Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 23 mei 2019

Uittreksel uit arrest nr. 2/2019 van 23 januari 2019 Rolnummer 6685 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoe Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019201759
pub.
23/05/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 2/2019 van 23 januari 2019 Rolnummer 6685 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 20 juni 2017 in zake M.S. tegen de vzw « SPMT-ARISTA », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 juni 2017, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin geïnterpreteerd dat zij een persoon op wie een procedure betrekking heeft inzake de analyse van de psychosociale risico's, uitgevoerd door een erkende externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, niet toelaten toegang te hebben tot het hem betreffende dossier en tot alle documenten die in die procedure worden gebruikt, terwijl een dergelijk recht wordt gewaarborgd aan de personen op wie andere door de overheid ingestelde procedures betrekking hebben en die een opdracht van openbare dienst vervullen, zoals de administratieve of gerechtelijke procedures ? 2. Schenden de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin geïnterpreteerd dat zij het een persoon op wie een procedure betrekking heeft inzake de analyse van de psychosociale risico's, die als grondslag heeft gediend voor een ernstige maatregel die met in aanmerkingneming van de persoon is genomen en die als grondslag kan dienen voor eventuele latere tuchtrechtelijke sancties, uitgevoerd door een erkende externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, niet toelaten in het kader van zijn verdediging toegang te hebben tot het hem betreffende dossier en tot alle documenten die in die procedure worden gebruikt, terwijl een dergelijk recht wordt gewaarborgd aan de personen op wie strafrechtelijke, burgerrechtelijke, tuchtrechtelijke of quasi-tuchtrechtelijke procedures betrekking hebben ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof worden vragen gesteld over de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (hierna : de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten), die bepalen : «

Art. 32quinquiesdecies.De preventieadviseur bedoeld in artikel 32sexies, § 1, en de vertrouwenspersonen zijn gehouden door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.

In afwijking van deze verplichting gelden de volgende bepalingen : 1° in het kader van een informele psychosociale interventie delen de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon aan de personen die eraan deelnemen de informatie mee die naar hun mening pertinent is voor het goede verloop van deze interventie;2° in het kader van het onderzoek van het verzoek van een werknemer tot formele psychosociale interventie : a) deelt de preventieadviseur, van zodra het verzoek werd aanvaard, de identiteit van de verzoeker mee aan de werkgever, behalve in het kader van de informatie bedoeld in artikel 32/2, § 3, tweede lid;b) informeert de preventieadviseur, met toepassing van artikel 32/2, § 3, tweede lid, schriftelijk de werkgever over de risico's met een collectief karakter die voortvloeien uit het verzoek en, in voorkomend geval verstrekt hij in toepassing van artikel 32/2, § 3, vijfde lid, schriftelijk aan de werkgever de voorstellen voor individuele maatregelen;c) overhandigt de preventieadviseur een schriftelijk advies dat handelt over de resultaten van het onpartijdig onderzoek van het verzoek en waarvan de inhoud wordt vastgesteld door de Koning, aan de werkgever en aan de vertrouwenspersoon wanneer hij op informele wijze in dezelfde situatie is tussengekomen;d) verstrekt de preventieadviseur schriftelijk aan de verzoeker en aan de andere rechtstreeks betrokken persoon de voorstellen van preventiemaatregelen die betrekking hebben op de specifieke arbeidssituatie en die vervat zijn in het advies bedoeld in punt c) evenals hun verantwoording, waarbij deze laatste moet toelaten de situatie gemakkelijker te begrijpen en de afloop van de procedure gemakkelijker te aanvaarden;e) verstrekt de preventieadviseur die deel uitmaakt van een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, op schriftelijke wijze, aan de preventieadviseur van de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk, de voorstellen van preventiemaatregelen die betrekking hebben op de specifieke arbeidssituatie, de voorstellen die tot doel hebben elke herhaling van de feiten in andere arbeidssituaties te voorkomen die vervat zijn in het advies bedoeld in punt c) evenals hun verantwoording, waarbij deze laatste hem moet toelaten zijn coördinatieopdrachten uit te voeren;3° onverminderd de bepaling van 2° verstrekt de preventieadviseur in het kader van het onderzoek van het verzoek van een werknemer tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, de volgende inlichtingen : a) hij deelt aan de werkgever de identiteit mee van de getuigen bedoeld in artikel 32tredecies, § 1/1, 5°;b) hij deelt aan de aangeklaagde de feiten mee die hem ten laste worden gelegd;c) hij deelt aan de werkgever voorstellen voor bewarende maatregelen mee vóór de overhandiging van het advies bedoeld in 2°, c, indien de ernst van de feiten het vereist;d) hij verstrekt aan ieder die een belang kan aantonen een kopie van het document waarbij de werkgever op de hoogte wordt gebracht van het feit dat een verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk werd ingediend evenals een kopie van het verzoek tot interventie van de met het toezicht belaste ambtenaar bedoeld in artikel 32septies;e) hij deelt aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en aan het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen het advies mee bedoeld in 2°, c), evenwel zonder dat het Centrum en het Instituut het advies mogen overmaken aan de werknemer, wanneer deze instellingen hierom schriftelijk verzoeken en voor zover de werknemer over dit verzoek schriftelijk zijn akkoord heeft gegeven;4° de preventieadviseur houdt het individueel dossier van het verzoek, met inbegrip van de documenten die de verklaringen bevatten van de personen die in het kader van een formele psychosociale interventie werden gehoord door de preventieadviseur, ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaar;5° de preventieadviseur houdt het individueel dossier van het verzoek, met inbegrip van de documenten die de verklaringen bevatten van de personen die in het kader van een formele psychosociale interventie werden gehoord door de preventieadviseur, ter beschikking van het openbaar ministerie, voor zover deze personen in hun verklaring schriftelijk hebben toegestemd met deze overdracht;6° de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon kunnen met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de informatie uitwisselen die naar hun mening noodzakelijk is opdat geschikte maatregelen zouden kunnen genomen worden ten aanzien van de werknemer die meent schade ten gevolge van psychosociale risico's op het werk te ondervinden, op voorwaarde dat de werknemer schriftelijk heeft toegestemd met deze uitwisseling;7° de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon wisselen met elkaar de informatie uit die nodig is voor het vervullen van hun opdrachten ». «

Art. 32septiesdecies.In afwijking van artikel 10 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, heeft de betrokken persoon geen toegang tot de persoonsgegevens en de oorsprong van de gegevens die opgenomen zijn in de volgende documenten : 1° de notities die de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon hebben gemaakt tijdens de gesprekken gevoerd in het kader van een informele psychosociale interventie, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 32quinquiesdecies, tweede lid, 1°;2° het verzoek tot formele psychosociale interventie, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 32quaterdecies, eerste lid, en artikel 32quinquiesdecies, tweede lid, 3°, b);3° de documenten die de verklaringen bevatten van de personen die, tijdens het onderzoek van het verzoek tot formele psychosociale interventie, werden gehoord door de preventieadviseur, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 32quaterdecies, tweede lid;4° het advies van de preventieadviseur, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 32quinquiesdecies, tweede lid, 2°, c), d), e), en artikel 32sexiesdecies;5° de bijzondere gegevens van persoonlijke aard vastgesteld door de preventieadviseur bedoeld in artikel 32sexies, § 1 of de vertrouwenspersoon naar aanleiding van de stappen die zij hebben ondernomen en die uitsluitend aan hen zijn voorbehouden ». B.2.1. De in het geding zijnde bepalingen maken deel uit van hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten, dat « bijzondere bepalingen betreffende de preventie van psychosociale risico's op het werk, waaronder stress, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk » bevat. De psychosociale risico's worden omschreven als « de kans dat een of meerdere werknemers psychische schade ondervinden die al dan niet kan gepaard gaan met lichamelijke schade, ten gevolge van een blootstelling aan de elementen van de arbeidsorganisatie, de arbeidsinhoud, de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden en de interpersoonlijke relaties op het werk, waarop de werkgever een impact heeft en die objectief een gevaar inhouden » (artikel 32/1 van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten).

Krachtens artikel 32/2, § 2, van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten dient de werkgever, in het kader van de minimaal toepasselijke preventiemaatregelen, interne procedures vast te stellen die rechtstreeks toegankelijk zijn voor de werknemer die meent schade te ondervinden in de zin van het voormelde artikel 32/1. De interne procedure maakt het mogelijk dat de werknemer bij de vertrouwenspersoon of bij de preventieadviseur een verzoek indient tot een informele dan wel een formele psychosociale interventie. Een informele psychosociale interventie bestaat erin op een informele wijze te zoeken naar een oplossing door middel van gesprekken, een interventie bij een derde of een verzoening. Een formele psychosociale interventie houdt in dat de werknemer aan de werkgever vraagt om de gepaste collectieve en individuele maatregelen te nemen op basis van een analyse van de specifieke arbeidssituatie van die werknemer en op basis van de voorstellen van maatregelen, die werden gedaan door de preventieadviseur en die opgenomen zijn in een advies.

B.2.2. Bij een verzoek tot formele psychosociale interferentie is de preventieadviseur aldus ermee belast dat verzoek te onderzoeken. Hij kan in het kader van dat onderzoek personen horen en stelt vervolgens een advies op, dat handelt over de resultaten van dat onderzoek en waarbij individuele of collectieve maatregelen worden voorgesteld. Het komt uiteindelijk aan de werkgever toe een beslissing te nemen inzake de nodige preventiemaatregelen.

B.3.1. De in het geding zijnde bepalingen regelen de mededeling van informatie en de toegang tot documenten in het kader van de interne procedures inzake de analyse van psychosociale risico's.

B.3.2. Het in het geding zijnde artikel 32quinquiesdecies, eerste lid, van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten bepaalt dat de preventieadviseur gehouden is door het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek. Krachtens de laatstgenoemde bepaling zijn strafbaar « alle [...] personen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd, en deze bekendmaken buiten het geval dat zij geroepen worden om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen en buiten het geval dat de wet, het decreet of de ordonnantie hen verplicht of toelaat die geheimen bekend te maken ». De wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten voorziet zelf in een aantal uitzonderingen op dat beroepsgeheim wat de preventieadviseur betreft, onder meer in het tweede lid van artikel 32quinquiesdecies.

In de parlementaire voorbereiding van de wet van 10 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/01/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007200952 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten « tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenste seksueel gedrag op het werk » (hierna : de wet van 10 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/01/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007200952 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten), die aan de oorsprong van die bepaling ligt, wordt vermeld : « Het beroepsgeheim maakt het mogelijk het vertrouwen te waarborgen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van deze functies. De personen die door deze preventieadviseur of vertrouwenspersoon worden gehoord zullen zich alleen volledig vrij voelen om vrijuit te spreken indien zij er zeker van zijn dat wat gezegd wordt niet zal worden meegedeeld aan de werkgever of aan andere personen. De uitoefening van deze functies is ondenkbaar indien er geen vertrouwensrelatie wordt opgebouwd. De personen die worden gehoord zullen er tijdens het onderhoud toe gebracht worden gegevens van heel persoonlijke aard mee te delen die hen zouden kunnen schade berokkenen, indien ze zouden worden openbaar gemaakt. De bij de wet bepaalde doelstelling om de aangehaalde problematiek intern te regelen zou niet kunnen bereikt worden zonder deze verplichting.

De preventieadviseur en de vertrouwenspersoon zijn dus gehouden door het beroepsgeheim. Bijgevolg, mogen ze datgene wat hen ter kennis wordt gebracht in het kader van de uitoefening van hun functie niet bekend maken tenzij de wet het toelaat.

De welzijnswet zelf voorziet in een aantal uitzonderingen [...].

Deze verplichting tot beroepsgeheim mag immers geen hindernis vormen voor de uitvoering van hun opdrachten. [...] De preventieadviseur en de vertrouwenspersoon zijn dus buiten de elementen die beperkend zijn opgenomen in de artikelen 32septies, 32tredecies, § 6, 32quaterdecies en 32quinquiesdecies en in de andere uitzonderingen voorzien in artikel 458 van het strafwetboek, gehouden door het beroepsgeheim.

Het is niet aangewezen het volledige dossier met inbegrip van de met redenen omklede klacht en de verklaringen van de ondervraagde personen mee te delen aan de belanghebbende persoon. Deze gegevens zijn inderdaad vaak emotioneel gekleurd en zo sterk persoonsgebonden dat het openbaar maken ervan de verhoudingen in de onderneming enkel kan schaden en in het slechtste geval elke samenwerking onmogelijk wordt.

Het is dan ook van het grootste belang dat op deze gegevens een absolute vertrouwelijkheid van toepassing is » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2686/001, pp. 36-37 en 39).

B.3.3. Artikel 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten, dat eveneens in het geding is in de prejudiciële vragen, voorziet in een uitzondering op het recht van een persoon om kennis te krijgen van de hem betreffende persoonsgegevens die worden verwerkt vanwege de verantwoordelijke voor de verwerking. Krachtens die bepaling heeft de betrokken persoon geen toegang tot de persoonsgegevens en de oorsprong van de gegevens die zijn opgenomen in, onder meer, de documenten die de verklaringen bevatten van de personen die tijdens het onderzoek van het verzoek tot formele psychosociale interventie werden gehoord door de preventieadviseur, noch tot het advies van de preventieadviseur, onder voorbehoud van de uitzonderingen die zijn opgenomen in artikel 32quinquiesdecies, tweede lid, en in artikel 32sexiesdecies. Op grond van laatstgenoemde bepaling bezorgt de werkgever een afschrift van het advies van de preventieadviseur aan de werknemer ten aanzien van wie maatregelen worden overwogen die zijn arbeidsvoorwaarden kunnen wijzigen.

Die beperking van het recht om kennis te krijgen van persoonsgegevens, in het bijzonder in de documenten die de verklaringen van de personen die werden gehoord door de preventieadviseur bevatten, werd als volgt verantwoord in de parlementaire voorbereiding van de wet van 10 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/01/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007200952 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten : « - De gegevens van persoonlijke aard waartoe de betrokkene toegang zou kunnen hebben bestaan in subjectieve appreciaties door derden. Wat de gehoorde personen zeggen is niet beperkt tot feiten of gedragingen waarvan ze getuigen zouden zijn geweest, maar bevat ook subjectieve appreciaties over de persoon zelf van de betrokkene. De toegang tot dit soort gegevens kan er toe leiden dat het relationeel klimaat verder degradeert. En het is nu precies dat wat de interne procedure wil voorkomen. - De getuigen, die weten dat hun verklaringen toegankelijk zijn voor de partijen, zouden deze verklaringen beperken uit vrees voor represailles, te meer daar de wet op de bescherming van het privé-leven de mogelijkheid biedt aan de betrokkene om toegang te hebben tot de identiteit van de auteur van de gegevens. De kans bestaat dus dat de preventieadviseur informatie die belangrijk is voor zijn analyse niet ontvangt.

Uiteraard blijft ieder toegang hebben tot de verklaringen die hij zelf heeft afgelegd, wat voortaan uitdrukkelijk is opgenomen in de wet zelf (artikel 32quaterdecies, tweede lid) » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2686/001, pp. 41-42).

De mededeling van het advies van de preventieadviseur aan de werknemers ten aanzien van wie maatregelen worden overwogen die hun arbeidsvoorwaarden kunnen wijzigen, is in dezelfde parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : « Wanneer de werkgever van plan is maatregelen te treffen die de arbeidsvoorwaarden van de werknemer (aanklager of aangeklaagde) wijzigen [...] moeten de betrokken werknemers kunnen beschikken over de nodige informatie die hen in staat stellen hun verdediging op te bouwen of te beoordelen of zij ten opzichte van de werkgever of de aangeklaagde juridische stappen zullen ondernemen » (ibid., p. 39).

B.4.1. Hoofdstuk Vbis van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten heeft het voorwerp uitgemaakt van een belangrijke hervorming bij de wet van 28 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2014 pub. 28/04/2014 numac 2014202136 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten « tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk » (hierna : de wet van 28 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2014 pub. 28/04/2014 numac 2014202136 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten), om te komen tot de huidige regeling. In het kader van die hervorming is erop gewezen : « Voortaan kan elk probleem van psychosociale aard het voorwerp uitmaken van een verzoek tot formele psychosociale interventie overeenkomstig artikel 32/2, § 2 van de wet (zie commentaar bij artikel 9). Wanneer de werknemer meent het slachtoffer te zijn van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, draagt het verzoek de naam ' verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk '. Deze begrippen vervangen het begrip ' met redenen omklede klacht '.

Deze wijziging heeft tot doel de terminologie en de realiteit op elkaar af te stemmen. Het is de bedoeling om de rol van de preventieadviseur bij de behandeling van een verzoek te herverduidelijken en te herformuleren, zowel voor de werknemer die beroep doet op deze procedure als voor de werkgever en het geheel van actoren betrokken bij deze problematiek (werkgever, personeelsvertegenwoordigers, advocaten, gerechtelijke instanties).

Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk zijn feiten die strafrechtelijk kunnen vervolgd worden en die tuchtrechtelijk kunnen gesanctioneerd worden. Maar het gaat ook om gedragingen die de gezondheid en de veiligheid van de werknemer aantasten. De essentie van de functie van preventieadviseur bestaat niet uit het voeren van een strafonderzoek noch uit het doen van een uitspraak en het voorstellen van een strafsanctie, want deze rol komt toe aan het Openbaar ministerie en de strafrechter. De essentie van zijn functie bestaat evenmin uit het voeren van een intern tuchtonderzoek en het voorstellen van tuchtstraffen, want deze rol komt toe aan de verantwoordelijken van human ressources. De enige opdracht van de preventieadviseur bestaat erin de werkgever, verantwoordelijk voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers, in te lichten over de risico's die in de onderneming aanwezig zijn en hem advies te verstrekken over de maatregelen die moeten getroffen worden om gezondheidsschade te voorkomen.

Het begrip ' klacht ' is ontstaan uit de juridische praktijk en creëert veronderstellingen en verwachtingen omdat het een onderzoek, een uitspraak en het sanctioneren van de schuldige veronderstelt.

Daarom werd dit begrip vervangen door ' verzoek tot psychosociale interventie ' wat overeenstemt met het reële werk van de preventieadviseur : het uitvoeren van een risicoanalyse van de specifieke arbeidssituatie en het voorstellen van preventiemaatregelen om het gevaar uit te schakelen, de schade te beperken met het oog op het herstellen van aanvaardbare arbeidsvoorwaarden voor de gezondheid en veiligheid van de werknemer.

Wanneer het verzoek betrekking heeft op feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, draagt ze de naam van ' verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag '. Wanneer het verzoek betrekking heeft op andere problemen van psychosociale aard, spreekt men van een ' verzoek tot formele psychosociale interventie '. De woorden ' verzoek tot formele psychosociale interventie ' zijn gemeenschappelijk voor de beide verzoeken. Dit kan worden uitgelegd door het feit dat de rol van de preventieadviseur psychosociale aspecten identiek is ten aanzien van de beide types verzoeken : hij voert een risicoanalyse uit van de situatie en stelt gepaste maatregelen voor aan de werkgever. De behandeling van het verzoek tot formele psychosociale interventie voor feiten van geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, zoals vastgelegd door de Koning, zal echter rekening moeten houden met het feit dat een persoon wordt aangeklaagd voor onrechtmatige gedragingen en dat dit verzoek, zoals voorheen het geval was bij het indienen van een met redenen omklede klacht, aanleiding geeft tot een ontslagbescherming in het voordeel van de verzoeker en directe getuigen (zie artikel 32tredecies) » (Parl. St., Kamer, 2013-2014, DOC 53-3101/001, pp. 45-47).

B.4.2. Artikel 24 van de wet van 28 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2014 pub. 28/04/2014 numac 2014202136 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten, dat het in het geding zijnde artikel 32quinquiesdecies, dat tot dan van toepassing was, heeft vervangen, heeft twee hypothesen ingevoerd waarin de verklaringen van de door de preventieadviseur gehoorde personen kunnen worden meegedeeld : wanneer hij het dossier ter beschikking houdt van de arbeidsinspectie, enerzijds, en van het openbaar ministerie, anderzijds.

Die wijzigingen zijn als volgt verantwoord : « Punt 4°heeft betrekking op de toegang van de inspectie tot het individueel dossier. De belangrijkste wijziging van dit artikel betreft de verklaringen van de personen gehoord door de preventieadviseur psychosociale aspecten. Dit komt tegemoet aan aanbeveling III.A.3.b van de Kamer van volksvertegenwoordigers. De wet van 10 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/01/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007200952 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten had de toegang van de inspectie tot de verklaringen uitgesloten om het verzamelen van getuigenissen tijdens de interne procedure niet in gevaar te brengen. De inspectie kon deze verklaringen namelijk doorspelen aan het arbeidsauditoraat waardoor ze in geval van een strafprocedure toegankelijk werden voor alle partijen. Dit kon een negatieve invloed hebben op de interne procedure aangezien personen terughoudend konden zijn om te getuigen uit vrees dat hun getuigenis aan iedereen zou bekend gemaakt worden in geval van een latere vervolging voor de strafrechter. Evenwel stelt men vast dat de inspectie haar opdrachten moeilijker kan uitvoeren door het niet toegankelijk zijn van de verklaringen, in het bijzonder wat betreft het controleren van de onpartijdigheid en de onafhankelijkheid van de preventieadviseur psychosociale aspecten. Het controleren van de onafhankelijkheid van de preventieadviseur is bijzonder belangrijk in dossiers die betrekking hebben op relationele problemen waarbij de werkgever, klant bij de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk of werkgever van de interne preventieadviseur psychosociale aspecten, soms rechtstreeks betrokken is. De toegang tot de verklaringen laat de inspectie eveneens toe de door de preventieadviseur voorgestelde maatregelen te evalueren en te oordelen of deze aan de werkgever kunnen opgelegd worden dan wel of andere meer relevant zijn. Bijgevolg werd een tussenoplossing opgenomen in dit ontwerp : de inspectie toegang geven tot de verklaringen en de toegang voor het auditoraat laten afhangen van de schriftelijke toestemming van de gehoorde personen (zie punt 5° en artikel32vicies).

Punt °betreft de toegang van het Openbaar ministerie tot het individueel dossier dat door de preventieadviseur wordt bijgehouden, en voldoet aan aanbeveling III.B.1 van de Kamer van volksvertegenwoordigers. Uit de evaluatie blijkt dat enkel en alleen de toegang tot het advies van de preventieadviseur niet volstaat aangezien het Openbaar ministerie eerder op zoek is naar elementen om de inbreuken te bewijzen. Daarom heeft het Openbaar ministerie voortaan toegang tot de verklaringen van personen die werden gehoord door de preventieadviseur. Deze toegang is evenwel onderworpen aan de voorwaarde dat deze personen in hun verklaring hiermee schriftelijk instemmen. Voor een nadere uitleg over deze beperking, verwijzen wij naar de commentaar bij punt 4° » (ibid., pp. 60 en 61).

B.5.1. In de twee prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies in die zin geïnterpreteerd dat zij een persoon die betrokken is bij een procedure inzake de analyse van de psychosociale risico's uitgevoerd door een preventieadviseur, niet toelaten toegang te hebben tot het hem betreffende dossier en tot alle documenten die in die procedure worden gebruikt.

In de eerste prejudiciële vraag wordt die categorie van personen vergeleken met die van de personen die betrokken zijn bij andere door de overheid ingestelde procedures en die een opdracht van openbare dienst vervullen, zoals de administratieve of gerechtelijke procedures.

In de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de betrokken personen te vergelijken met diegenen die betrokken zijn bij strafrechtelijke, burgerrechtelijke, tuchtrechtelijke of quasi-tuchtrechtelijke procedures wanneer de procedure inzake de analyse van de psychosociale risico's ten grondslag lag aan een ernstige maatregel die ten aanzien van hen is genomen, zoals eventuele tuchtrechtelijke sancties.

B.5.2. Daar de twee prejudiciële vragen met elkaar verwant zijn, dienen zij samen te worden onderzocht.

B.6. Uit de elementen van het dossier blijkt dat het ingediende verzoek om psychosociale interventie, een formeel en voornamelijk collectief karakter vertoont. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese.

B.7.1. De Ministerraad voert aan dat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens niet van toepassing is op de procedure inzake de analyse van psychosociale risico's.

B.7.2. Zonder dat moet worden nagegaan of artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van toepassing is op een interne procedure inzake de analyse van psychosociale risico's, volstaat het vast te stellen dat de prejudiciële vragen niet tijdens het verloop van die procedure worden gesteld. De vragen worden integendeel gesteld in het kader van een navolgende vordering tot schadeloosstelling op grond van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, die door de werknemer die het voorwerp heeft uitgemaakt van een dergelijke interne procedure werd ingesteld tegen de betrokken preventieadviseur, omdat laatstgenoemde « ' zijn verslag [zou hebben] opgesteld op basis van uiterst betwistbare eenzijdige procedures ', hetgeen hem een belangrijk nadeel zou hebben berokkend aangezien het betwiste verslag zou hebben geleid tot zijn voorlopige verwijdering door het politiecollege en systematisch zou zijn gebruikt tijdens procedures tot intrekking van zijn mandaat ».

Het is in de procedure betreffende de vordering tot schadeloosstelling dat de betrokken werknemer vraagt dat de rechter op grond van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek de overlegging beveelt, door de preventieadviseur, van de elementen en verklaringen waarop zijn verslag in het kader van de interne procedure steunt, en dat laatstgenoemde zich op het beroepsgeheim beroept om zich tegen die overlegging te verzetten.

B.7.3. Vorderingen tot schadeloosstelling wegens foutief handelen of nalatigheid vormen, gelet op hun patrimoniale karakter, betwistingen over burgerlijke rechten die onder het toepassingsgebied van artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ressorteren.

B.8. Uit het verwijzingsvonnis blijkt dat het Hof dient te beoordelen of de in het geding zijnde bepalingen afbreuk doen aan de voormelde verdragsbepaling, indien zij aldus worden geïnterpreteerd dat zij het onmogelijk maken voor de werknemer die het voorwerp heeft uitgemaakt van een interne procedure inzake de analyse van psychosociale risico's om, in het kader van een navolgende vordering tot schadeloosstelling tegen de preventieadviseur, op grond van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek de overlegging te doen bevelen van elementen van het hem betreffende dossier dat door de preventieadviseur in het kader van de interne procedure werd opgesteld, die evenwel onder het beroepsgeheim ressorteren.

B.9. Het recht op toegang tot de rechter en het beginsel van de wapengelijkheid, die elementen zijn van het ruimere begrip « eerlijk proces » in de zin van artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, houden de verplichting in om een billijk evenwicht tussen de procespartijen te waarborgen en om aan elke partij de redelijke mogelijkheid te bieden haar argumenten te doen gelden in omstandigheden die haar niet kennelijk benadelen ten aanzien van haar tegenpartij of tegenpartijen (EHRM, 27 oktober 1993, Dombo t.

Nederland, § 33; grote kamer, 12 mei 2005, Öçalan t. Turkije, § 140; 24 april 2003, Yvon t. Frankrijk, § 31; 25 april 2006, Roux t.

Frankrijk, § 23; 26 mei 2009, Batsanina t. Rusland, § 22; 11 mei 2010, Versini t. Frankrijk, § 62).

B.10.1. Door aan de preventieadviseur het beroepsgeheim op te leggen dat is neergelegd in artikel 458 van het Strafwetboek, wilde de wetgever de doeltreffendheid van de procedure inzake de analyse van de psychosociale risico's verzekeren door het vertrouwen te versterken dat de partijen bij een dergelijke procedure moeten hebben wanneer zij ertoe worden gebracht aan de preventieadviseur informatie mee te delen die voor hen nadelig zou kunnen zijn.

Oorspronkelijk was voorzien in vijf uitzonderingen op het vertrouwelijkheidsbeginsel, opdat die verplichting geen belemmering zou vormen voor de uitvoering van de opdrachten van de preventieadviseur. De parlementaire voorbereiding van de wet van 10 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/01/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007200952 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten preciseerde evenwel dat het niet aangewezen was om aan de betrokkenen de verklaringen van de gehoorde personen mee te delen daar die gegevens emotioneel getint konden zijn en dermate sterk persoonsgebonden konden zijn dat een en ander de verhoudingen in de onderneming zou kunnen schaden of zelfs elke samenwerking onmogelijk zou kunnen maken. Een absolute vertrouwelijkheidsplicht moest dus voor die gegevens gelden. Dezelfde verantwoording werd aangevoerd in verband met de vertrouwelijkheid van de nota's van de preventieadviseur.

B.10.2. Bij de wijziging van de in het geding zijnde bepalingen door de wet van 28 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2014 pub. 28/04/2014 numac 2014202136 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot aanvulling van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk wat de preventie van psychosociale risico's op het werk betreft, waaronder inzonderheid geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk sluiten heeft de wetgever herinnerd aan het belang van de vertrouwensband die moet bestaan tussen de gehoorde werknemers en de preventieadviseur om het slagen van de interne procedure te bevorderen.

Zoals in B.4.2 is vermeld, zijn echter twee wijzigingen aangebracht in de uitzonderingen op de verplichting van het beroepsgeheim waartoe de preventieadviseur is gehouden in verband met de toegankelijkheid van het individuele dossier met inbegrip van de verklaringen van de personen die door de preventieadviseur zijn gehoord, voor de arbeidsinspectie en het openbaar ministerie.

B.11. Gelet op het doel dat erin bestond een regeling in te voeren die steunt op het preventieve karakter van de maatregelen die de werkgever moet nemen om het welzijn van de werknemers te verzekeren, in plaats van een repressieve regeling, en de verhoudingen tussen de werknemers te vrijwaren om te voorkomen dat elke samenwerking onmogelijk zou worden, heeft de wetgever een relevante maatregel genomen door toe te laten dat de verklaringen van de betrokkenen bij een procedure inzake de analyse van de psychosociale risico's die vertrouwelijk zijn afgelegd, in een noodzakelijke vertrouwensrelatie tussen die personen en de preventieadviseur, gedekt zijn door de verplichting van het beroepsgeheim die geldt voor die adviseur en niet kunnen worden meegedeeld aan personen die wegens die verklaringen represaillemaatregelen tegen de gehoorde personen zouden kunnen nemen.

B.12. Zoals zij door de verwijzende rechter worden geïnterpreteerd, zouden de in het geding zijnde bepalingen, in zoverre zij een beroepsgeheim opleggen aan de preventieadviseurs, verbieden dat, behoudens de daarin vastgestelde uitzonderingen, de verklaringen van de door die preventieadviseur gehoorde personen openbaar worden gemaakt, ook in het kader van een burgerlijke procedure tot het verkrijgen van een schadevergoeding, en zouden zij aldus de toepassing kunnen verhinderen van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt : « Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan dat een partij of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit, kan de rechter bevelen dat het stuk of een eensluidend verklaard afschrift ervan bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd ».

Het Hof moet nog nagaan of, in die interpretatie, niet op onevenredige wijze afbreuk wordt gedaan aan het recht op een eerlijk proces van de betrokken werknemer op wiens initiatief een dergelijke burgerlijke procedure is ingesteld.

B.13.1. Volgens het Hof van Cassatie kan de rechter, wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan, een verzoek tot overlegging van stukken op grond van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek niet afwijzen om de enige reden dat de houder van de stukken in kwestie tot het beroepsgeheim gehouden is en reeds heeft geweigerd die stukken aan een gedingpartij te bezorgen (Cass., 19 december 1994, R.W., 1995-1996, nr. 35, 27 april 1996, p. 1207).

Bij een arrest van 2 november 2012Relevante gevonden documenten type arrest prom. 02/11/2012 pub. 16/11/2012 numac 2012031771 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de leidende ambtenaren tot aanstelling als controleur bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten (C.11.0018.N) heeft het Hof van Cassatie eveneens geoordeeld : « 1. Overeenkomstig artikel 6.1 EVRM heeft eenieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld. 2. Uit deze regel vloeit voort dat aan de procespartijen de mogelijkheid wordt geboden om tegenspraak te voeren omtrent elk stuk of elk betoog dat van aard is het oordeel van de rechter te beïnvloeden. Het beginsel van de tegenspraak, zoals gewaarborgd door deze verdragsbepaling, heeft betrekking op het geding voor de rechtbank en niet op het door de rechter bevolen deskundigenonderzoek.

Het deskundigenonderzoek moet evenwel op zulke wijze verlopen dat de partijen de mogelijkheid hebben voor de rechter op doeltreffende wijze hun opmerkingen te formuleren op het deskundigenverslag dat door de rechter als een essentieel bewijselement wordt aangemerkt.

Dit impliceert, mede in acht genomen de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek die de tegensprekelijkheid van het gerechtelijk deskundigenonderzoek waarborgen, alsmede deze inzake de mededeling van de stukken, dat de partijen de stukken die zij in het kader van het deskundigenonderzoek willen aanwenden in de regel aan elkaar moeten overleggen en dat zij niet alleen het recht hebben inzage ervan te nemen, maar ook het recht deze af te schrijven of nog afschrift ervan te nemen. 3. Overeenkomstig artikel 8 EVRM heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. Deze bepaling houdt ook de bescherming in van het zakengeheim en geldt ook voor rechtspersonen.

De bescherming van het zakengeheim van een partij is derhalve een belang dat de rechter in aanmerking kan nemen om te oordelen dat niet ieder stuk waarmee de deskundige heeft rekening gehouden wordt meegedeeld aan de tegenpartij. Een dergelijke beoordeling houdt geen schending in van artikel 6 EVRM. Of bij het afwegen van de respectieve belangen de tegensprekelijkheid van het deskundigenonderzoek niet zodanig wordt beperkt dat daaruit een schending van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak voortvloeit, moet in concreto en in het licht van de zaak in haar geheel worden beoordeeld. 4. Anders dan waarvan het middel uitgaat, belet de omstandigheid dat een schadelijder de bewijslast draagt van het bestaan en de omvang van zijn schade niet dat de rechter na een belangenafweging oordeelt dat de schadelijder een beroep kan doen op de bescherming van het zakengeheim dat door artikel 8 EVRM is gewaarborgd ». B.13.2. Artikel 878 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat het vonnis waarbij de overlegging van een origineel document of een afschrift ervan wordt bevolen, de identiteit aangeeft van de partij of van de derde die het document moet overleggen, alsook de voorwaarden en de termijn waarin dat dient te gebeuren.

Artikel 882 bepaalt dat de partij of de derde die, zonder wettige reden, nalaten het document of het afschrift ervan over te leggen, volgens de beslissing van de rechter, kunnen worden veroordeeld tot zodanige schadevergoeding als behoort.

B.13.3. Uit die bepalingen vloeit voort dat de rechter, die bevoegd is om de voorwaarden vast te stellen waaronder de overlegging van documenten kan worden bevolen, kan verzoeken dat die documenten alleen aan hem worden bezorgd teneinde te kunnen oordelen of zij al dan niet documenten zijn die onmisbaar zijn voor de inachtneming van het beginsel van de tegenspraak in het kader van het geschil dat bij hem aanhangig is gemaakt, zodat die documenten openbaar zouden moeten worden gemaakt, in voorkomend geval, na die te anonimiseren of na de informatie eruit te halen die zou kunnen ingaan tegen de fundamentele rechten die hij meent te moeten beschermen. De rechter kan eveneens oordelen of, in de omstandigheden van de zaak, het beroepsgeheim een wettige reden kan vormen die kan verantwoorden dat sommige documenten niet kunnen worden overgelegd.

B.14. In de in B.12 aangegeven interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen kan de rechter er niet over waken dat een billijk evenwicht tot stand wordt gebracht tussen de verplichting voor de preventieadviseur om het beroepsgeheim na te leven en het beginsel van de tegenspraak waarop elke rechtzoekende die partij is in een geding aanspraak kan maken. Die laatstgenoemde kan zich dus bevinden in een situatie die duidelijk nadeliger is dan die van zijn tegenstander wanneer de elementen die niet mogen worden overgelegd, elementen zouden kunnen zijn die onmisbaar zijn om zijn vordering tot een goed einde te brengen.

B.15. In die interpretatie dienen de prejudiciële vragen bevestigend te worden beantwoord.

B.16. Gelet op de rechtspraak van het Hof van Cassatie aangehaald in B.13.1, blijken de in het geding zijnde bepalingen anders te kunnen worden geïnterpreteerd, namelijk zo dat zij niet verhinderen dat, met toepassing van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, de overlegging wordt bevolen van stukken waarover de preventieadviseur beschikt en die in principe vallen onder het beginsel van het beroepsgeheim, onder de in B.13.3 beschreven voorwaarden.

B.17. In die interpretatie van de in het geding zijnde bepalingen dienen de prejudiciële vragen ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - De artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de interpretatie dat ze het onmogelijk maken om, met toepassing van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek, in een procedure in rechte de overlegging te doen bevelen van stukken die de preventieadviseur onder zich heeft en die in beginsel onder het beroepsgeheim ressorteren. - Dezelfde bepalingen schenden niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de interpretatie dat ze het niet onmogelijk maken om, met toepassing van artikel 877 van het Gerechtelijk Wetboek en rekening houdend met wat in B.13.3 is vermeld, in een procedure in rechte de overlegging te doen bevelen van stukken die de preventieadviseur onder zich heeft en die in beginsel onder het beroepsgeheim ressorteren.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 januari 2019.

De griffier, De voorzitter, P.-Y Dutilleux F. Daoût

^