Etaamb.openjustice.be
Wet van 16 januari 2003
gepubliceerd op 31 januari 2003

Wet tot wijziging van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en de medische dienst

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2003007031
pub.
31/01/2003
prom.
16/01/2003
ELI
eli/wet/2003/01/16/2003007031/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JANUARI 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en de medische dienst (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.Het opschrift van de wet van 11 juli 1978 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van het militair personeel van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst wordt vervangen als volgt : « Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel. » Overal in de tekst van dezelfde wet moeten de woorden « syndicale organisatie(s) » vervangen worden door het woord « vakorganisatie(s) ».

Art. 3.In artikel 4 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 april 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, eerste lid, worden de woorden « van wie de helft militairen moeten zijn » vervangen door de woorden « van wie ten minste de helft militairen moeten zijn »;2° § 3 wordt aangevuld als volgt : « De afvaardiging van de overheid kan zich, op de wijze en binnen de grenzen die de Koning bepaalt, tijdens de onderhandeling laten bijstaan door de deskundigen van haar keuze.»

Art. 4.Artikel 7 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 april 1994, wordt aangevuld als volgt : « § 3. Het hoog overlegcomité is eveneens bevoegd inzake de materies die de Koning bepaalt bedoeld in artikel 4 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, in de gevallen en onder de voorwaarden die de Koning bepaalt. »

Art. 5.Artikel 8, § 1, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « De Koning richt basisoverlegcomités van het militair personeel op waaraan Hij de bevoegdheden geeft inzake de materies die Hij bepaalt, bedoeld in artikel 4 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. »

Art. 6.In artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 april 1994, wordt een § 3bis ingevoegd, luidende : « § 3bis . Een vakorganisatie kan inzake een administratieve beslissing voortvloeiend uit de toepassing van deze wet slechts op ontvankelijke wijze een beroep bij de Raad van State indienen nadat het geschillencomité een advies heeft uitgebracht over dit geschil en de Minister van Landsverdediging zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt.

Een vakorganisatie moet het geschil op straffe van verval bij de Minister van Landsverdediging aanhangig maken binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de kennisgeving van de administratieve beslissing.

Indien binnen een termijn van zestig dagen na de aanhangigmaking bedoeld in het tweede lid, de Minister van Landsverdediging zijn standpunt niet heeft kenbaar gemaakt, begint de normale termijn te lopen voor het indienen van een beroep bij de Raad van State. »

Art. 7.Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 1 september 1980 en van 21 april 1994, wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.§ 1. De Koning stelt de datum vast waarop de leden in werkelijke dienst van de verschillende erkende professionele vakorganisaties voor het eerst worden geteld. Om de vier jaar vanaf de datum van de eerste telling wordt nagegaan of de erkende professionele vakorganisaties voldoen aan de voorwaarde voor representativiteit, bepaald in artikel 5, 2°. De controle wordt uitgevoerd door een commissie.

Die commissie is samengesteld uit drie leden, die de Koning benoemt volgens de nadere regels die Hij bepaalt. De voorzitter ervan is een magistraat van de Rechterlijke Macht die doen blijken heeft van de kennis van beide landstalen.

De vakorganisaties bedoeld in het eerste lid leggen aan de commissie, op haar aanvraag, de nodige bewijsmiddelen voor.

Op aanvraag van de commissie moeten de militaire overheden de bijgewerkte lijst van het aan de bij deze wet ingestelde regeling onderworpen militair personeel bezorgen.

Voor de leden van de commissie en de personeelsleden die hen eventueel terzijde staan geldt de verplichting van het beroepsgeheim omtrent de inhoud van de, zowel door de vakorganisaties als door de militaire overheden, verstrekte inlichtingen.

Een afgevaardigde van de betrokken vakorganisatie mag bij iedere onderzoeksverrichting betreffende die vakorganisatie aanwezig zijn. § 2. De Koning bepaalt het begrip « bijdrageplichtig lid ».

Art. 8.In de Franse tekst wordt het opschrift van hoofdstuk VI van dezelfde wet vervangen als volgt : « De l'agrément ».

Art. 9.Artikel 12, eerste lid, 5°, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « 5° die, met uitzondering van de vakorganisaties aangesloten bij een vakorganisatie die vertegenwoordigd is in de Nationale Arbeidsraad : a) uitsluitend de in artikel 1 bedoelde militairen en gewezen militairen als leden tellen;b) op geen enkele wijze verbonden zijn met organisaties die andere belangen verdedigen dan die van de militairen of gewezen militairen, of van hun rechthebbenden, met uitzondering van de vakorganisaties van de Belgische politiediensten en van de openbare hulp- en veiligheidsdiensten en van de internationale verenigingen van vakorganisaties die de belangen verdedigen van de buitenlandse militairen of gewezen militairen;de organisaties waarmee een band bestaat mogen door hun statuten, handelingen of programma geen inbreuk plegen op de principes van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; voornoemde organisaties worden geacht alle noodzakelijke documentatie ter beschikking te stellen van de Minister van Landsverdediging; c) hun statuten en de lijst van hun verantwoordelijke leiders gepubliceerd hebben in het Belgisch Staatsblad .»

Art. 10.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de inleidende zin wordt vervangen door de volgende tekst : « Behoudens in de gevallen die de Koning bepaalt, en onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen van het tuchtreglement, mogen de representatieve vakorganisaties;» 2° de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° aanwezig zijn op de openbare vergelijkende examens of examens met het oog op de aanwerving of van statutaire aard, met uitzondering van de psychotechnische proeven en de interviews, onverminderd de prerogatieven van de examencommissie;» 3° het artikel wordt aangevuld als volgt : « 5° beschikken over een redactionele ruimte in de periodieke interne informatieorganen die de Minister van Landsverdediging bepaalt, overeenkomstig de technische voorschriften die hij bepaalt.De voorgestelde tekst mag alleen worden geweigerd indien hij een misdrijf of een tuchtvergrijp uitmaakt of daartoe aanzet, indien hij de waardigheid van personen, instellingen of andere erkende vakorganisaties in het gedrang brengt of indien hij feiten bevat waaraan de bevoegde overheid vooraf een geheim karakter heeft toegekend. »

Art. 11.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 4 en 5, die in werking treden op de door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 16 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, nr. 2046/1. - Verslag, nr. 2046/2. - Aangenomen tekst, nr. 2046/3.

Parlementaire Handelingen. - Tekst aangenomen op 28 november 2002.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp overgezonden door de Kamer, nr. 1366/1. Niet geëvoceerd.

^