gepubliceerd op 06 januari 1999
Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de kansen van de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt
5 NOVEMBER 1998. - Besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de kansen van de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt
De Waalse Regering, Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op artikel 3, 7°;
Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op de artikelen 6, 10 en 15;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de mindervaliden, inzonderheid op artikel 85, tweede lid, a en b, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1965;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 maart 1977 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 26, gesloten op 15 oktober 1975 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het bezoldigingspeil van de mindervaliden die in een normaal arbeidsregime zijn tewerkgesteld, gewijzigd bij de collectieve overeenkomsten nr. 26bis van 2 mei 1988 en 26ter van 16 mei 1989;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;
Gelet op het ministerieel besluit van 27 december 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der tegemoetkomingen inzake sociale hulp op het gebied van de sociale reclassering van de mindervaliden;
Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), gegeven op 5 maart 1998;
Gelet op het advies van de "Conseil consultatif wallon des personnes handicapées" (Waalse Adviesraad voor gehandicapte personen), gegeven op 19 januari 1998;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 28 september 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 april 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 26 juni 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat dit besluit de bestaande maatregelen voor de bevordering van de toegang van de gehandicapte personen tot de arbeidsmarkt coördineert, aanvult en versterkt;
Overwegende dat de in dit besluit bedoelde maatregelen in werking moeten treden op 1 januari 1999, zodat de gehandicapte personen er zo spoedig mogelijk voordeel uit kunnen halen;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° gehandicapte persoon : de persoon bedoeld in het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;2° gehandicapte werknemer : de gehandicapte persoon die bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen is en daardoor onder de sociale zekerheid valt, behalve wat het huishoudelijk werk betreft, of krachtens een reglementair statuut en die, overeenkomstig het door het Agentschap goedgekeurde ontwerp van inschakeling in het arbeidsproces, als geschikt kan worden beschouwd;3° werkgever : elke publiek- en/of privaatrechtelijke persoon die een gehandicapte werknemer in dienst neemt;4° zelfstandige werknemer : de gehandicapte persoon die een beroeps- of bedrijfsactiviteit uitoefent in het kader waarvan hij niet bij arbeidsovereenkomst of krachtens een statuut gebonden is, en daardoor hoofdzakelijk onder het zelfstandigenstatuut valt;5° bezoldiging : het brutoloon verhoogd met de verplichte werkgeversbijdrage, met inbegrip van de bijdragen voor het jaarlijkse vakantieverlof, krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders, en krachtens de verzekering tegen arbeidsongevallen, na aftrek van de verminderingen van de sociale lasten en de vrijstellingen. Wat de in titel 6 van dit besluit bedoelde compensatiepremie betreft, wordt evenwel verstaan onder bezoldiging, voor de privé-sector, het basisloon van de valide werknemers dat door de bevoegde paritaire commissie wordt bepaald of, bij gebrek aan paritaire commissie, door het gebruik of bij collectieve arbeidsovereenkomst en, voor de openbare sector, de basiswedde bepaald op grond van de geldende weddeschalen; de bezoldiging wordt verhoogd met de verplichte werkgeversbijdrage, met inbegrip van de bijdragen voor het jaarlijkse vakantieverlof, krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders, en krachtens de verzekering tegen arbeidsongevallen, na aftrek van de verminderingen van de sociale lasten en de vrijstellingen.
De bezoldiging wordt bevestigd aan de hand van een afschrift van de RSZ-aangifte; 6° Agentschap : het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées". TITEL I. - Ontdekkingsstage
Art. 2.Er kan voorzien worden in één of verschillende bedrijfsimmersieperiodes voor gehandicapte personen die wensen deel te nemen aan een programma voor inschakeling in het arbeidsproces, om hen te confronteren met de werkelijkheid van een beroep of een beroepssector, om na te gaan of hun opleidingsproject relevant is en of zij met de nodige interesse naar werk zoeken. Die periodes worden "ontdekkingsstage" genoemd.
Art. 3.De gehandicapte persoon richt zijn stageaanvraag bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
De stageaanvraag wordt ingediend aan de hand van een document dat de gehandicapte persoon bij het Agentschap kan verkrijgen.
Het Agentschap beslist over de aanvraag.
Art. 4.De stage komt tot stand na het sluiten van een overeenkomst tussen de stagiair, het Agentschap en een bedrijf of een openbare instelling. De stage duurt één week. Hij wordt voorafgegaan door een fase waarin het beroepsproject van de gehandicapte persoon wordt uitgewerkt met de hulp van hetzij een inschakelingsagent van het Agentschap, hetzij een door het Agentschap erkende dienst of structuur.
Art. 5.Elke partij kan een einde maken aan de stage vóór het verstrijken van de voorgeschreven termijn, voor zover de andere partij en het Agentschap daarvan in kennis worden gesteld.
Art. 6.Tijdens de stageperiode verbinden het bedrijf of de instelling zich ertoe : - de stagiair de mogelijkheid te bieden te zien hoe het beroep of de functie worden uitgeoefend; - de stagiair de uitrusting te verschaffen die eventueel nodig is om kennis te maken met het beroep (materieel, werktuigen, werkkleding, startklare of regelmatig onderhouden veiligheids- en beschermingsaccessoires); - een personeelslid aan te wijzen dat ermee belast wordt de stagiair te volgen, zijn aanpassing aan het werk te evalueren en zijn opmerkingen mee te delen, zowel aan de stagiair als aan de afgevaardigden van het Agentschap; - de afgevaardigden van het Agentschap toe te laten de stagiair binnen het bedrijf te ontmoeten; - het gewestelijke bureau van het Agentschap onmiddellijk elk gegeven te verstrekken op grond waarvan de stagiair een einde maakt aan de stage; - het gewestelijke bureau van het Agentschap binnen 24 uur te verwittigen van elk arbeidsongeval of ongeval op de weg van en naar het werk, alsook van elke schade aangericht aan werktuigen of machines en van elk stoffelijk of lichamelijk ongeval waardoor derden tijdens de stage worden getroffen.
Art. 7.De stageperiode wordt niet bezoldigd. De stagiair mag geen bezoldiging of vergoeding eisen. Het bedrijf of de instelling zijn niet verplicht de stagiair in dienst te nemen na afloop van de stage.
Art. 8.De stagiair verbindt zich ertoe : - zich te richten naar het arbeidsreglement van het bedrijf waar hij stage loopt; - te handelen volgens de voorschriften van het door het bedrijf of de instelling aangewezen personeelslid; - zijn eigen veiligheid of die van derden niet in gevaar te brengen; - de uitrusting, het materieel, de werktuigen en de niet gebruikte grondstoffen die hem worden toevertrouwd, in goede staat terug te geven; - de vertrouwelijke aard van de gegevens waarvan hij tijdens zijn stage kennis neemt, in acht te nemen; - het Agentschap en het bedrijf of de instelling onmiddellijk te verwittigen in geval van afwezigheid om welke reden ook (ongeval, ziekte,...); - niet voortijdig een einde te maken aan de stage zonder het bedrijf of de instelling alsook de verantwoordelijke van het gewestelijke bureau van het Agentschap te verwittigen.
Art. 9.De stagiair blijft beschikbaar op de arbeidsmarkt en mag zich tijdens de stage melden bij elke oproeping van een mogelijke werkgever.
Art. 10.Het Agentschap verzekert de stagiair tegen arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van en naar het werk.
Het Agentschap verzekert de stagiair ook voor wettelijke aansprakelijkheid, zowel voor schade aan werktuigen en machines als voor materiële of lichamelijke ongevallen waardoor derden tijdens de stage worden getroffen.
TITEL II. - Omscholingsovereenkomst
Art. 11.De omscholingsovereenkomst betreft een opleiding in een bedrijf of een openbare instelling waar de gehandicapte persoon, hierna stagiair genoemd, voorbereid wordt om in normale arbeidsomstandigheden te werken.
Art. 12.Om een omscholingsovereenkomst te kunnen sluiten, mag de stagiair niet meer leerplichtig zijn, geen beroepskwalificatie en/of -ervaring hebben die onmiddellijk bruikbaar zijn op de arbeidsmarkt, en bekwaamheden hebben die een gunstige inschakelingsprognose mogelijk maken.
Bovendien houdt het sluiten van een omscholingsovereenkomst in dat de gewone opleidingsmaatregelen niet geschikt zijn.
Art. 13.De stagiair richt zijn aanvraag om omscholingsovereenkomst bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
Hij dient zijn aanvraag in aan de hand van een document dat verkrijgbaar is bij het Agentschap.
Het Agentschap beslist over de aanvraag.
In geval van goedkeuring wordt de overeenkomst gesloten tussen de stagiair of zijn wettelijke vertegenwoordiger en het bedrijf of de openbare instelling. De overeenkomst moet door het Agentschap erkend worden; ze wordt in drie exemplaren opgemaakt, met name één voor elke partij en het derde voor het Agentschap.
De erkenning van de overeenkomst wordt door het Agentschap ingetrokken als één van de partijen haar verplichtingen niet nakomt of als de stagiair niet getuigt van de nodige bekwaamheden om het normale omscholingsproces succesvol te volgen.
Art. 14.Elke omscholingsovereenkomst bevat de volgende gegevens : 1° de identiteit en de woonplaats van de partijen;2° de aanvangsdatum en de duur van de overeenkomst;3° het voorwerp van de overeenkomst;4° de aard en de fasen van de omscholing, zoals overeengekomen door de stagiair, het bedrijf of de openbare instelling en de vertegenwoordiger van het Agentschap;5° de respectievelijke verplichtingen van de partijen, zoals bepaald in artikel 16.
Art. 15.De omscholingsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van maximum één jaar, die verlengd kan worden en niet langer mag duren dan drie jaar.
De omscholingsovereenkomst voorziet slechts in een proefperiode als ze voor zes maanden of langer wordt gesloten.
In dit geval duurt de proefperiode één maand. Ze kan verlengd worden met een periode die even lang duurt als de opschorting van de uitvoering van de overeenkomst.
Art. 16.§ 1. Het bedrijf of de openbare instelling die de overeenkomst sluiten, moeten : 1° de stagiair een echte beroepsopleiding geven, d.w.z. dat hij de nodige theoretische en praktische beroepskennis moet opdoen; 2° de stagiair in het kader van zijn opleiding eventueel de nodige uitrusting ter beschikking stellen (materieel, werktuigen, werkkleding, startklare of regelmatig onderhouden veiligheids- en beschermingsaccessoires);3° persoonlijk toezien op de uitvoering van de overeenkomst of een personeelslid belasten met de beroepsopleiding van de stagiair, nagaan in hoeverre hij zich aan zijn werkmilieu aanpast en zijn opmerkingen meedelen, zowel aan de stagiair als aan de afgevaardigden van het Agentschap;4° zorgvuldig waken over de gezondheid en de veiligheid van de stagiair;5° de stagiair geen taken opleggen die vreemd zijn aan het omscholingsproces of die een gevaar inhouden voor zijn gezondheid of veiligheid, of die verboden zijn krachtens de wettelijke of verordeningsbepalingen betreffende de arbeid;6° de stagiair in het personeelsregister inschrijven;7° de in artikel 21, 1°, van dit besluit bedoelde vergoeding betalen; 8° bewijzen dat ze t.o.v. de stagiair de verplichtingen nakomen die opgelegd zijn bij wet, decreet of reglement.
In dat opzicht vallen de stagiairs en de bedrijven of openbare instellingen die een omscholingsovereenkomst hebben gesloten, onder de wetten op de sociale zekerheid van werknemers, de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen of beroepsziekten, de wettelijke feestdagen, de arbeidsreglementering, het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de betaling van de vergoedingen; 9° het Agentschap onmiddellijk in kennis stellen van iedere betwisting i.v.m. de uitvoering van de overeenkomst; 10° de vertegenwoordigers van het Agentschap de nodige onderzoeken en controles laten uitvoeren binnen het bedrijf of op de werkplaats;11° het Agentschap alle bewijsstukken overleggen waar het om verzoekt;12° de evolutie van de opleiding volgen, samen met de stagiair en de afgevaardigde van het Agentschap;13° aan het einde van de overeenkomst een attest afgeven waarin de duur en het type van de overeenkomst worden vermeld. § 2. De stagiair moet : 1° alles in het werk stellen om de beroepsopleiding tot een goed einde te brengen;2° zich richten naar het arbeidsreglement dat van toepassing is, en, in voorkomend geval, zich aan het beroepsgeheim houden;3° de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen;4° de veiligheids- en hygiënevoorschriften naleven;5° handelen overeenkomstig de onderrichtingen gegeven door het bedrijf of de openbare instelling of de afgevaardigde met het oog op de uitvoering van de overeenkomst;6° het gereedschap, de uitrusting, het materieel en de niet gebruikte grondstoffen die het bedrijf of de openbare instelling hem toevertrouwen, in goede staat teruggeven; 7° het Agentschap onmiddellijk in kennis stellen van iedere betwisting i.v.m. de uitvoering van de overeenkomst; 8° de evolutie van de opleiding volgen, samen met de stagiair en de afgevaardigde van het Agentschap. § 3. Het Agentschap moet : 1° het opleidingsprogramma erkennen;2° het bedrag van de in artikel 21, 2°, bedoelde aanvullende tegemoetkoming bepalen;3° toezien op de uitvoering van de overeenkomst;4° als bemiddelaar optreden in geval van betwisting. Daarnaast kan het : 1° de bedrijven of de openbare instellingen een technisch-pedagogische steun verlenen bij het opmaken van het opleidingsprogramma;2° overeenkomsten sluiten met opleidingsoperateurs om het bedrijf dat de opleiding geeft, zo nodig bij te staan.
Art. 17.De omscholingsovereenkomst wordt opgeschort als één van beide partijen tijdelijk niet in staat is ze uit te voeren, met name in geval van gedwongen werkloosheid of arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, bevallingsverlof of wederoproeping onder de wapens.
De betrokken partij moet deze stand van zaken wettigen en, als hij te wijten is aan de arbeidsongeschiktheid van de stagiair, een medisch attest indienen.
Als de overeenkomst opgeschort wordt, kan ze verlengd worden met een periode die even lang duurt als de opschorting.
De opschorting en de hervatting van de uitvoering van de overeenkomst tijdens de termijn waarop de overeenkomst betrekking heeft, moeten onmiddellijk en binnen maximum tien dagen aan het Agentschap worden meegedeeld door de betrokken partij.
Buiten de termijn waarop de overeenkomst betrekking heeft, moet de hervatting van de uitvoering van de overeenkomst door het Agentschap worden goedgekeurd.
Art. 18.§ 1. Onverminderd de algemene wijzen waarop de verplichtingen tenietgaan, wordt vóór het verstrijken van de vastgelegde termijn een einde gemaakt aan de omscholingsovereenkomst, op voorwaarde dat het Agentschap wordt verwittigd : 1° als beide partijen het wensen;2° als één van de partijen het wenst, tijdens de proefperiode;3° als er een gewichtige reden tot verbreking bestaat, zoals bedoeld in de artikelen 19 en 20;4° als de uitvoering van de overeenkomst meer dan drie maanden wordt opgeschort en één van de partijen wenst dat de overeenkomst wordt voortgezet;5° als de werkgever het wenst, omdat de stagiair niet getuigt van de nodige bekwaamheden om de omscholing tot een goed einde te brengen;in dit geval kunnen het bedrijf of de openbare instelling de overeenkomst verbreken met inachtneming van een opzegtermijn van zeven kalenderdagen, te rekenen van de maandag die volgt op de week in de loop waarvan hij wordt meegedeeld; 6° als de stagiair het wenst, om een arbeidsovereenkomst te sluiten;7° bij overdracht of bankroet van het bedrijf;8° bij overmacht, met als gevolg dat de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk wordt;9° als beide partijen bij ter post aangetekend schrijven in kennis worden gesteld van de intrekking van de erkenning van de overeenkomst door het Agentschap omdat één van de partijen valse of vervalste documenten heeft overgelegd, omdat de stagiair niet getuigt van de nodige bekwaamheden om de omscholing tot een goed einde te brengen of omdat één van de partijen haar verplichtingen niet nakomt. § 2. Elke ongegronde verbreking kan ertoe leiden dat het Agentschap de in dit besluit bedoelde diensten niet meer verstrekt aan de partij die verantwoordelijk is voor de verbreking. § 3. Als het Agentschap vaststelt dat het bedrijf of de openbare instelling hun contractuele verplichtingen niet meer nakomen, moeten ze de stagiair acht werkdagen compensatoire vergoeding betalen.
Art. 19.Het bedrijf of de openbare instelling kunnen een gewichtige reden tot verbreking aanvoeren om de ontbinding van rechtswege van de omscholingsovereenkomst te wettigen in geval van wangedrag van de stagiair, met name als : 1° hij zich schuldig maakt aan een oneerlijke daad, feitelijkheden of grove beledigingen ten aanzien van de werkgever of het bedrijfspersoneel;2° hij hen opzettelijk materiële of immateriële schade berokkent bij de uitvoering van de overeenkomst;3° hij zich niet aan het beroepsgeheim houdt; 4° hij doorgaans verzuimt zijn verplichtingen na te komen i.v.m. de goede orde, de veiligheid en de tucht binnen het bedrijf of de uitvoering van de overeenkomst; 5° hij herhaaldelijk onwettig afwezig is.In dit geval kan de verbreking van de overeenkomst slechts aangevoerd worden na een schriftelijke waarschuwing; 6° hij valse documenten heeft overgelegd vooraleer de overeenkomst te sluiten.
Art. 20.De stagiair kan bij de uitvoering van de omscholingsovereenkomst een gewichtige reden tot verbreking aanvoeren als : 1° het bedrijf of de openbare instelling zich jegens hem schuldig maken aan een oneerlijke daad, aan feitelijkheden of grove beledigingen;2° het bedrijf of de openbare instelling tolereren dat derden zich jegens hem schuldig maken aan gelijkaardige daden;3° zijn moraliteit in gevaar wordt gebracht in de loop van de overeenkomst;4° zijn gezondheid en veiligheid in de loop van de overeenkomst blootgesteld worden aan gevaren die hij niet kon voorspellen bij het sluiten ervan; 5° het bedrijf of de openbare instelling doorgaans verzuimen hun verplichtingen na te komen i.v.m. de uitvoering van de overeenkomst.
Art. 21.De vergoedingen van de stagiair zijn de volgende : 1° een gedeelte ten laste van het bedrijf of de openbare instelling;2° een aanvullende tegemoetkoming ten laste van het Agentschap die bestaat uit : a) een basisvergoeding;b) een aanvullende premie.
Art. 22.Het gedeelte ten laste van de werkgever, zoals bedoeld in artikel 21, 1°, bedraagt voor het eerste omscholingsjaar minimum BEF 40 per daadwerkelijk gepresteerd of daarmee gelijkgesteld uur.
Dat bedrag wordt verhoogd tot minimum BEF 60 vanaf het tweede omscholingsjaar.
De vergoeding is facultatief voor gehandicapte personen in omscholing die in dienst worden genomen in het kader van een opvang- en opleidingsafdeling binnen een bedrijf voor aangepast werk of in het kader van een opleidingsprogramma dat door een erkend beroepsopleidingscentrum wordt doorgevoerd.
Art. 23.De in artikel 21, 2°, a, bedoelde basisvergoeding is vastgelegd op 40 % van het gemiddelde minimum maandinkomen, met name BEF 17 337 op 1 oktober 1997, zoals gewaarborgd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
Het in het vorige lid bedoelde bedrag wordt op 60 % gebracht, d.w.z.
BEF 26 006 op 1 oktober 1997, als de stagiair het bewijs levert dat hij zich in één van de volgende gevallen bevindt : 1° samenwonen met een persoon van wie de inkomsten lager zijn dan het forfaitaire bedrag van de werkloosheidsuitkeringen voor samenwonenden;2° samenwonen, zonder echtgeno(o)t(e) en uitsluitend met : a) één of meer kinderen, op voorwaarde dat hij voor ten minste één van hen aanspraak kan maken op kinderbijslag, of dat de inkomsten van de kinderen lager zijn dan het forfaitaire bedrag van de werkloosheidsuitkeringen voor samenwonenden;b) één of meer kinderen en andere bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad, op voorwaarde dat hij voor ten minste één van de kinderen aanspraak kan maken op kinderbijslag en dat de inkomsten van de andere bloed- of aanverwanten lager zijn dan het forfaitaire bedrag van de werkloosheidsuitkeringen voor samenwonenden;c) één of meer bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad van wie de inkomsten lager zijn dan het forfaitaire bedrag van de werkloosheidsuitkeringen voor samenwonenden.
Art. 24.De basisuurvergoeding is gelijk aan driemaal het in artikel 23 bedoelde basismaandbedrag, gedeeld door 13 x 38.
Art. 25.De door het Agentschap verleende vergoeding, bedoeld in artikel 21, 2°, a, wordt verminderd met het bedrag van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen die aan de stagiair worden uitgekeerd. Het bedrag van de vergoeding wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 26, vastgelegd op 75% van het bedrag van de tegemoetkomingen.
Art. 26.De wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen bedoeld in artikel 25 zijn : 1° de pensioenen, alsook alle voordelen die ermee gelijkgesteld zijn of die de pensioenen aanvullen, toegekend : a) hetzij bij of krachtens een Belgische of een buitenlandse wet;b) hetzij door een overheid of een instelling van openbaar nut;2° de vergoedingen, toelagen en lijfrenten die toegekend worden aan slachtoffers van arbeidsongevallen of beroepsziekten, krachtens de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen of krachtens de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten en de voorkoming ervan;3° de vergoedingen die toegekend worden aan een gehandicapte persoon die het slachtoffer is van een ongeval, krachtens de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, of krachtens elke andere gelijksoortige buitenlandse wetgeving;4° de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, toegekend krachtens de wetgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;5° de werkloosheidsuitkeringen die toegekend worden krachtens de reglementering betreffende de tewerkstelling en de werkloosheid;6° de inkomensvervangende tegemoetkomingen, toegekend krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, of de gewone of bijzondere tegemoetkomingen, toegekend krachtens het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen;7° de beroepsinkomsten die eventueel ontvangen worden voor opleidingsuren. Als de in het eerste lid, 2°, bedoelde tegemoetkoming uitbetaald wordt in de vorm van kapitaal of afkoopwaarde, zijn de bepalingen van artikel 30 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 tot uitvoering van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, van toepassing.
Er wordt in geen geval rekening gehouden met het gedeelte van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen dat krachtens bovenbedoelde wet van 27 februari 1987 wordt toegekend als kinderbijslag, integratievergoeding of als vergoeding voor hulp aan een derde krachtens het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen.
Art. 27.De in artikel 21, 2°, b, bedoelde aanvullende premie bedraagt BEF 40 per daadwerkelijk gepresteerd of daarmee gelijkgesteld uur.
Art. 28.De in artikel 21, 2°, bedoelde aanvullende tegemoetkoming is gekoppeld aan het spilindexcijfer 119.53 van 1 mei 1996.
Art. 29.De aanvullende tegemoetkoming wordt uitbetaald met regelmatige intervallen van maximum één maand.
Ze wordt gestort op een bankrekening, op een postrekening bij het Bestuur der Postchecks of door postassignatie.
Het bedrijf of de openbare instelling kunnen het geheel van de vergoeding uitbetalen en zich de aanvullende tegemoetkoming door het Agentschap laten terugbetalen.
Art. 30.De door de gehandicapte persoon verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen worden van zijn vergoeding afgehouden en door het bedrijf of de openbare instelling aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort.
De door het bedrijf of de openbare instelling verschuldigde sociale zekerheidsbijdragen worden krachtens de omscholingsovereenkomst door hen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gestort.
Art. 31.Het bedrijf of de openbare instelling bezorgen het Agentschap om de drie maanden een staat van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid, die zij aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid hebben gestort.
Het bedrag van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid die betrekking hebben op de aanvullende tegemoetkoming, wordt op basis van die staat door het Agentschap terugbetaald aan het bedrijf of de openbare instelling.
De wetsverzekeringspremie die door het bedrijf of de openbare instelling voor de stagiair is gestort, wordt eveneens door het Agentschap terugbetaald.
TITEL III. - Tegemoetkoming in het kader van een stelsel voor afwisselende beroepsopleiding of voor beroepsopleiding tot inschakeling in het arbeidsproces
Art. 32.Het bedrijf of de openbare instelling kunnen binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming genieten voor gehandicapten die ze tewerkstellen krachtens een gereglementeerd stelsel voor afwisselende beroepsopleiding of voor beroepsopleiding tot inschakeling in het arbeidsproces, dat niet door het Agentschap wordt georganiseerd.
Bedoeld worden : - de industriële leerovereenkomst, georganiseerd overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst; - de stageovereenkomst in het kader van de permanente vorming overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 betreffende de stageovereenkomst in het kader van de Permanente vorming van de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen; - de overeenkomst werk-opleiding, georganiseerd overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren; - de stageovereenkomst, georganiseerd overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 230 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, alsook de overeenkomsten van eerste beroepservaring; - de overeenkomst opleiding-inschakeling, georganiseerd overeenkomstig het decreet van de Waalse Gewestraad van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien.
Het beheerscomité van het Agentschap kan een ander stelsel gelijkstellen met die bedoeld in het vorige lid.
Art. 33.De werkgever richt de aanvraag om tegemoetkoming bij aangetekend schrijven aan het Agentschap, met de toestemming van de gehandicapte persoon.
De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een document dat de werkgever bij het Agentschap kan verkrijgen.
Art. 34.Het Agentschap beslist over de aanvraag en bepaalt de duur van de tegemoetkoming. Ze wordt verleend gedurende maximum twee jaar.
Het Agentschap kan bovendien bijzondere begeleidingsmaatregelen bepalen.
Art. 35.De tegemoetkoming wordt aan de werkgever verleend voor een voltijds equivalent.
Ze wordt forfaitair vastgelegd op : - BEF 24 000 voor een eerste periode van zes maanden; - BEF 12 000 voor een tweede periode van zes maanden; - BEF 6 000 voor de overblijvende periode.
Art. 36.De tegemoetkoming vult andere tegemoetkomingen aan die de werkgever zou kunnen genieten; als ze daarmee gecumuleerd wordt, wordt ze beperkt tot het bedrag dat gelijk staat met 100 % van de bezoldiging.
Art. 37.De tegemoetkoming wordt betaald aan het einde van elk kalenderkwartaal voor de eerste en de tweede periode, en aan het einde van de overblijvende periode, na overlegging van de bewijsstukken door de werkgever. De bewijsstukken moeten ingediend worden binnen één jaar na afloop van de periode waarop ze slaan, op straffe van verval.
TITEL IV. - Begeleiding
Art. 38.Met uitzondering van de bedrijven voor aangepast werk kan een werkgever binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming krijgen voor een persoon die hij aanwijst om de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen gehandicapte werknemer te begeleiden en raad te geven.
Deze tegemoetkoming wordt verleend voor maximum zes maanden.
Art. 39.Als verantwoordelijke voor de inschakeling van de werknemer treedt de begeleider op als referentiepersoon ten opzichte van het Agentschap.
Hij moet : - de werknemer ontvangen, voorlichten, raad geven en begeleiden; - zijn werk superviseren en ervoor zorgen dat het goed wordt uitgevoerd; - aan de hand van het door het Agentschap bepaalde formulier maandelijks een activiteitenverslag opmaken in de loop van het eerste kwartaal na de aanwerving, alsook een evaluatieverslag na de zesde maand volgend op de aanwerving; - het Agentschap verwittigen als de werknemer moeilijkheden ondervindt om zich te integreren.
De werkgever moet de begeleider de nodige tijd geven om zijn taak te vervullen.
Art. 40.De begeleiding vangt aan de maand binnen welke de werknemer wordt aangeworven.
De tegemoetkoming wordt betaald als de werknemer in dienst wordt genomen van de eerste tot de laatste dag van de maand.
Art. 41.Als de begeleider zijn ambt neerlegt, moet de werkgever de naam van zijn plaatsvervanger aan het Agentschap meedelen binnen de volgende kalendermaand, op gevaar af de tegemoetkoming niet meer te kunnen genieten.
Art. 42.De werkgever richt de aanvraag om tegemoetkoming bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
Ze wordt ingediend in de loop van de maand waarin de werknemer in dienst treedt en met zijn toestemming.
De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een document dat het bedrijf bij het Agentschap kan verkrijgen.
Art. 43.Het Agentschap beslist over de tegemoetkoming en deelt zijn beslissing mee binnen dertig dagen, te rekenen van de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.
Art. 44.Het Agentschap bepaalt de bewijsstukken die hem overgelegd moeten worden voor de betaling van de tegemoetkoming.
De bewijsstukken moeten bij aangetekend schrijven overgemaakt worden uiterlijk binnen zestig dagen na het kwartaal waarop ze slaan.
Alleen de stukken die binnen de voorgeschreven termijn worden ingediend, komen in aanmerking voor de betaling van de tegemoetkoming.
Art. 45.De maandelijkse tegemoetkoming bedraagt BEF 10 000.
TITEL V. - Inschakelingspremie
Art. 46.Het Agentschap kan binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming verlenen voor de inschakeling van een gehandicapte werknemer bij een werkgever.
Art. 47.De tegemoetkoming wordt aan de werkgever verleend als de gehandicapte werknemer aan één van de volgende voorwaarden voldoet : 1° in dienst treden bij een werkgever na minimum zes maanden beroepsinactiviteit in de loop van de negen maanden voorafgaand aan de indiensttreding;de periode waarin de betrokkene een beroepsopleiding heeft gevolgd, of de werkperiode in een bedrijf voor aangepast werk worden evenwel gelijkgesteld met een inactiviteitsperiode; 2° het werk hervatten bij dezelfde werkgever of bij een andere na een schorsing van zijn beroepsactiviteit gedurende minimum zes maanden in de loop waarvan hij vergoedingen heeft genoten, hetzij uit de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering of de verzekering tegen arbeidsongevallen, hetzij uit beroepsziekten, of andere voordelen die ermee gelijkgesteld zijn.
Art. 48.De werkgever richt de aanvraag om tegemoetkoming bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
De aanvraag wordt ingediend met de toestemming van de werknemer.
De aanvraag wordt opgemaakt aan de hand van een document dat de werkgever bij het Agentschap kan verkrijgen.
De aanvraag kan terugwerken tot op de datum van de aanwerving, en mag niet slaan op een periode van meer dan zes maanden op het ogenblik van de indiening ervan, voor zover de werknemer op die datum recht heeft op de dienstverstrekkingen van het Agentschap.
Art. 49.Het Agentschap gaat na of één van de in artikel 47 bedoelde voorwaarden vervuld is en bepaalt de duur van de periode van inschakeling in het arbeidsproces gedurende welke het zijn tegemoetkoming verleent.
Het Agentschap kan bovendien bijzondere begeleidingsmaatregelen vastleggen.
Art. 50.Het Agentschap beslist over de aanvraag en geeft de werkgever kennis van zijn beslissing binnen zestig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.
Art. 51.De tegemoetkoming wordt verleend voor de duur van de overeenkomst, d.w.z. maximum één jaar. Die periode is niet verlengbaar.
Art. 52.Het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgelegd op 33 % van de bezoldiging.
Art. 53.De tegemoetkoming wordt betaald aan het einde van elk kalenderkwartaal, na overlegging van de door het Agentschap vereiste bewijsstukken. De bewijsstukken worden, op straffe van verval, ingediend binnen één jaar na het verstrijken van het kwartaal waarop ze slaan, of na de kennisgeving van de beslissing tot verlening als deze laatste terugwerkende kracht heeft.
Art. 54.Bedrijven voor aangepast werk komen niet in aanmerking voor de tegemoetkoming bedoeld in deze titel.
Art. 55.De tegemoetkoming wordt niet verleend en moet eventueel terugbetaald worden : 1° als de werkgever naar bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens één of meer werknemers ontslagen heeft om hen te vervangen door één of meer gehandicapte werknemers en alzo de in dit besluit bedoelde tegemoetkoming te genieten;2° als de werkgever niet voldoet aan de wettelijke of reglementaire verplichtingen die hem opgelegd worden in zijn hoedanigheid van werkgever.
Art. 56.De inschakelingspremie is niet cumuleerbaar met de in titel 3 bedoelde tegemoetkoming die verleend wordt in het kader van stelsels voor afwisselende beroepsopleiding of voor beroepsopleiding tot inschakeling in het arbeidsproces, noch met de compensatiepremie bedoeld in titel 6, noch met de tegemoetkoming in de bezoldiging en de sociale lasten, waarop de werkgevers aanspraak kunnen maken in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 26 betreffende het bezoldigingspeil van de minder-validen die in een normaal arbeidsregime zijn tewerkgesteld.
TITEL VI. - Compensatiepremie
Art. 57.Als compensatie o.a. voor rendementsverlies kan de werkgever binnen de perken van de beschikbare kredieten aanspraak maken op een tegemoetkoming in de bezoldiging en de sociale lasten, met het oog op de bevordering van de kansen van de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt.
Art. 58.De werkgever richt zijn aanvraag om tegemoetkoming bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
De aanvraag wordt ingediend met de toestemming van de werknemer.
De aanvraag wordt opgemaakt aan de hand van een document dat de werkgever bij het Agentschap kan verkrijgen.
Art. 59.Het Agentschap bepaalt het percentage van de tegemoetkoming, dat echter niet hoger mag zijn dan 50 % van de bezoldiging.
Art. 60.Het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgelegd na onderzoek van het Agentschap, rekening houdende met de indicaties en contra-indicaties op medisch en beroepsvlak i.v.m. de gebreken en bekwaamheden van de werknemer, alsook met de vereisten van de betrekking. Het Agentschap kan bovendien specifieke begeleidingsmaatregelen bepalen.
Het Agentschap kan ook de bedrijfsarts om advies vragen. De tegemoetkoming wordt verleend voor een periode van één jaar, die verlengbaar is.
Art. 61.Het Agentschap deelt zijn beslissing mee binnen zestig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.
Art. 62.De tegemoetkoming wordt betaald aan het einde van elk kalenderkwartaal, na overlegging van de door de werkgever ingediende bewijsstukken.
Deze bewijsstukken worden ingediend binnen één jaar, te rekenen van het einde van het kwartaal waarop ze slaan, op straffe van verval.
Art. 63.De in deze titel bedoelde tegemoetkoming wordt niet verleend aan : 1° bedrijven voor aangepast werk die gehandicapte werknemers tewerkstellen, behalve als deze laatsten als kader- of meesterspersoneel in dienst worden genomen na een beslissing van het Agentschap waarbij ze in aanmerking komen voor een normale betrekking;2° werkgevers die voor dezelfde werknemers voldoen aan de voorwaarden waaronder de RVA tegemoet komt in de bezoldiging van moeilijk te plaatsen werklozen;3° werkgevers die niet voldoen aan de verplichting een bepaald aantal gehandicapte personen tewerk te stellen krachtens door de bevoegde overheid vastgestelde bepalingen of krachtens artikel 10 van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen.
Art. 64.De tegemoetkoming wordt niet verleend en moet eventueel terugbetaald worden : 1° als de werkgever één of meer werknemers ontslagen heeft om hen te vervangen door één of meer gehandicapte werknemers en alzo de in dit besluit bedoelde tegemoetkoming te genieten;2° als de werkgever niet voldoet aan de wettelijke of reglementaire verplichtingen die hem opgelegd worden in zijn hoedanigheid van werkgever.
Art. 65.De compensatiepremie is niet cumuleerbaar met de inschakelingspremie bedoeld in titel 5, noch met de tegemoetkoming in de bezoldiging en de sociale lasten, waarop de werkgevers aanspraak kunnen maken in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 26 betreffende het bezoldigingspeil van de mindervaliden die in een normaal arbeidsregime zijn tewerkgesteld.
TITEL VII. - Premie aan zelfstandige werknemers
Art. 66.Het Agentschap verleent binnen de perken van de beschikbare kredieten een premie aan elke gehandicapte persoon die zich als zelfstandige vestigt op het grondgebied van het Franse taalgebied, er zijn activiteit van zelfstandige hervat na een inactiviteitsperiode van zes maanden als gevolg van een ongeval of een ziekte, of zijn beroepsactiviteit probeert voort te zetten ondanks gezondheidsproblemen.
Art. 67.De werknemer richt zijn aanvraag om tegemoetkoming bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een document dat de werknemer bij het Agentschap kan verkrijgen.
Art. 68.Als het Agentschap beslist een premie te verlenen aan een zelfstandige werknemer, legt het bedrag ervan vast op 33 % van het gemiddelde minimum maandinkomen, zoals gewaarborgd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
De premie wordt verleend op vertoon van documenten waaruit blijkt dat het project uitvoerbaar is op technisch, economisch, financieel en sociaal vlak.
Art. 69.Het Agentschap beslist over de aanvraag en geeft kennis van zijn beslissing binnen zestig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.
Art. 70.Deze maandelijkse premie wordt verleend voor een periode van maximum één jaar, die niet verlengbaar is.
Art. 71.De eerste schijf van de premie wordt vooraf uitbetaald voor het kwartaal waarop ze slaat, op z'n vroegst bij de inschrijving in het handelsregister of in de orde waartoe de zelfstandige werknemer behoort. De andere schijven worden uitbetaald op voorwaarde dat de werknemer de activiteit daadwerkelijk uitoefent.
Art. 72.Als de aanvrager naast zijn activiteit als zelfstandige een andere bezoldigde activiteit uitoefent, wordt de tegemoetkoming niet verleend en moet hij de eventueel ontvangen tegemoetkoming terugbetalen.
TITEL VIII. - Aanpassing van een arbeidspost HOOFDSTUK I. - Aanpassing van een arbeidspost voor een bezoldigde gehandicapte werknemer
Art. 73.Er wordt binnen de perken van de beschikbare kredieten een tegemoetkoming verleend aan de werkgever die een arbeidspost voor een gehandicapte werknemer wenst aan te passen.
Deze tegemoetkoming wordt verleend : 1° aan de werkgevers die gehandicapte personen in dienst nemen bij een arbeidsovereenkomst, een arbeidsovereenkomst voor bedienden, een arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders of krachtens een publiekrechtelijk statuut;2° aan de werkgevers die gehandicapte personen in dienst nemen bij een beroepsaanpassingsovereenkomst;3° aan de werkgevers die gehandicapte personen in dienst nemen krachtens één van de stelsels voor afwisselende beroepsopleiding of voor beroepsopleiding tot inschakeling in het arbeidsproces, zoals bedoeld in titel 3 van dit besluit.
Art. 74.De in artikel 73 bedoelde personen en instellingen hebben recht op de tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van een arbeidspost als ze de volgende voorwaarden vervullen : 1° bewijzen dat de aanpassing van de arbeidspost slechts sporadisch wordt doorgevoerd in het vak waarin de gehandicapte persoon tewerkgesteld is of een opleiding volgt, en dat ze noodzakelijk is om hem in staat te stellen de beroepsactiviteit uit te oefenen of de bedoelde beroepsopleiding, omscholing of herscholing te volgen;2° de gehandicapte persoon voor wie de arbeidspost is aangepast ten minste zes maanden in dienst houden vanaf de datum van de aanpassing als het bedrag van de tegemoetkoming kleiner is dan BEF 100 000, en ten minste één jaar als het gelijk is aan of hoger is dan BEF 100 000;3° de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost niet als investeringen aftrekken;4° het Agentschap verwittigen als een arbeidspost, die met zijn tegemoetkoming is aangepast, eventueel vacant wordt;5° de bepalingen in acht nemen die hen worden opgelegd bij wet, decreet en reglement. Een werkgever die een gehandicapte werknemer vervangt voor wie een arbeidspost is aangepast, wordt geacht te voldoen aan de sub 2° bedoelde voorwaarde als hij een andere gehandicapte werknemer in dienst neemt.
Art. 75.De aanvraag mag niet slaan op de aanpassing van een arbeidspost die doorgevoerd wordt vóór de datum waarop zij in ontvangst wordt genomen.
Ze mag niet slaan op arbeidsposten binnen bedrijven voor aangepast werk, behalve die voor het kader- of meesterspersoneel.
Art. 76.De tegemoetkoming dekt het geheel van de werkelijk verrichte kosten die geacht worden noodzakelijk te zijn voor de aanpassing van de arbeidspost.
Als de aanpassing de aankoop van materieel vergt waarvan het model speciaal aan de werknemer aangepast is, dekt de tegemoetkoming slechts het prijsverschil tussen dat model en het standaardmodel. HOOFDSTUK II. - Aanpassing van arbeidsposten voor zelfstandige gehandicapte werknemers
Art. 77.De zelfstandige gehandicapte werknemer kan binnen de perken van de beschikbare kredieten aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van een arbeidspost, hetzij om de hoedanigheid van zelfstandige te verkrijgen, hetzij om vlotter toegang te krijgen tot zelfstandig werk dat meer in de lijn ligt van zijn capaciteiten, hetzij om een persoon in dienst te houden die gehandicapt wordt.
Art. 78.Het Agentschap komt tegemoet in de kosten voor de aanpassing van een arbeidspost als de in artikel 77 bedoelde zelfstandige werknemer de volgende voorwaarden vervult : 1° bewijzen dat de aanpassingen slechts sporadisch worden doorgevoerd in het vak en dat ze noodzakelijk zijn wegens zijn handicap;2° de aanpassingskosten niet als investering of als beroepslast aftrekken in de belastingaangifte als een tegemoetkoming is verleend;3° het Agentschap de stukken bezorgen waaruit blijkt dat zijn activiteit uitvoerbaar is op technisch, economisch, financieel en sociaal vlak.
Art. 79.De tegemoetkoming dekt het geheel van de werkelijk verrichte kosten die geacht worden noodzakelijk te zijn voor de aanpassing van de arbeidspost.
Als de aanpassing de aankoop van materieel vergt waarvan het model speciaal aan de werknemer aangepast is, dekt de tegemoetkoming slechts het prijsverschil tussen dat model en het standaardmodel.
Art. 80.Als de aanpassing van de arbeidspost de aanpassing van de woning van de gehandicapte persoon met zich meebrengt, wordt de tegemoetkoming verleend met inachtneming van de reglementering inzake materiële hulp.
De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op de aanpassingen van een gebouw waar de gehandicapte persoon zijn beroepsbezigheid als zelfstandige uitoefent zonder er te wonen. HOOFDSTUK III. - Bepalingen gemeen aan de hoofdstukken I en II
Art. 81.De aanvraag om tegemoetkoming wordt bij aangetekend schrijven aan het Agentschap gericht.
De aanvraag bevat : 1° een raming van de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost;2° de vereiste bewijsstukken; 3° de verbintenis i.v.m. de voorwaarden bedoeld in de artikelen 74 of 78; 4° de toestemming van de werknemer als de aanvraag door de werkgever wordt ingediend. De aanvraag wordt opgemaakt aan de hand van een formulier dat de werknemer of de werkgever bij het Agentschap kunnen verkrijgen.
Art. 82.Het Agentschap beslist over de toekenning van de tegemoetkoming en bepaalt het bedrag ervan. Het deelt zijn beslissing mee binnen zestig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.
TITEL IX. - Verplaatsingskosten
Art. 83.De gehandicapte werknemer heeft binnen de perken van de beschikbare kredieten recht op een tegemoetkoming in zijn reiskosten voor verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn werk. Deze tegemoetkoming wordt verleend voor één heen- en terugreis.
De bepalingen van deze titel slaan niet op de gehandicapte personen bedoeld in de titels I en II, die onder de toepassing vallen van het ministerieel besluit van 9 april 1964 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de lasten die voor de minder-validen voortvloeien uit de verplaatsing naar en het verblijf op de plaats die aangewezen werd voor hun beroepsopleiding, omscholing of herscholing, worden gedragen door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.
Art. 84.De werknemer richt zijn aanvraag om tegemoetkoming bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.
De aanvraag wordt ingediend aan de hand van een document dat de werknemer bij het Agentschap kan verkrijgen.
Art. 85.Het Agentschap beslist over de aanvraag van de weknemer en deelt zijn beslissing mee binnen zestig dagen na de datum waarop het over de nodige gegevens beschikt.
De beslissing bepaalt het vervoermiddel op grond waarvan de tegemoetkoming van het Agentschap kan worden berekend.
Art. 86.§ 1. Als het gebruikte vervoermiddel door de werknemer of een derde wordt bestuurd, wordt de tegemoetkoming berekend op grond van de afstand en het belastbaar vermogen van het vervoermiddel, dat evenwel niet hoger mag zijn dan 8 pk, en op grond van de percentages vermeld in de tabel die gevoegd is bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
De afstanden worden berekend met inachtneming van de reële afstand. § 2. Voor verplaatsingen met de taxi is het bedrag van de tegemoetkoming gelijk aan de prijs die vermeld wordt in de reglementering die van toepassing is in de zone waar de rit begint. § 3. Voor verplaatsingen met het openbaar vervoer, waarvoor de begeleiding door een derde wordt geëist, is het bedrag van de tegemoetkoming gelijk aan de prijs die de derde persoon wordt aangerekend om de werknemer naar zijn werkplaats te brengen, zich weer naar het vertrekpunt te begeven, de werknemer weer op te halen en naar zijn woonplaats te brengen.
Dat bedrag mag maandelijks niet hoger zijn dan de prijs van een maandabonnement bij de "TEC".
Art. 87.Het bedrag van de tegemoetkoming wordt verminderd met de tegemoetkomingen die de werkgever bij wet, decreet, reglement of overeenkomst verleent in de reiskosten van de werknemer voor verplaatsingen naar zijn werkplaats of, zo niet, met de prijs van het goedkoopste gemeenschappelijk vervoermiddel over dezelfde afstand.
Het eerste lid is niet van toepassing op tegemoetkomingen die in uitvoering van artikel 86, § 3, worden verleend.
Art. 88.De tegemoetkoming kan pas aan het einde van elke maand worden betaald, na overlegging van de door het Agentschap geëiste bewijsstukken die betrekking hebben op de staat van de prestaties van de werknemer en die door de werkgever moeten worden ingevuld.
Deze bewijsstukken moeten ingediend worden binnen één jaar na het verstrijken van de maand waarop zij betrekking hebben, op straffe van verval.
In geval van valse aangifte wordt de verleende tegemoetkoming teruggevorderd.
TITEL X. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 89.Opgeheven worden : - de artikelen 56, § 2, 3°, 62 à 66, alsook 67, 75, 76 en 77, wat betreft de bijzondere leerovereenkomst voor omscholing van minder-validen, van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen; - het ministerieel besluit van 17 maart 1965 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in de kosten tot aanpassing van een arbeidspost, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 januari 1969; - het ministerieel besluit van 17 maart 1965 tot vaststelling van de voorwaarden voor toekenning, door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen, van een tegemoetkoming in de sociale lasten, welke worden gedragen door de personen, die met een minder-valide een bijzondere leerovereenkomst voor omscholing van minder-validen hebben gesloten; - hoofdstuk Ibis van het ministerieel besluit van 27 december 1967 houdende vaststelling van de criteria van toekenning der tegemoetkomingen inzake sociale hulp op het gebied van de sociale reclassering van de minder-validen, gewijzigd bij het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 25 oktober 1990; - het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 25 oktober 1990 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning, van het bedrag en van de modaliteiten voor betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon ten gunste van de gehandicapten die een beroepsopleiding, omscholing of herscholing doormaken, wat betreft de bijzondere leerovereenkomst voor omscholing van minder-validen, bedoeld in artikel 56, § 2, 3°, van bovenbedoeld koninklijk besluit van 5 juli 1963; - het besluit van de Waalse Regering van 6 oktober 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Gemeenschapsfonds voor de sociale integratie van minder-validen en hun inschakeling in het arbeidsproces een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten verleent aan werkgevers met het oog op de beroepsaanpassing van de minder-validen die ze tewerkstellen; - het besluit van de Waalse Regering van 6 oktober 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Gemeenschapsfonds voor de sociale integratie van minder-validen en hun inschakeling in het arbeidsproces een tegemoetkoming in het loon en de sociale lasten verleent aan openbare werkgevers als compensatie voor het rendementsverlies van de gehandicapte werknemers die ze tewerkstellen.
Art. 90.De Administrateur-generaal van het Agentschap moet de Minister jaarlijks uiterlijk 31 maart een evaluatie van de toepassing van dit besluit bezorgen.
Art. 91.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.
Art. 92.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 93.De Minister van Sociale Actie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 5 november 1998.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX