Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 1997
gepubliceerd op 26 juli 1997

Koninklijk besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen inzake instellingen voor belegging in schuldvorderingen

bron
ministerie van financien en ministerie van economische zaken
numac
1997003398
pub.
26/07/1997
prom.
08/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/08/1997003398/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JULI 1997. - Koninklijk besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen inzake instellingen voor belegging in schuldvorderingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 12 december 1996 heeft ingrijpende wijzigingen aangebracht aan de wetgeving inzake de instellingen voor belegging in schuldvorderingen (hierna "IBS" genoemd).

Voortaan zal het ook mogelijk zijn voor een IBS om haar financieringsmiddelen aan te trekken zonder een beroep te doen op het publiek spaarwezen. Voornoemde wet heeft daarom een onderscheid ingevoerd tussen een IBS die een beroep doet op het publiek voor het geheel of een deel van haar financieringsbehoeften (artikel 105, lid 1, 1°, a) en b) van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten) en anderzijds een IBS die voor haar financiering geen enkel beroep doet op het publiek (artikel 105, lid 1, 1°, c) van diezelfde wet).

Tengevolge van de invoering van de nieuwe categorie van IBS dient het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 29 november 1993 op de instellingen voor belegging in schuldvorderingen beperkt te worden tot de IBS die een beroep doen op het publiek. In uitvoering van het nieuwe artikel 119nonies van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, dienen in dat koninklijk besluit eveneens regelen opgenomen te worden inzake de aanstelling, de erkenning en de bevoegdheden van vertegenwoordigers van de houders van schuldinstrumenten.

Zowel voor de publieke als voor de private IBS dienen ook gepaste boekhoudregelen vastgesteld, in het bijzonder voor het geval in toepassing van artikel 119septies van de wet van 4 december 1990 tot compartimentering wordt overgegaan.

Voor een IBS die geen beroep doet op het publiek, heeft de wet van 12 december 1996 de regelgeving die haar oprichting en werking beheerst aanzienlijk vereenvoudigd aangezien de oorspronkelijke regelgeving vooral bedoeld was om het publiek te beschermen.

Het statuut van de IBS zoals bedoeld in artikel 105, lid 1, 1°, c) van de wet wordt uitsluitend bepaald door het openbaar of privaat karakter van de door haar of door een beheersvennootschap of andere derden namens haar of voor haar rekening gedane verrichtingen (emissie, verkoop, beursnotering) met betrekking tot de door haar uitgegeven financiële instrumenten. Het publiek of privaat karakter van de verrichtingen wordt bepaald met toepassing van het koninklijk besluit van 9 januari 1991 over het openbaar karakter van verrichtingen om spaargelden aan te trekken en de gelijkstelling van bepaalde verrichtingen met een openbaar bod. Gelet op de bijzonder belangrijke verschillen in het statuut van een "publieke IBS" enerzijds en de "private IBS" anderzijds, dient erover gewaakt dat het respectieve statuut van de IBS vanaf het begin duidelijk vaststaat en later niet buiten de controle van de IBS kan gewijzigd worden. De latere verspreiding in het publiek van door een IBS uitgegeven financiële instrumenten door of voor rekening van de houders van die instrumenten zonder dat door de IBS of in haar naam of voor haar rekening is deelgenomen aan openbare verrichtingen kan om die reden niet volstaan om de IBS een publiek statuut te laten verwerven.

Om te vermijden dat een IBS die geen beroep wenst te doen op het publiek niet zou kunnen genieten van het bijzondere regime voor euro-obligaties wordt van het voormeld koninklijk besluit van 9 januari 1991 zodanig afgeweken dat de emissie van euro-obligaties overeenkomstig de bijzondere regelen vervat in het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten in hoofde van een IBS geen publieke verrichting uitmaakt.

Voor het overige bevat dit besluit de voor de uitvoering van de wet van 12 december 1996 nodige uitvoeringsmaatregelen, in het bijzonder wat betreft de inschrijving van de nieuwe categorie van IBS, de boekhouding van fondsen voor belegging in schuldvorderingen die tot deze categorie behoren, de aard van de toegelaten beleggingen en een aantal werkingsregelen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT 8 JULI 1997. Koninklijk besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen inzake instellingen voor belegging in schuldvorderingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten zoals meest recent gewijzigd door de wet van 12 december 1996, inzonderheid op de artikelen 2, 105, 119nonies, 122, 1bis, 136bis, 3 en 4;

Gelet op de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekeningen van ondernemingen, inzonderheid artikel 11, 2°;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, laatst gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gezien de hoogdringendheid;

Overwegende dat verscheidene instellingen op het punt staan om private effectiseringverrichtingen uit te voeren; dat zij van het kader geschapen door de wet van 12 december 1996 moeten kunnen genieten;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Economie en Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Instelling voor belegging in schuldvorderingen die hun financieringsmiddelen minstens gedeeltelijk aantrekken bij het publiek

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 november 1993 op de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, zoals meest recent gewijzigd door een koninklijk besluit van 7 april 1995, worden de woorden "108, eerste lid, 3°" vervangen door de woorden "105, eerste lid, 1°, a) en b)".

Art. 2.In het koninklijk besluit van 29 november 1993 op de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, zoals meest recent gewijzigd door een koninklijk besluit van 7 april 1995, wordt een artikel 48bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Wanneer een openbare vennootschap voor belegging in schuldvorderingen verschillende compartimenten omvat, wordt voor elk van hen een afzonderlijke boekhouding gevoerd. »

Art. 3.In het koninklijk besluit van 29 november 1993 op de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, zoals meest recent gewijzigd door een koninklijk besluit van 7 april 1995, wordt in Titel I, Hoofdstuk I een Afdeling 6 ingevoegd die luidt als volgt : « Afdeling 6. - Aanvaarding van vertegenwoordigers

Artikel 19quinquies.Een instelling voor belegging in schuldvorderingen kan slechts een beroep doen op een vertegenwoordiger in de zin van artikel 119nonies van de wet indien : (a) de vertegenwoordiger is erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen;en (b) de vertegenwoordiger niet behoort tot één van de volgende categorieën : (i) de cedent; (ii) de beheersvennootschap of personen die deelnemen aan het beheer van de vennootschap-emittent; (iii) de vennootschap-emittent; (iv) een met de cedent of de vennootschap-emittent verbonden onderneming in de zin van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen; (v) personen die verbintenissen waarborgen van de vennootschap-emittent, van het fonds voor belegging in schuldvorderingen of van een persoon bedoeld in (ii) jegens de houders van de schuldinstrumenten of verbintenissen van de cedent jegens de emittent of een persoon bedoeld in (ii); (vi) een bestuurder of werknemer van één van de in (i) tot en met (iii) opgesomde personen.

Artikel 19sexies.1. De keuze van een vertegenwoordiger in de zin van artikel 119nonies van de wet wordt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen aanvaard wanneer is bewezen dat de vertegenwoordiger op grond van zijn financiële en technische organisatie in staat is de werkzaamheden van vertegenwoordiger uit te oefenen.

De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan haar aanvaarding herroepen; artikel 121 van de wet is van toepassing. 2. Bij vervanging van de vertegenwoordiger of de wijziging van diens opdracht of aansprakelijkheden moet de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vooraf op de hoogte worden gebracht.Zij geeft kennis van haar goedkeuring of weigering van de vervanging; arti-kel 121 van de wet is van toepassing.

Artikel 19septies.Buiten de in de aanstelling uitdrukkelijk bepaalde en bekendgemaakte vergoeding, mag de vertegenwoordiger van de beleggingsinstelling geen vergoedingen, schadeloosstelling, provisie of voordeel ontvangen voor de verrichtingen die hij uitvoert in het kader van zijn opdracht.

Artikel 19octies.1. Indien de vertegenwoordiger wordt aangesteld door de emittent wordt de aanstelling bekendgemaakt in het prospectus door een nauwkeurige beschrijving van : (a) de identiteit en het contactadres van de vertegenwoordiger;(b) de bevoegdheden en de vergoeding van de vertegenwoordiger;(c) de maatregelen die zijn voorzien ter vermijding of behandeling van belangenconflicten;(d) de voorwaarden waaronder de vertegenwoordiger kan worden vervangen of zijn opdracht anderszins kan worden herroepen of gewijzigd;en (e) de mate waarin de artikelen 91 tot 101 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, van toepassing zijn, en in voorkomend geval de afwijkingen van de regelen vervat in die artikelen.2. Indien de vertegenwoordiger wordt aangesteld door de algemene vergadering van de houders van schuldinstrumenten, wordt de aanstelling bekendgemaakt overeenkomstig de in de emissievoorwaarden voorziene regelen voor publicatie van beslissingen van de algemene vergadering van houders van schuldinstrumenten en door publicatie door de zorg van de bestuurders van de beheersvennootschap of van de vennootschap voor belegging in schuldvorderingen in het Belgisch Staatsblad binnen 20 werkdagen.Deze vereiste van bekendmaking heeft geen opschortende werking. » TITEL II. - Instellingen voor belegging in schuldvorderingen die hun financieringsmiddelen niet aantrekken bij het publiek HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Art. 4.De artikelen 4 tot 24 gelden voor de beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 105, eerste lid, 1°, c) (hierna "private beleggingsinstellingen" genaamd) van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten (hierna "de wet" genaamd). HOOFDSTUK II. - Inschrijving en inschrijvingsvoorwaarden

Art. 5.Alvorens haar werkzaamheden aan te vatten, moet een private beleggingsinstelling zich bij het Ministerie van Financiën laten inschrijven op de lijst van de beleggingsinstellingen die hun financieringsmiddelen niet aantrekken bij het publiek.

De private beleggingsinstelling wordt ingeschreven op deze lijst op voorlegging per aangetekend schrijven van een voor eensluidend verklaard afschrift van haar statuten of van haar beheersreglement.

Indien de private beleggingsinstelling beroep doet op een beheersvennootschap of een bewaarder wordt bij het verzoek om inschrijving een document gevoegd met de identificatie van deze partijen.

De sluiting van een private beleggingsinstelling wordt door de beheersvennootschap of de vereffenaar onverwijld medegedeeld aan de Minister van Financiën bij aangetekend schrijven. HOOFDSTUK III. - Werking Afdeling I. - Verplichtingen en verbodsbepalingen voor de personen en

vennootschappen die betrokken zijn bij de werking van de private beleggingsinstelling Onderafdeling 1. - De beheersvennootschap van het fonds voor belegging in schuldvordering

Art. 6.De beheersvennootschap neemt het administratief en boekhoudkundig beheer waar van het fonds voor belegging in schuldvordering.

Art. 7.De beheersvennootschap van het fonds voor belegging in schuldvorderingen is tegenover de deelnemers en derden aansprakelijk voor de goede uitvoering van haar opdracht. Elke contractuele bepaling of bepalingen in het beheersreglement die haar aansprakelijkheid zoals gedefinieerd door de wet en dit besluit zou verminderen, beperken of uitsluiten, is nietig.

Art. 8.Het beheersreglement vermeldt de vergoeding van de beheersvennootschap van het fonds voor belegging in schuldvorderingen.

Daarnaast mag zij noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks een vergoeding, schadeloosstelling, provisie of voordeel ontvangen voor het beheer van het fonds voor belegging in schuldvorderingen of voor transacties die in het kader van dit beheer worden verricht.

Onderafdeling 2. - De private beleggingsinstelling

Art. 9.Buiten het kader van de effectiseringsverrichtingen die zij verricht en buiten de krachtens de wet toegestane beleggingen, mag de private beleggingsinstelling geen activa bezitten, geen verbintenissen aangaan en geen andere werkzaamheden uitoefenen.

Onderafdeling 3. - De inningsagent

Art. 10.In de mate dat de private beleggingsinstelling bij overeenkomst een beroep doet op een inningsagent, dient deze laatste over de nodige middelen in technisch en financieel oogpunt te beschikken die hem toelaten zijn opdracht goed te volbrengen.

Onderafdeling 4. - De bewaarder

Art. 11.1. De private beleggingsinstelling kan bij overeenkomst een beroep doen op een bewaarder, die onder meer volgende taken kan waarnemen : 1° zich ervan vergewissen dat de private beleggingsinstelling tijdig de opeisbare opbrengsten uit haar activa ontvangt;2° de bewaring verzekeren van toegelaten financiële instrumenten en contanten en inzonderheid de gebruikelijke verplichtingen na komen inzake bewaargeving van contanten en van toegelaten financiële instrumenten;3° in opdracht van de beheersvennootschap of de vennootschap voor belegging in schuldvorderingen hun beslissingen met betrekking tot die activa uitvoeren en inzonderheid de verkochte activa afleveren, de aangekochte activa betalen, de dividenden en interesten uit die activa innen, alsook de inschrijvings- en toekenningsrechten laten uitoefenen die eraan verbonden zijn;4° zich ervan vergewissen dat, bij transacties met betrekking tot die activa van de private beleggingsinstelling, de tegenprestatie binnen de gebruikelijke termijnen wordt geleverd;5° zich ervan vergewissen dat de opbrengsten van de beleggingsinstelling een bestemming krijgen in overeenstemming met de wet, de uitvoeringsbesluiten en het beheersreglement of de statuten;6° elke andere instructie van de beheersvennootschap of van de vennootschap voor de belegging in schuldvorderingen met betrekking tot de bewaring van de activa uitvoeren, tenzij die in strijd is met de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheersreglement of de statuten.2. Voor de toepassing van deze bepaling stellen de bestuurders van de beheersvennootschap of van de vennootschap voor belegging in schuldvorderingen of de personen die het dagelijks bestuur van deze vennootschappen waarnemen, de bewaarder de gepaste informatie ter beschikking. In de mate dat de private beleggingsinstelling bij overeenkomst een beroep doet op een bewaarder, dient deze laatste over de nodige middelen in technisch en financieel oogpunt te beschikken die hem toelaten zijn opdracht goed te volbrengen.

Onderafdeling 5. - De toezichtsvennootschap

Art. 12.De private beleggingsinstelling kan bij overeenkomst een beroep doen op een toezichtsvennootschap.

Als de toezichtsvennootschap vaststelt dat de schuldvorderingen of de geldstromen zich op gevoelige wijze anders ontwikkelen dan voorzien, of dat bijzondere gebeurtenissen het risicoprofiel van de schuldvorderingen of de verwachte resultaten gevoelig kunnen wijzigen, brengt zij dit onmiddellijk ter kennis van de beheersvennootschap en de vennootschap van belegging in schuldvorderingen.

Onderafdeling 6. - Het ratingagentschap

Art. 13.De private beleggingsinstelling kan bij overeenkomst een beroep doen op een ratingagentschap om een verslag te laten opstellen over de belangrijkste elementen van een effectiseringsverrichting. Afdeling II. - Vergoedingen, provisies en kosten

Art. 14.De kosten, vergoedingen en provisies die ten laste worden gebracht van de deelnemers of de houders van schuldinstrumenten van het fonds voor belegging in schuldvorderingen worden omschreven in het beheersreglement. Afdeling III. - Belangenconflicten

Art. 15.De private beleggingsinstelling wordt bestuurd in het uitsluitend belang van de deelnemers.

De beheersvennootschap van het fonds voor belegging in schuldvorderingen mag noch de cedent van de schuldvorderingen zijn, noch een met de cedent verbonden onderneming in de zin van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekeningen van de onderneming. Afdeling IV. - Uitgifte en verhandeling van rechten van deelneming

en van schuldinstrumenten

Art. 16.De private beleggingsinstelling kan al dan niet per compartiment verschillende soorten effecten uitgeven om haar activa te financieren. Daartoe kan de private beleggingsinstelling al dan niet per compartiment onder meer bepalen : 1° dat de besteding van de geldstromen geschiedt op basis van de specifieke risico's verbonden aan de schuldvorderingen of aan één of meer schuldvorderingspakketten;2° dat bepaalde categorieën van effecten achtergesteld zijn ten opzichte van andere categorieën;3° dat bepaalde effectencategorieën bij voorrang zullen worden terugbetaald tijdens een bepaalde periode in de levensduur van de private beleggingsinstelling. Afdeling V. - Boekhouding

Art. 17.De boekhouding van het beleggingsfonds wordt zodanig gevoerd dat de balans en de resultatenrekening van het beleggingsfonds evenals het aantal en de uitstaande hoofdsom van de rechten van deelneming en van de schuldinstrumenten worden bepaald. De boekhouding wordt in België gevoerd.

Art. 18.De boekhouding van de vennootschap voor belegging in schuldvorderingen wordt gevoerd overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en haar uitvoeringsbesluiten.

Art. 19.Wanneer de private vennootschap voor belegging in schuldvorderingen verschillende compartimenten omvat, wordt voor elk van hen een afzonderlijke boekhouding gevoerd. Afdeling VI. - Toewijzing van resultaten en terugbetalingen

van een fonds voor belegging in schuldvorderingen

Art. 20.1. De beheersvennootschap van een fonds voor belegging in schuldvorderingen identificeert steeds de bestanddelen van de inkomende geldstromen, inzonderheid de inkomsten, uitgesplitst naar hun aard en oorsprong, en de terugbetalingen in hoofdsom van de schuldvorderingen. 2. De beheersvennootschap van een fonds voor belegging in schuldvorderingen moet alle ontvangen inkomsten toewijzen volgens de regels vastgesteld in het beheersreglement van het fonds voor belegging in schuldvorderingen. HOOFDSTUK IV. - Samenstelling van het vermogen

Art. 21.Het vermogen van de private beleggingsinstelling bestaat uit door derden overgedragen schuldvorderingen.

Art. 22.Een private beleggingsinstelling kan pakketten schuldvorderingen verwerven of schuldvorderingen verwerven via opeenvolgende of doorlopende overdrachten.

Art. 23.De private beleggingsinstellingen beleggen in schuldvorderingen en kunnen bijkomend termijnbeleggingen, liquide middelen en financiële instrumenten houden.

De schuldvorderingen worden verworven in uitvoering van een overdrachtsovereenkomst volgens de daarin bepaalde voorwaarden en modaliteiten.

Art. 24.Onverminderd artikel 23, kan de vennootschap voor belegging in schuldvorderingen of de beheersvennootschap van het fonds van belegging in het kader van haar opdracht en voor rekening van het fonds voor belegging in schuldvorderingen die zij beheert, alle soorten financiële instrumenten, aan- of verkoopopties op financiële instrumenten, renteïnstrumenten of deviezen kopen, uitgeven of verkopen dan wel swaps of termijnovereenkomsten op deviezen of op rente sluiten en opties op dergelijke overeenkomsten verhandelen voor zover de verrichting dient als dekking van een risico verbonden aan één of meer balansbestanddelen. HOOFDSTUK V. - Euro-obligaties

Art. 25.Verrichtingen die voldoen aan de criteria gesteld voor verrichtingen met euro-obligaties in artikel 34, 11 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten hebben in afwijking van artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 januari 1991 over het openbaar karakter van verrichtingen om spaargelden aan te trekken en de gelijkstelling van bepaalde verrichtingen met een openbaar bod, in hoofde van de beleggingsinstellingen, geen publiek karakter voor de toepassing van artikel 105 van de wet.

TITEL III. - Slotbepalingen

Art. 26.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege :De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT De Vice-Eerste Minister, Minister van Economie en van Telecommunicatie, E. DI RUPO

^