordracht van de Minister belast met Economie, Werkgelegenheid, Energie en Huisvesting, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° de wet : de programmawet van 30 december 1988;2° de minister : de minister die bevoegd is voor het tewerkstellingsbeleid;3° de ministers : de minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid en de minister bevoegd voor de begroting;4° de regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;5° de geco : de gesubsidieerde contractueel;6° de werkgever : de openbare besturen, de instanties, de instellingen of verenigingen, vernoemd in artikel 2;7° de derde : de fysieke persoon die de diensten van een geco geniet;8° de BGDA : de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;9° de non-profitsector : de activiteitensector van de werkzaamheden, die terzelfder tijd : van sociaal of openbaar nut zijn of van cultureel belang; geen winst beogen; voldoen aan collectieve behoeften waaraan anders niet voldaan had kunnen worden; 10° de begunstigden van het recht op sociale integratie : de personen die volgens de wet van 26 mei 2002 aanspraak kunnen maken op het recht op sociale integratie.11° de begunstigden van de sociale bijstand : de personen met een buitenlandse nationaliteit, die ingeschreven zijn in het vreemdelingenregister met een onbeperkte verblijfsvergunning en die omwille van hun nationaliteit geen recht hebben op sociale integratie maar wel op een sociale bijstand die gelijk is aan het leefloon. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied Afdeling 1. - Werkgevers

Art. 2.In toepassing van artikel 93, laatste lid van de wet, kunnen geco's aanwerven : 1° de administraties en de diensten van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alsook de openbare instellingen die ervan afhangen;2° de administraties en de diensten van de gemeenschapscommissies en de openbare instellingen die ervan afhangen;3° de onderwijsinstellingen die door de Vlaamse of de Franse Gemeenschap worden ingericht, erkend of gesubsidieerd;4° de verenigingen zonder winstoogmerk en de instellingen van openbaar nut geregeld door de wet van 27 juni 1921 waarbij hen rechtspersoonlijkheid wordt verleend, met uitzondering van de ziekenhuizen en de openbare kredietinstellingen;5° de openbare vastgoedmaatschappijen;

Art. 3.De werkgevers kunnen een aanvraag indienen tot de indienstneming van geco's voor zover zij zich ertoe verbinden de volgende voorwaarden na te leven : 1° de voordelen toepassen van de loopbaanonderbreking, die zijn ingevoerd door de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en, indien de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr.77bis van 19 december 2001, gewijzigd door de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002 erop van toepassing is, de voordelen van het stelsel van het tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking; 2° het aantal jongeren in dienst hebben in het kader van een startbaanovereenkomst, opgelegd in hoofdstuk VIII van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid en haar uitvoeringsbesluiten.

Art. 4.De aanwerving van geco's mag geen aanleiding geven tot het verminderen van het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, dat volledig ten laste viel van de werkgever, in het jaar dat aan de aanvraag voorafging.

De minister kan na advies van het Beheerscomité van de BGDA van deze bepaling afwijken op basis van een met redenen omklede aanvraag, ingediend door de werkgever. Afdeling 2. - Gesubsidieerde activiteiten

Art. 5.De gesubsidieerde activiteiten dienen te worden uitgeoefend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 6.De geco's dienen activiteiten uit te oefenen in de non-profitsector.

Art. 7.De werkgevers kunnen geco's aanwerven om hen prestaties te laten verrichten bij derden.

Art. 8.De werkgevers bedoeld in artikel 2, 1° en 2° kunnen de geco's uitsluitend aanwerven om : a) aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen : het betreft ofwel in tijd beperkte acties ofwel een buitengewone toename van het werk;b) ambtenaren te vervangen die hun betrekking niet of slechts deeltijds bekleden, onverminderd de mogelijkheid om een statutair personeelslid door een ander statutair personeelslid te vervangen;c) bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen. Afdeling 3. - Tewerkstelling van geco's

Art. 9.In toepassing van artikel 97, § 3 van de wet, kan een geco-arbeidsplaats bekleed worden door : 1° de niet-werkende werkzoekenden die als dusdanig zijn ingeschreven bij de BGDA gedurende minstens zes maanden in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat 2° de werkzoekenden die recht hebben op sociale integratie en van dit recht hebben genoten gedurende minstens zes maanden in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat;

Art. 10.Kunnen echter ook een geco-arbeidsplaats bekleden; 1° de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen en de werkzoekenden die recht hebben op sociale integratie en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen : a) minstens 40 jaar zijn;b) aangeworven worden door een onderwijsinstelling die ingericht, betoelaagd of erkend is door de Vlaamse of de Franse Gemeenschap;c) aangeworven worden door een instelling voor opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar;d) aangeworven worden ter vervanging van een ambtenaar die zijn loopbaan onderbreekt in de zin van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en andere diensten van de ministeries;2° de werkzoekenden : a) van wie het recht op werkloosheids-uitkeringen geschorst is overeenkomstig de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991;b) gehandicapten die over inkomensvervangende of integratietegemoetkomingen beschikken in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;c) topatleten voorgedragen door de sportbonden erkend door de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap;3° de voltijdse en deeltijdse werknemers aangeworven in het kader : a) van het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen;b) van het Derde Arbeidscircuit;c) van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid;d) van de gewestelijke projecten voor inschakeling op de arbeidsmarkt;e) van de doorstromingsprogramma's;f) gewestelijke projecten voor inschakeling op de arbeidsmarkt van het Waalse Gewest (PRIME-contracten) Art.11. Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 worden gelijkgesteld met een periode van inschrijving als niet-werkende werkzoekende, de periodes van : 1° tewerkstelling : a) van minder dan 3 maanden, ongeacht het statuut;b) in een deeltijdse betrekking gedurende dewelke betrokkene zich ingeschreven heeft als werkzoekende voor een voltijdse betrekking;c) in het Derde Arbeidscircuit;d) als geco;e) in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, mits voorlegging van een attest vanwege het centrum voor maatschappelijk welzijn;f) in een beschutte werkplaats, mits voorlegging van een attest vanwege de werkgever;g) in het kader van een doorstromingsprogramma;h) in het kader van een startbaanovereenkomst;i) in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid;j) in het kader van de gewestelijke projecten voor inschakeling op de arbeidsmarkt van het Waalse Gewest (PRIME-contracten).2° onderbreking van de inschrijving als werkzoekende : a) van minder dan 3 maanden;b) wegens ziekte of gevangenisstraf, ongeacht de duur;3° beroepsopleiding, ongeacht de inrichtende instantie;4° vrijstelling van inschrijving als werkzoekende, met uitzondering van de vrijstellingen van inschrijving als werkzoekende om sociale of familiale redenen;5° toekenning van het recht op sociale integratie Art.12. Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 worden niet als periodes van inschrijving als niet-werkende werkzoekende beschouwd, de periodes : 1° van loopbaanonderbreking;2° die gedekt zijn door een verbrekingsvergoeding;3° van vooropzeg, ook indien er geen arbeidsprestaties meer geleverd worden.

Art. 13.Om een geco-arbeidsplaats te bekleden moet de kandidaat in het bezit zijn van een diploma, brevet of getuigschrift dat overeenstemt met de functie, of moet hij de nodige beroepservaring kunnen bewijzen.

Art. 14.Voor de geco's is het verboden deel uit te maken van de raad van beheer van de vereniging zonder winstoogmerk die hem tewerkstelt. HOOFDSTUK III. - Geco's aangeworven met het oog op het verrichten van prestaties bij derden

Art. 15.De werkgevers die geco's aanwerven met de bedoeling hen prestaties te laten verrichten bij derden kunnen deze derden vragen een vergoeding te betalen voor de diensten van deze geco's.

De diensten die aanleiding kunnen geven tot het betalen van een vergoeding vanwege de derden zijn : 1° huishoudelijke hulp;2° klusjesdienst aan huis;3° thuisopvang van zieke kinderen;4° gelegenheidsopvang van kinderen;5° kraamcentra;6° onthaal en animatie in rustoorden en rust- en verzorgingstehuizen. HOOFDSTUK IV. - Premie Afdeling 1. - Algemeen premiestelsel

Art. 16.De uitbetaling van de premie geschiedt maandelijks in verhouding tot het aantal werkelijk gepresteerde dagen of het aantal dagen dat hiermee gelijkgesteld werd, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de arbeidsduur.

Het totaal van de tussenkomsten waarop de werkgever aanspraak kan maken voor een bepaalde arbeidsplaats, mogen de globale loonkosten ten laste van de werkgever niet overschrijden.

De werkgever is verplicht de BGDA in te lichten over alle tussenkomsten in de loonkosten van een geco andere dan de premie.

Voor de contractuelen die worden aangeworven om ambtenaren te vervangen, andere dan geco's, die hun loopbaan onderbreken in de zin van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de onderbreking van de professionele loopbaan in de besturen en andere diensten van de ministeries, is geen premie verschuldigd.

Art. 17.Elk trimester vraagt de BGDA de werkgevers die geco's tegen vergoeding prestaties laten verrichten bij derden, de dagbedragen, die vermeld worden in de bijlage van dit besluit, terug te geven.

Voor de werkgevers die geco's tegen vergoeding prestaties inzake huishoudhulp laten verrichten bij derden als aanvulling van de diensten van een erkende dienst voor gezinshulp en/of bejaardenhulp zieken of personen met een handicap vraagt de BGDA de teruggave van verminderde dagbedragen.

De bedragen in de bijlage van dit besluit, evolueren naargelang de indexatie van de barema's van het openbaar ambt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 18.De werkgever beschikt over een termijn van 6 maanden volgend op de maand waarop de premie betrekking heeft, om bij de BGDA de nodige bewijsstukken in te dienen betreffende de vergoedingen die werden uitgekeerd aan de bij hem in dienst zijnde geco's. De BGDA kan deze termijn verlengen op basis van een met redenen omklede aanvraag van de werkgever. Afdeling 2. - Bedrag van de premie.

Art. 19.Voor de toepassing van deze afdeling dient te worden verstaan onder : 1° bezoldiging : a) het loon in geld waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever, overeenkomstig de bepalingen van artikel 40;b) het vakantiegeld : het geld dat wordt toegekend door of in uitvoering van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971 of door de collectieve arbeidsovereenkomsten, die gesloten worden in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard zijn bij koninklijk besluit, of, voor de instellingen bedoeld in artikel 2, 3°, het vakantiegeld toegekend aan het personeel dat dezelfde functie of een gelijkaardige functie uitoefent als de geco, of, voor de werkgevers bedoeld in artikel 24, § 1, 1°, het vakantiegeld toegekend door het administratief statuut en de bezoldigingsregeling voor de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;c) eindejaarstoelage : de toelage toegekend door het administratief statuut en de bezoldigingsregeling voor de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of, voor de instellingen bedoeld in artikel 2, 3° de eindejaarstoelage toegekend aan het vastbenoemd personeel van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap;2° referentieloon : het loon van een ambtenaar van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die dezelfde of een gelijkaardige functie uitoefent als de geco, met een anciënniteit die gelijkaardig is aan deze verworven in een geco-functie gedurende de programma's tot wedertewerkstelling van de werkzoekenden;3° werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid : de bijdragen bedoeld in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9° van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;4° de premies en de bijdragen voor de verzekering tegen arbeidsongevallen : de premies en bijdragen bedoeld in de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen;5° tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten : de financiële voordelen bepaald door of in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, of door de collectieve arbeidsovereenkomsten die gesloten worden in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard zijn bij koninklijk besluit;6° Haard- of standplaatstoelage : toelage toegekend door het administratief statuut en de bezoldigingsregeling voor de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 20.De werkgevers kunnen aanspraak maken op een premie waarvan het jaarlijks bedrag vastgesteld werd op 5.035 EUR per geco voor een voltijdse arbeidsplaats.

Art. 21.§ 1. In toepassing van artikel 96, § 2 van de wet, kent de minister een verhoogde premie toe voor een bedrag dat overeenkomt met het loon in geld waarop de werknemer recht heeft, zonder dat dit bedrag het referentiejaarloon mag overschrijden, vermeerderd met 20% voor de bedienden en 30 % voor de arbeiders, alsook het bedrag van de haard- of standplaatstoelage.

De haard- of standplaatstoelage wordt slechts in aanmerking genomen voor het bepalen van het bedrag van de premie als ze door een wettelijke bepaling ten laste wordt gelegd van de werkgever.

Indien de werkgever geco's tewerkstelt die de diensten bedoeld in artikel 40 valoriseren, kan hij een premieverhoging aanvragen met een bedrag dat overeenkomt met de baremaverhogingen bij de diensten van de BGDA. § 2. Het bedrag van de verhoogde premie, zonder de haard- of standplaatstoelage, wordt verminderd met 5 %.

De minister kan een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de toepassing van deze vermindering met 5 % toekennen aan de werkgevers die het bewijs leveren dat het voor hen onmogelijk is om 5 % van het loon van de door hen tewerkgestelde geco's te betalen. § 3. De premie wordt verhoogd met een bedrag van 12,39 EUR per maand om de kosten van het sociaal secretariaat te dekken. § 4. Om te kunnen genieten van de premie moet de werkgever voor de gesubsidieerde geco-arbeidsplaats : a) met de geco een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur afsluiten;b) de geco bijkomende kwalificaties aanleren die zijn positie op de arbeidsmarkt verbeteren.

Art. 22.In afwijking van de artikelen 20 en 21 kent de minister de werkgevers die werknemers tewerkstellen in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid en deze arbeidsplaatsen omzetten in geco's, een premie toe van 15.150 EUR per jaar.

De premie kan verdeeld worden over 1 tot 6 geco-arbeidsplaatsen, per schijf van 2.525 EUR.

Art. 23.De premies bedoeld in artikel 20 en 21 voor de onderwijsinstellingen en de sportbonden worden vervangen door de volgende verhoogde premies : 1° aan de onderwijsinstellingen die door de Vlaamse Gemeenschap worden ingericht, erkend of gesubsidieerd kent de minister een door overeenkomst vastgelegde premie toe;2° aan de onderwijsinstellingen die door de Franse Gemeenschap worden ingericht, erkend of gesubsidieerd kent de minister een door overeenkomst vastgelegde premie toe;3° aan de sportbonden erkend door de Vlaamse Gemeenschap of de Franse Gemeenschap, kent de minister een premie toe voor een bedrag dat overeenkomt met het jaarloon van de topatleet beperkt tot een door een overeenkomst vastgelegd maximum bedrag; Afdeling 3. - De bijzondere of overgangpremies

Art. 24.§ 1. Met het oog op de voortzetting van de in het kader van het Derde Arbeidscircuit ontwikkelde projecten, worden de premies bedoeld in de artikelen 20 en 21 in de hierna vermelde gevallen vervangen door de volgende verhoogde premies : 1° Aan de werkgevers die werknemers van het Derde Arbeidscircuit tewerkstelden en die vóór 30 april 2002 overgegaan zijn tot de omzetting van deze arbeidsplaatsen naar geco-arbeidsplaatsen, kent de minister een premie toe voor een bedrag dat overeenkomt met het referentiejaarloon, verhoogd met het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid, de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten en de haard- of standplaatstoelage;2° Aan de werkgevers die werknemers van het Derde Arbeidscircuit tewerkstellen en die vanaf 30 april 2002 overgaan tot de omzetting van deze arbeidsplaatsen naar geco-arbeidsplaatsen, kent de minister een premie toe voor een bedrag dat overeenkomt met het referentiejaarloon, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid en de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten. Indien echter het paritair comité waaronder de werknemer valt, in een collectieve arbeidsovereenkomst een minimale bezoldiging vastlegt waarvan het bedrag hoger is dan dat van het referentiejaarloon, kent de minister een premie toe voor een bedrag dat overeenkomt met de minimale bezoldiging van de werknemer zoals vastgelegd door het paritair comité, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage, de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid en de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten. § 2. De minister kent de premie bedoeld in artikel 21 toe aan de werkgevers die werknemers tewerkgesteld in het kader van het Derde Arbeidscircuit vervangen door geco's, of die werknemers bedoeld in § 1, 1° en 2° vervangt door andere geco's.

Art. 25.Met het oog op de voortzetting van de arbeidsovereenkomsten die al eerder werden gesloten in het kader van het geco-stelsel, worden de premies bedoeld in artikel 20 en 21 in de hierna volgende gevallen vervangen door de volgende verhoogde premies : 1° Aan de werkgevers die socioprofessionele inschakelingsacties of opleidingen organiseren, kent de minister een premie toe voor een bedrag dat overeenkomt met het referentiejaarloon, zonder rekening te houden met de anciënniteit; 2° Aan Net-Brussel, het gewestelijk agentschap voor reinheid, kent de minister een premie toe voor een jaarlijks bedrag van 14.873,61 EUR voor 100 geco-arbeidsplaatsen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een overeenkomst bedoeld in artikel 30.

Art. 26.Het bedrag van de premies bedoeld in artikel 24, § 1, 1° en 2°, zonder de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten, wordt verminderd met 5%.

De minister kan een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van de toepassing van deze vermindering met 5% toekennen aan de werkgevers die het bewijs leveren dat het voor hen onmogelijk is om 5 % van het loon van de door hen tewerkgestelde geco's te betalen.

Het bedrag van de premies bedoeld in artikel 24 § 1, 1° en 2° wordt verhoogd met een bedrag van 12,39 EUR per maand om de kosten van het sociaal secretariaat te dekken.

Art. 27.Het bedrag van het referentieloon bedoeld in artikel 24, § 1, 1° en 2°, vermeerderd met het vakantiegeld en de eindejaarstoelage, wordt verhoogd met een bedrag van 1,25 % om de premies en de bijdragen voor de verzekering tegen arbeidsongevallen te dekken.Het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 24, § 1, 2° wordt verhoogd met een bedrag van 1,25 % om de premies en de bijdragen voor de verzekering tegen arbeidsongevallen te dekken.

Art. 28.Rekening houdende met de door de Regering vastgelegde budgettaire beperkingen, wordt het bedrag van de premies bedoeld in artikel 22 en 23 jaarlijks geïndexeerd door het bedrag van de premie te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de laatste twee maanden van het jaar, gedeeld door het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen (gezondheidsindex) van de laatste twee maanden van het jaar voordien. HOOFDSTUK V. - Procedure Afdeling 1. - Aanvraag

Art. 29.De werkgever die geco's wenst aan te werven, richt een aanvraag tot de BGDA op een formulier dat door deze laatste ter beschikking wordt gesteld. Indien de gegevens verstrekt door de werkgever ontoereikend zijn, wordt de aanvraag teruggestuurd naar de werkgever met opgave van de gewenste inlichtingen.

De aanvraag wordt geanalyseerd door de inspectie van de BGDA voordat ze voor advies wordt voorgelegd aan het Beheerscomité van de BGDA. De BGDA deelt het advies van het Beheerscomité mee aan de Minister.

Art. 30.De ministers delen hun beslissing mee aan de BGDA. Als de beslissing van de ministers gunstig is, sluit de BGDA een overeenkomst met de werkgever.

De overeenkomst vermeldt de werkzaamheden, het aantal, de functie en het arbeidsregime van de geco's, de modaliteiten van de premie, de nodige bewijsstukken en in voorkomend geval de regeling met betrekking tot het toekennen van voorschotten. In de overeenkomst dient duidelijk te worden vermeld of de werkgever de geco's aanwerft met de bedoeling te presteren bij derden.

Art. 31.Voor elke bijkomende geco-aanwerving dient de werkgever een nieuwe aanvraag in.

Art. 32.Voor elke wijziging aan de overeenkomst dient de werkgever een aanvraag in bij de BGDA. Zo de wijziging betrekking heeft op elementen die deel uitmaken van de beslissing van de ministers, is ze onderworpen aan hun goedkeuring.

De omzetting van een voltijdse betrekking in halftijdse en van twee halftijdse in een voltijdse wordt niet beschouwd als een wijziging. De werkgever stelt de BGDA voorafgaandelijk schriftelijk in kennis van deze omzetting.

Art. 33.Wat de werkgevers bedoeld in artikel 95, § 3, van de wet betreft, moet de overeenkomst gesloten worden met de regering van de Vlaamse of van de Franse Gemeenschap. Deze overeenkomst kan afwijken van artikel 18. De premies bedoeld in Hoofdstuk IV worden uitbetaald aan de regering van de Vlaamse of van de Franse Gemeenschap. Afdeling 2. - Aanwerving

Art. 34.De BGDA draagt de kandidaten voor die als geco kunnen worden tewerkgesteld, rekening houdende met de situatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De BGDA geeft hierbij voorrang aan : 1° werkzoekenden die wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° niet-werkende werkzoekenden die het langst zonder onderbreking bij de BGDA ingeschreven zijn. Voor de toepassing van huidig artikel wordt een tewerkstellingsduur van minder dan drie maanden gelijkgesteld met een periode van inschrijving als werkzoekende.

Art. 35.De werkgever en de geco-werknemer sluiten een schriftelijke arbeidsovereenkomst, die wordt opgemaakt in drie exemplaren, waarvan er één bestemd is voor de BGDA.

Art. 36.De indienstneming van de geco-werknemer dient te geschieden binnen de zes maanden te rekenen vanaf de 1e dag van de maand volgend op de dag waarop de overeenkomst door de BGDA werd verstuurd.

Met iedere wijziging of verlenging van de overeenkomst gaat vanaf de 1ste dag van de maand die volgt op de betekening, een nieuwe aanwervingstermijn van zes maanden in voor alle arbeidsplaatsen waarop de wijziging of de verlenging betrekking heeft.

Een geco-werknemer wiens arbeidsovereenkomst geschorst of beëindigd is, kan worden vervangen binnen de zes maanden te rekenen vanaf de 1ste dag van de maand die volgt op die van de schorsing of de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Indien de overeenkomst een indiensttreding in fases voorziet, gaan de aanwervingstermijnen in op de in de overeenkomst opgenomen data.

Indien de geco-werknemer niet binnen de genoemde termijnen in dienst werd genomen, vervalt het recht op de toegekende premie.

De BDGA kan de aanwervingstermijnen verlengen voor een periode van maximum zes maanden op basis van een met redenen omklede aanvraag van de werkgever.

De totale duur van de aanwervingstermijnen mag niet meer dan een jaar bedragen. Afdeling 3. - Beëindiging van de overeenkomst

Art. 37.De minister kan de BGDA opdragen de overeenkomst tussen de werkgever en de BGDA volledig of gedeeltelijk te beëindigen.

De beslissing van de minister moet door de BGDA aan de werkgever worden betekend met een vooropzeg van zes maanden die aanvangt op de eerste werkdag volgend op de dag waarop de betekening van de beslissing werd verstuurd. De BGDA kan deze termijn verlengen op basis van een gemotiveerde aanvraag van de werkgever. Afdeling 4. - Terugvordering van de ten onrechte ontvangen premies

Art. 38.Onrechtmatig verkregen premies worden ingevorderd of ingehouden op de bedragen verschuldigd aan de werkgever. Zo nodig zendt de BGDA de dossiers van weerspannige debiteurs aan het Bestuur van de BTW en van de registratie en domeinen. De vervolgingen ingesteld door het Bestuur van de BTW en de registratie en domeinen geschieden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949; de aldus ingevorderde bedragen worden, na aftrek van de eventuele kosten, aan de BGDA terugbetaald. HOOFDSTUK VI. - Garantiebepalingen ten voordele van de werknemers

Art. 39.Alle bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten zijn van toepassing op de geco-arbeidsovereenkomst.

Art. 40.§ 1. De contractuelen tewerkgesteld door de werkgevers bedoeld bij artikel 2, 1°, 2°, 3° en in artikel 51, ontvangen : a) een bezoldiging die gelijk is aan de wedde die aan een personeelslid van deze werkgevers wordt toegekend voor hetzelfde ambt of voor een overeenkomstig ambt, alsook de daaraan verbonden baremaverhogingen;b) een eindejaarstoelage onder dezelfde voorwaarden als het vastbenoemd personeel van de werkgevers. De contractuelen tewerkgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, 4°, 5° en artikel 52, ontvangen dezelfde bezoldiging, verhogingen en toelagen als deze toegekend voor hetzelfde ambt in deze instellingen, verenigingen of maatschappijen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten. § 2. Wat betreft de jaarlijkse vakantie, genieten de gesubsidieerde contractuelen hetzelfde stelsel als de contractuelen die door dezelfde werkgever worden tewerkgesteld.

Art. 41.Voor de berekening van het loon van de geco aangeworven door de werkgever bedoeld in artikel 2, 1°, 2°, 3° en in artikel 50, worden de volledige prestaties die de geco heeft verricht als tewerkgestelde werkloze in diensten, zoals bepaald in artikel 412 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tot maximum zes jaar meegerekend voor het toekennen van baremaverhogingen.

De in het eerste lid bedoelde prestaties worden berekend per kalendermaand;

Art. 42.Indien de geco een einde wenst te maken aan zijn arbeidsovereenkomst, moet hij een opzeggingstermijn van zeven kalenderdagen in acht nemen.

Art. 43.Het beëindigen van de overeenkomst tussen de werkgever en de BGDA evenals de terugvorderingen mogen geen afbreuk doen aan de rechten van de werknemer die voortvloeien uit de gesloten arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK VII. - Toezicht

Art. 44.De inspecteurs van de BGDA zien toe op de naleving van de bepalingen van het hoofdstuk II van titel III van de wet, van dit besluit en van de overeenkomst tussen de werkgever en de BGDA.

Art. 45.De werkgever verstrekt de BGDA een kopie van de driemaandelijkse aangiften als bewijs van de bijdragen betaald aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De BGDA kan van de werkgever eisen dat hij alle nodige documenten of inlichtingen verstrekt over de besteding van de premies. HOOFDSTUK VIII. - Sancties Afdeling 1. - Opheffing van de affectatie van de niet-ingevulde

geco-arbeidsplaatsen

Art. 46.Indien de werkgever de bepalingen van dit besluit, van de overeenkomst, van de sociale regelgeving of de arbeidswetgeving niet naleeft, kan de BGDA in absoluut dringende gevallen en bij wijze van voorlopige maatregel, beslissen geen geco's meer toe te kennen voor de niet-ingevulde geco-arbeidsplaatsen. Deze maatregel wordt onmiddellijk meegedeeld aan de minister en blijft van toepassing tot de dag waarop de minister een beslissing neemt. Afdeling 2. - Beëindiging van de overeenkomst

Art. 47.Indien de werkgever de bepalingen van dit besluit, van de overeenkomst, van de sociale regelgeving of de arbeidswetgeving niet naleeft, kan de minister de BGDA belasten met het volledig of gedeeltelijk beëindigen van de overeenkomst. De minister kan de overeenkomst doen beëindigen op de dag waarop de inbreuk werd vastgesteld en de ten onrechte ontvangen bedragen terugvorderen.

Art. 48.De beslissing tot beëindiging van de overeenkomst tussen de werkgever en de BGDA op basis van artikel 37 en 48 heeft de onmiddellijke schrapping van de niet-ingevulde geco-arbeidsplaatsen tot gevolg. HOOFDSTUK IX. - Derde Arbeidscircuit

Art. 49.In toepassing van artikel 14, alinea 3 van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, worden volgende werkgevers ontheven van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III - Derde Arbeidscircuit - van het koninklijk besluit nr. 25 : 1° de kerkfabrieken en andere instellingen belast met het beheer van de goederen die voor de erkende erediensten worden gebruikt;2° de rechtsverenigingen van personen die geen enkel winstoogmerk nastreven;3° de feitelijke verenigingen van personen die geen enkel winstoogmerk nastreven. HOOFDSTUK X. - Kerkfabrieken en feitelijke verenigingen

Art. 50.De kerkfabrieken en andere instellingen belast met het beheer van de goederen die voor de erkende erediensten worden gebruikt, die werknemers tewerkstellen in het kader van het Derde Arbeidscircuit kunnen deze arbeidsplaatsen omzetten in geco's en de premie aanspraak maken op de premie bedoeld in artikel 24, § 1, 2°.

Art. 51.De feitelijke verenigingen die werknemers tewerkstellen in het kader van het Derde Arbeidscircuit kunnen deze arbeidsplaatsen omzetten in geco's en de premie genieten bedoeld in artikel 24, § 1, 2°.

De feitelijke verenigingen die geco's hebben aangeworven kunnen eveneens de premies genieten bedoeld in artikel 21, 24, § 1, 1° en 25, 1°. HOOFDSTUK XI. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepaling

Art. 52.Het besluit van 7 november 1996 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen wordt opgeheven. Afdeling 2. - Overgangsbepalingen

Art. 53.De werkgevers die werknemers tewerkstellen in het kader van het Interdepartementaal Begrotingfonds ter bevordering van de werkgelegenheid en die deze arbeidsplaatsen omzetten in geco's, kunnen vanaf 1 januari 2003 aanspraak maken op de premie bedoeld in artikel 22.

Art. 54.De geco's hebben recht op een periode van een jaar vanaf de inwerkingtreding van het besluit om zich in regel te stellen met het verbod bedoeld in artikel 14.

Art. 55.De aanwervingstermijnen bedoeld in artikel 36, leden 6 en 7, worden respectievelijk op een en anderhalf jaar gebracht voor de werkgevers die een overeenkomst hebben gesloten vóór 30 september 2002. Afdeling 3. - Slotbepalingen

Art. 56.Dit besluit treedt in werking op 1 december 2002 met uitzondering van de in artikel 49 vastgelegde bepalingen die op 1 januari 2004 van kracht worden.

Art. 57.De minister bevoegd voor de tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 november 2002.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister belast met Economie, Werkgelegenheid, Energie en Huisvesting, E. TOMAS

BIJLAGE 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden toegevoegd aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18/07/2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen.

^