Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 februari 1997
gepubliceerd op 18 december 1997

Koninklijk besluit tot vaststelling van maatregelen betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012074
pub.
18/12/1997
prom.
19/02/1997
ELI
eli/besluit/1997/02/19/1997012074/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 FEBRUARI 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van maatregelen betreffende de veiligheid en de gezondheid op het werk van uitzendkrachten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, inzonderheid op de artikelen 19, derde lid, 2°, en 26, eerste lid;

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op de artikelen 4 en 80;

Gelet op de richtlijn 91/383/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 juni 1991 ter aanvulling van de maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van de werknemers met arbeidsbetrekkingen voor bepaalde tijd of uitzendarbeid-betrekkingen;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing der Werkplaatsen gegeven op 5 maart 1993;

Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid gegeven op 20 maart 1995;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de arbeidsbetrekking bedoeld bij hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. § 2. Voor zover er in dit besluit niet wordt van afgeweken, zijn de bepalingen van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming betreffende het geneeskundig toezicht op de werknemers en het gezondheidstoezicht op de werkplaatsen van toepassing.

Art. 2.§ 1. De gebruiker moet, vóór de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht, aan het uitzendbureau een nauwkeurige omschrijving geven van de verlangde beroepskwalificatie en de specifieke kenmerken van de in te nemen werkpost, evenals van het resultaat van de aan het uit te voeren werk verbonden risico-evaluatie, bedoeld in artikel 28bis, § 3, a) van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. § 2. De in § 1 bedoelde informatie wordt verstrekt voor elke in te nemen werkpost en voor elke uitzendkracht via de overeenkomst tussen gebruiker en uitzendbureau, bedoeld in artikel 17 van de voornoemde wet van 24 juli 1987.

De in § 1 bedoelde informatie wordt daarenboven verstrekt via een werkpostfiche voor de uitzendkracht die tewerkgesteld wordt op een werkpost in de zin van artikel 124, § 1, 1°, 2°, 3° en 6° van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. § 3. De in § 2 bedoelde werkpostfiche moet met name de volgende elementen inzake de werkpost bevatten: 1° een beknopte en precieze beschrijving van de te verrichten werkzaamheden;2° de opgave van de werkzaamheden of arbeidsomstandigheden die een specifiek blootstellingsrisico of -verbod inhouden;3° de vermelding van de verplichtingen waaraan de uitzendkracht is onderworpen op grond van de risico's verbonden aan de werkpost, met name betreffende : a) het dragen van werkkleding en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen waarvan de aard nauwkeurig wordt omschreven;b) de verplichting tot geneeskundig toezicht. Indien de uitzendkracht een risicopost bekleedt, moet de aard van de fysische, chemische en biologische agentia waaraan hij kan worden blootgesteld worden vermeld, evenals de specifieke kenmerken van de veiligheidspost. Indien de uitzendkracht een post bekleedt waardoor hij aan een beroepsgebonden uitwendige belasting wordt blootgesteld, moet de aard van die beslasting worden vermeld. § 4. De gebruiker dient het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en de arbeidsgeneesheer te raadplegen voor het opstellen van de in de § 3 bedoelde informatie.

Het comité voor Preventie en Bescherming op het werk wordt om advies gevraagd aangaande de in § 3 te verstrekken informatie.

Art. 3.§ 1. Het uitzendbureau brengt de in artikel 2 bedoelde informatie ter kennis van de uitzendkracht. § 2. Indien een onderzoek bij indienstneming nodig is, overhandigt het uitzendbureau aan de uitzendkracht een formulier tot aanvraag van een geneeskundig onderzoek bij indienstneming ten behoeve van de arbeidsgeneeskundige dienst van het uitzendbureau.

De in artikel 2 bedoelde informatie wordt bij de aanvraag gevoegd en aan het in artikel 7 bedoelde medisch dossier van de uitzendkracht toegevoegd. § 3. Bij elke tewerkstelling van de uitzendkracht bij een gebruiker vergewist het uitzendbureau zich van de geldigheid van de arbeidsgeschiktheid. Als de geldigheidsduur is verstreken, wordt de in § 2 bedoelde procedure herhaald.

De geldigheid van de arbeidsgeschiktheid en de geldigheidsduur worden vastgesteld aan de hand van de kaart van medisch onderzoek bedoeld in artikel 146bis, § 1 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. § 4. Bij elk onderzoek bij indienstneming en bij het nazicht van de geldigheid van de arbeidsgeschiktheid moet de arbeidsgeneeskundige dienst van het uitzendbureau in het bezit zijn van de nodige informatie, inzonderheid door het centraal medisch dossier te raadplegen, zodat de arbeidsgeneesheer van deze dienst een duidelijk overzicht heeft van de risico's waaraan de uitzendkracht al is blootgesteld.

Art. 4.Het uitzendbureau staat in voor de naleving van de reglementaire bepalingen betreffende de inentingen.

Het uitzendbureau staat in voor de naleving van de bepalingen betreffende de moederschapsbescherming, met uitzondering van de maatregelen die de gebruiker moet nemen in toepassing van artikel 42, § 1 van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art. 5.§ 1. De gebruiker staat in voor de voorwaarden voor het verrichten van de arbeid wat betreft arbeidsveiligheid en -hygiëne, zodanig dat de uitzendkracht hetzelfde niveau van bescherming geniet als de andere werknemers van de onderneming. § 2. Alvorens een uitzendkracht begint aan enige activiteit, vergewist de gebruiker zich van de bijzondere beroepskwalificatie en -vaardigheden van de uitzendkracht.

Hij brengt hem eveneens op de hoogte van de specifieke risico's inzake veiligheid en gezondheid eigen aan zijn inrichting en van deze verbonden aan de in te nemen werkpost. § 3. Voor de uitvoering van een activiteit waarvan de evaluatie bedoeld in artikel 28bis, § 3, a) van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming op een risico voor de veiligheid en de gezondheid heeft gewezen, neemt de gebruiker de volgende specifieke maatregelen : 1° hij bezorgt de uitzendkracht de nodige informatie en veiligheidsinstructies om de risico's inzake veiligheid en gezondheid te ondervangen, met name die welke eigen zijn aan de werkpost;2° hij brengt de uitzendkracht op de hoogte van de gevaarlijke toegangszones;3° hij neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uitzendkracht een voldoende en aangepaste opleiding krijgt overeenkomstig de bepalingen van artikel 28ter van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming;4° hij zorgt voor de levering van de werkkleding en de gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen en voor de reiniging, de herstelling en het behoud in normale, gebruiksklare staat ervan. § 4. De gebruiker houdt een lijst bij van alle tewerkgestelde uitzendkrachten, waarop inzonderheid hun naam en de ingenomen werkpost zijn vermeld.

Het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en de arbeidsgeneesheer worden door de gebruiker in kennis gesteld van de tewerkstelling van uitzendkrachten, voor zover zij die informatie nodig hebben om zich op adequate wijze van hun beschermings- en preventieactiviteiten ten behoeve van alle werknemers te kunnen kwijten. § 5. De gebruiker betrekt het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaing van de werkplaatsen en de arbeidsgeneesheer bij de in § 3 bedoelde specifieke maatregelen.

Art. 6.De gebruiker gaat na of de uitzendkrachten medisch geschikt zijn bevonden om de in te nemen werkpost te bekleden.

Te dien einde bezorgt het uitzendbureau aan de arbeidsgeneesheer van de gebruiker de kaarten van medisch onderzoek bedoeld bij artikel 146bis van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.

De gebruiker vergewist zich ervan dat zijn arbeidsgeneesheer de volgende taken verricht: 1° toezicht op de hygiëne van de arbeidsomstandigheden;2° onderzoek van de werkpost die de uitzendkracht bezet of zal bezetten;3° advies over een eventuele aanpassing van die werkpost;4° uitvoering van de geneeskundige onderzoeken na een spontane raadpleging.

Art. 7.Voor iedere uitzendkracht wordt een centraal beheerd, medisch dossier opgesteld, dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 146quinquies tot 146decies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming de gegevens en conclusies bevat met betrekking tot de geneeskundige onderzoeken waaraan die werknemer onderworpen werd, alsook de informatie bedoeld in de artikelen 2, 3, § 4, en 6.

Het centraal beheer van de medische dossiers wordt toevertrouwd aan de arbeidsgeneeskundige dienst aangeduid door het paritair comité voor de uitzendarbeid.

De arbeidsgeneeskundige diensten van de uitzendbureaus en van de gebruikers zijn ertoe gehouden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 146septies van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, de vaststellingen en de kopieën van de resultaten van de door hen verrichte geneeskundige onderzoeken te zenden naar de arbeidsgeneeskundige dienst belast met het centraal beheer. De verzending geschiedt onder medische geheimhouding.

Art. 8.De arbeidsgeneeskundige diensten van de uitzendbureaus voeren de taken uit die voorgeschreven zijn in titel II, hoofdstuk III, afdeling I van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, met uitzondering van die van de arbeidsgeneesheer van de gebruiker zoals die zijn bepaald in artikel 6.

Art. 9.§ 1. Voor iedere tewerkgestelde uitzendkracht, worden de kosten verschuldigd voor het centraal beheer van het medisch dossier betaald op de wijze bepaald door het paritair comité voor de uitzendarbeid. § 2. De uitzendbureaus storten, voor iedere tewerkgestelde uitzendkracht, aan de arbeidsgeneeskundige dienst belast met het geneeskundig toezicht op hun werknemers, een bijdrage die gelijk is aan een derde van wat verschuldigd is voor een werknemer bedoeld in artikel 124, § 1, 1° tot 5° van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. § 3. De gebruiker stort, voor iedere tewerkgestelde uitzendkracht, aan de arbeidsgeneeskundige dienst belast met het geneeskundig toezicht op zijn werknemers, een bedrag dat is vastgesteld in een overeenkomst met die arbeidsgeneeskundige dienst. § 4. De hiervoor genoemde betalingsverrichtingen zullen, twee jaar na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, worden onderworpen aan een evaluatie door het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid.

Art. 10.Voor de toepassing van artikel 9, § 2 wordt rekening gehouden met het effectieve aantal uitzendkrachten dat is tewerkgesteld in het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage moet worden vastgesteld.

Het effectieve aantal uitzendkrachten wordt vastgesteld door middel van een jaargemiddelde dat verkregen wordt door het totale aantal aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven dagen te delen door het aantal werkdagen, met afronding naar boven.

Art. 11.Het is verboden uitzendkrachten tewerk te stellen voor het verrichten van de volgende werkzaamheden : 1° afbraak en verwijdering van asbest;2° de werkzaamheden bedoeld in het koninklijk besluit van 14 januari 1992 houdende reglementering van begassingen;3° verwijdering van giftige afvalstoffen zoals bedoeld bij de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval.

Art. 12.Zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit: 1° de geneesheren-arbeidsinspecteurs en de adjunct-inspecteurs arbeidshygiëne van de Medische Arbeidsinspectie van de Administratie van de Arbeidshygiëne en -geneeskunde;2° de ingenieurs, industrieel ingenieurs, technisch ingenieurs en technisch controleurs van de Technische Inspectie van de Administratie van de Arbeidsveiligheid.

Art. 13.De bepalingen van artikel 1 tot 11 van dit besluit vormen hoofdstuk IV van titel VIII van de Codex over het Welzijn op het Werk met de volgende opschriften: 1° « Titel VIII.-: Bijzondere werknemerscategorieën en werksituaties. »; 2° « Hoofdstuk IV.-: Uitzendarbeid. »

Art. 14.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 februari 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^