Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 30 januari 2025
gepubliceerd op 14 februari 2025

Ministeriële omzendbrief OOP 41bis betreffende de operationalisering van het referentiekader CP 4bis over het genegotieerd beheer van de openbare ruimte

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2025001264
pub.
14/02/2025
prom.
30/01/2025
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

30 JANUARI 2025. - Ministeriële omzendbrief OOP 41bis betreffende de operationalisering van het referentiekader CP 4bis over het genegotieerd beheer van de openbare ruimte


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan Mevrouw de Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de Lokale Politie, Aan de Heer Commissaris-generaal van de Federale Politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie, Aan Mevrouw de Voorzitster van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, Ter informatie: Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de Lokale Politie, Aan de Heer Voorzitter van de Federale Politieraad, Aan de Heer Voorzitter van de Raad van Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de Heer Voorzitter van het College van procureurs-generaal, Aan de Heer Voorzitter van het Controleorgaan op de politionele informatie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw de Hoge Ambtenaar, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mijnheer de Commissaris-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Mevrouw de Voorzitster, Dames, Heren, Inleiding De voorliggende interpretatieve omzendbrief behelst de algemene bestuurlijke politie, in het bijzonder de aspecten die betrekking hebben op de gebeurtenissen en evenementen die de openbare orde aanbelangen 1.

De eerste OOP 2 41 van 31 maart 2014 had als doel de CP 3 4 te operationaliseren en gestalte te geven aan de filosofie van het Genegotieerd Beheer van de Openbare Ruimte (GBOR). Tien jaar later, gelet op de maatschappelijke evoluties, leek het me noodzakelijk dit instrument te actualiseren om de uitoefening van de fundamentele rechten die de omzendbrief concretiseert beter te waarborgen en te zorgen voor een flexibele, adequate en eigentijdse aanpak door de verschillende betrokken partners. De parallelle wijziging van rondzendbrief CP 4 van 11 mei 2011 betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, geeft context aan de recente evoluties en de belangrijkste uitdagingen die deze evoluties met zich hebben meegebracht voor het beheer van gebeurtenissen.

Sinds een aantal jaren nemen sociale media een prominente plaats in binnen onze samenleving. Feestelijke gebeurtenissen of revendicatieve evenementen ontsnappen niet aan deze evolutie. Bijgevolg was het noodzakelijk om de concrete gevolgen hiervan te analyseren en de aanpak van deze maatschappelijke fenomenen door de verschillende betrokken diensten af te stemmen op deze nieuwe realiteit.

De eerste en belangrijkste conclusie in dit verband is dat de Belgische filosofie van het genegotieerd beheer van de openbare ruimte relevanter is dan ooit. We zien immers een toenemende en legitieme behoefte aan dialoog, overleg, coördinatie en veiligheid, zowel bij de politiediensten als bij de organisatoren of de deelnemers aan evenementen. Ook het belang van communicatie, transparantie en maatschappelijke verantwoording van beslissingen en acties van de overheden neemt toe. Bovendien lijkt de betrokkenheid van de organisator, maar ook van elke deelnemer, meer dan ooit noodzakelijk om de doelstelling te bereiken van een gedeelde en vreedzame bezetting van de openbare ruimte.

Het genegotieerd beheer van de openbare ruimte heeft altijd periodes gekend met meer of minder geweld. Dit is geen nieuw fenomeen, hoewel het lijkt dat het de afgelopen jaren is toegenomen, vooral gezien het gemak waarmee nieuwe wapens door bestemming of handleidingen voor het vervaardigen van wapens makkelijker beschikbaar zijn geworden. Hoewel dit betekent dat politietactieken moeten worden aangepast, in de eerste plaats om de veiligheid van burgers en de politie te garanderen, blijft het een feit dat de beste manier om dergelijk geweld te voorkomen nog steeds is om blijvend te investeren in dialoog, onderhandeling en communicatie gericht op zowel vreedzame deelnemers aan acties als potentiële relschoppers. Naast tactische evoluties moeten de politie- en overheidsdiensten ook blijven investeren in de nodige interactionele dispositieven om alle vormen van geweld te voorkomen.

Deze omzendbrief beschrijft eerst de noodzaak van een toestand van openbare orde om de fundamentele rechten en vrijheden te kunnen garanderen en beschrijft vervolgens de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de verschillende actoren van het genegotieerd beheer van de openbare ruimte. Het derde hoofdstuk behandelt de verschillende overlegplatformen die zijn opgericht om het genegotieerd aspect van het beheer van de openbare ruimte te garanderen en te versterken. Het vierde hoofdstuk gaat over het informatiebeheer en de geïntegreerde risicoanalyse inzake het genegotieerd beheer van de openbare ruimte. Vervolgens wordt de nadruk gelegd op het politionele beheer van evenementen en de verschillende middelen waarover de politiediensten beschikken om de evenementen in goede banen te leiden. Alvorens te besluiten wordt ingegaan op het gebruik van dwang door de politie en het geweld tegen de politie. 1. De openbare orde als vereiste voor het democratische evenwicht tussen de individuele en de collectieve rechten en vrijheden De vrijheid om vreedzaam en ongewapend te vergaderen, het recht op vrije meningsuiting en de vrijheid van vereniging zijn fundamentele vrijheden in een democratische samenleving.Omdat ze bijdragen aan haar ontwikkeling, vormen deze vrijheden ook een fundamentele pijler van een democratische samenleving. Ze worden beschermd door de Grondwet, internationale verdragen, wetten, decreten en ordonnanties 4.

Bepaalde openbare bijeenkomsten kunnen echter een bedreiging vormen voor de openbare orde. In dergelijke gevallen moeten specifieke en aan de context aangepaste (politie)maatregelen 5 worden genomen om ervoor te zorgen dat deze evenementen op een veilige en vreedzame manier verlopen.

Traditioneel bestaat de openbare orde uit openbare rust (de afwezigheid van wanordelijkheden, ordeverstoringen of oproer op openbare plaatsen), openbare veiligheid (de afwezigheid van ongevallen en gevaar voor schade aan personen of eigendommen) en openbare gezondheid (de afwezigheid van ziektes of besmettingen). De begrippen openbare zindelijkheid en openbare overlast 6 werden daar ook aan toegevoegd.

De openbare orde is verbonden met de uitoefening van de individuele rechten en vrijheden, ze moeten dan ook gezien worden als een streven naar een omgeving die deze rechten en vrijheden beschermt en de uitvoering ervan mogelijk maakt.

Door te stellen dat het recht om te vergaderen op een vreedzame en ongewapende manier en conform de wetten moet worden uitgeoefend, dat voor bijeenkomsten in open lucht voorafgaande toestemming vereist kan zijn en dat ze volledig onderworpen blijven aan politiewetten, is artikel 26 van de Grondwet duidelijk: het recht op vergaderen is niet absoluut en de handhaving van de openbare orde is een conditio sine qua non voor de uitoefening ervan. Zonder openbare orde is geen vrijheid mogelijk.

Politiemaatregelen gericht op het handhaven van de openbare orde verenigen de vrijheid van sommigen met die van anderen door een evenwicht te vinden tussen de individuele belangen enerzijds en de collectieve belangen anderzijds. Ze moeten echter wel in overeenstemming zijn met de basisbeginselen van onze democratische rechtsstaat.

Politiemaatregelen kunnen bijgevolg de uitoefening van de fundamentele rechten en vrijheden alleen onder strikte voorwaarden inperken: de beperkingen moeten duidelijk bij wet zijn vastgelegd én ze moeten ook absoluut noodzakelijk zijn voor de openbare orde en het algemeen welzijn of voor de bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van anderen.

Bovendien wordt de mogelijkheid om politiemaatregelen te nemen beperkt door het statuut van de plaats waar de bijeenkomst plaatsvindt en de wettelijke bescherming die ze geniet: de maatregelen die de bestuurlijke overheden kunnen treffen verschillen immers naargelang het om een private vergadering, een openbare vergadering in een voor publiek toegankelijke plaats of een vergadering in open lucht gaat. De Grondwet voorziet in andere regels voor de openbare vergaderingen in voor publiek toegankelijke plaatsen 7 en bijeenkomsten in open lucht 8. 1.1. De private vergaderingen De private vergaderingen zijn bijeenkomsten waar niet iedereen zonder onderscheid wordt toegelaten. Het privékarakter van een vergadering wordt bepaald door de aard of het gewoonlijk gebruik van de plaats waar de bijeenkomst gehouden wordt 9 en door de relatie tussen de organisator en de aanwezigen 10.

Artikel 26 van de Grondwet is niet van toepassing op de ontmoeting van individuen in een private woning. De woning is onschendbaar en de private bijeenkomsten die er plaatsvinden worden beschermd door artikel 15 van de Grondwet. De bestuurlijke overheden mogen private vergaderingen niet verhinderen, noch de deelnemers aan enige formaliteit onderwerpen 11.

Wanneer mensen echter samenkomen op een openbare plaats, valt de bijeenkomst onder de bepalingen van artikel 26 van de Grondwet.

Bovendien wordt een vergadering openbaar wanneer deze toegankelijk is voor iedereen die deze wenst bij te wonen (gratis of tegen betaling), zelfs als deze plaatsvindt in een private woning. 1.2. De openbare vergaderingen in voor publiek toegankelijke plaatsen 12.

Deze vergaderingen worden als openbaar beschouwd omdat iedereen ze kan bijwonen, al dan niet gratis. De organisator van het evenement wordt beschouwd als de hoofdverantwoordelijke voor de veiligheid.

Voor dit soort vergaderingen zijn regelende maatregelen mogelijk, zoals het opleggen van een meldingsplicht via een gemeentelijke verordening. Een preventieve maatregel onder de vorm van het opleggen van een voorafgaande aanvraag tot toestemming is echter niet mogelijk, op voorwaarde dat de bijeenkomst vreedzaam en ongewapend is én dat de deelnemers zich gedragen in overeenstemming met de wetten die de uitoefening van het recht van vergadering regelen (zoals bijvoorbeeld politieverordeningen in verband met veiligheidsvoorzieningen).

Wanneer één van deze voorwaarden wordt geschonden, kunnen beperkende maatregelen worden genomen. Een vergadering die de openbare orde of rust daadwerkelijk verstoort, kan bijvoorbeeld worden beëindigd of tijdelijk verboden, op voorwaarde dat dit de enige manier is om de orde te handhaven en te herstellen.

Op basis van hun bevoegdheden tot algemeen toezicht zoals onder meer beschreven in artikel 14 van de wet op het politieambt (WPA), hebben politieambtenaren toegang tot plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn (en dus ook tot de openbare vergaderingen op deze plaatsen worden gehouden). 1.3. De vergaderingen in open lucht 13.

Dit zijn vergaderingen zoals betogingen, optochten, voorstellingen, enz. die plaatsvinden op de openbare weg of in open (= niet-afgesloten) terreinen die op de openbare weg uitgeven (niet-besloten plaatsen en voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen) plaatsvinden. Deze bijeenkomsten zijn beperkter beschermd door de bepalingen van artikel 26 van de Grondwet, omdat ze sneller tot schending van de rechten van derden kunnen leiden: ze blijven dan ook ten volle aan de politiewetten onderworpen. Dit betekent dat de wetgever en de door de wetgever aangewezen overheden alle maatregelen (preventieve, regelende en repressieve) mogen nemen om te voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord. Deze maatregelen moeten tijdelijk van aard zijn en de omstandigheden moeten ze rechtvaardigen.

Voor toegelaten vergaderingen in open lucht die vreedzaam, ongewapend en conform het wettelijk kader verlopen, zijn overheden en politiediensten verplicht om de juridische en materiële voorwaarden voor een vlot en veilig verloop ervan te creëren.

Het filosofisch referentiekader dat de basis vormt voor deze aanpak is beschreven in de CP 4bis. De operationalisering en de concrete aanpak ervan, is vooral een verantwoordelijkheid van de bevoegde overheden en van de politiediensten. Maar volgens de filosofie van het genegotieerd beheer is veiligheid echter een zaak van iedereen. Bijgevolg kan van alle betrokken partners worden verwacht dat ze nauw samenwerken, hun acties coördineren en de voorwaarden creëren voor meer veiligheid en een minimale overlast. 2. De verantwoordelijken en hun bevoegdheden 2.1. De bestuurlijke overheden 2.1.1. De politieoverheden in het kader van bestuurlijke politie De politieoverheden zijn door of krachtens de wet aangewezen om wettelijke politiemaatregelen te nemen, uit te voeren of te laten uitvoeren door de politiediensten 14.

De overheden bevoegd voor de algemene bestuurlijke politie zijn de burgemeester, de arrondissementscommissaris, de provinciegouverneur 15 en de minister van Binnenlandse Zaken. Andere overheden (bv. minister van Justitie, minister van Mobiliteit, ...) zijn bevoegd voor de bijzondere bestuurlijke politie.

De overheden met bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie kunnen politiemaatregelen nemen om wetten uit te voeren en om de openbare orde te handhaven of te herstellen.

De bevoegdheid van de bestuurlijke overheden geldt enkel voor de materiële openbare orde, niet voor de morele openbare orde: de vrije meningsuiting, de vrijheid van gedachte en geweten zijn immers absoluut en mogen niet worden beperkt. Enkel in het geval dat de morele overlast zich in die mate veruitwendigt dat ze de materiële openbare orde verstoort of dreigt te verstoren, zijn de bestuurlijke overheden bevoegd. 2.1.2. De lokale bestuurlijke overheden In de meeste gevallen is de handhaving van de openbare orde een lokale aangelegenheid en worden dus vooral de lokale bestuurlijke overheden hiermee geconfronteerd.

Overeenkomstig de artikelen 133 en 135 § 2 van de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 (NGW) is het lokaal bestuur - samengesteld uit de burgemeester, de gemeenteraad en het schepencollege - zowel bevoegd als verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde op het grondgebied van de gemeente.

Artikel 135 § 2 NGW bepaalt dat de gemeenten tot taak hebben te voorzien in een goede politie ten behoeve van de inwoners, wat inhoudt dat ze bevoegd zijn om de openbare rust, veiligheid, zindelijkheid en gezondheid te waarborgen. 2.1.2.1. De burgemeester 2.1.2.1.1. De algemene uitvoerende en specifieke verordenende bevoegdheid van de burgemeester Als hoofd van de gemeente en verantwoordelijke voor de openbare orde op het grondgebied van de gemeente beschikt de burgemeester over een ruime bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie.

Overeenkomstig de artikelen 133 en 135 § 2 van de NGW is de burgemeester bevoegd en verantwoordelijk voor de uitvoering van de politiewetten, politiedecreten, politieverordeningen, politiereglementen en politiebesluiten, voor de bestuurlijke politie op het grondgebied van de gemeente.

In uitzonderlijke gevallen krijgt de burgemeester ook de bevoegdheid om dringende politieverordeningen te nemen.

We spreken dus over de (algemene) uitvoerende bevoegdheid en de (specifieke) verordenende bevoegdheid van de burgemeester.

De uitvoerende bevoegdheid is de algemene regel, waarbij de verantwoordelijkheid voor het toepassen van de regelgeving bij de burgemeester ligt. Zo kan de burgemeester in het kader van een openbaar evenement een politiebesluit met een individuele en beperkte draagwijdte nemen, gericht op één welbepaalde persoon of op een beperkt aantal personen, op een welbepaalde plaats, voor een welbepaalde duur. In dergelijke politiebesluiten kunnen geen administratieve sancties of strafbepalingen worden opgenomen.

Op basis van deze uitvoerende bevoegdheid kan de burgemeester - met het oog op het waarborgen van de materiële openbare orde - een evenement toestaan (en een aantal voorwaarden aan de organisator opleggen), verbieden of gedogen, hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn bij een spontane bijeenkomst. Een gedoogde gebeurtenis is dus noch toegestaan noch verboden en de burgemeester kan hiervoor strengere tolerantiegrenzen opleggen dan voor een officieel aangevraagd en toegelaten evenement. Artikel 134sexies NGW verleent de burgemeester de bevoegdheid om in bepaalde gevallen een tijdelijk plaatsverbod op te leggen.

De verordenende bevoegdheid houdt in dat de burgemeester in specifieke gevallen en onder bepaalde voorwaarden, verplichtingen kan opleggen die de individuele maatregelen overstijgen. Het gaat hier over het opstellen van politieverordeningen. Normaal gezien ligt de bevoegdheid voor het opstellen van reglementen en verordeningen bij de gemeenteraad, maar in uitzonderlijke, dringende en vooral onvoorziene omstandigheden krijgt ook de burgemeester deze bevoegdheid.

De basis van de verordenende bevoegdheid van de burgemeester is artikel 134 § 1 NGW. Dit specifiek artikel geeft de burgemeester - in bepaalde onvoorziene, uitzonderlijke en hoogdringende situaties 16 - de mogelijkheid om in de plaats van de gemeenteraad op te treden en voorlopige en tijdelijke (nood)politieverordeningen uit te vaardigen.

De gemeenteraad moet deze verordeningen echter op zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigen. In tegenstelling tot een politiebesluit kan een politieverordening wél voorzien in politiestraffen of gemeentelijke administratieve sancties.

De bevoegdheden van de burgemeester kunnen worden gedelegeerd. 2.1.2.1.2. De burgemeester en het gezag over de lokale politie: het belang van duidelijke en schriftelijk vastgelegde tolerantiegrenzen Overeenkomstig de artikelen 42 en 45 van de wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus van 7 december 1998 (WGP) bepalen dat de burgemeester het gezag over de lokale politie uitoefent. Daarnaast beschikt de burgemeester ook over een vorderingsrecht t.a.v. de federale politie en de krijgsmacht (zie artikel 43 WGP).

Op basis van deze gezagsrelatie ten opzichte van de lokale politie kan de burgemeester beslissen wanneer de lokale politie bestuurlijk moet optreden tijdens de politionele omkadering (= ordedienst) van een evenement met impact op de openbare orde. Dit betekent dat de burgemeester oordeelt over de opportuniteit van een mogelijke politionele tussenkomst. Als verantwoordelijke voor de openbare orde heeft de burgemeester de bevoegdheid om te beslissen dat de politie een einde moet maken aan een verboden samenscholing en om, indien nodig, relschoppers bestuurlijk te arresteren. De burgemeester overlegt hierover met de verantwoordelijke voor de leiding en de coördinatie van de ordedienst: de Gold Commander. Dit laat toe om de opportuniteit van een reactieve politionele tussenkomst te analyseren en te bepalen.

Echter, wanneer de openbare orde ernstig wordt verstoord (of dreigt te worden) of wanneer de fysieke integriteit van burgers en/of politiemensen in gevaar is, neemt de Gold Commander de nodige beslissingen om verdere schade of verstoring van de openbare orde te vermijden. De Gold Commander ontleent deze bevoegdheid aan artikel 22 WPA 17. De betrokken bestuurlijke overheid wordt hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte gebracht 18.

De keuze van de operationele en tactische uitvoering van de reactieve politieactie wordt door de Gold Commander gemaakt.

Eén van de grootste problemen in de voorbereiding van het politioneel beheer van een evenement, is de mogelijke afwezigheid van duidelijke richtlijnen en tolerantiegrenzen van de overheden. Dit belet de politie om te anticiperen door middel van op voorhand doordachte en uitgewerkte tactische scenario's.

Om te voorkomen dat het ontbreken van richtlijnen, of onvoldoende of onduidelijke richtlijnen, de risico's tijdens een evenement toenemen of dat de situatie uit de hand loopt, moeten de verantwoordelijke overheden duidelijke, schriftelijke instructies en tolerantiegrenzen vastleggen 19 en communiceren 20, zelfs wanneer de gebeurtenis enkel gedoogd wordt. Bij de voorbereiding van een evenement dat op het grondgebied van meerdere naburige gemeenten/politiezones plaatsvindt 21, moeten de verschillende betrokken overheden overleggen en samen beslissen over het beheer en de aanpak van het evenement.

De vastgelegde tolerantiegrenzen worden breed gecommuniceerd via de beschikbare kanalen, zowel naar de organisatoren als naar mogelijke deelnemers. Ze worden eveneens vastgelegd in het operatieorder en krijgen bijzondere aandacht tijdens de briefing.

Het feit dat er, op basis van een voorafgaand overleg, duidelijke tolerantiegrenzen worden bepaald en dat deze als basis dienen bij de voorbereiding van een evenement met impact op de openbare orde, heeft enkel voordelen. Op deze manier delen de bestuurlijke (en gerechtelijke) overheden en de politie immers hetzelfde referentiekader vóór, tijdens en na het evenement.

In bepaalde, uitzonderlijke omstandigheden kunnen de overheden de tolerantiegrenzen licht aanpassen. Dit moet echter een uitzondering blijven, want de beslissing om af te wijken van vooraf bepaalde en meegedeelde afspraken kan een nefaste impact hebben op de perceptie van de legitimiteit van de politieactie en ertoe leiden dat de operationele aanpak zoals besproken op de briefing achterhaald is. 2.1.2.2. De gemeenteraad De gemeenteraad is een beraadslagend orgaan met een politionele verordenende bevoegdheid (artikel 119 NGW) en kan politieverordeningen en reglementen van inwendige orde uitvaardigen, maar ze niet zelf uitvoeren.

Deze politieverordeningen hebben (in tegenstelling tot politiebesluiten van de burgemeester) een algemeen reglementair toepassingsgebied: ze gelden voor iedereen, op het hele grondgebied en voor onbepaalde duur.

Naast de verordenende bevoegdheid heeft de gemeenteraad ook een politiële sanctionerende bevoegdheid en kan de gemeenteraad politiestraffen of administratieve sancties bepalen voor het overtreden van zijn reglementen of verordeningen (artikel 119bis NGW).

In het geval van evenementen en bijeenkomsten, kan de algemene politieverordening van de stad of de gemeente belangrijke bepalingen bevatten over de verplichtingen en verantwoordelijkheden van een organisator. In het kader van evenementenbewaking (zie 2.4.3.1.) kan de gemeenteraad via een tijdelijke gemeentelijke verordening een perimeter instellen 22. 2.1.2.3. Het college van burgemeester en schepenen Het college levert vergunningen af onder de vorm van collegebesluiten voor het privatief gebruik van de publieke ruimte (markten, meetings, festiviteiten, ...), milieuvergunningen, ...

Daarnaast heeft het college ook, op basis van artikel 130bis NGW, de uitzonderlijke politionele verordenende bevoegdheid om tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer te nemen. Zo kan het college bij (de voorbereiding van) een evenement een tijdelijke verordening nemen om het verkeer in goede banen te leiden door bv. straten af te sluiten, evacuatiewegen te voorzien, ...

Slechts in één enkel geval heeft het college van burgemeester en schepenen een politionele uitvoerende bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie, namelijk voor de vertoningen 23 (op basis van artikel 130 NGW).

Zo kan het college in buitengewone omstandigheden, wanneer zich ernstige en concrete risico's voor de materiële openbare orde aandienen, een vertoning verbieden met als doel de openbare orde te handhaven.

Het college is enkel bevoegd voor openbare vertoningen in voor het publiek toegankelijke plaatsen. Vertoningen in open lucht worden namelijk gelijkgesteld met bijeenkomsten in open lucht, dus blijft de burgemeester hiervoor bevoegd. Private vertoningen zijn volledig vrij, in die zin dat het organiseren ervan niet aan preventieve beperkingen kan worden onderworpen.

Evenementen zoals bv. circussen, concerten, fuiven, ... vallen niet onder de definitie van een vertoning. De politie over dit soort evenementen valt onder de bevoegdheid van de burgemeester, tenzij ze privé zijn.

Voor de vertoningen in voor publiek toegankelijke plaatsen is geen enkele preventieve politiemaatregel (bv. het opleggen van een voorafgaande aanvraag tot toelating of censuur) mogelijk 24. Om de gemeente de mogelijkheid te geven de nodige maatregelen te treffen voor een rustig en veilig verloop van de vertoning, kan de gemeenteraad een meldingsplicht voor de organisator voorzien in de politieverordening.

Het college mag een vertoning niet verbieden op basis van een waardeoordeel over de filosofische, morele of esthetische aanvaardbaarheid ervan noch op basis van een bezorgdheid voor de goede zeden.

Een vertoning kan enkel worden verboden in buitengewone omstandigheden, wanneer de materiële openbare orde wordt verstoord of dreigt te worden verstoord. Er moeten concrete en objectieve risico's zijn voor de openbare orde en het moet de vertoning zélf zijn die de verstoring van de openbare rust veroorzaakt.

Voor het overige behoudt de burgemeester de klassieke bevoegdheden met betrekking tot de openbare orde en veiligheid op openbare plaatsen waar vertoningen worden georganiseerd en ziet de burgemeester toe op de naleving van (politie)wetten, de (politie)decreten, de (politie)ordonnanties, de (politie)verordeningen en de (politie)besluiten op basis van artikel 133 NGW. Zo kan de burgemeester gepaste maatregelen nemen wanneer bv. de wettelijke veiligheidsvoorwaarden niet worden gerespecteerd.

Wanneer de politiediensten tijdens een vertoning misdrijven (racisme, negationisme, ...) vaststellen, hebben ze de bevoegdheid om een proces-verbaal op te stellen dat ze overmaken aan de gerechtelijke overheden en om de nodige maatregelen te nemen om een einde te stellen aan de gepleegde misdrijven. 2.1.3. De hogere bestuurlijke overheden

Artikel 11 WPA regelt de gevallen waarin de gouverneur of de minister van Binnenlandse Zaken subsidiair de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen uitoefent. Het gaat om situaties waarin de gemeentelijke overheden - al dan niet vrijwillig - hun verantwoordelijkheden niet nakomen, wanneer de verstoring van de openbare orde zich niet tot één gemeente beperkt of, hoewel de gebeurtenis of situatie zich in één gemeente afspeelt, het algemeen belang de tussenkomst van een hogere administratieve autoriteit vereist. 2.1.3.1. De provinciegouverneur en de arrondissementscommissaris De artikelen 128 25 en 129 26 van de Provinciewet handelen over de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de gouverneur inzake openbare orde. Overeenkomstig artikel 139 van dezelfde wet heeft de arrondissementscommissaris dezelfde verantwoordelijkheden en bevoegdheden als de provinciegouverneur 27; bijgevolg zijn de bepalingen van artikelen 128 en 129 ook van toepassing op de arrondissementscommissaris.

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden deze bevoegdheden waargenomen door de minister-president (bevoegd en verantwoordelijk voor het verzekeren van de openbare orde) en door de hoge ambtenaar (bevoegd en verantwoordelijk voor de civiele veiligheid).

De provinciegouverneur heeft zowel een politiële uitvoerende als een politiële verordenende bevoegdheid. Artikel 128 van de Provinciewet gelast de provinciegouverneur met de handhaving van de openbare orde in de provincie. De provinciegouverneur moet ook toezien op een goede samenwerking tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie en kan door de bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten in verband met veiligheid en politie.

De provinciegouverneur heeft ook een vorderende bevoegdheid en kan beroep doen op de federale politie (via de bestuurlijke directeur-coördinator) om de openbare orde in de provincie te handhaven. De provinciegouverneur kan ook de strijdkrachten (Defensie) vorderen in geval van tumultueuze samenscholingen, oproer of gewelddadig verzet tegen de uitvoering van wetten of wettelijke verordeningen. 2.1.3.2. De minister van Binnenlandse Zaken De minister van Binnenlandse Zaken is een uitvoerende politieoverheid en handelt rechtstreeks in naam en voor rekening van de Belgische Staat. De minister van Binnenlandse Zaken heeft algemene en bijzondere bestuurlijke politiebevoegdheden en is verantwoordelijk voor een aantal algemene directies zoals het Nationaal Crisiscentrum, de algemene directie Veiligheid en Preventie (o.a. Voetbalcel, Private Veiligheid...), de algemene directie Civiele Veiligheid, de Dienst Vreemdelingenzaken... 2.1.3.2.1. Het gezag over de federale politie Voor de uitvoering van haar taken van bestuurlijke politie staat de federale politie onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken, die hiervoor de nodige bevelen, onderrichtingen en richtlijnen kan geven 28.

De minister van Binnenlandse Zaken beschikt ook over een vorderingsrecht 29: in geval van o.a. rampen, rellen, ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde en wanneer de middelen van een politiezone ontoereikend zijn, kan de minister van Binnenlandse Zaken de lokale politie van een andere politiezone opvorderen om de openbare orde te handhaven en, indien nodig, te herstellen. De opgevorderde lokale politie valt dan onder het gezag van de burgemeester van de gemeente waar ze versterking biedt. 2.1.3.2.2. Het Nationaal Crisiscentrum (NCCN) Inzake openbare orde is het NCCN belast met de bijzondere bescherming van personen en goederen, de coördinatie en de opvolging van de veiligheid bij grootschalige gebeurtenissen waarvoor een gezamenlijke voorbereiding en coördinatie tussen verschillende diensten nodig is, en de nationale coördinatie op het vlak van openbare orde. Het NCCN geeft bijstand aan de federale regering en aan de minister van Binnenlandse Zaken bij het interdepartementale beheer van crisissen en gebeurtenissen van grote omvang. 2.1.3.3. De gemeenschappen en de gewesten Met uitzondering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 30 (zie supra), hebben de organen van de gemeenschappen en de gewesten geen bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie; zij zijn enkel bevoegd voor een aantal materies van bijzondere bestuurlijke politie, waarvoor ze politiemaatregelen kunnen treffen 31 en, indien nodig, de openbare macht kunnen vorderen. 2.1.4. De soorten politiemaatregelen In het kader van een evenement dat de openbare orde aanbelangt kunnen de bestuurlijke overheden, binnen hun wettelijke bevoegdheden, verschillende vormen van maatregelen nemen. 2.1.4.1. De voorbereidende maatregelen In het kader van de voorbereiding van een evenement kan de bestuurlijke overheid onder meer volgende voorbereidende maatregelen nemen: zich laten informeren en adviseren door de politiediensten en/of andere partners, afstemmen met het vervolgingsbeleid van de gerechtelijke overheden, een dialoog en overleg met de organisatoren op gang brengen (of de nodige stappen ondernemen om dat te doen), enz. 2.1.4.2. De preventieve maatregelen Er is een verschil tussen het voorafgaand verlof, de preventieve maatregelen die door een wet zijn voorzien (`pseudo' preventieve maatregelen) en de bestuurlijke maatregelen met een preventieve finaliteit. 2.1.4.2.1. Het voorafgaand verlof als enige grondwettelijk toegelaten preventieve maatregel Preventieve maatregelen beperken de vrijheid nog vóór die uitgeoefend kan worden. Een gemeente kan via een bepaling in het gemeentereglement verplichten dat een organisator van een evenement in open lucht vooraf een toelating aanvraagt en verkrijgt van de burgemeester. Alle andere preventieve maatregelen zijn uitdrukkelijk door de Grondwet verboden.

Zoals hierboven reeds vermeld, kan de algemene politieverordening van de stad of de gemeente ook voorzien dat de organisator van een openbare vergadering in een voor publiek toegankelijke plaats een voorafgaandelijke melding doet. Zowel het aanvragen van een toelating voor een evenement in open lucht als de voorafgaandelijke melding voor een openbare vergadering in een voor publiek toegankelijke plaats hebben als doel om de overheid en de politie in staat te stellen de risico's in de marge van het evenement in te schatten en de gepaste maatregelen te nemen voor de openbare orde te kunnen handhaven. 2.1.4.2.2. De bij wet voorziene preventieve maatregelen `Pseudo' preventieve maatregelen zijn bijvoorbeeld het verbod op samenscholingen in open lucht en individuele demonstraties binnen de perimeters die zijn vastgelegd in de wet van 6 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/07/2017 pub. 30/08/2017 numac 2017020543 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde souvereine machten type wet prom. 06/07/2017 pub. 21/03/2018 numac 2018011332 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde souvereine machten. - Duitse vertaling type wet prom. 06/07/2017 pub. 24/07/2017 numac 2017030652 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijke recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 06/07/2017 pub. 28/02/2018 numac 2018010940 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 06/07/2017 pub. 12/04/2019 numac 2019011517 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 06/07/2017 pub. 01/10/2019 numac 2019014481 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten 32 (de wet betreffende de `neutrale zones'), de wet van 12 juli 1956 tot vaststelling van het statuut der autosnelwegen, artikel 22,2° WPA, de wet van 29 juli 1934Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/07/1934 pub. 30/05/2012 numac 2012000323 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet waarbij de private milities verboden worden Officieuze coördinatie in het Duits sluiten die private milities verbiedt, enz. 2.1.4.2.3. De bestuurlijke maatregelen met een preventieve finaliteit Een derde type van maatregelen betreft de bestuurlijke maatregelen met een preventieve finaliteit die de betrokken overheden kunnen nemen op grond van de WPA en de artikelen 133 en 135 NGW, zoals bijvoorbeeld de systematische identiteitscontroles 33 of veiligheidsfouilleringen 34 van deelnemers aan openbare bijeenkomsten die een reële dreiging vormen voor de openbare orde of van personen die toegang hebben tot plaatsen waar de openbare orde wordt bedreigd, het in plaats stellen van perimeters, het geven van richtlijnen aan de politie, het uitvaardigen van een samenscholingsverbod op basis van een politiebesluit, enz. 2.1.4.3. De regelende maatregelen Het doel van regelende maatregelen is het ordelijk verloop van de uitoefening van rechten en vrijheden. Ze kunnen dus niet worden gezien als een aantasting van de grondwettelijke vrijheden. De regelende maatregelen hebben enkel betrekking op hoe deze rechten worden uitgeoefend, en dit met het oog op een veilig en vreedzaam verloop, met zo weinig mogelijk overlast en nadelige impact op de openbare orde.

Voorbeelden zijn o.a. een verplicht te volgen route, het in plaats stellen van een interne ordedienst (door de organisator) bij een betoging, een verbod op het gebruik van glazen flessen of glazen binnen een bepaalde perimeter, de verplichting om te voorzien in een veiligheidsplan en een afvalplan, de nodige maatregelen voorzien tegen geluidsoverlast, enz.

De regelende maatregelen kunnen zowel voor openbare vergaderingen in voor publiek toegankelijke plaatsen als voor bijeenkomsten in open lucht worden opgelegd 35. Het niet naleven ervan of het niet voldoen aan de voorwaarden, kan tot een verbod van de vergadering leiden 36.

De Raad van State is van oordeel dat regelende maatregelen, om rechtsgeldig te zijn, moeten voldoen aan het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van behoorlijk bestuur 37. 2.1.4.4. De repressieve maatregelen Repressieve (vrijheidsbeperkende of sanctionerende) maatregelen worden toegepast nadat de vrijheid uitgeoefend werd én indien van deze vrijheid misbruik werd gemaakt.

Deze repressieve maatregelen kunnen een impact hebben op het grondrecht, bijvoorbeeld als de burgemeester de politie in geval van ernstige verstoring van de openbare orde een einde laat stellen aan een vergadering of een samenscholing. Bepaalde repressieve maatregelen hebben een louter sanctionerend karakter, bijvoorbeeld bij het opleggen van GAS-boetes voor overlastvormen of in het geval van gevangenisstraffen en geldboetes die uitgesproken worden voor overtreding van het samenscholingsverbod in de neutrale zones. 2.1.4.5. Wat met niet-aangevraagde, maar wel vreedzame manifestaties Hoewel de bestuurlijke overheden de bevoegdheid hebben om via een gemeentelijke politieverordening te voorzien in de verplichting om een evenement in de openbare ruimte voorafgaandelijk aan te vragen (zie supra), wordt er van de politie en de overheden een zekere soepelheid verwacht ten aanzien van niet-aangevraagde maar vreedzame manifestaties.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is immers van mening dat de bescherming van de vrijheid van vergadering niet kan worden beperkt louter omdat de administratieve voorwaarden (het aanvragen van een toelating) niet vervuld zijn, zeker wanneer deze vergadering vreedzaam en ongewapend verloopt. Het EHRM oordeelt dat een onwettige situatie zoals het organiseren van een demonstratie zonder voorafgaande toestemming niet noodzakelijkerwijs een inmenging in de uitoefening van iemands recht op vrijheid van vergadering rechtvaardigt. Hoewel regels voor openbare bijeenkomsten, zoals een systeem van voorafgaande kennisgeving, essentieel zijn voor het goede verloop van openbare demonstraties, omdat zij de autoriteiten in staat stellen de verkeershinder tot een minimum te beperken en andere veiligheidsmaatregelen te nemen, mag de uitvoering ervan geen doel op zich worden. 38 Het spreekt voor zich dat de overheid ook hier een aantal voorwaarden of tolerantiegrenzen kan opleggen en dat deze strenger kunnen zijn dan wanneer het om een aangevraagde en toegelaten manifestatie gaat, waarvoor wél op voorhand afspraken konden worden gemaakt. Zo kan de burgemeester bijvoorbeeld eisen dat een niet-aangevraagd evenement statisch plaatsvindt.

Het democratisch evenwicht indachtig en rekening houdend met de omvang van de verstoring van de openbare orde, kan worden beslist om repressief tussen te komen wanneer de actievoerders bijvoorbeeld voldoende mogelijkheden hebben gekregen om hun mening kenbaar te maken en ze, ondanks bepaalde afspraken en/of na herhaalde waarschuwingen, niet ingaan op de vraag van de politie om een eind te maken aan de verstoring van de openbare orde. 2.1.4.6. Een evenement verbieden Wanneer de organisator de opgelegde voorwaarden niet naleeft, er sprake is van een reële dreiging op de - materiële - openbare orde, als de openbare orde daadwerkelijk wordt verstoord of de politie in de onmogelijkheid is om de orde te handhaven, kan de burgemeester een evenement verbieden.

Een verbod moet echter altijd een ultieme maatregel zijn, die pas gerechtvaardigd kan zijn als dit het enige en beste middel is om de orde te handhaven of te herstellen, gelet op de subsidiariteitsvereiste, de proportionaliteitsvereiste en het opportuniteitsbeginsel. "Het feit waarbij mogelijk de nodige ordemachten moeten worden voorzien om het hoofd te kunnen bieden aan elke eventualiteit, wordt beschouwd als een noodzakelijk en evident gevolg van bepaalde omstandigheden inherent aan het sociaal leven. Dit is als grondslag onvoldoende om een bestreden verbod op het uitoefenen van een openbaar recht te rechtvaardigen" 39. Dezelfde redenering geldt voor het omgaan met tegenmanifestaties: de aankondiging of de aanwezigheid van een tegenmanifestatie (met andere belangen of meningen) is onvoldoende om de (tegen)manifestatie preventief te verbieden, zeker als de verwachte verstoring van de openbare orde het niveau van de gewone polemiek tussen voor- en tegenstanders niet overstijgt en de risico's met gepaste maatregelen kunnen worden beheerd. De overheid is dus verplicht om maatregelen te nemen en voldoende politiecapaciteit in te zetten om het veilige en rustige verloop van beide manifestaties mogelijk te maken en confrontatie en schade te vermijden.

Een samenscholingsverbod beperkt de mogelijkheden van het genegotieerd beheer en de controle op bijeenkomsten. Daarnaast heeft de politie minder mogelijkheden in de keuze van haar optreden en zal ze sneller reactief moeten tussenkomen om bij niet-naleving een strikte toepassing van het verbod af te dwingen. De impact op de openbare orde en op de de-escalatie van conflicten moet dus voordien grondig en permanent worden onderzocht en afgetoetst. Een samenscholingsverbod is een schending van de rechten en vrijheden en moet daarom bijzonder goed worden gemotiveerd. 2.2. De politiediensten De politiediensten werken volgens de algemene principes van gemeenschapsgerichte en informatiegestuurde politiezorg en optimale bedrijfsvoering. Die principes dragen bij tot een steeds betere, excellente politiezorg.

De filosofie voor het politioneel beheer van gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen wordt uiteengezet in de rondzendbrief CP 4bis van 30/01/2025 betreffende het genegotieerd beheer van de openbare ruimte voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

De acties die de politiediensten in dit kader uitvoeren, moeten in de mate van het mogelijke voorbereid zijn met als doel escalatie, schade en maatschappelijke overlast zoveel als mogelijk te vermijden.

Artikel 1 van de WPA bepaalt dat de politiediensten moeten waken over de naleving van en bijdragen tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden en tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij. Dit betekent echter niet dat de politie zelf kan bepalen hoe deze democratische ontwikkeling zou moeten verlopen; de politie moet door het nemen van de juiste maatregelen ervoor zorgen dat deze evolutie vreedzaam verloopt. 2.2.1. De wettelijke opdrachten, de gezagsafhankelijkheid en de leiding over de politieopdrachten De opdrachten en bevoegdheden van bestuurlijke politie worden gedefinieerd in de WPA. Met toepassing van de artikelen 1 en 5 van de WPA vervullen de politiediensten hun opdrachten van bestuurlijke politie onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de bestuurlijke politieoverheden, ook als ze op eigen initiatief optreden (art. 6 WPA). Conform artikel 5/6 van de WPA moeten de politiediensten zich voor het uitvoeren van hun opdrachten schikken naar de bevelen, onderrichtingen, vorderingen en richtlijnen van de bevoegde overheden.

Artikel 7 WPA bepaalt dat een politieambtenaar een opdracht uitvoert onder leiding van de meerdere van de politiedienst waartoe de politieambtenaar behoort, behalve wanneer een politieambtenaar van een ander politiekorps met de leiding van deze opdracht wordt belast. Dit artikel bepaalt eveneens dat deze leiding kan worden waargenomen door ofwel een korpschef ofwel een bestuurlijke directeur-coördinator (DirCo) (of hun vervangers). Verder beschrijft de WPA in de artikelen 7 tot 7/3 in welke gevallen de operationele leiding en coördinatie (= de functie van Gold Commander) van de opdrachten van politie aan een korpschef van de lokale politie worden toegewezen en in welke gevallen aan een DirCo (zie 3.2.2.). 2.2.2. De lokale politie De lokale politie verleent de basispolitiezorg, met inbegrip van openbare orde. Overeenkomstig artikel 42 van de WGP staat de lokale politie voor het uitoefenen van haar opdrachten van bestuurlijke politie onder het gezag van de burgemeester.

De WGP regelt ook de functionele band tussen het lokale en het federale niveau (art. 3, al. 2). De lokale politie verzekert op het lokale niveau alle opdrachten van bestuurlijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale gebeurtenissen die zich voordoen op het grondgebied van de politiezone. 2.2.3. De federale politie De federale politie voert gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie uit (art. 3, al. 3 WGP). Ze is ook - via de principes van specialiteit en subsidiariteit - belast met ondersteunende opdrachten voor de lokale politie. Overeenkomstig artikel 97 WGP staat de federale politie voor de uitvoering van haar opdrachten van bestuurlijke politie onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken.

De algemene directie bestuurlijke politie (DGA) staat onder meer in voor de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie en voor de ondersteuning van de politieopdrachten (art. 101 WGP). De gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie zijn de politie van de verbindingswegen 40, de beveiligingsopdrachten evenals de opdrachten met een internationaal karakter 41. De ondersteunende opdrachten zijn niet bij wet bepaald, maar kunnen - voor wat bestuurlijke politie betreft - gelinkt zijn aan de inzameling, de exploitatie en het delen van informatie, de ontwikkeling van interventiemethoden en -technieken, de ontwikkeling van informaticasystemen en digitale tools, enz. ten behoeve van de GPI. 2.2.4. De onderlinge afstemming tussen bestuurlijke en gerechtelijke politie Zowel de bestuurlijke politie (Art. 14 WPA) als de gerechtelijke politie (Art. 15 WPA) dragen bij tot de handhaving van de openbare orde. Zelfs als ze in de praktijk soms door elkaar lopen, is het van belang ze van elkaar te onderscheiden omdat de opdrachten, de bevoegdheden en de verantwoordelijke overheden verschillen. Het criterium dat de bestuurlijke politie onderscheidt van de gerechtelijke politie is de concrete finaliteit van het optreden. In de meeste gevallen, en zeer zeker bij een noodsituatie of wanneer er sprake is van samenloop van zware ordeverstoring en ernstige strafbare feiten, wordt prioriteit gegeven aan de bestuurlijke politie, aan de hulpverlening, aan de bescherming van personen en aan de handhaving en het herstel van de openbare orde. Het optreden van de gerechtelijke politie zal immers maar mogelijk zijn nadat de situatie terug veilig is of wanneer de orde voldoende is hersteld. Het optreden van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie moet voorafgaandelijk op elkaar worden afgestemd. 2.2.5. De solidariteitsmechanismes (MFO-2 42) Een politiezone die op haar grondgebied wordt geconfronteerd met een gebeurtenis die de inzet van veel politiecapaciteit vergt, moet in eerste instantie voldoende inspanningen leveren en eigen personeel inzetten. Pas daarna kan de politiezone beroep doen op versterking.

In het kader van grootschalige evenementen van openbare orde levert de lokale politie ondersteuning aan andere lokale politiezones op basis van een mechanisme van verplichte nationale solidariteit: gehypothekeerde capaciteit (HyCap). Naast deze verplichte mechanismen bestaan er ook akkoorden voor vrijwillige laterale steun tussen de politiezones.

De versterking van de federale politie aan de lokale politie op het vlak van openbare orde wordt voornamelijk geleverd door het interventiekorps (CIK) en de gespecialiseerde middelen (DGA).

Daarnaast voorziet artikel 43 WPA ook een wederzijdse bijstandsplicht tussen politiediensten, meer bepaald in het kader van de rampen- en interventieplannen die een consequente inzet van de onmiddellijk beschikbare middelen vergen. 2.3. De gerechtelijke overheden Het genegotieerd beheer is méér dan dialoog, onderhandeling, preventie en handhaving. Het is een globaal, overkoepelend concept dat ook voorziet in repressieve maatregelen, waaronder de gerechtelijke vervolging.

Wanneer strafbare feiten worden gepleegd tijdens bijeenkomsten, moet het doel zijn om het aantal gerechtelijke vrijheidsbenemingen en veroordelingen te maximaliseren.

De gerechtelijke overheden spelen hierbij een belangrijke rol door hun aanpak en optreden op voorhand af te stemmen op die van de bestuurlijke overheden, en dit op basis van duidelijke afspraken en coördinatie.

Een pertinente en proportionele juridische en maatschappelijke aanpak zal het gevoel van straffeloosheid voor plegers van geweldsfeiten verminderen. 2.4. De organisator 2.4.1. De fundamentele rol van de organisator De organisator is een essentiële partner wiens houding een aanzienlijke invloed heeft op het vreedzame verloop en het welslagen van het evenement.

De eerste verantwoordelijkheid van de organisator is de loyale deelname aan de verschillende vergaderingen ter voorbereiding van het evenement. Zodra een akkoord is bereikt en de eventuele grenzen voor een toelating zijn verduidelijkt, wordt van de organisator verwacht dat dit akkoord wordt gerespecteerd en alle nodige maatregelen worden genomen om de voorwaarden ervan te respecteren. Tijdens de duur van het evenement is het van cruciaal belang dat de organisator in contact blijft met de politiediensten om hen loyaal alle informatie mee te delen die relevant is voor het vreedzame verloop van de actie.

Tijdens het overlegproces moeten alle mogelijke afspraken met de organisator over het evenement worden vastgelegd. Dit zal ervoor zorgen dat de actie de symbolische doelstellingen bereikt die de organisatie nastreeft. Bijkomend moet de actie kunnen plaatsvinden in een vreedzame omgeving en context, alsook in de best mogelijke omstandigheden, voor de deelnemers én voor de diensten die het in goede banen leiden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bepaling van het tijdstip en de locatie van de actie. Het tijdstip moet de organisator in staat stellen de deelname aan het evenement mogelijk te maken voor het doelpubliek, of het te laten samenvallen met een symbolisch moment dat de organisatie ervan rechtvaardigt. Er moet bovendien ook rekening worden gehouden met de verschillende dwingende eisen waaraan de politiediensten kunnen worden onderworpen, zoals periodes van grote drukte die de actie kunnen hinderen, gelijktijdige of nabije evenementen die ze inopportuun maken, enz. Hetzelfde geldt voor de route die door of aan de organisator wordt voorgesteld: deze moet rekening houden met de wens van de organisator maar moet ook mogelijk en aanvaardbaar zijn, rekening houdende met de mogelijkheid om zich met verschillende vervoermiddelen ter plaatse te begeven, de wettelijke bepalingen die manifestaties op bepaalde plaatsen verbieden, de materiële mogelijkheid om een stoet door een smalle straat of een straat met werkzaamheden te laten gaan, enz.

De organisator moet in het bijzonder attent worden gemaakt op bepaalde wettelijke vereisten waarvan de politiediensten niet (of weinig) kunnen afwijken. Voorbeelden zijn de wet tot instelling van de 'Neutrale Zones' waarin het verboden is te betogen, en wetgeving die al dan niet tijdgebonden is 43.

Tot slot moet worden getracht de effecten van het evenement op het dagelijkse leven van de personen die gevolgen ondervinden van de actie maar er niet bij betrokken zijn maximaal te beperken, om een evenwicht te respecteren in eenieders fundamentele rechten. 2.4.2. De interne ordedienst Het gebruik van een interne ordedienst wordt ook aangemoedigd. De leden van deze interne ordedienst zijn door de organisator aangestelde vrijwilligers die die ondersteuning bieden bij de voorbereiding en de organisatie van de actie. De leden van de interne ordedienst moeten herkenbaar zijn voor de deelnemers en de politie, en nauw samenwerken met de politie, in het bijzonder via een permanent contact met de aangewezen contactpersoon van de politie. Deze interne ordedienst informeert en kanaliseert de deelnemers door hen aan te sporen op de afgesproken route te blijven en de verschillende afspraken na te leven. In geval van een politiecontrolepost op de route kan de ordedienst worden verzocht zich voor de controlepost op te stellen om de deelnemers te ontraden de confrontatie met de politie aan te gaan.

In elk geval zal het nodige worden gedaan om ervoor te zorgen dat de interne ordedienst niet in gevaar wordt gebracht en zich indien nodig veilig kan terugtrekken als er incidenten uitbreken. Deze interne ordedienst mag niet worden verward met een versterking afkomstig van de private veiligheid (zie 2.4.3.). Deze materie is immers geregeld door de wet van 02-10-2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, en dergelijk dispositief kan niet worden ingezet in het kader van een revendicatief evenement waarvoor alleen de politiediensten bevoegd blijven.

De voornoemde voorbeelden van wat mag worden verwacht van de organisator zijn niet exhaustief. Er bestaan immers vele mogelijkheden, afhankelijk van de voorliggende omstandigheden. Het belangrijkste is om te investeren in overleg tussen alle betrokken partijen en al het mogelijke te doen om tot een akkoord te komen dat aanvaardbaar is voor alle deelnemers en tegelijk voldoet aan de vooropgestelde veiligheidsvereisten. Rekening houdend met de beginselen van gelijkheid en evenredigheid kan de overheid, in functie van de risico's, minimale quota vastleggen. In voorkomend geval kan de bestuurlijke overheid de toelating laten afhangen van de naleving van bepaalde principes zoals de inrichting van een effectieve interne ordedienst of het respecteren van de reisweg of van de voorgestelde timing. Evenzo kan de bestuurlijke overheid beslissen om het evenement vroegtijdig te beëindigen als de maatregelen waaraan het verlenen van de toelating is gekoppeld de facto niet worden nageleefd.

Erkende bewakingsagenten kunnen nooit deel uitmaken van een interne ordedienst. De leden van een interne ordedienst hebben geen enkele bevoegdheid met betrekking tot persoonscontrole of controle van kledij en bagage. Bewakingsagenten kunnen enkel de deelnemers informeren, sensibiliseren, begeleiden en kanaliseren met het oog op een positieve gedragsbeïnvloeding zonder gebruik van dwang. 2.4.3. De inzet van bijzondere en private veiligheid Zoals hierboven vermeld moet de organisator van een evenement veiligheidsmaatregelen nemen en zelfregulerende dispositieven voorzien, zoals bv. een inwendige ordedienst.

De verantwoordelijkheden van de organisator verschillen echter naargelang de plaats waar het evenement doorgaat. In een besloten of overdekte voor het publiek toegankelijke plaats, is de organisator de eerstelijnsverantwoordelijke voor wat de veiligheid betreft, behalve wanneer de materiële openbare orde wordt bedreigd. Op de openbare weg daarentegen blijft de persoonscontrole een exclusieve bevoegdheid van de politiediensten.

Bij gezamenlijk optreden van private bewakingsondernemingen en politiediensten is het belangrijk dat er tijdens de coördinatievergadering(en) duidelijke afspraken worden gemaakt over de onderlinge taakverdeling en de verantwoordelijkheden. Hiervoor moeten de nodige contacten worden gelegd. De onderlinge coördinatie en samenwerking van de politiediensten met de bewakingsagenten en vrijwilligers is de verantwoordelijkheid van de organisator. 2.4.3.1. De begrippen evenement en evenementenbewaking De wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 31/10/2017 numac 2017031388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid type wet prom. 02/10/2017 pub. 18/12/2017 numac 2017031910 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid definieert "evenementen" als volgt: culturele, maatschappelijke, festieve, folkloristische, commerciële of sportieve gebeurtenissen met een tijdelijk karakter en waarbij publiek aanwezig is, ook festivals, maar niet de occasionele dansgelegenheden.

Op basis van de wet op de private veiligheid kan de organisator van een evenement zoals hierboven beschreven, een aantal bewakingsactiviteiten aan bewakingsondernemingen toevertrouwen. De algemene naam hiervoor is "evenementenbewaking" (artikel 3,7° ) waaronder elke vorm van statische bewaking van goederen en van toezicht op en controle van het publiek met het oog op het verzekeren van het veilig en vlot verloop van evenementen verstaan wordt.

Voorbeelden hiervan zijn onder andere: toegangscontrole bij een evenement, controle op afgesloten plaatsen, aan nooduitgangen, frontstage, bewaking van de parking, toegangscontrole van de camping... De ministeriële omzendbrief SPV07 van 29 maart 2018 in verband met de private bewaking bij evenementen en festivals geeft meer uitleg over de uitoefening van de bewakingsactiviteiten tijdens dit soort evenementen. 2.4.3.2. Drie mogelijkheden voor evenementenbewaking Deze bewaking kan op volgende 3 manieren georganiseerd worden: - door een externe professionele bewakingsonderneming; - door interne, vergunde bewakingsdiensten: er kan een vergunning worden aangevraagd voor het organiseren van een eigen interne bewakingsdienst. In dit geval worden de activiteiten enkel ten eigen behoeve uitgeoefend; - door interne niet-vergunde bewakingsdiensten (dit wordt ook het uitzonderingsregime genoemd). 2.4.3.3. Interne, niet-vergunde bewakingsdiensten ("het uitzonderingsregime") Een eigen interne bewakingsdienst organiseren is in principe verbonden aan een vergunning, die gelinkt is aan een aantal in de wet op de private en bijzondere veiligheid opgesomde voorwaarden. Dit is voor verenigingen niet altijd haalbaar. De wetgever heeft daarom ruimte gelaten voor een soepelere organisatie van toezicht en controle bij niet-commerciële evenementen die in het verenigingsleven worden georganiseerd zoals bv. een fuif van een jeugdvereniging. De betrokken verenigingen zijn niet aan een vergunningsplicht onderworpen en moeten niet voldoen aan de voor bewakingsondernemingen en -diensten geldende voorwaarden, op voorwaarde dat ze een aantal specifieke regels respecteren.

Het uitzonderingsregime is enkel van toepassing op verenigingen zonder winstoogmerk die een ander doel nastreven dan de organisatie of het faciliteren van evenementen. De burgemeester beslist of een vereniging al dan niet vrijwilligers mag inzetten. De burgemeester kan dit weigeren wanneer bv. uit een risicoanalyse blijkt dat de inzet van vrijwilligers voor de bewakingstaken niet aangewezen is.

Om misbruik te voorkomen gelden nog een aantal bijkomende voorwaarden: - verenigingen mogen alleen effectieve leden of personen met een effectieve of aanwijsbare band met de vereniging inzetten voor de bewakingsactiviteiten; - er is geen enkele vorm van betaling, fooi of beloning toegestaan voor het uitoefenen van de bewakingstaken; - de bewakingsactiviteit mag enkel sporadisch (maximum 4 keer per jaar) uitgevoerd worden en - elke persoon die wordt ingezet voor bewaking moet hiervoor een goedkeuring krijgen van de burgemeester (op advies van de korpschef van lokale politie).

De ingezette personen moeten niet voldoen aan de voorwaarden voor bewakingsagenten inzake opleiding en psychotechnische proeven noch moeten ze een identificatiekaart voor bewakingsagenten bij zich dragen.

De inzet van professionele bewakingsagenten en personen d.m.v. het uitzonderingsregime voor verenigingen kan worden gecombineerd.

De bewakingsactiviteiten die onder het uitzonderingsregime mogen worden uitgevoerd zijn strikt beperkt tot evenementenbewaking: bewaking van goederen (statische bewaking van roerende en onroerende goederen) en persoonscontrole (controle en toezicht op het publiek met het oog op het verzekeren van het veilig en vlot verloop van het evenement).

Vrijwilligers die geen deel uitmaken van de organisatie (dus geen lid van of geen aantoonbare band met de organiserende vereniging), mogen geen bewakingsactiviteiten uitoefenen, maar kunnen wel worden ingezet voor niet beveiliging gerelateerde taken (zoals bv. ticketcontrole, plaatsen aanwijzen op parkings, ...) en vallen niet onder het toepassingsgebied van de wet private veiligheid. 2.4.3.4. Aanvullende opmerkingen De wet op de private veiligheid bepaalt uitdrukkelijk (artikel 50 § 1) dat bewakingsondernemingen niet mogen tussenkomen in een politiek conflict 44 of een arbeidsconflict 45. In dergelijke omstandigheden kunnen ze bewakingsactiviteiten uitoefenen op voorwaarde dat er geen contact is tussen de bewakingsagenten en personen die politieke of vakbondsactiviteiten uitoefenen.

Bewakingsagenten kunnen de activiteiten m.b.t. de evenementenbewaking op de openbare weg uitoefenen, maar ze kunnen geen enkele vorm van dwang of geweld uitoefenen buiten de gevallen waarin de wet voorziet.

Bewakingsagenten kunnen in het kader van de bewaking van evenementen personen controleren aan de ingang van de plaats die zij bewaken (artikel 3,7° ), op voorwaarde dat deze controles uitsluitend worden uitgevoerd om na te gaan of ze wapens of gevaarlijke voorwerpen bij zich hebben die het goede verloop van het evenement kunnen verstoren of de veiligheid van de aanwezigen in het gedrang kunnen brengen.

Daartoe mogen de bewakingsagenten de inhoud van de bagage visueel controleren en nagaan of de persoon in kwestie dergelijke voorwerpen bij zich heeft. Deze controle mag niet verder gaan dan een oppervlakkige betasting van de kledij (geen fouillering onder de kleding) en moet worden uitgevoerd door bewakingsagenten van hetzelfde geslacht als de gecontroleerde persoon, en alleen als de betrokken personen zich hier vrijwillig aan onderwerpen. Indien iemand dit weigert kan de toegang tot het evenement worden geweigerd.

De wet op de private veiligheid voorziet geen minimumaantal bewakingsagenten voor de organisatie van een evenement of festival.

Dit aantal hangt immers af van verschillende factoren. De organisator voert eerst een veiligheidsanalyse uit, maar de nodige capaciteit wordt uiteindelijk bepaald in overleg met de lokale overheid. 2.4.4. De specifieke regimes: stewards en seingevers Naast de mogelijkheden in de wet op de private veiligheid en de interne ordedienst bestaan er nog een aantal specifieke regimes.

De wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 03/02/1999 numac 1999000028 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden type wet prom. 21/12/1998 pub. 04/04/2019 numac 2019011353 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden, laatst gewijzigd bij wet van 3 juni 2018. - Duitse vertaling sluiten betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (Voetbalwet) voorziet, onder bepaalde voorwaarden, de inzet van voetbalstewards.

Ook de organisatoren van wieler- en veldwedstrijden 46 en rally's 47 hebben specifieke verantwoordelijkheden voor de inzet van seingevers en stewards.

Tenslotte kunnen ook gemeenschapswachten, tijdens evenementen die door de gemeente worden georganiseerd (braderieën, markten, ...), toezicht op personen uitoefenen 48.

Sommige organisaties of bedrijven die zogenaamde stewards in dienst hebben, bieden hun diensten aan organisatoren van evenementen aan. In deze gevallen voeren ze bijna altijd, onder een andere naam, veiligheidstaken uit die vallen onder de wet op de private veiligheid.

Behalve hetgeen in de Voetbalwet voorzien is, heeft het begrip `steward' echter geen wettelijke betekenis. Men moet dus alert zijn voor mogelijke inbreuken op de wet private veiligheid. 2.5. Overige partners In het algemeen is de ontwikkeling van partnerschappen een cruciale succesfactor voor een genegotieerde aanpak van een evenement. Het principe dat veiligheid een zaak is van de politie alleen, is al lang achterhaald. Ons land streeft naar een gezamenlijke veiligheidsaanpak, waarbij elke betrokken of getroffen persoon of organisatie een essentiële rol heeft.

Voor elk evenement kan een groot aantal aan partners worden samengeroepen voor de voorbereidende vergaderingen. De bestuurlijke overheid bepaalt wie moet worden uitgenodigd, eventueel op advies van de politiediensten of elke andere relevante bevoorrechte partner. Er kan daarbij geen limitatieve lijst worden opgesteld, gelet op de sterke lokale verankering van de organisatie van evenementen en op de noodzaak om alle relevante lokale partners in overweging te nemen. Er bestaan echter bepaalde bevoorrechte partners, met name in het kader van de bezetting van de openbare ruimte zoals de openbare vervoersmaatschappijen of de andere disciplines van de noodplanning, enz. 3. Overleg en politioneel beheer Het genegotieerd beheer van de openbare ruimte veronderstelt in de eerste plaats het gezamenlijk zoeken naar een evenwicht tussen de verschillende eisen, verwachtingen en belangen van alle groepen en partijen die aan een evenement deelnemen of ermee worden geconfronteerd.In de tweede plaats impliceert de toepassing van dit overlegmodel dat alle betrokken actoren worden geresponsabiliseerd en actief en gecoördineerd bijdragen tot het realiseren van de voorwaarden voor een vlot en veilig verloop van het evenement, onder regie van de bevoegde bestuurlijke overheden. De betrokken actoren zullen hierbij de principes van de multidisciplinaire aanpak inzake noodplanning en crisisbeheer in acht nemen. De dialoog en het overleg tussen de verschillende actoren start daarom in een zo vroeg mogelijk stadium en eindigt wanneer alle lessen zijn getrokken. Deze aanpak, gebaseerd op dialoog, moet bijdragen tot het verhogen van het wederzijds vertrouwen, een mogelijke frustratiedrempel laag houden en de (gepercipieerde) legitimiteit van de genomen maatregel en het geïntegreerd en multidisciplinair beheer van een gebeurtenis positief beïnvloeden.

Het feit dat er geen organisator is geïdentificeerd of dat het onmogelijk is deze te betrekken bij het overleg over het evenement, mag de andere betrokken partners er niet van weerhouden met elkaar te overleggen en te coördineren. Bovendien zal alles in het werk worden gesteld om de organisator, of iemand die de organisator vertegenwoordigt, aan de overlegtafel te brengen en te informeren over zijn verantwoordelijkheden. Deze pogingen tot overleg worden zo lang mogelijk voortgezet, zelfs tijdens en na het evenement. Als er geen organisator is, kan ervan worden uitgegaan dat elke demonstrant zelf het evenement organiseert en dat de overheden de nodige inspanningen zullen leveren zodat iedereen gesensibiliseerd en geresponsabiliseerd is met betrekking tot de implicaties van hun deelname. 3.1. De coördinatieplatformen Het is opportuun om voor grote evenementen het overleg en de afspraken vast te leggen volgens de beginselen van een multidisciplinaire aanpak zoals voorzien in het KB van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau. Indien zich immers tijdens het evenement een onverwachte gebeurtenis zou voordoen die het karakter aanneemt van een noodsituatie, dan zal de overschakeling naar een noodsituatie makkelijker verlopen. Afhankelijk van de risico's wordt een bijzonder nood- en interventieplan aangevuld met een fiche die betrekking heeft op het evenement. Het genegotieerd beheer wordt geconcretiseerd en geformaliseerd door een aanvraagformulier dat de bevoegde overheid verstrekt en de organisator invult met informatie over het evenement, door multidisciplinaire coördinatievergaderingen met de organisator en alle betrokken kernpartners, onder leiding van de bevoegde bestuurlijke overheid. De organisatie van coördinatievergaderingen wordt, onder meer, voorzien voor de evenementen met een zeker risiconiveau, bovenlokale evenementen, evenementen waar het algemeen belang dit vereist, enz.

De algemene coördinatievergadering en de daaropvolgende operationele coördinatievergaderingen worden georganiseerd op initiatief van de meest betrokken overheid 49. Indien het evenement plaatsvindt op het grondgebied van meerdere gemeentes wordt het initiatief genomen door de burgemeester van de gemeente waar het hoofdevenement plaatsvindt.

In de gevallen voorzien in artikel 11 WPA worden de vergaderingen georganiseerd door de provinciegouverneur, de hoge ambtenaar of de minister van Binnenlandse Zaken (NCCN). De verschillende betrokken partners bereiden deze vergaderingen individueel of samen voor teneinde de optimale voorwaarden voor overleg te realiseren. Indien nodig kan het advies worden ingewonnen van verschillende diensten (het OCAD 50, veiligheidscel, ...) om input te leveren voor volgende vergaderingen. Van elke vergadering wordt een bestuurlijk verslag opgesteld dat binnen de 24 uur en in ieder geval vóór de gebeurtenis aan alle deelnemers en desgevallend aan andere kernpartners wordt overgemaakt. Dit bestuurlijk verslag wordt, naargelang het geval, eveneens naar de provinciegouverneur of de hoge ambtenaar en naar de minister van Binnenlandse Zaken gestuurd. De directie van de operaties inzake bestuurlijke politie (DAO) van de federale politie is ook bestemmeling van dit bestuurlijk verslag voor evenementen waarbij de ondersteuning gevraagd wordt van geconstitueerde eenheden en van bijzondere middelen.

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen volgende coördinatieplatformen die hieronder worden beschreven. 3.1.1. De algemene coördinatievergadering De algemene coördinatievergadering situeert zich in het begin van de voorbereiding. Het betreft een vergadering op strategisch beleidsniveau die tot doel heeft de partijen samen te brengen, verder inzicht te verwerven in de contexten en de belangen, de globale strategie te bepalen, een kwetsbaarheidanalyse uit te voeren, de globale verantwoordelijkheden en taakafspraken te formaliseren en de evaluatie en opvolging vast te leggen. Tijdens deze vergadering stelt de organisator zijn project voor aan de verschillende partners. Elk van hen kan dan aanpassingsvoorstellen doen in functie van de geïdentificeerde kwetsbare punten om te komen tot een project waarover is overlegd en onderhandeld op basis van de overwegingen van alle deelnemers. In geval van onenigheid over een van deze punten kan de bevoegde overheid onmiddellijk een beslissing nemen. Bij afwezigheid van de overheid of als nog verdere elementen moeten worden verzameld, wordt de beslissing later genomen en aan alle deelnemers meegedeeld, indien nodig tijdens een nieuwe algemene coördinatievergadering. Na afloop van de verschillende algemene coördinatievergaderingen wordt het advies van de verschillende overheden (parket en bestuurlijke overheden) uitgebracht en meegedeeld, dat de basis zal vormen voor de operationele coördinatievergaderingen. Dit advies bevat de modaliteiten voor de toelating van (of verbod op) het evenement, de tolerantiegrenzen en de beleidsvisie van de overheden.

De verslagen van deze vergaderingen en de adviezen die eruit voortvloeien, vormen de basis van de politionele risicoanalyses op basis waarvan de operationele coördinatievergaderingen kunnen plaatsvinden. Als geen enkel lid van de organisatie van het evenement aan deze vergaderingen heeft deelgenomen of als er bij de organisatie of bij verschillende organisatoren onenigheid ontstaat, wordt hiermee rekening gehouden in de verschillende risicoanalyses. 3.1.2. De operationele coördinatievergaderingen De samenstelling van de operationele coördinatievergaderingen kan verschillen van de algemene coördinatievergadering. De operationele coördinatievergadering brengt de verschillende actoren samen die betrokken zijn bij de omkadering van het evenement en heeft tot doel de gefinaliseerde risicoanalyses te integreren. De concrete risicoverlagende maatregelen die de organisator heeft genomen, worden door de deelnemers aan de operationele coördinatievergadering onderzocht en gevalideerd. De verschillende andere partners overleggen met elkaar over de maatregelen die elk van hen neemt als onderdeel van een afgestemde globale aanpak. Hierbij bepalen de verschillende politionele partners de operationele aanpak van het evenement. 3.1.3. De geïntegreerde commandostructuur De operaties worden idealiter gecoördineerd door het in plaats stellen van een geïntegreerde en multidisciplinaire commandopost, zo nodig aangevuld met een preventief multidisciplinair dispositief voor het beheren van noodsituaties, waarvan de samenstelling afhangt van de aard en de omvang van het evenement. In bepaalde omstandigheden is het ook voorgeschreven of aangewezen om gedeconcentreerde of gedecentraliseerde commandoposten op het terrein te voorzien (bv. commandopost in het voetbalstadion, territoriale scheiding van leiding en coördinatie, enz.). Voor de politionele coördinatie van de operatie zelf worden, onverminderd de verantwoordelijkheden van de organisator of van andere partijen, geschreven operationele plannen voorzien (verkeersplan, politioneel interventieplan, operatieorder, enz.) en al dan niet geïntegreerde operationele briefings georganiseerd. Het initiatief voor de orders en de briefings ligt bij diegene aan wie de leiding en coördinatie van de opdrachten van politie zijn toevertrouwd (Gold Commander). 3.1.4. De evaluatievergaderingen (gerichte opvolging en taakevaluatie) Na afloop van belangrijke gebeurtenissen of gebeurtenissen met incidenten wordt de bevoegde overheid sterk aangeraden om evaluatievergaderingen te organiseren met als doel de nazorg te optimaliseren, de nodige lessen te trekken en expertise op te bouwen.

Deze vergaderingen kunnen ook als doel hebben rekenschap af te leggen.

De evaluatievergaderingen kunnen op verschillende niveaus, in cascade, worden georganiseerd: met het personeel, met de verantwoordelijke van de ingezette interventie-eenheden, met de organisator en andere partners, enz. In elk geval moeten de geweldsincidenten en het gebruik van politionele dwang worden gerapporteerd en besproken. Na afloop van de evaluatievergadering wordt een bestuurlijk verslag opgesteld en overgemaakt aan alle deelnemers, inzonderheid de andere disciplines, de provinciegouverneur of de hoge ambtenaar en de minister van Binnenlandse Zaken. DAO is bestemmeling van de verslaggeving over het aanwenden van dwang en geweld en van de evaluatievergadering waarvan de te trekken lessen nuttig kunnen zijn voor de geïntegreerde politie.

DAO stuurt deze verslagen door naar het Centrex 51 om eventuele lessen te kunnen trekken en mee te delen aan heel de geïntegreerde politie.

Het OCAD is ook bestemmeling indien het een evaluatie van de dreiging inzake terrorisme of extremisme heeft uitgevoerd en zelfs indien het geen evaluatie heeft uitgevoerd, als blijkt dat er elementen zijn die betrekking (kunnen) hebben op terrorisme of extremisme. 3.1.5. Geen organisator of een spontaan evenement Tot op heden volgen de meeste evenementen nog steeds het klassieke proces dat hierboven wordt uiteengezet: de organisator dient een aanvraag in, waarna de organisator wordt uitgenodigd voor vergaderingen, eraan deelneemt en wordt betrokken bij het nemen van de verschillende omkaderingsmaatregelen voor een vreedzaam verloop van het evenement. Het vooraf indienen van een aanvraag bij de betrokken bestuurlijke overheid kan trouwens een verplichting zijn wanneer de algemene politieverordening van de stad of de gemeente dit voorschrijft. Er hebben echter altijd al evenementen plaatsgevonden zonder voorafgaand overleg. Het kan gaan om organisatoren die niet op de hoogte zijn van hun verplichtingen, die weigeren een aanvraag in te dienen of te overleggen met de overheden, of om een bijeenkomst die volgt op een sterke emotionele reactie of een dringende behoefte om samen te komen na een incident. De laatste jaren is ook een nieuw fenomeen opgedoken: bijeenkomsten die gestart zijn op sociale netwerken, zonder een echte organisator maar met een grote mobilisatiecapaciteit, die al dan niet gepaard gaan met een zeker wantrouwen tegenover de overheden. Zelfs als niet al deze evenementen het klassieke proces van een aan het evenement voorafgaand overleg volgen, is de algemene filosofie van genegotieerd beheer van de openbare ruimte van toepassing. De aanpak moet dan ook aan bovenstaande kenmerken worden aangepast.

Het initiatief moet van de politiediensten komen. In eerste instantie moet er alles aan worden gedaan om een organisator te identificeren en uit te nodigen om deel te nemen aan het klassieke proces voor organisatie van een manifestatie. Om dit te bereiken moeten de politiediensten investeren in hun aanwezigheid in de virtuele openbare ruimte. Eerst moeten de politiediensten proberen contact op te nemen met een organisator via de virtuele bronnen waartoe ze wettelijk toegang hebben. In ruimere zin moeten ze echter hun aanwezigheid in deze ruimte verzekeren, laten zien dat ze toegankelijk zijn en communiceren met het grote publiek over verschillende thema's die met name betrekking hebben op de onderhandeling eigen aan de bezetting van de openbare ruimte. Als ondanks de geleverde inspanningen geen organisator kan worden geïdentificeerd of als elk overleg wordt geweigerd, is het aan de politiediensten om op deze platformen, die breed toegankelijk zijn voor potentiële deelnemers, de modaliteiten voor te stellen van een actie die is toegelaten door de bestuurlijke overheden. De actie moet zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de wensen van de deelnemers (onder meer gelet op de timing, de mogelijkheden om deel te nemen aan het evenement, de betrokken symbolische plaatsen, ...) om zoveel mogelijk mensen aan te moedigen zich aan te sluiten bij een vreedzame en toegelaten actie. Het zal ook nodig zijn om breed te communiceren over de tolerantiegrenzen van het evenement zodat alle deelnemers zich bewust zijn van het kader waarbinnen hun acties plaatsvinden. Als de bestuurlijke overheid desgevallend beslist om deze niet-aangevraagde actie te verbieden, moet dit ook breed en duidelijk worden gecommuniceerd.

Tijdens het evenement zelf zullen de politiediensten zoveel mogelijk communiceren over deze tolerantiegrenzen. Ze kunnen hiervoor gebruikmaken van interactionele dispositieven (aanwezigheid van beschikbare politiemensen om deelnemers te informeren), technologische dispositieven (verspreiding van berichten met drones, communicatie via lichtborden, ...) of van sociale netwerken waartoe ze toegang hebben en waarmee ze zoveel mogelijk aanwezigen kunnen bereiken. De inzet van deze verschillende middelen wordt gevalideerd door de bestuurlijke overheid en uitgevoerd door de Gold Commander volgens de kenmerken van de risicoanalyse m.b.t. het evenement.

Naast deze verschillende maatregelen blijft het belangrijk om te investeren in contacten met potentiële organisatoren en groeperingen, en om het publiek breed te sensibiliseren voor het belang en de meerwaarde van een aanpak met voorafgaand overleg via het indienen van een klassieke aanvraag. Evenementen zonder voorafgaand overleg of spontane evenementen bemoeilijken immers de omkadering door de verschillende betrokken partners. Bovendien zal het meestal onmogelijk zijn om evenveel mogelijkheden te bieden als bij een vooraf voorbereid evenement (dit is bijvoorbeeld het geval voor een mobiele actie die voorbereiding en coördinatie vergt van verschillende diensten en partners die de openbare ruimte bezetten en die niet altijd mogelijk zal zijn zonder voorafgaand overleg).

Wanneer er geen organisator is of als het om een spontaan evenement gaat, betekent dit uiteraard niet dat het automatisch wordt gedoogd.

De bestuurlijke overheid, die advies krijgt van de politiediensten, behoudt de wettelijke mogelijkheden om de bijeenkomst te verbieden als alle voorwaarden vervuld zijn. Een organisator die deelneemt aan het overleg, vergroot in ieder geval de kans dat het evenement wordt toegelaten. Het gebrek aan overleg bemoeilijkt immers de informatievergaring om een correcte analyse te maken van de risico's en bedreigingen voor de openbare orde. 3.1.6. Communicatiestrategie Ongeacht het type evenement (al dan niet met voorafgaand overleg, spontaan of voorbereid, ...), hebben de laatste jaren het belang en de noodzaak aangetoond van een globale communicatiestrategie voor de omkadering van evenementen.

Deze strategie omvat in de eerste plaats het aspect deelnemers aan het evenement. Zoals vermeld in het vorige punt, moet worden geïnvesteerd in verschillende communicatieruimtes om het welslagen van een evenement te bevorderen. De communicatie hangt in de eerste plaats af van de organisator die op dit gebied kan worden geadviseerd. De politiediensten en de bestuurlijke overheden hebben ook een rol te spelen in deze communicatieruimtes. Zo is het voor alle evenementen waar dit mogelijk is opportuun een contactpersoon aan te wijzen die permanent in contact blijft met de organisator.

Deze strategie heeft ook betrekking op iedereen die niet deelneemt aan het evenement, maar wel gevolgen van het evenement kan ondervinden (omwonenden, pendelaars, toeristen, instellingen, ...). Iedereen die het genot heeft van de betrokken openbare ruimte moet toegang hebben tot informatie over het evenement om de nodige maatregelen te kunnen nemen om grote hinder te vermijden.

De communicatiestrategie moet ook rekening houden met het grote publiek. Naast de personen die een impact ondervinden van het evenement is er een maatschappelijk belang om te communiceren over de aanpak van evenementen. Dit helpt om de perceptie van de democratische legitimiteit van de omkadering van de evenementen te versterken. Dit geldt zeker voor evenementen die gepaard gaan met incidenten, met inachtneming van fundamentele principes zoals het geheim van het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek.

De communicatiestrategie zal ook rekening houden met de organisatie van debriefings. Daarbij is het, zeker wanneer er incidenten plaatsvinden, belangrijk dat de betrokken personeelsleden feedback krijgen over de ondernomen acties en de wijze waarop de acties zijn uitgevoerd. Dit is zeker het geval als het evenement veel media-aandacht krijgt, waarin het personeelslid zich soms niet kan vinden of waarbij het personeelslid niet begrijpt wat er gezegd wordt in het licht van wat het personeelslid persoonlijk heeft meegemaakt.

Tot slot zal de pers een sleutelpartner zijn in deze communicatiestrategie. Voor bepaalde evenementen kan het aangewezen zijn om vooraf over dit strategische plan te communiceren en afspraken te maken met de pers voor een veilig en transparant verloop van het evenement. 3.2. De leiding en coördinatie van de politiedispositieven Zoals hierboven vermeld, staan de leden van het operationeel kader van de politiediensten bij het vervullen van hun opdrachten uitsluitend onder de leiding van de meerderen van de politiedienst waartoe deze leden van het operationeel kader behoren, behalve wanneer een politieambtenaar van een ander politiekorps wordt belast met de leiding op basis van een uitdrukkelijk akkoord of een wettelijke bepaling (art. 7 WPA).

In de volgende artikelen maakt de wetgever een onderscheid tussen twee mogelijke niveaus van operationele coördinatie en leiding: de korpschef van een lokale politiezone of de bestuurlijke directeur-coördinator (DirCo). 3.2.1. Het principe van eenheid van commando In de artikelen 7/1 tot 7/3 van de WPA bepaalt de wetgever dat de volledige operationele leiding en coördinatie van een dispositief worden toevertrouwd aan één persoon (de Gold Commander). De Gold Commander kan, naargelang het geval, de korpschef van een lokale politie zijn of de bestuurlijke directeur-coördinator. Zodra deze is aangewezen, oefent de Gold Commander het gezag uit over alle eenheden die in het dispositief worden ingezet, ongeacht de herkomst van deze eenheden. 3.2.1.1. De operationele leiding De operationele leiding betekent dat de Gold Commander de verantwoordelijkheid krijgt over het hele politiedispositief van een evenement. Deze leiding wordt uitgeoefend met naleving van de wetten en reglementen en overeenkomstig de richtlijnen van de bevoegde overheid. In deze hoedanigheid heeft de Gold Commander de leiding over alle ingezette eenheden, ongeacht de herkomst van deze eenheden. De Gold Commander moet de omvang bepalen van het dispositief dat nodig is om de opdracht te vervullen, de eventuele bijzondere middelen die moeten worden gebruikt, de vereiste uitrusting en de in te zetten middelen. Daartoe pleegt de Gold Commander overleg, zowel met de overheden die de Gold Commander hebben aangewezen als met de politiediensten die worden ingezet ter versterking van het dispositief.

De Gold Commander heeft de eindverantwoordelijkheid over de politionele inzet en over de manier waarop deze wordt ontplooid en uitgevoerd. Deze verantwoordelijkheid kan niet worden gedelegeerd. 3.2.1.2. De operationele coördinatie De operationele coördinatie bestaat in de afstemming van de verschillende politiemiddelen om de vastgelegde doelstellingen te bereiken, met naleving van de wetten en reglementen en overeenkomstig de richtlijnen van de bevoegde overheid. Het doel van de coördinatie is te zorgen voor een consequente ontplooiing van het hele dispositief en voor de nodige afstemming tussen de verschillende ingezette eenheden. De Gold Commander kan de coördinatie toevertrouwen aan een Gold Minor 52 of aan de coördinator van de interventies (G3).

De operationele coördinatie van de eenheden impliceert niet de eindverantwoordelijkheid voor de inzet ervan. Die eindverantwoordelijkheid blijft bij de Gold Commander. 3.2.2. De (boven)zonale leiding en coördinatie 3.2.2.1. De eenheid van leiding bij een zonaal of bovenzonaal evenement Zoals hierboven vermeld, bepaalt artikel 7/2 WPA dat de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten waarvan de uitvoering beperkt is tot het grondgebied van één politiezone in principe worden toevertrouwd aan de korpschef van de betrokken lokale politie. Het artikel vermeldt evenwel drie uitzonderingen waarbij de operationele coördinatie en leiding worden toevertrouwd aan de bestuurlijke directeur-coördinator: 1° Op verzoek van de betrokken korpschef;2° wanneer de federale politie ambtshalve of op bevel van de minister van Binnenlandse Zaken optreedt bij de uitvoering van bovenlokale opdrachten, en deze laatste, gelet op de specifieke omstandigheden van deze tussenkomst, beslist deze functie toe te vertrouwen aan de bestuurlijke directeur-coördinator.Deze beslissing wordt, behoudens in geval van hoogdringendheid, genomen in overleg met de burgemeester; 3° wanneer de federale politie of een lokale politie tussenkomt in het kader van een vordering, respectievelijk bedoeld bij de artikelen 43 en 64 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en dat de minister van Binnenlandse Zaken heeft beslist deze functies aan de bestuurlijke directeur-coördinator toe te vertrouwen. Artikel 7/1 WPA heeft betrekking op de opdrachten van politie waarvan de uitvoering zich uitstrekt over het grondgebied van meerdere politiezones. De operationele leiding en coördinatie worden dan naargelang het geval als volgt toevertrouwd: 1° in geval van gezamenlijk optreden op basis van een akkoord tussen verschillende lokale politiekorpsen, aan een korpschef van de lokale politie, die hiervoor wordt aangewezen door de betrokken burgemeester of burgemeesters.De zonale veiligheidsraden kunnen deze opdrachten organiseren bij middel van protocollen; 2° in geval van gezamenlijk optreden van verschillende lokale politiekorpsen en van de federale politie, met inbegrip wanneer deze laatste tussenkomt na vordering, aan de bestuurlijke directeur-coördinator;3° voor de uitvoering, door een lokale politie, van een vordering door de minister van Binnenlandse Zaken bedoeld bij artikel 64 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, aan de bestuurlijke directeur-coördinator. In de gevallen bedoeld in 2° en 3°, kunnen de operationele coördinatie en leiding worden toevertrouwd aan een daartoe aangeduide lokale korpschef indien de betrokken lokale en federale politieoverheden dit samen beslissen. 3.2.2.2. Het bijzondere geval van de DirCo piloot Bij bepaalde bovenlokale gebeurtenissen kan een combinatie van een lokale operationele leiding en een bovenlokale coördinatie noodzakelijk zijn. Dit is het geval voor wielerwedstrijden, verplaatsingen van tractoren naar de plaats van een betoging, ... In dat geval wordt een 'DirCo piloot' aangewezen. De korpschefs en de andere DirCo's blijven belast met de operationele leiding van het evenement voor het grondgebied dat hen is toevertrouwd. De DirCo piloot heeft als taak het dispositief te coördineren wanneer het evenement zich verplaatst.

Tenzij anders overeengekomen door de betrokken lokale en federale overheden, wordt de DirCo piloot door DAO aangewezen. De verschillende betrokken overheden maken onderling duidelijke afspraken over de coördinerende rol van de DirCo piloot zodat elke politieoverheid goed op de hoogte is van de rol van de DirCo piloot en van de afstemming van haar opdracht met deze van de DirCo piloot. 3.2.3. De niveaus Gold - Silver - Bronze Het is nodig een duidelijke commandostructuur vast te leggen die de verschillende verantwoordelijkheidsniveaus bepaalt en de hiërarchische lijn vertegenwoordigt. Zo is het bij evenementen waarvoor een aanzienlijke politie-inzet vereist is of wanneer de kenmerken van het dispositief dit noodzakelijk maken, aangewezen om te werken met een structuur Gold - Silver - Bronze.

Het niveau Gold is het niveau van operationele en strategische leiding. Het wordt desgevallend uitgeoefend vanuit een multidisciplinaire commandopost waarin de verschillende disciplines die betrokken zijn bij het evenement verenigd zijn en waarin de Gold Commander zijn taken uitvoert.

Het niveau Silver kan worden bepaald volgens twee criteria: een criterium gelinkt aan de functie (dat dus gebaseerd kan worden op de noodplanning: Silver MOBI 53, Silver RESI 54, Silver PERI 55, ...) of een criterium gelinkt aan de geografische bevoegdheid (Silver CENTRUM, Silver NOORD, ...).

Het niveau Bronze situeert zich op tactisch (uitvoerend) niveau en behelst zowel preventieve 56 als reactieve 57 opdrachten.

De schematisering van de commandostructuur moet iedereen, ongeacht het niveau, in staat stellen om duidelijk te situeren waar ze zich binnen de hiërarchische lijn bevinden, van wie ze afhangen en aan wie ze rekenschap moeten afleggen, en welke eenheden onder hun commando staan. Het moet ook voor iedereen duidelijk zijn dat de operationele leiding wordt toevertrouwd aan de Gold Commander, dat alle eenheden onder het bevel staan van de Gold Commander, aan de Gold Commander rekenschap afleggen en door hem de eventuele manoeuvres laten valideren door de Gold Commander volgens de filosofie en de principes die tijdens de briefing zijn uitgelegd. Het kan daarbij nodig zijn een Gold Minor aan te wijzen die alle terreineenheden (of vanuit de commandopost (CP) Gold) zal coördineren en het werk van de verschillende Silver Commanders zal afstemmen volgens de richtlijnen en in samenspraak met de Gold Commander.

De functie van Gold Minor zal erin bestaan de operationele vertegenwoordiger te zijn van de Gold Commander, de teams te leiden en de tactische hypothesen uit te voeren die nodig zijn om de aan hem toegewezen doelstellingen te bereiken. Hiervoor stuurt de Gold Minor de verschillende Silver Commanders en terreineenheden aan en stemt hun werk af voor een consequente inzet van het hele dispositief. De Gold Minor wordt nominatief aangewezen door de Gold Commander en deze blijven permanent met elkaar in contact.

In de CP Gold kan de Gold Commander zich ook laten omringen door een team dat is samengesteld uit een vertegenwoordiger G1 (Personeel en welzijn), een vertegenwoordiger G2 (Intelligence), een vertegenwoordiger G3 (Operaties), een vertegenwoordiger G4 (Logistiek) en een vertegenwoordiger G5 (Communicatie). Volgens de behoeften kunnen ook bepaalde kernpartners worden uitgenodigd (brandweer, gemeentelijke rampenambtenaar, vertegenwoordiger van de dringende medische hulpverlening, parket, DirCo, FGP 58, VSSE 59, ...). 4. Het informatiebeheer en de risicoanalyse 4.1. Informatiebeheer, sociale media en bestuurlijke politie In de huidige context van de New Ways of Protesting (NWoP) 60 is de informatiepositie van de politiediensten crucialer dan ooit, ze moeten namelijk in de mogelijkheid zijn om de openbare evenementen die een politonele omkadering vragen op een professionele en adequate manier in te schatten.

Meer en meer evenementen worden georganiseerd zonder dat de klassieke procedure van het aanvragen van een voorafgaande toestemming wordt gevolgd. Betogingen, acties van burgerlijke ongehoorzaamheid en zelfs rellen worden steeds vaker via sociale media gepland. Om dergelijke evenementen, die een belangrijke impact op de openbare orde kunnen hebben, op tijd te detecteren of om contact te leggen met de initiatiefnemer en de dialoog aan te gaan, moet de politie investeren in een zichtbare aanwezigheid op sociale media.

Alle middelen die bijdragen aan een gepaste politionele aanpak - zoals de risicoanalyse, de tolerantiegrenzen, de dispositieven, het operatieorder - bouwen immers verder op de voorhanden zijnde informatie. Te weinig, foute of onvolledige informatie kan een nefaste invloed hebben op het beheer van evenementen.

Er bestaan verschillende soorten bronnen van informatie. Klassiek onderscheidt men er drie: menselijke, informatica en technische bronnen. De geïntegreerde politie moet continu inzetten op deze drie fronten om een waarheidsgetrouw beeld van de evenementen te krijgen.

Open bronnen op sociale media mogen dan wel een waardevol hulpmiddel zijn, er is een verschuiving merkbaar naar gesloten fora waartoe de politie in het kader van het beheer van evenementen geen toegang heeft. Zo mobiliseren relschoppers en personen die in de politie geen partner zien zich steeds vaker via private, beveiligde, zelfs geëncrypteerde internetfora. Om een gecoördineerde, geïntegreerde en integrale aanpak van evenementen te realiseren is het van groot belang dat alle partners in de veiligheidsketen toegang hebben tot de nodige bronnen om de juiste en nodige informatie te kunnen verzamelen. De afweging tussen het recht op privacy en openbare veiligheid is al langer onderwerp van een maatschappelijk en politiek debat. In het kader van bestuurlijke politie mogen er bijvoorbeeld ook geen valse accounts of pseudoniemen worden gebruikt.

In deze tijden van digitalisering en technologisering is het belangrijk om de efficiëntie van menselijke bronnen binnen het genegotieerd beheer niet uit het oog te verliezen. Deze zijn nog steeds onmisbaar voor het aanleveren van informatie en bovendien is de betrouwbaarheid ervan makkelijk na te gaan. In de globale aanpak via overleg en dialoog moeten de politiediensten proactief netwerken met de sleutelpartners ontwikkelen en onderhouden: zij kunnen namelijk bijdragen tot een algemene beeldvorming van evenementen.

Het wereldwijd verspreide gebruik van sociale media maakt het politiewerk steeds complexer: de stroom aan informatie is oneindig, ongestructureerd, vraagt veel capaciteit en, zoals hierboven aangehaald, is niet alle informatie toegankelijk in het kader van bestuurlijke politie.

Politie en overheden moeten zich ook meer bewust worden van het feit dat internet en sociale media niet alleen gebruikt kunnen worden om informatie te verzamelen, maar ook om (interactief) te communiceren, bijvoorbeeld in het geval er geen organisator kan geïdentificeerd worden of wanneer die niet bereid is om in dialoog te gaan. Via sociale media kan breed gecommuniceerd worden: richtlijnen, tips, wat (niet) toegelaten is en zelfs welke gevolgen (sancties) het overtreden van verbodsbepalingen of tolerantiegrenzen zal hebben. 4.2. De geïntegreerde risicoanalyse GBOR Reëel partnerschap veronderstelt een gedeelde verantwoordelijkheid: er wordt van alle partners verwacht dat ze zowel vóór, tijdens als na (met de bedoeling om te verbeteren) nadenken over hoe een bepaald evenement in de openbare ruimte in goede banen kan worden geleid.

Om in te schatten welke de exacte risico's zijn die een invloed kunnen hebben op de openbare orde en dus op het veilig en vreedzaam verloop van het evenement, de juiste maatregelen te nemen om deze risico's zo laag mogelijk te houden en om de nodige voorbereidingen te treffen voor het geval ze zich toch zouden voordoen, worden voor elke grootschalige 61 ordedienst of risicovolle opdracht in het kader van een evenement en voor de verschillende veiligheidsdomeinen de nodige risicoanalyses opgesteld. Zo zullen de overheid en de politie 62, de brandweer, de medische hulpdiensten, de organisator van het evenement, de veiligheidscel (noodplanning) en het OCAD (extremisme en terrorisme) elk voor hun domein de risico's detecteren en de juiste maatregelen bepalen.

Deze risicoanalyses worden tijdens één of meerdere multidisciplinaire operationele vergadering(en) besproken. De Gold Commander verwerkt ze tot één globaal geïntegreerd veiligheidsbeleid en neemt aspecten i.v.m. terrorisme, noodplanning en welzijn van het personeel op in het operatieorder Gold.

De geïntegreerde risicoanalyse GBOR bestaat uit twee delen en heeft een dubbel doel: de middelen en uitrustingen vastleggen die nodig zijn om een bepaalde opdracht uit te voeren (politionele risicoanalyse) en het welzijn van het personeel maximaal garanderen (risicoanalyse welzijn).

Het geïntegreerde karakter zit o.a. in het feit dat het resultaat van de politionele risicoanalyse een impact heeft op de risicoanalyse welzijn en dus op de te nemen preventiemaatregelen voor het personeel.

Deze maatregelen hangen immers af van de soort opdracht, het risiconiveau van het evenement en van andere werkomstandigheden (vb. terroristische dreiging, langdurige opdrachten...).

De geïntegreerde risicoanalyse GBOR bestaat uit drie stappen (doelbepaling, risicodetectie en risicoreductie), vier risiconiveaus en vijf lagen.

Het werken met vier vastgelegde risiconiveaus draagt bij tot de standaardisering van concepten en een efficiëntere geïntegreerde werking.

De drie stappen van de risicoanalyse verlopen als volgt: - via een analyse van de contexten, de beleidsvisie, de tolerantiegrenzen, de (wettelijke) opdracht(en) en de dreigingen, worden de zaken opgelijst die kwetsbaar kunnen zijn (= doelbepaling); - op basis van de voorhanden zijnde informatie i.v.m. menselijke en materiële risicofactoren worden de concrete risico's gedetecteerd en gerangschikt volgens belangrijkheid (= risicodetectie); - de risicoreductie bestaat uit het nemen van maatregelen om de risico's te voorkomen of te verlagen en een globale, geïntegreerde aanpak van het evenement te bepalen.

Een referentiemodel 63 voor de risicoanalyse staat hiervoor ter beschikking van de GPI. Deze methode kan worden toegepast op alle mogelijke soorten van politionele omkadering: recreatieve evenementen, manifestaties, optochten, tussenkomsten in het domein van bestuurlijke of gerechtelijke politie in een gevaarlijke omgeving of in moeilijke buurten, operaties van gerechtelijke politie met maatregelen van bestuurlijke politie... 4.2.1. De politionele risicoanalyse De politionele risicoanalyse wordt uitgevoerd op basis van de beschikbare informatie, onder algemene regie van de Gold Commander en in samenspraak met de bevoegde overheden.

Het resultaat is een rangschikking van risico's in volgorde van belangrijkheid (en dus prioriteit). Dit laat de politie toe om, naast de risicoverlagende maatregelen van de overheden, organisator en partners, concrete politiemaatregelen te bepalen, uit te werken en te plannen.

Vanuit multidisciplinaire invalshoek speelt de veiligheidscel 64 een belangrijke rol in de risicoanalyse en de preventieve maatregelen. Het kan dan ook opportuun zijn om ze zowel in de voorbereiding 65, het beheer én de evaluatie van bepaalde grootschalige gebeurtenissen te betrekken. 4.2.1.1. De vier risiconiveaus De uitkomst van de politionele risicoanalyse laat toe om het globale risiconiveau van een evenement te bepalen: laag, gemiddeld, ernstig of zeer ernstig. Het werken met vier vastgelegde risiconiveaus draagt bij tot de standaardisering van concepten en een efficiëntere geïntegreerde werking.

De politionele aanpak en de concrete politiemaatregelen verschillen naargelang het risiconiveau van het evenement: - Basic Policing (algemeen toezicht) in geval van een laag risico; - Public Management (beheren van publiek) in geval van een gemiddeld risico; - Crowd Control (handhaven van de openbare orde) in geval van een ernstig risico; - Riot Contain (herstellen van de openbare orde) in geval van een zeer ernstig risico.

Wanneer het risico op collectief geweld onwaarschijnlijk is, worden in principe enkel dispositieven GBOR Niv A ingezet (cf. infra, 5.3.1.) Wanneer de betrokken zone versterking nodig heeft voor opdrachten van onthaal- en toezichtspolitie, wordt die volgens een concentrisch systeem geleverd door een CIK, politiezones categorie HyCap A, politiezones categorie HyCap B en/of DAS 66.

Voor het beheren van contestataire bijeenkomsten of gewelddadige samenscholingen worden, naast de noodzakelijke dispositieven GBOR Niv A ook dispositieven GBOR Niv B ingezet. Versterking voor deze opdrachten wordt geleverd door CIK, politiezones categorie HyCap B en/of DAS. De dispositieven GBOR Niv A worden in eerste lijn ingezet om het evenement in de openbare ruimte te begeleiden, de dispositieven GBOR Niv B worden discreet in de diepte opgesteld met geplande preventieve of reactieve operationele hypothesen. 4.2.1.1.1. Risiconiveau 1 (Basic Policing) : laag risico Een evenement van niveau 1 67 betreft een toevallige menigte op een beperkt gedeelte van de openbare weg met een beperkte impact op het gebruik van de openbare ruimte zoals bijvoorbeeld een drukke winkelstraat, een brocante, een dorpskermis, de wekelijkse markt, ... 4.2.1.1.2. Risiconiveau 2 (Public Management) : gemiddeld risico Dit zijn grootschalige recreatieve, sportieve, politieke, ... evenementen met toeschouwers. Ze gaan door in een (afgesloten en/of overdekte) voor een publiek toegankelijke plaats (voetbalwedstrijd zonder harde kernen, muziekfestival, concert, ...) of op een tijdelijk geprivatiseerd gedeelte van de openbare weg (carnavalsstoet, wielerwedstijd, rally...).

De risico's zijn gelinkt aan het beheren van grote mensenmassa's, mobiliteit en noodplanning. Er is geen risico op collectief geweld, maar er kunnen wel individuele conflictsituaties (vb. dronkenschap, ruzies, ...) ontstaan.

Vanaf risiconiveau 2 wordt een Gold Commander aangeduid die de algemene leiding en coördinatie op zich neemt.

Wanneer de kans bestaat dat bij een recreatief evenement van niveau 2 gewelddadige groepen aanwezig zijn, blijft de basisstrategie Public Management voor het grote publiek, maar worden er elementen van Crowd Control of Riot Contain voorzien voor de omkadering van de harde kernen.

De organisator is hier eerstelijnsverantwoordelijke; de dispositieven GBOR Niv A treden op in tweede lijn. Behalve in het geval dat de aanwezigheid van gewelddadige harde kernen waarschijnlijk is, worden in principe geen dispositieven GBOR Niv B ingezet voor evenementen van niveau 2. 4.2.1.1.3. Risiconiveau 3 (Crowd Control): ernstig risico Dit zijn contestataire, a priori vreedzame (statische of mobiele) bijeenkomsten zoals een betoging of een stakerspiket in open lucht met een relatief grote impact op het gebruik van de openbare ruimte en mogelijk een (zware) verstoring van het verkeer.

Omdat de deelnemers (actievoerders, stakers, manifestanten, ...) een collectief motief hebben, bestaat de kans op groepsgeweld. 4.2.1.1.4. Risiconiveau 4 (Riot Contain): zeer ernstig risico Hier spreken we niet meer over bijeenkomsten, maar over gewelddadige samenscholingen (harde kernen bij een voetbalwedstijd of een betoging, Black Blocs, stadsrellen...) met een grote impact op het gebruik van de openbare ruimte. Ze kunnen het verkeer zwaar verstoren en houden risico's in voor schade aan personen, goederen en instellingen.

De dispositieven GBOR Niv B worden in dit geval in eerste lijn ingezet voor preventieve en reactieve operaties (herstellen van de openbare orde). De dispositieven GBOR Niv A worden enkel ingezet voor informatie en perimeterwerking. 4.2.1.2. Een risicoanalyse voor alle evenementen met risiconiveau 2 of meer Voor elke grootschalige ordedienst, risicovolle opdracht of omvangrijk evenement vanaf een risiconiveau 2, gepland of niet, moet een geïntegreerde risicoanalyse GBOR worden gemaakt, die bepaalt welke middelen en uitrusting voor een bepaalde opdracht zullen worden gebruikt. Deze risicoanalyse is de verantwoordelijkheid van de Gold Commander, die waakt over het welzijn van het personeel, in het bijzonder voor de risicovolle opdrachten. 4.2.1.3. Zowel het evenement als de risicoanalyse zijn dynamisch en evolutief De context, situaties en gebeurtenissen in het kader van een evenement met impact op de openbare orde zijn vaak evolutief en complex.

Bijgevolg moet de risicoanalyse dynamisch zijn en in `real time' mee kunnen evolueren met mogelijke nieuwe gegevens of situaties.

De politionele risicoanalyse situeert zich zowel op het strategische 68, het operationele 69 als het tactische 70 niveau. Het overlopen en oplijsten van de meest waarschijnlijke mogelijkheden en intenties van de deelnemers en het gewenste (politionele) antwoord daarop is een aanzet naar het bepalen van de prioritaire risico's.

Om toekomstgericht is het belangrijk om (een) debriefing(s) te organiseren met de bedoeling om vastgestelde problemen of tekortkomingen in de toekomst te vermijden of om good practices te verankeren en expertise op te bouwen. 4.2.1.4. De bevoegdheid van het Comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) De politionele risicoanalyse (en het operatieorder) zijn operationele documenten en worden niet voorgelegd aan de overlegorganen van de verschillende werkgevers.

Om het Comité echter toe te laten een oordeelkundig advies uit te brengen over de risicoanalyse welzijn, moet het over globale informatie in verband met de gebeurtenis kunnen beschikken. Deze informatie kan overgemaakt worden door middel van een synthesefiche, die het Comité de mogelijkheid biedt om de risicoanalyse welzijn te contextualiseren. 4.2.2. De risicoanalyse welzijn en de verantwoordelijkheden Welzijn is gelinkt aan de opdrachten en de omstandigheden waarin ze uitgevoerd worden. Aangezien de welzijnsmaatregelen onder meer afhangen van de uit te voeren opdracht 71, het risiconiveau en de werkomstandigheden 72, start de risicoanalyse welzijn waar de politionele risicoanalyse eindigt, namelijk bij de concrete politiemaatregelen en opdrachten.

Er is een verschil qua verantwoordelijkheid van de werkgever, de Gold Commander en de Silver of Bronze Commanders. 4.2.2.1. De werkgever De wettelijke bepalingen 73 verwijzen vaak naar de werkgever als eindverantwoordelijke. De werkgever bepaalt het beleid en de budgetten die kunnen worden vrijgemaakt om te voorzien in preventiemiddelen (personeel, opleidingen, materiaal, persoonlijke en collectieve beschermingsmiddelen...).

De commissaris-generaal wordt als werkgever beschouwd voor de federale politie. De commissaris-generaal moet - met de beschikbare budgettaire middelen - het preventiebeleid plannen, uitvoeren en bijsturen. De concrete uitvoering wordt naar de algemene directies gedelegeerd. Voor de lokale politie is de burgemeester of het politiecollege de werkgever en is het welzijnsbeleid de verantwoordelijkheid van de korpschef.

Elke werkgever moet een beleid voeren om het welzijn van de werknemers te garanderen. Dit welzijnsbeleid moet vastgelegd worden in een dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS). De basis van dit systeem is een systematische en permanente identificatie en risicoanalyse van de aanwezige gevaren en risicofactoren op beleidsniveau. Deze analyse laat de werkgever toe om de noodzakelijke preventiemaatregelen te nemen.

Deze risicoanalyse wordt door de werkgever gemaakt op het niveau van de organisatie, op het niveau van een groep/team en op het niveau van het individu. Het resultaat van deze analyses bepaalt de preventiemaatregelen (capaciteit, opleidingen, trainingen, arbeidsmiddelen, procedures, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen...). Dit proces is dynamisch door evaluaties van o.a. het verloop van de ordediensten, analyses van incidenten en arbeidsongevallen, maatschappelijke tendensen, technologische vooruitgang, geuite behoeften van het personeel...). Bijkomende maatregelen worden gepland in het globaal preventieplan en in de jaaractieplannen.

De wetgever stelt dat elke werkgever verantwoordelijk is voor het bestaan van deze risicoanalyse. Ook wanneer personeelsleden, afkomstig van verschillende entiteiten, moeten samenwerken op eenzelfde arbeidsplaats, blijft deze werkgever verantwoordelijk voor de aspecten m.b.t welzijn op het werk. Elke `werkgever' moet er bijgevolg op toezien dat een dergelijke risicoanalyse bestaat en dat de noodzakelijke preventiemaatregelen werden gedefinieerd, in plaats gesteld of gepland.

Binnen een eenheid die opdrachten openbare orde uitvoert moeten, voor alle mogelijke vormen van opdrachten in het kader van het genegotieerd beheer van de openbare ruimte, de nodige preventiemaatregelen ter beschikking zijn (training, opleiding, arbeidsmiddelen, overleg met partners, beschermingsmiddelen, psychologische ondersteuning/opvang...). Zo moet de werkgever er ook op toezien dat de personeelsleden die naar een andere eenheid in versterking worden gestuurd voldoende opgeleid en uitgerust zijn voor de voorziene opdracht.

Deze risicoanalyse welzijn op het werk maakt deel uit van het preventiebeleid van de organisatie en heeft een dynamisch karakter. De preventieadviseur werkt mee aan de opmaak ervan en het Comité geeft advies. 4.2.2.2. De Gold Commander (`ad hoc') Los van het feit dat voor een evenement vanaf risiconiveau 2 een Gold Commander wordt aangeduid, blijft de werkgever zoals supra beschreven verantwoordelijk voor de noodzakelijke preventiemaatregelen in het kader van het DRBS. Zo blijft een Gold Commander-korpschef verantwoordelijk voor het welzijn van het ingezette personeel van de betrokken politiezone.

De Gold Commander heeft de bevoegdheid om, naast de concrete politionele opdrachten, ook de kledij, de uitrusting en de bewapening voor het eigen personeel en voor de eenheden die in versterking komen te bepalen. Aangezien de welzijnsrisico's verschillen i.f.v. de aard van de opdracht, bepaalt de Gold Commander de preventiemaatregelen per cluster van opdrachten: welke persoonlijke beschermingsmiddelen voor welke personeelsleden op welke plaats en voor welke opdracht (GBOR Niv A, GBOR Niv B, andere opdrachten,...), welke collectieve beschermingsmiddelen, welke actiemodi, de manier(en) van communicatie, de verschillende niveaus van bevelvoering, ... Daarnaast wordt ook onderzocht of en welke bijkomende preventiemaatregelen moeten worden genomen.

In de praktijk is het - gezien het aantal en de frequentie van evenementen, of het feit dat sommige evenementen zeer laat of zelfs helemaal niet worden aangevraagd- moeilijk of zelfs onmogelijk om voor elk evenement een schriftelijke welzijnsrisicoanalyse op te stellen.

Overeenkomstig het advies van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO), werden generieke standaardpreventiemaatregelen per risiconiveau uitgewerkt: een aparte generieke tool met standaardpreventiemaatregelen die kan worden gebruikt voor de risicoanalyse welzijn van een evenement openbare orde, ongeacht het recreatieve, contestataire of gewelddadige karakter ervan. Wanneer specifieke risico's worden gedetecteerd, geeft de preventieadviseur advies bij het bepalen van specifieke preventiemaatregelen. Deze blijft ook ter beschikking om bijkomend advies te geven bij het plannen, uitvoeren en evalueren van een evenement.

De Gold Commander neemt volgende preventiemaatregelen: 1. Operationele preventiemaatregelen: een politionele risicoanalyse uitvoeren, concrete opdrachten bepalen en een schriftelijk en gedetailleerd operatieorder opstellen.Adequate operationele maatregelen dragen bij aan het welzijn van het personeelslid. Ze zijn bijgevolg de eerste preventiemaatregelen welzijn. 2. Preventiemaatregelen DRBS: is het personeel dat wordt ingezet (ongeacht vanwaar het afkomstig is) voldoende uitgerust, bewapend en opgeleid voor de voorziene opdracht? Indien niet wordt de opdracht aangepast.3. Standaardpreventiemaatregelen risiconiveau evenement: wanneer de operationele preventiemaatregelen en de preventiemaatregelen DRBS niet volstaan, worden er bijkomende standaardpreventiemaatregelen per soort opdracht genomen.4. Bijkomende preventiemaatregelen bij specifieke risico's, bv. terrorisme, specifieke thermische omgevingsfactoren, opdrachten van lange duur, ... 4.2.2.3. De Silver en Bronze Commanders Op basis van de risicoanalyse van de Gold Commander maken de Silver en Bronze Commanders een (niet-geschreven) risicoanalyse voor de opdrachten die ze moeten uitvoeren. Indien aangewezen stellen zij ook een schriftelijk operatieorder of een maneuverplan op.

Zij hebben eveneens een verantwoordelijkheid in het toezicht op het feit dat de preventiemaatregelen daadwerkelijk worden uitgevoerd en dat het personeel wel degelijk de voorziene kledij, uitrusting en individuele en collectieve beschermstukken (op een correcte manier) draagt. Aangezien de versterkingen vaak samengesteld zijn uit eenheden afkomstig uit alle hoeken van het land (HyCap A, HyCap B, CIK, DAS...) en soms pas op het laatste moment gekend zijn, blijft de juiste uitrusting van het personeel vooral de verantwoordelijkheid van de werkgever via het DRBS. 4.2.2.4. De bevoegdheid van het Comité voor preventie en bescherming op het werk Het Comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) is bevoegd voor de risicoanalyse van de werkgever (DRBS) én voor de risicoanalyse welzijn van de Gold Commander. De weerhouden preventiemaatregelen worden opgenomen in het PV van de operationele coördinatievergadering en in het schriftelijk operatieorder.

De risicoanalyse kan schriftelijk gebeuren, maar kan eveneens worden besproken en opgemaakt tijdens de operationele coördinatievergadering, op basis van de standaardpreventiemaatregelen uit de generieke risicoanalyse.

Enkel wanneer de risicoanalyse welzijn, bij zeer specifieke en uitzonderlijke omstandigheden zoals extreme thermische omstandigheden of afwijking van de arbeidsduur, afwijkt van de door het HOC 74 goedgekeurde generieke standaardpreventiemaatregelen per type event, wordt ze voor bijkomend advies aan het Comité voorgelegd. 5. De politionele maatregelen en middelen in het kader van het genegotieerd beheer van de openbare ruimte Op basis van de risicoanalyse zal de Gold Commander de nodige politiedispositieven kunnen inzetten om de doelstellingen te bereiken die de bevoegde bestuurlijke overheden hebben bepaald. Dit hoofdstuk behandelt enkele algemene punten over het gebruik van dwang en de mogelijkheden om de-escalatie te bevorderen. Vervolgens zal het belang van een flexibele dynamische aanpak rond een Centrex worden ontwikkeld. Daarna komen de verschillende niveaus van maatregelen aan bod en wat elk ervan inhoudt en aan mogelijkheden biedt. Vervolgens worden de belangrijkste bijzondere middelen en dispositieven besproken en worden de mogelijkheden om ze in te zetten beschreven. Tot slot zal worden gefocust op het geweld tegen de politiediensten. 5.1. De-escalatie en het gebruik van dwang 5.1.1. De-escalatie Zoals reeds vermeld, is het doel van deze omzendbrief steeds meer te investeren in het openstellen van de politiediensten naar de maatschappij toe, in hun toegankelijkheid, in de transparantie van hun inzet en de maatschappelijke verantwoording waartoe ze democratisch verplicht zijn. Daarbij volstaat de loutere legaliteit van het politieoptreden niet langer. Naast het feit dat de beslissing of de actie intrinsiek legitiem moet zijn, is het essentieel dat ze ook als zodanig wordt ervaren. Bovendien moet ze blijven voldoen aan de criteria van legaliteit, proportionaliteit met het risico en opportuniteit.

Tegenwoordig moeten de principes en mogelijkheden van de-escalatie worden geanalyseerd, met name aan de hand van de in punt 3.1.6. besproken communicatiestrategie. De succesvolle toepassing van deze strategie zal immers een impact hebben op de perceptie van de deelnemers van de legitimiteit van het politieoptreden. Als de deelnemers de achterliggende redenen begrijpen, zal het veel beter worden aanvaard dan wanneer dat niet het geval is. Vóór, tijdens en/of na het politieoptreden is een relevante communicatie dus noodzakelijk.

Bij de beschrijving van de verschillende maatregelen zal ik terugkomen op de concrete toepassing van deze principes.

Het is ook een feit dat een willekeurige politie-interventie ten overstaan van een menigte de gepercipieerde legitimiteit van het politieoptreden met zekerheid ondermijnt. Daarom moet alles in het werk worden gesteld om de voorkeur te geven aan een gerichte interventie ten aanzien van de risicogroep wiens gedrag het politieoptreden noodzakelijk maakt. 5.1.2. Het aanwenden van dwangmiddelen Politieambtenaren hebben in het kader van hun opdrachten een bijzondere bevoegdheid om op een wettelijke manier dwangmiddelen te gebruiken. Ze worden immers, in tegenstelling tot burgers, noodgedwongen geconfronteerd met geweldsituaties. Ze hebben zelfs de expliciete deontologische plicht om op de meest doeltreffende wijze een einde te maken aan geweld of geweld te voorkomen 75, waardoor zij specifiek alert moeten zijn voor dergelijke situaties.

Het gebruik van geweld moet zolang mogelijk worden uitgesteld. Deze bevoegdheid om geweld aan te wenden onderscheidt zich van andere bevoegdheden, doordat het geen losstaande bevoegdheid is, maar dient om de uitoefening van andere bevoegdheden mogelijk te maken. Deze bijzondere bevoegdheid is onderworpen aan de beperkingen voorzien in de artikelen 1, derde lid, 37, 37bis, 37ter en 38 WPA. Indien een politieambtenaar, al dan niet in geconstitueerd verband, onder leiding van een meerdere optreedt die ter plaatse aanwezig is, zal de politieambtenaar handelen in functie van de geweldsinstructies van de hiërarchische meerdere. Als zijn meerdere daarentegen niet ter plaatse is en de verbinding tussen hen niet toelaat om tijdig instructies te krijgen, kan de politieambtenaar gebruikmaken van dwang om een ernstige en dreigende aantasting van de fysieke integriteit van een persoon of van goederen te voorkomen, waarbij de politieambtenaar in het bijzonder rekening houdt met de tolerantiegrenzen die worden opgelegd door de bestuurlijke en gerechtelijke overheden. Het bevel van de overheid doet geen afbreuk aan de verplichting van elke politieambtenaar om zelf een beoordeling te maken van de principes van legaliteit, subsidiariteit, proportionaliteit en opportuniteit inzake het gebruik van dwang.

Elk gebruik van individueel en collectief geweld is, naast andere wettelijke verplichtingen zoals onder meer het opstellen van een proces-verbaal, onderworpen aan een meldingsplicht aan de functionele meerdere, die erover verslag zal uitbrengen aan de bevoegde overheden.

Het aanwenden van collectief geweld (gebruik van interventietechnieken of -tactieken, inzet van de sproeiwagen, gebruik van politiebewapening en collectieve neutraliserende middelen, ...) wordt gemeld door de verantwoordelijke OBP aan diegene die de coördinatie en leiding van een gebeurtenis waarneemt, alsook aan de bestuurlijke en gerechtelijke overheden die belast zijn met de gebeurtenis. De omstandigheden en de te trekken lessen worden via het informatiesysteem bestuurlijke politie overgemaakt aan DAO en aan de minister van Binnenlandse Zaken. 76 De bevoegde preventiediensten zullen deze incidenten opvolgen en, samen met de cel 'Use of Force' bij de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie van de federale politie (DGR), analyseren en hierover aanbevelingen doen voor de geïntegreerde politie. 5.2. Het Centrex 77.

De voorbije tien jaar zijn de protestmethoden diverser en complexer geworden. Organisatoren zijn niet altijd beschikbaar of bereid om acties te coördineren, het fenomeen burgerlijke ongehoorzaamheid (al dan niet vreedzaam) maakt politie-interventie ingewikkelder en er ontstaan regelmatig nieuwe vormen van protest. Nog zorgwekkender is de opkomst van nieuwe bedreigingen en wapens, waardoor de politiediensten, deelnemers en mensen rondom het evenement ernstig gevaar lopen.

Als de politiediensten deze bewegingen en bedreigingen goed en tijdig willen aanpakken, moeten ze de ontwikkeling van de fenomenen nauwgezet opvolgen. Daarom wordt het Centrex bestuurlijke politie ontwikkeld.

Het doel is om verschillende experts van de politie en andere experts in dit domein zo regelmatig als nodig, en minstens vier keer per jaar, samen te brengen. Dit Centrex moet recente gebeurtenissen en fenomenen analyseren, zowel nationaal als internationaal, en de gevolgen ervan bespreken en hoe ze in de toekomst (beter) kunnen worden aangepakt.

Het Centrex zal ook op de hoogte moeten blijven van wat er buiten onze grenzen gebeurt om een anticiperende aanpak voor te stellen voor bepaalde gevaren of moeilijkheden die in ons land zouden kunnen opduiken. Dit Centrex wordt georganiseerd op initiatief van DGA en zal op zijn minst experts van de Nationale Politieacademie (ANPA), de gespecialiseerde diensten van DAS, vertegenwoordigers van een of meer DirCo's, experts ter zake uit de betrokken politiezones en de controleorganen van de politiediensten samenbrengen.

De conclusies van het Centrex moeten met name de aanpassing en ontwikkeling mogelijk maken van realistische en geschikte opleidingen die evolueren in overeenstemming met de vastgestelde veranderingen in de bewegingen. 5.3. De verschillende niveaus van politiemaatregelen De hieronder vermelde globale maatregelen kunnen worden beschouwd als niet-limitatieve mogelijkheden die de verantwoordelijke officier van politie, aan wie de coördinatie en leiding van de opdrachten van politie zijn toevertrouwd op basis van de artikelen 7/1 tot en met 7/3 WPA, kan (doen) nemen, in samenspraak met de bevoegde bestuurlijke overheid. Ze doen geen afbreuk aan de voorschriften inzake bijzondere bescherming van personen en plaatsen of aan andere verplichtingen (bv. inzake noodplanning).

Bij het opzetten van de verschillende concepten dient een bijzondere aandacht te worden besteed aan de bewijsgaring voor het geval inbreuken worden begaan.

Deze aspecten worden bij voorkeur opgenomen in een globaal operatieorder Gold. De Gold Commander zal de tolerantiegrenzen en de wensen van de bestuurlijke en gerechtelijke overheden vastleggen, op basis waarvan het zijn dispositief rechtvaardigt en de keuze van de verschillende mogelijke maatregelen. 5.3.1. De proactieve maatregelen Dit zijn overkoepelende en structureel vastgelegde maatregelen met betrekking tot het algemeen beheer van de evenementen en die onder andere organisatie van inzet, uitrusting, opleidingen en trainingen betreffen 78. 5.3.2. De preventieve maatregelen Deze maatregelen zijn niet gekoppeld aan een specifieke gebeurtenis.

Het gaat om alle initiatieven die zijn genomen om de verschillende risico's die inherent zijn aan het houden van een evenement van welke aard dan ook op te volgen en de maatregelen die zijn genomen om deze risico's en de gevolgen ervan te beperken. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op de middelen, de opleiding of de infrastructuur.

Er zijn drie soorten preventieve maatregelen: - Maatregelen met betrekking tot de middelen: eerst en vooral moet ervoor worden gezorgd dat alle politie-eenheden in een dispositief beschikken over de uitrusting die de ministeriële richtlijn MFO-2 van 23-11-2017 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie vereist om hun opdrachten uit te voeren. Dit geldt zowel voor de individuele uitrusting als voor voertuigen die speciaal hiervoor zijn uitgerust. - Maatregelen met betrekking tot de opleiding: ook hier is het basisprincipe ervoor te zorgen dat de ingezette eenheden hebben deelgenomen aan het opleidings- en trainingsproces dat in de richtlijn MFO-2 is bepaald. Ze onderscheidt twee mobilisatieniveaus: GBOR Niv A en GBOR Niv B. GBOR Niv A omvat alle opdrachten in het domein van Basic Policing en Public Management (beheer van officiële, recreatieve, commerciële, sportieve evenementen, ...). Deze opdrachten vereisen geen organisatie in geconstitueerd verband, noch een bijzondere opleiding, training of uitrusting en zijn uitvoerbaar door elk personeelslid met een GPI 48-profiel 79.

GBOR Niv B heeft betrekking op opdrachten in het raam van de handhaving van de openbare orde (Crowd Control): revendicatieve evenementen en bijeenkomsten, stakerspiket, protestmanifestatie, voetbalwedstrijd met actieve harde kernen ..., alsook opdrachten in het raam van het herstellen van de openbare orde (Riot Contain): gewelddadige samenscholingen, verboden samenscholingen, gewapende samenscholingen, rellen, private milities, ... (artikel 22, tweede lid, WPA) 80. In tegenstelling tot GBOR Niv A vereist GBOR Niv B een specifieke opleiding, training en uitrusting. Het wordt uitgevoerd in geconstitueerd verband. De bovengenoemde vereisten worden uitgebreid toegelicht in de bijlagen bij de MFO-2. - Infrastructurele maatregelen: deze maatregelen hebben betrekking op alle infrastructuurelementen op een bepaald grondgebied die een risico kunnen vormen in het kader van een evenement. Het kan gaan om een slecht aangegeven werf, een wegversmalling, een beschadigde openbare ruimte enz.

In het kader van de beheersing van de omgeving waarin het actief is, dient elk politiekorps al deze potentieel gevaarlijke situaties proactief op te volgen en ervoor te zorgen dat de nodige maatregelen worden genomen zodat al het mogelijke wordt gedaan om het vastgestelde risico te verminderen of weg te nemen. Dit werk zal ook specifiek voor elk evenement worden uitgevoerd, in het kader van de risicoanalyse die eraan voorafgaat.

Hoewel deze eerste maatregelen voor de hand lijken te liggen, moet er bijzondere aandacht aan worden besteed. Bij elke dienstaanvang in het kader van een ordedienst is de aangewezen pelotonscommandant verantwoordelijk voor de inspectie van de aan hem toegewezen machten en moet de pelotonscommandant zich ervan vergewissen dat de preventieve maatregelen met betrekking tot de middelen en de opleiding naar behoren zijn uitgevoerd. Elke tekortkoming moet worden gemeld aan de Gold Commander die, voor zover als mogelijk, zal bepalen hoe met deze tekortkoming rekening kan worden gehouden bij de inzet van deze eenheden. Bovendien zal de Gold Commander hierover achteraf verslag over uitbrengen aan de politieleiding van de betrokken eenheden, zodat al het mogelijke kan worden gedaan om dit te verhelpen vóór de volgende inzet.

Naast deze basismaatregelen vereist de voortdurende evolutie van de fenomenen waarmee de politiediensten worden geconfronteerd dat ze even flexibel zijn.

Aan de ene kant is het aan ANPA, die verantwoordelijk is voor de opleiding, om ervoor te zorgen dat ze altijd is afgestemd op deze ontwikkelingen. Het is immers van essentieel belang dat toekomstige politieambtenaren op het terrein altijd toegang hebben tot een opleiding die inspeelt op de huidige uitdagingen en in overeenstemming is met de realiteit op het terrein waarmee ze in de nabije toekomst te maken zullen krijgen. ANPA zorgt ervoor dat politietechnieken up-to-date blijven en dat ze op een uniforme manier worden aangeleerd.

Vervolgens is het net zo noodzakelijk dat deze ontwikkelingen aan bod komen in de trainingen die door de DirCo's worden georganiseerd.

Wanneer bepaalde nieuwe modi operandi opduiken, die een nieuw risico vormen voor de eenheden op het terrein, moeten deze zo snel mogelijk worden opgenomen in de wettelijk bepaalde trainingscycli. Deze trainingen moeten bovendien realistisch blijven en ervoor zorgen dat de geconstitueerde eenheden daadwerkelijk voorbereid zijn op de risico's waarmee ze kunnen worden geconfronteerd.

Om ervoor te zorgen dat het opleidingsproces voortdurend wordt bijgewerkt, zal ANPA zich via het Centrex en de daaruit getrokken lessen omringen met de experts die nodig zijn om, waar nodig, de technieken te ontwikkelen die nodig zijn om nieuwe bedreigingen het hoofd te bieden teneinde de veiligheid van zowel het ingezette personeel als de deelnemers en mensen in de omgeving van risicovolle bijeenkomsten te waarborgen.

Het persoonlijke beschermingsmateriaal (van de GBOR Niv B-eenheden) heeft zijn waarde ruimschoots bewezen. De politiediensten moeten ervoor zorgen dat het materiaal steeds is afgestemd op de behoeften op het terrein. Het probleem met deze uitrustingen blijft het gewicht.

Hoewel er vooruitgang is geboekt op dit gebied, vereist het dragen van al deze uitrustingen in een dynamisch dispositief een goede fysieke conditie. Het is daarom belangrijk dat GBOR Niv B-eenheden, naast de trainingen waarin de MFO-2 voorziet, sporttrainingen krijgen om de fysieke conditie op peil te houden. 5.3.3. De regulerende maatregelen De regulerende maatregelen hebben betrekking op een specifiek evenement. Dit zijn alle maatregelen die door de politiediensten zullen worden genomen om de risico's rond dit evenement te verminderen, of om de gevolgen te beperken als ze niet kunnen worden vermeden.

Deze maatregelen hebben betrekking op de politiedispositieven voor GBOR-opdrachten Niv A (Basic Policing en Public Management). Voor deze opdrachten is geen specifieke opleiding of uitrusting nodig, noch werken in geconstitueerd verband.

Het betreft alle politiedispositieven die bedoeld zijn om de organisator te ondersteunen in het voornemen om de afspraken te doen naleven die tijdens de verschillende vergaderingen zijn gemaakt. Zo kunnen we vermelden: - De contactpersoon bij de politie: een politieambtenaar die door de organisator en de interne ordedienst is aangewezen als bevoorrechte contactpersoon binnen de politiediensten. Deze politieambtenaar is verantwoordelijk voor het doorgeven aan de Gold Commander van alle nuttige informatie die door de organisator wordt verstrekt (aanwezigheid van harde kernen, oproep om de afspraken niet na te leven enz.). Daarnaast geeft de contactpersoon bij de politie alle mededelingen van de Gold Commander door aan de organisator (de reisweg moet worden gewijzigd door een onvoorziene omstandigheid, er is een actie van de politiediensten nakend tegen een bepaalde groep om een bepaalde reden enz.). - De kanalisatiedispositieven: dit zijn geüniformeerde politieagenten die in de marge van het evenement opgesteld staan en als opdracht hebben om de deelnemers te informeren over de route naar het evenement of om het verkeer om te leiden zodat het evenement kan doorgaan. - Dialoogpolitie: politieteams die specifiek zijn opgeleid in onderhandelen en zich bewust zijn van de problematieken die aan de actie ten grondslag liggen. Deze teams moeten beschikbaar zijn om te communiceren over voorbije en toekomstige politie-interventies. Het doel is om frustraties te helpen verminderen door aan de menigte/de mensen uit te leggen waarom de politie wel of niet ingrijpt en hen aan te sporen om vreedzaam aan het evenement te blijven deelnemen. - Informatieploegen: dit kunnen teams in burger zijn die de deelnemers aan de manifestatie observeren om eventuele risico's of bedreigingen op te sporen, hetzij voor de deelnemers, hetzij voor de politiedispositieven die ze begeleiden. Deze teams hebben een goede kennis van de groeperingen, de opduikende risico's en de onderhandelde modaliteiten van de actie. Ze brengen verslag uit aan de Gold Commander, die hen naargelang van de behoeften bijstuurt.

Deze lijst is niet exhaustief en de Gold Commander zal er, afhankelijk van het geval, voor zorgen dat alle regulerende maatregelen worden genomen die ertoe leiden dat het evenement vreedzaam verloopt. 5.3.4. De reactieve maatregelen Reactieve maatregelen zijn een ultiem middel wanneer alle regulerende dispositieven en de ingezette middelen om de-escalatie te bevorderen toch geen vreedzaam verloop van de actie toelaten. Deze maatregelen worden alleen aangewend als de houding van de deelnemers de fundamentele rechten van andere mensen ondermijnt (recht op leven en fysieke integriteit, bewegingsvrijheid, recht op eigendom enz.). Ze moeten het mogelijk maken om het algemeen belang te dienen wanneer dit wordt bedreigd door individueel gedrag.

Deze reactieve dispositieven zijn gespecialiseerde geconstitueerde eenheden die speciaal zijn uitgerust en opgeleid om te reageren op specifieke dreigingen (volgens de termen van de MFO-2).

Naast de dispositieven, technieken en middelen die worden ingezet, en die in het volgende punt worden beschreven, moet de Gold Commander altijd streven naar de-escalatie. Daarom zal de Gold Commander naast reactieve maatregelen ook regulerende maatregelen blijven nemen om ervoor te zorgen dat de situatie zo snel mogelijk terug normaal wordt. 5.3.5. De opvolgingsmaatregelen Elk evenement moet een kans zijn om te leren en te evolueren. Het is essentieel dat politiediensten mogelijke incidenten, of de maatregelen die met succes zijn genomen om ze te voorkomen, gebruiken en er goede praktijken of verbeterpunten voor toekomstige dispositieven uit afleiden.

Hetzelfde geldt voor de opvolgingsmaatregelen voor herstellingen, de begeleiding van mensen, post-crisiscommunicatie, de gerechtelijke repressieve opvolging enz.

Opnieuw zal het Centrex, op basis van incidentrapporten van de eenheden die de interventies uitvoerden, een sleutelrol spelen bij de ontwikkeling en verspreiding van de opgebouwde expertise. 5.4. De politionele technieken en middelen De officier aan wie de leiding van de opdrachten van politie wordt toevertrouwd (art. 7/1 tot 7/3 WPA 81), kan op basis van deze bevoegdheid en de daaruit voortvloeiende gezagsrelatie, beslissen welke middelen worden ingezet en welke kledij, uitrusting en bewapening dient te worden gedragen. Dit gebeurt in overleg met de betrokken overheden en in samenspraak met de diensten van de lokale en federale politie die in versterking komen.

De inzet van politiemiddelen gebeurt gradueel, overeenkomstig de basisbeginselen bepaald in artikel 37 WPA en de principes van de CP 4bis van 30/01/2025, rekening houdend met de tolerantiegrenzen, de evolutie van de reële risico's, het gewenste effect en de perceptie van legitimiteit en de mogelijke escalatie. De politiediensten zullen in het bijzonder toezien op de verspreiding en mededeling van bevelen, binnen de grenzen van artikel 37 WPA, om met alle mogelijke middelen ervoor te zorgen dat de deelnemers zich bewust zijn van de onwettigheid van hun actie en van de nakende interventie van de politiediensten. De politie houdt bij voorkeur, en in het bijzonder voor wat de interventie-eenheden betreft, een lage zichtbaarheidsdrempel aan en stelt zich discreet op. Er wordt voorzien in een gepaste omkadering van de risicogroepen. Bij eventuele acties gaat de politie doordacht, gericht en beperkt te werk om de schade, de mogelijke escalatie en de maatschappelijke overlast zoveel mogelijk te beperken en de vreedzame deelnemers niet op een negatieve manier te betrekken. De bestuurlijke arrestaties zijn onderworpen aan de gevallen voorzien in de WPA en moeten beperkt blijven tot de situaties van volstrekte noodzaak. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de rechten van de aangehouden personen, die op een waardige manier en volgens dezelfde filosofie moeten worden behandeld als degene die uiteengezet is in de ministeriële omzendbrief CP 5 van 7 juli 2023 betreffende het handelingskader inzake het professioneel profileren en controleren.[00e2][0080][008b] Als onderdeel van het vervolgingsbeleid zoals afgesproken met het parket, moet de politie het nodige doen om het bewijsmateriaal ten aanzien van de daders te vrijwaren. Het gebruik van dwang moet gradueel verlopen op basis van concepten en modaliteiten die nauwkeurig in de operatieorders staan beschreven. 5.4.1. De politionele technieken Zoals reeds toegelicht, zijn er naast de klassieke proteststijlen die we al tientallen jaren kennen, de laatste jaren nieuwe vormen van protest ontstaan. In sommige opzichten zijn de traditionele politietechnieken ontoereikend gebleken om in te spelen op deze nieuwe vormen. Het lijdt geen twijfel dat dit nieuw fenomeen zich in de toekomst zal blijven ontwikkelen en dat de vormen van protest zich zullen vermenigvuldigen.

Daarom moeten de inzet en opleiding van de politiedispositieven en het perfectioneren van hun interventietechnieken voldoen aan deze nieuwe eis van flexibiliteit en aanpassingsvermogen. De eerstelijnseenheden, die als eerste met deze veranderingen worden geconfronteerd, moeten hun ervaring delen met het Centrex en via deze weg ook ANPA. Samen moeten ze kunnen voldoen aan de operationele behoeften waarmee ze worden geconfronteerd. De leidraad bij de ontwikkeling en aanpassing van deze technieken zal altijd de filosofie van het genegotieerd beheer van de openbare ruimte en het constante streven naar de-escalatie blijven.

De politiediensten beschikken al over verschillende gespecialiseerde technieken voor het genegotieerd beheer van de openbare ruimte. Deze technieken hebben hun waarde bewezen en de relevantie ervan staat niet ter discussie. Het is echter noodzakelijk om de horizon van deze technieken te openen voor nieuwe fenomenen, waarvan de meerderheid vreedzaam is en die niet kunnen worden beheerd met deze klassieke technieken.

In de volgende paragrafen identificeren we een aantal principes die flexibel zullen moeten evolueren in het licht van de democratische behoeften, maar altijd in strikte overeenstemming met de wet en de filosofie die aan de basis ligt van hun implementatie. 5.4.1.1. De interventie ten aanzien van bewegingen van burgerlijke ongehoorzaamheid Burgerlijke ongehoorzaamheid is een daad van verzet tegen politieke beslissingen die als onwettig worden beschouwd. Het concept is niet nieuw, maar het is de afgelopen jaren heel vaak gebruikt om acties tegen bepaalde beslissingen exponentieel te doen toenemen. Burgerlijke ongehoorzaamheid is traditioneel illegaal maar geweldloos. Het is in ieder geval in het licht van deze aanvaarding dat ze hier is uitgewerkt.

Burgerlijke ongehoorzaamheid kan op vele manieren tot uiting komen, bijvoorbeeld door het massaal bezetten van een kruispunt zonder toestemming, door zich vast te maken aan straatmeubilair (met lijm of cement enz.), ...

De politie-interventie zal afhangen van de tolerantiegrenzen die door de overheid zijn vastgesteld, aangezien de loutere illegaliteit van de actie niet volstaat om een interventie op eigen initiatief van de politiediensten te rechtvaardigen. De concrete situatie op het terrein zal mee de opportuniteit van een eventuele tussenkomst bepalen.

Voor deze fenomenen is het essentieel dat de politieactie wordt aangestuurd door de bestuurlijke overheid en afhankelijk is van de bereidheid van die verkozen overheid om een einde te maken aan of bepaalde beperkingen op te leggen aan het gedrag dat de openbare orde verstoort. De politionele overheid heeft dan geen autonome interventiemarge.

Op technisch vlak moeten voor de politieactie waartoe de overheid besluit alle voorzorgsmaatregelen worden genomen die nodig zijn om de fysieke integriteit van personen te beschermen. Hetzelfde geldt voor het behoud van de waardigheid van de personen die in deze context van hun vrijheid zijn beroofd. 5.4.1.2. De tijdelijke omsluiting 82.

Deze politiemethode bestaat uit het tijdelijk immobiliseren en controleren van een groep mensen door middel van een omsluiting.

De personen in kwestie worden - gedurende de tijd die noodzakelijk is - in hun beweging beperkt (opgehouden), wat overeenkomt met een omsluiting 83 zonder opsluiting in een cel. Er is een belangrijk verschil tussen het "beperken van de bewegingsvrijheid" en een "vrijheidsberoving". Bij een tijdelijke omsluiting gaat het niet om een arrestatie sensu stricto, maar over het louter ophouden of het beperken van de bewegingsvrijheid. Bijgevolg zijn de beperkingen en verplichtingen van artikel 5 EVRM 84 hier niet van toepassing.

Het toepassen van de techniek van de tijdelijke omsluiting is een feitelijke beoordeling die afhangt van de concrete omstandigheden en van de proportionaliteit van de politiemaatregel.

Deze tijdelijke beperking is enkel gerechtvaardigd als ze een legitiem doel nastreeft, noodzakelijk en evenredig is om het hoofd te bieden aan een daadwerkelijk of onmiddellijk gevaar en wanneer andere middelen niet volstaan. De maatregel mag niet langer duren dan redelijkerwijs noodzakelijk is en moet de minst ingrijpende en meest doeltreffende oplossing zijn die beschikbaar is.

Bovendien moet de politie de demonstranten inlichten over de reden van de maatregel en alles in het werk stellen om mensen die niet bij het evenement betrokken zijn, in staat te stellen het afgesloten gebied te verlaten. 5.4.1.3. De administratieve verplaatsing De administratieve verplaatsing is een techniek die wordt gebruikt om een risicogroep van een bepaalde plaats te verwijderen, ofwel omdat de plaats in kwestie vorm geeft aan de spanning en het risico dat de situatie uit de hand loopt, ofwel omdat de houding van de groep de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren, waardoor bijvoorbeeld vreedzame demonstranten hun rechten niet kunnen uitoefenen. In tegenstelling tot de tijdelijke omsluiting wordt de administratieve verplaatsing beschouwd als een vrijheidsberoving en valt ze onder de relevante artikelen van de WPA. Deze techniek bestaat erin een bepaalde groep van hun vrijheid te beroven om ze te verwijderen van een plaats waar de openbare orde verstoord wordt of dreigt te worden verstoord. De van hun vrijheid beroofde personen worden naar een positieve aantrekkingspunt gebracht, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met het vervoermiddel waarmee ze naar de plaats van het evenement zijn gekomen, zodat ze die kunnen verlaten.

Verschillende taken in verband met de vrijheidsberoving worden ter plaatse uitgevoerd en de personen die worden vrijgelaten, moeten zo snel mogelijk in vrijheid worden gesteld. Als de verandering van attitude van een persoon of groep die betrokken is bij de administratieve verplaatsing dit vereist, kan de maatregel evolueren naar een klassieke aanhoudingsprocedure in een verzamelcentrum voor aangehouden personen (VzCAP). 5.4.2. De bijzondere middelen De keuze voor een bepaald bijzonder middel of voor een combinatie van middelen is afhankelijk van de situatie, van de risico's en van de toetsing aan de legitimiteit, de opportuniteit, de effectiviteit en de proportionaliteit. De maatschappelijke aanvaarding van een bepaald middel is eveneens een belangrijk criterium in de keuze. De bijzondere middelen die worden ingezet, moeten altijd deel uitmaken van een algemene de-escalatieaanpak en een tweeledig doel nastreven: enerzijds een snelle terugkeer naar de normale situatie en anderzijds de arrestatie van de daders van geweldfeiten.

De Directie openbare veiligheid (DAS) is een belangrijke speler bij de inzet van deze bijzondere middelen. De meeste van deze middelen worden immers in deze dienst ontwikkeld. Het is dan ook essentieel dat, met name via het Centrex, hun inzet en de bijbehorende technieken regelmatig worden geëvalueerd met de politiezones die van deze expertisesteun genieten, en indien nodig worden verbeterd voor meer efficiëntie en doeltreffendheid, steeds in het kader van de basisinterventiefilosofie van de politiediensten. 5.4.2.1. De Spaanse ruiters De Spaanse ruiters zijn een klassiek middel dat al tientallen jaren door onze politiediensten wordt gebruikt. Ze worden gebruikt om een controlepost op te zetten voor een kritiek punt dat moet worden beschermd en om een obstakel op te werpen dat voldoende fysieke afstand mogelijk maakt tussen de deelnemers aan een evenement en de politiediensten.

De beslissing om Spaanse ruiters te gebruiken is, net als alle bijzondere middelen, gebaseerd op de resultaten van de risicoanalyse van de Gold Commander. De Gold Commander zal ervoor zorgen dat de organisator op de hoogte wordt gebracht van het gebruik van dit middel en de redenen daarvoor, in het kader van de voorbereidende vergaderingen voor het evenement. Dit met als doel de aanvaarding door de deelnemers aan de actie te bevorderen.

Voor bepaalde acties met een hoog risico is een specifieke verankering van de Spaanse ruiters nodig. DAS zal dan de Gold Commander voorzien van de expertise en materiële middelen om de stevigheid van de opgezette controleposten te versterken. 5.4.2.2. De gespecialiseerde teams De gespecialiseerde teams (arrestatieteams, lock-on teams, sproeiwagenteams, APC 85-teams, ...) mogen enkel worden aangewend voor deze domeinen waarvoor ze voorzien zijn. Ze staan onder bevel van een officier van bestuurlijke politie. Het zijn operatie-ondersteunende middelen die in principe niet autonoom optreden en op een zodanige manier worden aangewend dat de fysieke integriteit van personen niet in gevaar wordt gebracht.

De functionele uitrusting van deze teams (zoals individuele beschermingselementen) kan naargelang de aan hen toegewezen opdrachten veranderen.

De technieken voor de inzet van deze teams evolueren eveneens. Er wordt op toegezien dat ze worden ontwikkeld in lijn met de behoeften die tot hun inzet leiden. Waar nodig wordt via het Centrex de aanzet gegeven om deze technieken bij te werken, met name wat betreft hun aanvaarding door de publieke opinie. Op dezelfde manier moet er bijzondere aandacht worden besteed aan de coherente ontwikkeling van technieken en de tactische afstemming tussen de technieken, zodat de-escalatie wordt nagestreefd en het politieoptreden proportioneel is. 5.4.2.3. De politie te paard De politie te paard is vooral geschikt voor opdrachten in het kader van de handhaving van de openbare orde (toezichtpatrouilles, kanalisatiedispositieven, begeleidende escortes, beveiliging van sectoren, doorzoeken van zones, ontruimen van open plaatsen, het zacht terugdrijven van groepen, ...). Uitzonderlijk, wanneer andere middelen ontoereikend zijn, kan de politie te paard ook gericht en gedifferentieerd aangewend worden voor het herstellen van de openbare orde (handhaven van een samenscholingsverbod, met dwang terugdrijven van groepen of ontruimen van plaatsen, uiteendrijven van gewapende samenscholingen, tussenkomen bij stadsrellen, ...). 5.4.2.4. De hondenteams De patrouillehondengeleiders worden voornamelijk als ontradend middel en op een preventieve manier ingezet: als patrouille-element, kanalisatie-element of controle-element in eerste lijn, als doorzoekingselement in eerste of tweede lijn of als escorte-element in tweede lijn. In extreme situaties (rellen, gewapende en gewelddadige samenscholingen, ...), wanneer andere, zachtere middelen ontoereikend zijn en de situatie de fysieke integriteit van personen ernstig in gevaar brengt, kunnen patrouillehonden aangewend worden om reactieve handelingen tegen personen of groepen te ondersteunen. Vervolgens worden alle maatregelen genomen, met name met betrekking tot de uitrusting van de honden, om ervoor te zorgen dat hun interventie geen ernstige verwondingen toebrengt aan mensen en dat ze gericht en gedifferentieerd worden ingezet tegen de groepen wier gedrag hun inzet noodzakelijk heeft gemaakt.

In alle gevallen wordt de inzet van hondenteams geregeld door artikelen 22 en 37 WPA. 5.4.2.5. De collectieve spray De collectieve spray (natuurlijke OC 86-pepperspray of CS 87-traangasspray) wordt beschouwd als collectieve bewapening (neutraliserend middel) 88.

Het is een `non lethal' louter defensief middel waarvan het gebruik beperkt moet blijven tot de situaties met zware vormen van collectief of individueel geweld tegen de politie of tegen personen, in de gevallen van wettige verdediging of wanneer de politieambtenaren de aan hun bescherming toevertrouwde personen, posten, gevaarlijke goederen of plaatsen op geen andere wijze kunnen verdedigen. Het middel wordt beschouwd als een `zachter' alternatief voor zwaardere vormen van fysiek politiegeweld (gebruik van de wapenstok, ...) of gebruik van vuurwapens. De collectieve spray wordt dus in principe niet reactief gebruikt, tenzij dit het 'zachtste' middel is om het nagestreefde wettige doel te bereiken. De inzet van dit middel gebeurt in functie van de risicoanalyse en op beslissing en verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie, behalve in geval van wettige verdediging. De officier van bestuurlijke politie (OBP) moet beslissen wanneer en hoe het middel wordt aangewend. Indien de omstandigheden dit vereisen, dient er ook een dispositief voorzien te worden voor de opvang en de ontsmetting van de getroffen personen, samen met maatregelen voor de minimale bescherming van het politiepersoneel. 5.4.2.6. De traangasgranaten De traangasgranaten om te gooien of om af te schieten worden beschouwd als bijzondere bewapening op basis van artikel 6 van het koninklijk besluit van 30 juni 2007 op de politiebewapening. Deze bijzondere bewapening wordt door de minister van Binnenlandse Zaken vastgelegd en wordt enkel toegekend op basis van een specifieke procedure. Het is een `non lethal' voornamelijk defensief middel waarvan het gebruik beperkt moet blijven tot de genoemde gevallen voor het gebruik van de collectieve spray en in voorkomend geval tot de gevallen waarbij de politiediensten worden belast met het uiteendrijven van gewapende en gewelddadige samenscholingen in de zin van artikel 22 WPA. 5.4.2.7. De nieuwe technologieën en de virtuele openbare ruimte Deze omzendbrief is niet de plaats om uit te weiden over de integratie van nieuwe technologieën in de werking van de politiediensten, omdat deze kwestie veel verder gaat dan het onderwerp van deze omzendbrief.

De afgelopen jaren zijn de politiediensten begonnen met het integreren van verschillende middelen in hun basiswerking (drones, mobiele of vaste camera's, enz.).

De technologische vooruitgang biedt steeds meer mogelijkheden en de politiediensten moeten deel uitmaken van een flexibel en dynamisch proces voor het gebruik van deze technologieën, binnen een duidelijk wetgevend kader dat rekening houdt met onze democratische waarden. Het is dus onze ambitie om technologisch bij te blijven en tegelijkertijd binnen een strikt wettelijk kader te handelen.

Bovendien mag het belang van de positionering van politiediensten in de virtuele openbare ruimte niet worden onderschat. Het is ook een essentieel forum voor protest. Als de politie in de virtuele openbare ruimte aanwezig is kan dat helpen om schadelijke gevolgen te vermijden die tot geweld kunnen leiden tijdens het fysieke protest. Deze virtuele openbare ruimte moet deel uitmaken van de communicatiestrategie die de politiediensten ontwikkelen. 5.4.2.8. Andere bijzondere middelen In dit stadium, en gezien de opkomst van nieuwe ernstige risico's voor de fysieke integriteit van personen tijdens manifestaties, is het niet aangewezen om andere bijzondere maatregelen aan deze omzendbrief toe te voegen. De beeldvorming van deze fenomenen is immers nog volop in ontwikkeling. Toch is het, gezien de recente, vaak gewelddadige ontwikkelingen, nodig om de geschiktheid en noodzaak van nieuwe bijzondere middelen te onderzoeken om hieraan het hoofd te kunnen bieden.

Indien nodig moet het onvermogen van de huidige middelen om op bepaalde dreigingen te reageren en de nood aan een nieuw bijzonder middel worden geanalyseerd door het Centrex of door de bewapeningscommissie en de verschillende experts die de minister van Binnenlandse Zaken op dit gebied adviseren. 5.4.3. Het gebruik van camera's door de politie De wet op het politieambt regelt het gebruik van camera's door politiediensten in het raam van de uitvoering van bestuurlijke en gerechtelijke opdrachten 89. Bijgevolg is het gebruik van camera's door politiediensten onderhevig aan de krachtlijnen en het toepassingsveld van de WPA en enkel mogelijk met strikte inachtneming van de beginselen inzake finaliteit, proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Cameragebruik moet dus steeds kunnen worden gerechtvaardigd. Zowel het zichtbaar als het niet zichtbaar gebruik van camera's zijn in de WPA opgenomen.

Daarnaast bestaat er ook een bijzondere regeling in de WPA betreffende het zichtbaar gebruik van individuele camera's door de politiediensten ("bodycams"), verder verduidelijkt in de omzendbrief GPI 104bis van 28 januari 2025 90.

Gezien de snelle opeenvolgende technologische en maatschappelijke ontwikkelingen, is en blijft het wetgevende kader met betrekking tot het gebruik van camera's door de politie voortdurend in ontwikkeling.

Bijgevolg is het niet opportuun noch efficiënt om de huidige wettelijke bepalingen en modaliteiten uitvoerig in deze omzendbrief te beschrijven. Deze evoluties moeten op de voet worden gevolgd en in duidelijke, actuele richtlijnen ter beschikking worden gesteld aan de politieambtenaren. 5.5. De grootschalige arrestaties De aanpak van grootschalige arrestaties is altijd een uitdaging voor het genegotieerd beheer. Het is een constante zoektocht naar een aantal verschillende essentiële evenwichten : de bestuurlijke opvolging en de duur van de vrijheidsberoving, het handhaven en/of herstellen van de openbare orde en de absolute noodzaak van de vrijheidsberoving.

Dit zoeken naar evenwicht vereist dat er voor elk evenement in kwestie bijzondere aandacht wordt geschonken aan de problematiek van grootschalige arrestaties, ook in geval van niet-aangekondigde evenementen. (Voor niet-aangekondigde evenementen kan de politie voorzien in een staand order of een reactieschema waarin werkwijze en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd.) Tijdens de voorbereiding kunnen verschillende soorten maatregelen worden genomen om te anticiperen op de best mogelijke aanpak van grootschalige arrestaties.

Zo moet het operatieorder een aantal hieraan gelinkte rubrieken hernemen: - de tolerantiegrenzen, die de richtlijnen van de overheden ter zake in detail beschrijven (zowel die van de bestuurlijke overheid voor de bestuurlijke arrestaties als die van de gerechtelijke overheden voor de gerechtelijke aanhoudingen); - het besluit van de Gold Commander omtrent het niveau (Gold - Silver - Bronze) dat kan beslissen om over te gaan tot vrijheidsberoving; - de nodige informatie op de arrestatiefiches en de verwachtingen hieromtrent vanwege het personeel op het terrein, zeker wanneer het om politieambtenaren in versterking gaat die niet vertrouwd zijn met de gangbare procedures; - de aanduiding van een leidinggevende verantwoordelijk voor de opvolging van de vrijheidsberovingen, de controle van de arrestatiefiches en het bewaken van de kwaliteit tijdens de verschillende fases van het proces; - elke andere pertinente informatie ter zake.

Ook tijdens de briefing moet het onderwerp van grootschalige arrestaties aan bod komen. Dit is het uitgelezen moment om de algemene interventieprincipes ter zake te herhalen en iedereen te herinneren wat er concreet wordt verwacht.

Tijdens de eigenlijke uitvoering van grootschalige arrestaties is het raadzaam om met volgende aanbevelingen rekening te houden: - het zoeken naar een evenwicht tussen de informatie die op het terrein werd geregistreerd en eventuele aanvullingen die in het VzCAP werden verkregen, met als permanent doel het opstellen van een aanhoudingsfiche conform artikel 33bis WPA; - algemeen, het nemen van alle mogelijke maatregelen die de rechten van een aangehouden persoon respecteren, zonder de operationele noodwendigheden, in het bijzonder de veiligheid van zowel politieambtenaren als van de aangehouden personen in het gedrang te brengen.

Aanvullend wordt de toepassing van meerdere goede praktijken aanbevolen: - de aanduiding van een coördinator die de opvolging van de aanhoudingen op het terrein verzekert en in permanent contact staat met de verantwoordelijke van het VzCAP; - het permanent streven naar de digitalisering van het proces van grootschalige aanhoudingen teneinde de afhandelingstermijnen te verkorten en de traceerbaarheid van groepen aangehouden personen te vergroten; - het inzetten van ploegen (in burger) die de onruststokers kunnen herkennen en de OBP ondersteunen bij het aanduiden van personen die effectief van hun vrijheid beroofd moeten worden; - op het terrein, en indien dit onmogelijk is in het VzCAP, bijzondere aandacht schenken aan mensen die van hun vrijheid zijn beroofd en waarvan het duidelijk is dat ze niet deelnamen aan de actie die de openbare orde bedreigde en die bijgevolg zo snel mogelijk terug in vrijheid moeten worden gesteld; - wanneer de risicoanalyse de opportuniteit ervan aantoont, één of meer personen in het VzCAP aanduiden die specifiek de minderjarige aangehouden personen opvolgen (in het bijzonder voor wat het contact met de ouders of de wettelijk verantwoordelijken betreft, maar evengoed voor elke andere opdracht vanwege de Gold Commander).

Het is belangrijk te herhalen dat vrijheidsberoving enkel mogelijk is in geval van absolute noodzaak en pas nadat eerst alle andere dwangmiddelen (in het bijzonder de tijdelijke omsluiting zonder vrijheidsberoving) werden overwogen.

Tenslotte is het, omwille van de gevoeligheid van het onderwerp en van de constante, voornamelijk digitale evoluties ter zake, belangrijk dat de problematiek van de grootschalige aanhoudingen ook aandacht krijgt tijdens de debriefings, hetgeen een voortdurende verbetering van het beheer ervan mogelijk zal maken. 6. Gebruik van dwang en geweld door de politie De WPA bepaalt in artikel 1, derde lid, dat de dwang die door politieambtenaren aangewend wordt in de uitvoering van hun opdrachten enkel wettelijk kan zijn indien dit gebeurt onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald.Het gebruik van dwang en geweld door politieambtenaren grijpt immers in op het recht op lichamelijke en psychische integriteit (en in sommige gevallen op het recht op leven).

Onwettig en/of excessief politiegeweld tast niet enkel het vertrouwen van de maatschappij in de politie aan, maar ook haar legitimiteit.

Het begrip `dwang' is ruimer dan geweld en houdt elke maatregel in (bevel, vraag, terechtwijzing, geweld, ...) die een verplichting, verbod of gebod inhoudt, of die de burger ertoe verplicht iets te doen of te laten 91. Politionele dwangmiddelen zijn dus middelen aangewend ter ondersteuning van de wettelijke politiebevoegdheden die een inmenging in de individuele vrijheden of een beperking ervan inhouden (identiteitscontrole, fouillering, arrestatie, boeien, ...). De manier waarop deze maatregelen worden opgelegd heeft ontegensprekelijk een impact op de beleving ervan en dus ook op de reactie erop.

Gewone politiemiddelen (vb. verkeersregeling, toezichtspatrouille, ...) hebben geen impact op rechten en vrijheden en zijn dus geen dwangmiddelen.

Gebruik van geweld houdt een dwangmatige, meer dan geringe kracht in; het is een specifiek dwangmiddel dat alle procedures omvat die worden gebruikt om een persoon (of dier) te neutraliseren.

Artikel 37 WPA schrijft voor dat elke aanwending van geweld aan volgende voorwaarden moet voldoen 92: - een wettelijke basis (wettelijkheid- of legaliteitsprincipe); - het moet de laatste mogelijkheid zijn om een politiemaatregel uit te voeren (subsidiariteit- of noodzakelijkheidsprincipe); - het gebruikte geweld moet in verhouding zijn tot het beoogde doel en de risico's (proportionaliteitsprincipe en redelijkheidsbeginsel).

Nog altijd volgens artikel 37 WPA moet aan elk gebruik van geweld een waarschuwing voorafgaan, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden.

Concreet betekent dit alles dat de politiediensten verplicht zijn om zo weinig mogelijk geweld te gebruiken en dat er een gradatie in het gebruik van geweld moet bestaan. Indien mogelijk wordt over het gebruik van dwang en geweld overlegd met de bevoegde overheden Een recente en problematische trend is het verspreiden van beelden van geweldsincidenten waarbij de politie betrokken is op sociale media, bijna in real time en vaak uit de context gerukt. Dit is schadelijk voor de perceptie van de legitimiteit van het politieoptreden. In dit kader is het fundamenteel om nogmaals de aandacht te vestigen op het feit dat politieambtenaren de expliciete deontologische plicht hebben om op de meest doeltreffende wijze een einde te maken aan geweld of om geweld te voorkomen. Het gebruik ervan moet echter zolang mogelijk worden uitgesteld en beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke.

De bevoegdheid om dwang en geweld te gebruiken moet worden gezien als een soort steunbevoegdheid die de uitoefening van andere bevoegdheden mogelijk maakt en is onderworpen aan de beperkingen zoals voorzien in de artikelen 1, al. 3, 37, 37bis, 37ter en 38 WPA. Een politieambtenaar die (in geconstitueerd verband of niet) onder leiding staat van een meerdere die ter plaatse aanwezig is of met wie er rechtstreekse verbinding is, moet handelen volgens de richtlijnen van die meerdere. Dit ontslaat de politieambtenaar in kwestie echter niet van de verplichting om zelf steeds een beoordeling te maken van de hierboven beschreven principes voor wat betreft het gebruik van dwang (-en geweld-). Het is een goede praktijk om de algemeen geldende richtlijnen in verband met het aanwenden van dwang en geweld neer te schrijven in een operatieorder of maneuverplan.

Om geweldssituaties zoveel mogelijk te voorkomen of om ze, binnen de grenzen van de wettelijke voorschriften, te beheren is het van belang dat de leden van het operationeel kader een geschikte fysieke en mentale opleiding en een aangepaste uitrusting krijgen. 7. Geweld tegen politie Het feit dat politieambtenaren het risico lopen om in eerste lijn met geweld te worden geconfronteerd is intrinsiek verbonden met hun maatschappelijke functie, hun opdrachten, en hun bijhorende bevoegdheden. Om hierop te reageren en indien het wettige doel niet op een andere manier kan worden bereikt, kennen de artikelen 1 en 37 van de WPA aan de politieambtenaren de bevoegdheid toe om, indien nodig en mits naleving van de wettelijke voorwaarden, dwang en geweld te gebruiken.

Dit maakt deel uit van het 'sociaal contract', dat aan overheden het recht geeft om regels op te stellen en het gezag uit te oefenen, om totale chaos en wetteloosheid te voorkomen.

Sinds een aantal jaar is er echter een evolutie aan de gang waarbij steeds vaker en driester geweld wordt gebruikt tegen politieambtenaren. Hoewel dit een algemeen verschijnsel is, treft het vooral politieambtenaren tijdens de uitvoering van hun opdrachten in het kader van evenementen in de openbare ruimte.

De gevolgen hiervan (naast zware materiële schade aan zowel openbare als privé-eigendommen) zijn legio: gekwetste en getraumatiseerde politieambtenaren die zich niet veilig meer voelen tijdens de uitoefening van hun taken. Het toont de algemene kwetsbaarheid aan van de politieambtenaren, ook in het kader van het GBOR-gebeuren. Nazorg 93 is dan ook een essentiële opdracht in dit domein.

Respect voor anderen en het verbod op geweld en haat zijn fundamentele principes in een democratie. Een geweldloze maatschappij is echter een utopie. Daarom is het is de taak van de politionele overheid om hier, als werkgever, op in te spelen en optimaal te investeren in het welzijn (en dus ook de veiligheid) van hun medewerkers 94.

Vooreerst moet er voldoende worden voorzien en geïnvesteerd in, kwaliteitsvolle en verplichte opleidingen en trainingen om de politiemedewerkers fysiek en mentaal weerbaar te maken. Niet enkel de opleidingen en trainingen an sich zijn van fundamenteel belang, maar evenzeer de bijhorende evaluaties en debriefings.

Daarnaast moet er ook permanent worden geïnvesteerd in voldoende en aan de (evoluerende) context aangepaste uitrustingen en materiaal. Het feit dat men goed gevormd, opgeleid en getraind is en zo goed mogelijk uitgerust om in gevaarlijke omstandigheden te werken creëert meer veiligheid Ook de bestuurlijke overheid heeft hierin een rol en verantwoordelijk te spelen. De bestuurlijke overheid bepaalt in principe immers waar en wanneer de politiediensten reactief tussenkomen in het kader van evenementen in de openbare ruimte. De bestuurlijke overheid bepaalt voorafgaand aan een evenement een aantal tolerantiegrenzen die de deelnemers moeten respecteren. Het is evident dat geweld tegen politie niet kan worden getolereerd.

Het is belangrijk dat deze lijn tijdens het evenement wordt aangehouden en dat de bestuurlijke overheid zonder al te veel uitstel de politie de nodige toelatingen geeft om op te treden wanneer ze met geweld wordt geconfronteerd. Snel en gericht reactief ingrijpen (al dan niet met gebruik van bijzondere middelen) verhoogt de kans op een snelle de-escalatie en op het normaliseren van een geweldstoestand.

Omgekeerd riskeert een uitgestelde of een negatieve beslissing dat er een gevoel van straffeloze opportuniteit ontstaat en dat gewelddadige relschoppers nog driester worden en nog meer schade aanrichten.

Ook de gerechtelijke overheden kunnen hieraan bijdragen door gewelddadige relschoppers aan te houden (desgevallend eerst op te sporen) en consequent te vervolgen. Dit zal het gevoel van straffeloosheid voor geweld verminderen.

De omzendbrief GPI 100 van 18 december 2022 betreffende het gebruik van geweld tegen leden van de Geïntegreerde Politie wil zowel de oorzaken als de gevolgen ervan aanpakken door middel van preventie, begeleiding van slachtoffers en hun omgeving, strafrechtelijke vervolging, burgerlijke partijstelling en de vereenvoudiging van administratieve procedures om de slachtoffers te ondersteunen.

Besluit Als we een les kunnen trekken uit de ontwikkelingen van de afgelopen jaren en uit de nieuwe vormen van protest, dan is het wel dat de Belgische aanpak van revendicatieve evenementen en het genegotieerd beheer van de openbare ruimte relevanter zijn dan ooit. We moeten dan ook blijvend inzetten op het samenleven, in de voortdurende zoektocht naar een evenwicht tussen eenieders fundamentele rechten en vrijheden en in het nastreven van het algemeen belang van het leven in een vreedzame samenleving die vrijheid van meningsuiting mogelijk maakt.

Het is deze fundamentele kwestie, die overal ter wereld zo vaak wordt ondermijnd, die we met trots moeten blijven verdedigen en waar elk van de partners die betrokken zijn bij dit genegotieerd beheer in moet blijven investeren zodat dit een fundamentele waarde van onze samenleving blijft.

Deze aanpak beoogt nog steeds volgende doelstellingen: - Een democratische doelstelling: het optimaal vrijwaren van de grondrechten, de gerechtvaardigde verwachtingen en belangen van de bevolking en de veiligheid en de leefbaarheid d.m.v. een conceptueel werkingskader. - Een de-escalerende doelstelling: het waarborgen van verdere vrede en van een vreedzaam en veilig verloop van evenementen met gebruik van strikt noodzakelijke dwang d.m.v. dialoog, respectvol overleg en gedeelde responsabilisering. - Een capaciteitsdoelstelling: het realiseren van een legitiem, beredeneerd, risico-gebaseerd en oordeelkundig politieoptreden d.m.v. een grondige risicoanalyse en actief partnerschap. - Een informatieve doelstelling: het uitwisselen van kennis en informatie d.m.v. informele, formele en virtuele contacten gebaseerd op wederzijds vertrouwen. - Een educatieve doelstelling: het opleiden, het trainen, het evalueren, het afleggen van rekenschap en het anticiperen en innoveren d.m.v. een performant globaal concept voor informatie, opleiding, evaluatie, expertise en innovatie.

Deze omzendbrief vervangt de omzendbrief OOP 41 van 31 maart 2014 betreffende de operationalisering van het referentiekader CP 4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte n.a.v. gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen evenals de omzendbrief van 5 augustus 2022 betreffende het individueel en preventief betogingsverbod, ter aanvulling van de omzendbrief OOP 41.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A.VERLINDEN _______ Nota's 1 Het betreft, onder meer, de voorziene en niet-voorziene gebeurtenissen met een openbaar karakter of een openbare impact, zoals een verkeersongeval, onheil, schadegeval, ... alsook de volksoplopen, zoals de vergaderingen in besloten of overdekte plaatsen en de bijeenkomsten in open lucht. Deze kunnen zich situeren in het domein van volksvermaak en ontspanning (al dan niet gratis), zoals bals, concerten, toneelvoorstellingen, filmvoorstellingen, party's, sportmanifestaties, ... Vergaderingen en bijeenkomsten kunnen ook een politiek, sociaal, cultureel, commercieel, filosofisch, religieus, ... doel hebben, zoals officiële plechtigheden, topconferenties, meetings, optochten, stakingspiketten, protestacties, manifestaties, verkeersblokkades, bezettingen, ... Deze activiteiten veruitwendigen zich onder de vorm van een passief of actief publiek, een dynamische menigte, een revendicatieve bijeenkomst of actie, ... Daarnaast zijn er ook de kwaadwillige samenscholingen met een onwettelijk of gewelddadig motief, zoals gewelddadige samenscholingen die de uitvoering van de wet hinderen, samenscholingen die gepaard gaan met privé-milities, rellen, oproer, onlusten, opstanden, plunderingen, verwoestingen, gewapende samenscholingen, ... 2 Openbare Orde/Ordre Public. 3 Community Policing. 4 De vrije meningsuiting, de vrijheid van vergadering en van vereniging worden in België sinds 1830 gegarandeerd in respectievelijk artikelen 19, 26 en 27 van de Grondwet.

Internationaal zijn deze vrijheden ingeschreven in artikelen 19 en 20 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM, 10 december 1948), artikelen 19, 21 en 22 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR, 16 december 1966, door België bekrachtigd in 1983), artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM, 4 november 1950). 5 Een politiemaatregel is een juridische of materiële uitvoerbare handeling van bestuurlijke of gerechtelijke politie die voor een burger een vordering, een precieze aanwijzing, een verbod, een toelating of een vergunning kan inhouden en die hem dus in zijn individuele rechten en vrijheden kan beperken. 6 Het begrip openbare overlast is nergens wettelijk vastgelegd, maar wordt in de ministeriële omzendbrief OOP 30bis (3 januari 2005) omschreven als lichte vormen van verstoring van openbare rust, veiligheid, gezondheid.. 7 Zie art. 26, eerste lid van de Grondwet. 8 Zie art. 26, tweede lid van de Grondwet. 9 Vergaderingen in plaatsen die door hun normale aard of bestemming een privékarakter hebben of niet voor het publiek toegankelijk zijn, worden vermoed private vergaderingen te zijn, tenzij het tegendeel blijkt. 10 Een vergadering wordt als privé beschouwd als volgende elementen vervuld zijn: de persoonlijke aanwijsbare band tussen de organisator (of eigenaar/beheerder, ...) en de aanwezigen, de persoonlijke en individuele toegangsmogelijkheid en de controle aan de ingang. 11 Duchâtelet et al, Handboek Openbare Orde, december 2008, Politeia, p. 80-81. 12 Ook wel afgesloten en/of overdekte plaats genoemd, vb. voetbalstadion, kerk, omheinde festivalweide, ...). 13 Met open lucht wordt bedoeld: de openbare weg en aangrenzende openbare plaatsen die vrij toegankelijk zijn en open (niet-afgesloten) erven die op de openbare weg uitgeven (pleinen, openbare parken, ...) 14 Art 3, 2° WPA. 15 In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden de bevoegdheden inzake openbare orde waargenomen door de minister-president en is de hoge ambtenaar verantwoordelijk voor de civiele veiligheid. 16 Bijvoorbeeld bij (acute dreiging op) rellen. 17 De politiediensten houden zich op in de nabijheid van elke grote volkstoeloop en nemen de gepaste maatregelen voor het rustige verloop ervan. Op beslissing van de bestuurlijke politieoverheid of op initiatief van de politieambtenaar die, overeenkomstig de artikelen 7/1, 7/2 of 7/3, belast is met de operationele leiding van de ordedienst, gaan zij over tot het uiteendrijven van: 1° alle gewapende samenscholingen;2° de samenscholingen die gepaard gaan met misdaden en wanbedrijven tegen personen of goederen of met overtreding van de wet van 29 juli 1934Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/07/1934 pub. 30/05/2012 numac 2012000323 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet waarbij de private milities verboden worden Officieuze coördinatie in het Duits sluiten waarbij de privémilities verboden worden;3° de samenscholingen waarvan blijkt dat zij gevormd zijn of zich vormen met het oog op verwoesting, moord of plundering, of om een aanslag te plegen op de lichamelijke integriteit of het leven van personen;4° de samenscholingen die de uitvoering van de wet, van een politieverordening, van een politiemaatregel, van een gerechtelijke beslissing of van een dwangbevel hinderen. 18 Zie WPA art 22, § 2: Wanneer politie op grond van artikel 16 of van dit artikel ambtshalve samenscholingen uiteendrijft of zich ophoudt in de nabijheid van een grote volkstoeloop, stelt ze de burgemeester van de betrokken gemeente en de korpschef van de betrokken lokale politie hiervan tevoren of, als dat niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk op de hoogte en blijft ze bij dergelijke interventies bestendig met hen in contact. 19 Alle instructies en tolerantiegrenzen worden opgenomen in het verslag van de algemene coördinatievergadering, in het operatieorder worden diegene opgenomen die noodzakelijk en opportuun zijn voor de briefing. 20 Zie ook aanbevelingen van de Algemene Inspectie van de Federale Politie en van de Lokale Politie ter zake. 21 Bvb. de festiviteiten n.a.v. een wereldbeker voetbal. 22 Op basis van de artikelen 115 en 116 van de Wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 31/10/2017 numac 2017031388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid type wet prom. 02/10/2017 pub. 18/12/2017 numac 2017031910 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. 23 Met vertoning wordt bedoeld: elke voorstelling waarbij een mening, een idee of een boodschap overgebracht wordt (toneel, film, voordracht, lezing, maar een tentoonstelling bvb. kan ook een vertoning zijn). 24 Naast het recht op vergadering worden namelijk de vrijheid van meningsuiting (artikel 19 GW) en de vrijheid van drukpers beschermd.

De vrijheid van vertoningen wordt namelijk niet alleen gewaarborgd door artikelen 19 (vrijheid van meningsuiting), 25 (vrijheid van drukpers) en 26 (vrijheid van vergadering) van de GW, maar ook uitdrukkelijk door een besluit van het Voorlopig Bewind van 21 oktober 1830 houdende het invoeren van volledige vrijheid om theaters op te richten en er stukken te laten opvoeren. 25 Artikel 128 van de Provinciewet: "De gouverneur zorgt in de provincie voor het handhaven van de openbare orde, te weten de openbare rust, veiligheid en gezondheid. Daartoe kan hij beroep doen op de federale politie. Hij richt zich daarvoor tot de DirCo. Hij ziet toe op een goede samenwerking tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie. Hij kan door de bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid en politie.". 26 Artikel 129 van de Provinciewet: "In geval van woelige samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de uitvoering van de wetten of van de wettelijke verordeningen, heeft de gouverneur het recht om de gewapende macht te vorderen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Landsverdediging; de bevelvoerende officier is gehouden aan de schriftelijke vordering van de gouverneur te voldoen.". 27 De arrondissementscommissaris is de gedeconcentreerde vertegenwoordiger van de federale overheid en valt onder het hiërarchisch gezag van de minister van Binnenlandse Zaken. 28 Artikel 97 WGP. 29 Art 64 WGP. 30 Met de zesde staathervorming werd de functie van gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad afgeschaft. De minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nam de uitoefening van de bevoegdheden inzake ordehandhaving en de coördinatie van de veiligheid en de harmonisering van gemeentelijke politiereglementen over. 31 Bv. de bevoegdheden van bijzondere bestuurlijke politie inzake weg-, luchtvaart-, scheepvaart- en spoorwegpolitie van de gewestelijke ministers van Mobiliteit. 32 Wet tot wijziging van de wet van 2 maart 1954Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/03/1954 pub. 14/09/2012 numac 2012000573 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde souvereine machten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten. 33 WPA Art. 34, § 2. 34 WPA Art. 28, § 1. 35 Zie artikel 26 GW: "mits zij zich gedragen naar de wetten, die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen.". 36 Zo oordeelde het EHRM dat de reisweg, de manifestatiezone en/of datum die een organisator voorstelt enkel bescherming moeten krijgen als ze een symbolische betekenis hebben voor de manifestatie. Indien dit niet het geval is kan de overheid een, in functie van de risico's, aanvaardbaar alternatief onderhandelen dat aanvaardbaar is in functie van de risico's. Als er geen akkoord bereikt wordt, kan de overheid dit ook opleggen (Sssska v. Hongarije, nr. 58050/08, § 21, 27 november 2012) 37 De maatregelen moeten evenredig zijn tot het doel dat ze nastreven, gelijke situaties moeten op gelijke wijze behandeld worden en er moet rekening gehouden worden met het zorgvuldigheidsbeginsel en met de motivering. 38 Cisse v. Frankrijk § 50, 9 april 2002 en Oya Ataman v. Turkije §§ 37-39, 5 december 2006. 39 Arrest Raad van State nr. 146.226 van 17 juni 2005. 40 De spoorweg-, zeevaart-, luchtvaart- en wegpolitie, immigratie en grenscontrole. 41 De bescherming van de leden van de koninklijke familie en de koninklijke paleizen, de politieopdrachten bij de SHAPE, ... 42 Mission fédérale/federale opdracht. 43 Zoals de verschillende ministeriële besluiten houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken. 44 Een politiek conflict is een vorm van competitieve interactie tussen twee of meer partijen, individuen, groepen, staten, ... die elkaars bevoegdheden of middelen uitdagen. Elke bij het conflict betrokken partij heeft (een) eigen doel(en) voor ogen. Een politiek conflict houdt een harde confrontatie in. Vaak zijn economische en sociale ongelijkheden de oorzaak van politieke conflicten. De uitingen ervan in de samenleving zijn stakingen, betogingen en verzet tegen meningen en opvattingen in de media. 45 Bij een arbeidsconflict gaat het meestal om een conflictsituatie tussen een werknemer en werkgever, maar een conflict tussen medewerkers kan ook op een arbeidsconflict uitdraaien. Er is sprake van een arbeidsconflict wanneer tegenstellingen langdurig voortbestaan en niet goed opgelost worden, er frustratie ontstaat en mensen zich persoonlijk belemmerd voelen en (overwegen om) actie (te) ondernemen. 46 Zie KB van 28 juni 2019 tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de alle-terreinwedstrijden. 47 Zie KB van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben en MB van 19 november 1998 houdende de voorwaarden tot het afleveren van de bewijzen van bekwaamheid voor stewards, baancommissarissen en veiligheidschefs bij sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben. 48 Zie de wet van 15 mei 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2007 pub. 29/06/2007 numac 2007000628 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet type wet prom. 15/05/2007 pub. 13/08/2007 numac 2007000721 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet. - Duitse vertaling sluiten tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de NGW en de omzendbrief PREV 32 van 3 mei 2010 waarbij uitleg verschaft wordt bij de functie van gemeenschapswacht en bij de instelling van de dienst gemeenschapswachten. 49 Het is de bevoegde bestuurlijke overheid die beslist om een coördinatievergadering bijeen te roepen (algemene coördinatievergadering, operationele coördinatievergadering, evaluatievergadering). De regie en het voorzitterschap van deze vergaderingen liggen bij de bevoegde bestuurlijke overheid. Deze kan, i.f.v. de grootschaligheid van het evenement en van de risico's, beslissen om dit te delegeren aan de rampenambtenaar, aan degene die de leiding en coördinatie van de opdrachten van politie waarneemt, aan het hoofd van de brandweer, ...

Bij een gepland evenement waarbij het risico op noodsituatie groot is, is het aangewezen om de voorbereiding en de pilotering van de coördinatievergaderingen toe te vertrouwen aan de bevoegde veiligheidscel, onder regie en verantwoordelijkheid van de bestuurlijke politieoverheden.

De initiatiefnemende overheid informeert de andere betrokken burgemeester(s) en de provinciegouverneur/hoge ambtenaar en nodigt ze desgevallend uit op de coördinatievergadering. 50 Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse. 51 Cf. infra 5.2. Centrex. 52 Cf. infra 3.2.3. Gold - Silver - Bronze. 53 Mobiliteit. 54 Reserve. 55 Perimeter(s). 56 Voor de eenheden in lijn. 57 Voor de eenheden in reserve. 58 Federale gerechtelijke politie. 59 Veiligheid van de Staat. 60 Zie CP 4bis voor een omschrijving van het begrip NWoP. 61 Voor elk evenement dat de openbare orde aanbelangt en waaraan minimum risiconiveau 2 (gemiddeld risico) wordt toebedeeld (zie punt 4.1.1.1). 62 Volgens artikel 5/1 WPA moeten "de overheden van bestuurlijke politie en de politiediensten elkaar de hen toegekomen inlichtingen betreffende de openbare orde meedelen", hetgeen hen in de mogelijkheid stelt om de nodige en gepaste maatregelen te nemen. 63 Policing Events. `Handleiding voor de geïntegreerde risicoanalyse GBOR' (Boek 1) en `De templates voor de risicoanalyses GBOR' (Boek 2), consulteerbaar via Sharepoint. 64 De veiligheidscel in een gemeente of provincie bestaat uit de burgemeester (gemeente) of gouverneur (provincie), de noodplanningscoördinator van de gemeente of provincie, een vertegenwoordiger van elke discipline, een vertegenwoordiger van de noodcentrale 112 (enkel op niveau provincie), eventueel andere diensten, op basis van een actueel thema, bijvoorbeeld een vertegenwoordiger OCMW, preventie-adviseur van een bedrijf ... De noodplanningscoördinator stuurt de veiligheidscel aan en maakt een verslag op. 65 De methode voor deze multidisciplinaire risicoanalyse is opgenomen in de `Noodplanningsgids voor risicoidentificatie en -analyse op lokaal niveau' uitgegeven door het NCCN. 66 Directie openbare veiligheid. 67 Het merendeel van de evenementen in de openbare ruimte heeft een risiconiveau 1. 68 Het strategische niveau gaat vooral over de vraag of en hoe het evenement georganiseerd kan worden en, in voorkomend geval, welke de tolerantiegrenzen zijn. 69 Wat zijn de prioriteiten, welke risicoverlagende maatregelen zijn er nodig, welke en hoeveel versterkingen, wat zijn de concrete opdrachten die in het operatieorder opgenomen moeten worden? 70 Tijdens het evenement zelf wordt permanent een risicoanalyse gemaakt om de eenheden met kennis van zaken aan te sturen en gepast en tijdig te reageren in geval van incidenten. 71 Informatieopdracht, verkeersopdracht, dispositief gerechtelijke politie, al dan niet geconstitueerde eenheden, speciale teams... 72 Terroristische dreiging, noodsituaties, opdrachten van lange duur, thermische omgevingsfactoren, uitrusting... 73 De wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 30/06/1998 numac 1998015016 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst over het Wegvervoer tussen het Koninkrijk België, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ondertekend te Athene op 11 juni 1992 sluiten betreffende het welzijn van werknemers bij de uitvoering van hun werk en de Codex met uitvoeringsbesluiten en KB's. 74 Hoog overlegcomité. 75 Punt 50 van het KB van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, BS 30 mei 2006. 76 Zoals bepaald in de ministeriële omzendbrief GPI 62ter van 13-01-2025 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie. 77 Expertisecentrum. 78 Zie ministeriële richtlijn MFO-2 van 23/11/2017 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie. 79 MFO-2, 3.4.1 80 MFO-2, 3.4.2. 81 Cfr. supra 3.2. de leiding en de coördinatie van de politiedispositieven. 82 Cf. Kettling. 83 Een omsluiting is een techniek om een menigte in een beperkte ruimte te fixeren. 84 Recht op vrijheid en veiligheid 1. Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure: (c) indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan. 85 Armoured personnel carrier. 86 Oleoresin capsicum. 87 Ortho-chloorbenzylideenmalononitril. 88 Artikel 5 van het KB van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de Diensten Enquêtes bij de Vaste Comités P en I en van het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie. 89 Artikelen 25/1 t.e.m. 25/8 en artikelen 46/2 t.e.m. 46/14 WPA. 90 Gemeenschappelijke richtlijn van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken aangaande het zichtbaar gebruik van individuele camera's. 91 Zie De wet op het politieambt. Het handboek van de politiefunctie en politieorganisatie (23e editie), p. 409. 92 Zie De wet op het politieambt. Het handboek van de politiefunctie en politieorganisatie (23e editie), p. 411. 93 Zie omzendbrief GPI 100 van 18 december 2022. 94 Zie vierde stap (reflecteren) van het handelingskader van de CP 5.


^