gepubliceerd op 16 oktober 1997
Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973
8 SEPTEMBER 1997. Wet tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 14bis, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, wordt het cijfer « 141 » geschrapt.
Art. 3.In artikel 70 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd bij de wetten van 17 oktober 1990 en 24 maart 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden het eerste en tweede lid vervangen door de volgende bepalingen : « De staatsraden worden door de Koning benoemd uit een uitdrukkelijk gemotiveerde lijst met drie namen, voorgedragen door de Raad van State, nadat hij de ontvankelijkheid van de kandidaturen heeft onderzocht en de respectieve aanspraken en verdiensten van de kandidaten heeft vergeleken. De algemene vergadering van de Raad van State hoort de kandidaten ambtshalve of op hun verzoek. Zij kan daartoe ten minste drie van haar leden aanwijzen, die bij haar verslag uitbrengen over het horen van de kandidaten.
De Raad van State deelt zijn voordracht alsook alle kandidaturen en de beoordeling hiervan door de Raad van State, tegelijkertijd mee aan de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat, en aan de minister die bevoegd is voor de Binnenlandse Zaken.
De kandidaat die door de algemene vergadering van de Raad van State eenparig als eerste is voorgedragen, kan tot staatsraad worden benoemd, tenzij de minister die bevoegd is voor de Binnenlandse Zaken deze voordracht weigert omdat niet aan de in paragraaf 2 vastgestelde voorwaarden voldaan is, dan wel omdat hij meent dat het aantal leden benoemd uit het auditoraat ten aanzien van het aantal andere leden van de Raad van State te hoog wordt.
Wanneer de minister de unanieme voordracht van de Raad van State aanneemt, brengt hij de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat ervan op de hoogte die, indien zij van oordeel zijn dat het aantal leden benoemd uit het auditoraat ten aanzien van het aantal andere leden van de Raad van State te hoog wordt, beurtelings, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van deze mededeling, de voordracht kunnen weigeren.
Ingeval van weigering van de Minister of van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat, doet de algemene vergadering van de Raad van State een nieuwe voordracht.
Indien er geen eenparigheid van stemmen is bij een eerste of bij een nieuwe voordracht naar aanleiding van een weigering, kunnen de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat beurtelings, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van deze voordracht, hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen, hetzij een tweede lijst met drie namen die uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, voordragen.
De Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat kan de kandidaten horen.
Indien de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat een tweede lijst met drie namen voordraagt, kan de staatsraad enkel worden benoemd uit de personen die voorkomen op een van de twee voorgedragen lijsten.
De minister die bevoegd is voor de Binnenlandse Zaken maakt, op initiatief van de Raad van State, de vacante betrekkingen bekend in het Belgisch Staatsblad.
In de bekendmaking worden het aantal vacante betrekkingen vermeld, de benoemingsvoorwaarden, de termijn voor het indienen van de kandidaturen, die ten minste een maand bedraagt, en de overheid waaraan deze moeten worden gezonden. »; 2° In § 2 wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling : « Niemand kan tot staatsraad worden benoemd tenzij hij volle zevenendertig jaar oud en doctor of licentiaat in de rechten is, een nuttige juridische beroepservaring van ten minste tien jaar kan doen gelden en aan een van de volgende voorwaarden voldoet : 1° geslaagd zijn voor het vergelijkend examen van adjunct-auditeur en adjunct-referendaris bij de Raad van State, het vergelijkend examen van referendaris bij het Arbitragehof, het vergelijkend examen van adjunct-auditeur bij het Rekenhof of het examen inzake beroepsbekwaamheid bedoeld in artikel 259bis van het Gerechtelijk Wetboek;2° een administratieve functie met minstens rang 15 of een gelijkwaardige rang uitoefenen bij een Belgische overheidsdienst of bij een Belgische overheidsinstelling;3° met goed gevolg een proefschrift tot het verkrijgen van het doctoraat in de rechtsgeleerdheid hebben verdedigd of geaggregeerde zijn voor het hoger onderwijs in de rechten;4° in België een ambt van magistraat van het openbaar ministerie of van werkend rechter uitoefenen;5° houder zijn van een leeropdracht rechtswetenschappen aan een Belgische universiteit.»
Art. 4.Artikel 80 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 80.De assessoren van de afdeling wetgeving worden door de Koning benoemd voor een hernieuwbare periode van vijf jaar, uit een lijst met drie namen, voorgedragen door de Raad van State, nadat hij de ontvankelijkheid van de kandidaturen heeft onderzocht en de respectieve aanspraken en verdiensten van de kandidaten heeft vergeleken.
Artikel 70, § 1, tweede tot twaalfde lid, is van toepassing op de voordracht van de assessoren.
De voordrachten geschieden met inachtneming van de regels die zijn vastgesteld in de artikelen 348, eerste lid, 349, vierde lid, tweede zinsnede, en vijfde lid, eerste zin, van het Gerechtelijk Wetboek.
De artikelen 70, § 2, eerste lid, 73, § 1, derde lid, en 74, tweede en derde lid, zijn van toepassing op de assessoren. »
Art. 5.In artikel 87 van dezelfde gecoördineerde wetten, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, wordt na het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende : « Eén Franstalige kamer neemt bij voorrang kennis van de vorderingen ingediend tegen administratieve beslissingen die genomen zijn met toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. »
Art. 6.In de artikelen 6bis, 84 en 120 van dezelfde gecoördineerde wetten, worden de woorden « federale, gemeenschaps- en gewestassemblées » en « wetgevende Kamers » vervangen door de woorden « wetgevende vergaderingen ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld