gepubliceerd op 29 augustus 1997
Koninklijk besluit tot invoering van een éénmalige aanslag ten laste van de elektriciteitsproducenten, met toepassing van de artikelen 2, §§ 2 en 3, en 3, § 1, 4° en 5°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
19 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit tot invoering van een éénmalige aanslag ten laste van de elektriciteitsproducenten, met toepassing van de artikelen 2, §§ 2 en 3, en 3, § 1, 4° en 5°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Artikel 2, 2 en 3, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, dat bepaalde machten toekent aan Uwe Majesteit, beoogt de in de loop van het begrotingsjaar genomen maatregelen om een toename van de alternatieve financiering te verzekeren onder de vorm van een aanwending van belastingontvangsten voor de sociale zekerheid. In die zin maakt artikel 3, 1, 4° en 5° het mogelijk maatregelen te nemen om het financieel evenwicht van de sociale zekerheidsstelsels te waarborgen door wijziging van onder andere de grondslag, de bijdrageplichtigheid, de tarieven en de vrijstellingen van bestaande belastingheffingen.
Dit ontwerp van besluit dat ik Uwe Majesteit ter goedkeuring voorleg, heeft tot doel uitzonderlijk en enkel voor het jaar 1997 de speciale aanslag die verschuldigd is door de elektriciteitsproducenten, te verhogen. De bijkomende ontvangsten die hieruit zullen voortvloeien, zullen dit jaar ook worden aangewend voor de alternatieve financiering van de sociale zekerheid ten belope van 90 % voor het stelsel van de loontrekkenden en 10 % voor het stelsel van de zelfstandigen.
De Raad van State is, in zijn advies van 6 augustus 1997 van oordeel dat het ontworpen besluit fundamenteel moet herzien worden, om twee redenen : 1° de financiering, verzekerd door de éénmalige bijdrage ten laste van de elektriciteitsproducenten heeft slechts een tijdelijk karakter;2° zij verzekert niet de uitbreiding van de financiering van de sociale zekerheid door een bredere participatie van het geheel van de inkomens. Dit advies werd niet gevolgd om volgende redenen : 1° Artikel 5 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, biedt duidelijk het juridisch kader waarbinnen de financiering van de sociale zekerheid verzekerd wordt. Artikel 22 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, voorziet vier financieringsbronnen : 1) de sociale bijdragen;2) de Staatstoelage;3) de inkomsten te bepalen door of krachtens de wet;4) de legaten, leningen en kapitaalsinteresten;2° Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd heeft tot doel de éénmalige bijdrage vast te stellen ten laste van de elektriciteitsproducenten als middel tot financiering van de sociale zekerheid. 3° Deze toewijzing werd meegerekend, met toepassing van artikel 5, 3, van voornoemde wet van 26 juli 1996, om het percentage van B.T.W.-ontvangsten te bepalen, die samen toelaten om de 121 630,9 miljoen BEF fiscale ontvangsten die toegewezen zijn aan de alternatieve financiering van de sociale zekerheid, te bereiken.
Dit vormt het voorwerp van het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 december 1996 tot vaststelling, voor 1997, van het toewijzingspercentage van de B.T.W.-opbrengsten die aan de sociale zekerheid worden toegevoegd, alsook van de verdeelsleutel voor het regime van werknemers en dit van zelfstandigen, ontwerp dat is goedgekeurd door de Ministerraad van 18 juli 1997. 4° Sinds de instelling van de alternatieve financiering van de sociale zekerheid, hebben de toegewezen fiscale ontvangsten steeds gevarieerd, zoals de hierna volgende tabel aanduidt.De toewijzing aan de alternatieve financiering van een bepaalde fiscale opbrengst, eerder dan een andere, moet niet een defintief karakter hebben om hieraan te voldoen.
In 1993 en 1994 : de opbrengst van de bijdrage op de energie ( accijnzen); de B.T.W. op dezelfde opbrengst; de opbrengst van de aanvullende crisisbijdrage; de ontvangsten komende van de verhogingen van accijnzen met betrekking op gefabriceerde tabakken en op minerale oliën en de bestemming voor de sociale zekerheid van het product van de vermeerdering van de BTW op dezelfde opbrengsten; de ontvangsten komende van de veranderingen van het fiscale stelsel van roerende inkomsten en deze komende van wijzigingen van het fiscale stelsel van de onroerende inkomsten;
In 1995 en 1996 : een gedeelte van de ontvangsten van de B.T.W.; de opbrengst van de crisisbelasting.
In 1997 : een enige bijdrage ten laste van de elektriciteitsproducenten; een gedeelte van de ontvangsten van de B.T.W. Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, Voor de Minister van Financïen, afwezig : De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede vakantiekamer, op 31 juli 1997 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot invoering van een éénmalige aanslag ten laste van de elektriciteitsproducenten, met toepassing van de artikelen 2, 2 en 3, en 3, 1, 4° en 5°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie", heeft op 6 augustus 1997 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gocoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het maken van de volgende opmerking.
Het ontwerp van koninklijk besluit dat ter fine van advies wordt voorgelegd aan de Raad van State, strekt ertoe een éénmalige aanslag in te voeren ten laste van de elektriciteitsproducenten, waarvan de opbrengst zal worden aangewend voor het gezamenlijke financiële beheer van de sociale zekerheid van de werknemers, alsmede van de zelfstandigen.
Luidens de aanhef ervan ontleent het ontworpen besluit zijn rechtsgrond aan artikel 3, 1, 4° en 5°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, dat als volgt luidt : « De Koning kan maatregelen nemen om : 4° het financieel evenwicht van de stelsels van sociale zekerheid te waarborgen;5° teneinde een bredere participatie van het geheel van de inkomens aan de alternatieve financiering van de sociale zekerheid te verzekeren, de grondslag, de bijdrageplichtigheid, de tarieven, de vrijstellingen, de nadere regels en procedures te bepalen van mechanismen die dit doel moeten realiseren; Ofschoon de voorgenomen maatregel het tijdelijk mogelijk maakt de rekeningen van de sociale zekerheidsregelingen in evenwicht te brengen, kan hij het financiële evenwicht ervan niet waarborgen precies omwille van zijn tijdelijke karakter.
Wat van groter belang is, is dat noch uit het verslag aan de Koning, noch uit de wordingsgeschiedenis van de verschillende in het verleden ingevoerde maatregelen kan worden opgemaakt in welk opzicht het invoeren van een éénmalige aanslag alleen ten laste van de elektriciteitsproducenten, ten belope van een forfaitair bedrag van 1.500 miljoen frank, zou kunnen zorgen voor een bredere participatie van "het geheel van de inkomens" aan de financiering van de sociale zekerheid, en evenmin in welk opzicht een zodanige aanslag werkelijk een "alternatieve financiering" zou vormen. Die aanslag komt in werkelijkheid neer op een uitzonderlijke staatsheffing, ingevoerd ten laste van een bijzondere categorie van belastingplichtigen.
Het ontworpen besluit moet grondig worden herzien.
De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Leroy, staatsraad, voorzitter;
J. Messinne et C. Wettinck, staatsraden;
Mevr. M. Proost, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer A. Lefebvre, adjunct- referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen, kamervoorzitter.
De griffier, M. Proost.
De voorzitter, M. Leroy. 19 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit tot invoering van een éénmalige aanslag ten laste van de elektriciteitsproducenten, met toepassing van de artikelen 2, 2 en 3, en 3, 1, 4° en 5°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op de artikelen 2, 2 en 3, en 3, 1, 4° en 5°;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën uitgebracht op 24 juli 1997;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 24 juli 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid wegens de omstandigheid dat de in dit ontwerp opgenomen bepalingen in werking treden voor het aanslagjaar 1998, inkomsten 1997, en dus betrekking hebben op het begrotingsjaar 1997 en dat de belastingontvangst die voortvloeit uit deze aanslag wordt aangewend voor de financiering van de sociale zekerheid;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 augustus 1997 met toepassing van de artikelen 3bis en 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.1.Uitsluitend voor het aanslagjaar 1998 zijn de elektriciteitsproducenten, bedoeld in artikel 34 van de wet van 28 december 1990 houdende fiscale en financiële bepalingen, gewijzigd bij artikel 33 van de wet van 28 december 1992 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, en bij artikel 25 van de wet van 20 december 1995 houdende fiscale, financiële en diverse bepalingen, bovenop de in het voormeld artikel bedoelde bijzondere aanslag, een buitengewone bijdrage verschuldigd van 1 500 miljoen frank.
Voor de berekening van het gedeelte van de buitengewone bijdrage die per elektriciteitsproducent moet worden geheven, is het artikel 35, 2, van dezelfde wet overeenkomstig van toepassing.
De bepalingen van de artikelen 36 en 37 van dezelfde wet zijn eveneens van toepassing op deze buitengewone bijdrage. 2. Van het bedrag van de bijdrage, bedoeld in de vorige paragraaf, wordt 1 350 miljoen frank toegewezen aan het Globaal Financieel Beheer van de sociale zekerheid voor werknemers, bedoeld in artikel 21 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, vervangen door artikel 5 van het koninklijk besluit van... houdende maatregelen ter ondersteuning van het globaal beheer van de sociale zekerheid, met toepassing van de artikelen 9 en 52 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, en van artikel 3, 1, 4°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en wordt 150 miljoen frank toegewezen aan het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoerd bij artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van het globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van Hoofdstuk I van Titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. ».
Art. 2.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 19 augustus 1997.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Financiën, afwezig, De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT