Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 30 mei 1997
gepubliceerd op 27 juni 1997

Koninklijk besluit houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export genomen met toepassing van artikel 3, 1, 1° en 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1997015063
pub.
27/06/1997
prom.
30/05/1997
ELI
eli/besluit/1997/05/30/1997015063/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 MEI 1997. Koninklijk besluit houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export genomen met toepassing van artikel 3, 1, 1° en 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, is genomen op grond van artikel 3, 1, 1° en 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie.

Artikel 3, 1, 1°, voorziet dat de Koning maatregelen kan nemen om het bedrag, de voorwaarden en de wijze van toekennen van de subsidies, vergoedingen, uitkeringen en andere uitgaven vast te stellen, aan te passen of te verlagen die geheel of ten dele, rechtstreeks of onrechtstreeks, ten laste van de Staat zijn.

Artikel 3, 1, 6°, voorziet dat met betrekking tot de instellingen van openbaar nut, tot de openbare instellingen die afhangen van de Staat, alsook tot elke instelling naar Belgisch recht, waarover de Staat controle uitoefent of waarin de Staat een meerderheidsparticipatie heeft, de Koning maatregelen kan nemen om over te gaan tot de opheffing, de omvorming, de reorganisatie of de samensmelting ervan en de werking, de organisatie, het beheer en de activiteit ervan te verbeteren, alsmede de controle erop te versterken.

Dit project heeft tot doel een aantal maateregelen te nemen voor de versterking van de doeltreffenheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export : enerzijds, het mechanisme van de leningen van Staat tot Staat en anderzijds, de Copromex tegemoetkomingen. Daardoor draagt het bij, zoals hieronder uitdrukkelijk wordt geformuleerd, tot de realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, aangezien de uitgaven voor deze instrumenten beter zullen worden gecontroleerd en beheerst, waarbij aldus de" slippage " risico's worden beperkt.

Meer in het algemeen zal de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export een reeks positieve gevolgen hebben voor de economie, die voortvloeien uit een betere steun aan de buitenlandse handel.

De wet van 3 juni 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 42 van 31 augustus 1939 machtigt de Minister van Financiën en de Minister van Buitenlandse Handel leningen aan buitenlandse Staten toe te staan.

Die leningen kunnen gebonden worden aan het verschaffen van Belgische goederen en diensten. In dat kader machtigt het Parlement de Regering ieder jaar nieuwe leningen aan buitenlandse Staten toe te staan ten belope van een vastgesteld bedrag.

De leningen van Staat tot Staat zijn kredieten die België toekent aan ontwikkelingslanden, meestal ter financiering van de Belgische uitvoer naar het land dat het krediet ontvangt, in het kader van projecten die tot de ontwikkeling daarvan bijdragen.

Die kredieten worden tegen voordelige voorwaarden toegekend : de duurtijd van het krediet bedraagt 30 jaar; een respijttermijn van 10 jaar wordt toegekend, zowel inzake het kapitaal als de interesten; de rentevoet bedraagt 0 % of 2 % volgens de economische situatie van het land (BBP/inwoner).

Het bedrag van de voor de leningen van Staat tot Staat aangewende begrotingskredieten kende eind 70/begin 80 een hoogtepunt en bedroeg meer dan 3 Mia BEF. Sindsdien is het geleidelijk gedaald en sinds 1993 bedraagt het niet meer dan 900 Mio BEF. De Regeling betreffende de richtlijnen die van toepassing zijn op de officieel ondersteunde exportkredieten, vereist de aanwezigheid van een minimum gift-element. Dit gift-element moet voor de MOL minstens 50 % bereiken en in de andere gevallen 35 %. Om die gift-elementen te bereiken, zal het aandeel van het Staatskrediet in de gehele financiering ofwel x 45 %, ofwel x 62 % moeten bedragen.

De koninklijke besluiten nr. 6 van 18 april 1967 en nr. 51 van 24 oktober 1967 machtigen de Minister tot wiens bevoegdheid de Buitenlandse Handelsbetrekkingen behoren, de medewerking van de Staat te verlenen voor de verwezenlijking van de export van Belgische uitrustingsgoederen.

Copromex heeft hoofdzakelijk als opdracht de Minister van Buitenlandse Handel bij te staan in de uitoefening van zijn bevoegdheid om een bijdrage van de Staat toe te kennen teneinde de lasten te verlichten die voortvloeien uit de exportfinanciering. Die tegemoetkoming heeft tot doel de kostprijs van het krediet voor de Belgische exporteurs te handhaven op een niveau dat het hun mogelijk maakt aan de concurrentie het hoofd te bieden.

De Copromex tegemoetkomingen kunnen twee vormen aannemen : stabilisering of supersubsidie.

Stabilisering De bank die een exportkrediet in deviezen toekent, moet een vaste rente op middellange en lange termijn waarborgen, terwijl ze zich zelf herfinanciert op de korte-termijn deviezenmarkt, die gewoonlijk minder duur is. De veranderlijkheid van de rente op het vlak van de herfinanciering impliceert dat die rente hoog moet zijn om de exporteur een vaste rente op lange termijn te kunnen waarborgen. Een hoge rente betekent een concurrentieel nadeel voor de exporteur.

Teneinde dit mechanisme te vermijden, dekt Copromex dan ook het verschil tussen, enerzijds, de variabele herfinancieringsrente en, anderzijds, de vaste rente van het exportkrediet.

Supersubsidie De supersubsidie (superbonificatie) kadert in de kredieten voor steun of de kredieten die een concessioneel element omvatten.

De tegemoetkoming bestaat er hier in de rente van het krediet te verlagen tot een zeer laag niveau, in de orde van 0 % tot 2 %.

Deze twee instrumenten, leningen van Staat tot Staat en Copromex tegemoetkomingen, vertonen gelijkenissen.

Enerzijds, hebben ze betrekking op hetzelfde activiteitendomein van de Staat. De leningen van Staat tot Staat en de Copromex supersubsidies dragen financieel bij tot de Belgische uitvoer naar ontwikkelingslanden. Ze worden trouwens vaak met elkaar in concurrentie gebracht door de exporteurs/banken. De voor- en nadelen van de twee instrumenten rechtvaardigen dat zij beide behouden blijven.

Anderzijds, zijn de departementen die bij de leningen van Staat tot Staat zijn betrokken, dit ook in het kader van Copromex. Het interdepartementaal Comité, dat ermee belast is voorstellen te doen aan de Ministerraad inzake toekenning van kredieten, is samengesteld uit de departementen van Financiën, Buitenlandse Handel, Ontwikkelingssamenwerking, Buitenlandse Zaken en Economische Zaken.

Naast die departementen, met uitzondering van Buitenlandse Zaken die hiervan geen deel uitmaken, is Copromex ook samengesteld uit vertegenwoordigers van de NDD, de BDBH, Kredietexport en de Gewesten.

In het kader van een betere allocatie van de middelen en van een noodzakelijke aanpassing aan de evoluties inzake buitenlandse handel, moeten de gelijkenissen tussen deze instrumenten worden benut. In dit verband voorziet het toekomstcontract voor werkgelegenheid in" de uitwerking van mechanismen inzake leningen van Staat tot Staat en Copromex, die een efficiënter gebruik van de bestaande middelen voor de verre uitvoer mogelijk maken ".

Het is in dat kader dat de Regering onder meer heeft beslist beide instrumenten ter ondersteuning van de buitenlandse handel dichter bijeen te brengen.

Deze toenaderingsoperatie verloopt langs drie hoofdlijnen : " ontzuiling " en centralisering van de besluitplaatsen : het Interdepartementaal Comité voor de leningen van Staat tot Staat en Copromex worden samengevoegd; grotere specialisatie van de taken : het" handels "beheer van de dossiers wordt aan de Minister van Buitenlandse Handel toevertrouwd, terwijl het financiële beheer aan de Minister van Financiën wordt toevertrouwd; deze laatste kan een beroep doen op een gespecialiseerde openbare instelling; " ontzuiling " van de begrotingen : op budgettair vlak worden de tegemoetkomingen van beide instrumenten in de optiek van één enkele begroting gefinancierd.

Het ontwerp van koninklijk besluit dat u wordt voorgelegd, heeft tot doel bepaalde noodzakelijke maatregelen te nemen die door de eerste twee hoofdlijnen van deze toenaderingsoperatie worden vereist.

Allereerst herschept het project enerzijds, de wettelijke basis die noodzakelijk is voor de toekenning van leningen aan buitenlandse Staten, die onder de bevoegdheid valt van de Minister van Buitenlandse Handel en de Minister van Financiën, en anderzijds, de wettelijke basis die noodzakelijk is voor de tegemoetkoming van de Minister van Buitenlandse Handel in de rentelast met betrekking tot de financiering van betalingstermijnen. De vroegere wettelijke bepalingen die herhaaldelijk zijn gewijzigd, worden aan het einde van de tekst opgeheven.

Vervolgens wordt het Comité voor financiële steun aan de export opgericht. Dit Comité is voortaan als enige belast met het uitbrengen van adviezen en het formuleren van voorstellen inzake de aanvragen voor financiële steun die door de exporteurs worden ingediend. Deze aanvragen hebben betrekking op stabilisering, supersubsidie of de toekenning van een lening van Staat tot Staat.

Opgemerkt dient te worden dat het, volgens de omstandigheden van het te steunen project, interessant kan zijn om, wat budgettaire kosten betreft en met een zelfde globale uitwerking, eerder met het ene dan met het andere instrument en vice versa tegemoet te komen. Indien de instellingen voor beide instrumenten worden samengevoegd, zal het mogelijk zijn om het project op het minst dure steunmechanisme te richten, met gelijke voorwaarden en een zelfde uitwerking. Dit is het doel van een doeltreffender toekenning van de middelen, dat door de oprichting van één enkel Comité voor beide instrumenten wordt beoogd.

Een koninklijk besluit zal de bevoegdheid en de werking van dit Comité preciseren.

Datzelfde besluit zal een Comité oprichten voor de oriëntatie en de opvolging van het beheer van de koers- en interestrisico's, samengesteld uit technische specialisten inzake financiële kwesties.

Op voordracht van dit Comité zal dit beheer van de koers- en interestrisico's aan een gespecialiseerde openbare instelling worden toevertrouwd. Dat zal bijdragen tot een grotere voorspelbaarheid van de Staatsuitgaven en dus tot een beter beheer daarvan.

Zoals hierboven wordt uiteengezet, komt Copromex namelijk tegemoet door het verschil te dekken tussen enerzijds, het variable herfinancieringstarief van de bank en anderzijds, het vaste uitgaventarief van exportkredieten. Elke zes maanden wordt voor elk dossier het verschil uitgerekend. In dit mechanisme worden de Copromex tegemoetkomingen in vreemde valuta's toegekend.

Op budgettair vlak bestaat er een hefboomeffect (multiplicatoreffect) tussen de uitgaven die worden geraamd bij de beslissing van een stabilisering van de rente en de uitgaven die daadwerkelijk worden gedaan bij de periodieke tegemoetkoming, en dit vanwege de schommelingen van de interestvoet en van de wisselkoers.

Om de" slippage " risico's te beperken moet het, vanwege dit hefboomeffect, mogelijk zijn om het beheer van de interest- en koersrisico's aan een gespecialiseerde instelling over te dragen.

Het spreekt vanzelf dat de regels van de Regeling betreffende richtlijnen voor exportkredieten die overheidssteun genieten, die zijn uitgewerkt op het niveau van de OESO, van toepassing blijven.

Het ontwerp van koninklijk besluit integreert de opmerkingen van de Raad van State, met uitzondering van die met betrekking tot artikel 4 van het project betreffende de mogelijkheid om het beheer van de interest- en koersrisico's aan een gespecialiseerde openbare instelling over te dragen.

De Raad van State meent dat, aangezien deze bepaling de gespecialiseerde openbare instelling niet aanwijst, de Koning zich een in de tijd onbepaalde habilitatie veroorlooft, waarvan hij gebruik zou kunnen maken na de periode die door de algemene habilitatie is vastgesteld. De Raad van State besluit dat het artikel dientengevolge opgeheven of herzien moet worden.

Men kan evenwel menen dat de koning zich geen onbepaalde habilitatie veroorlooft. Laten we immers niet vergeten dat de maatregelen die op grond van de kaderwetten bij koninklijk besluit zijn getroffen, door de Wet worden bevestigd.

Aangezien het, met het oog op een grotere soepelheid en doeltreffendheid, beter lijkt om een" open " bepaling te behouden om op ieder ogenblik de meest gespecialiseerde openbare instelling te evalueren voor het beheer en om eventueel de noodzakelijke maatregelen te treffen, wordt de huidige tekst van artikel 4 behouden.

Ik heb de eer te zijn : Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en van Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Raad van State, afdelingwetgeving, negende kamer, op 21 maart 1997 door de Minister van Buitenlandse Handel verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit" houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export genomen met toepassing van artikel 3, 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, heeft op 21 april 1997 het volgende advies gegeven : Algemene opmerkingen 1. Het ontworpen besluit, dat wordt uitgevaardigd ter uitvoering van artikel 3 van de wet van 26 juli 1996, dient te voldoen aan de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 2, 1, van deze wet, dit wil zeggen dat het moet strekken tot de realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. Noch de inspecteur van financiën, noch de Minister van Begroting geven in dit verband duidelijke uitleg, en het verslag aan de Koning is op zijn minst bondig.

De gemachtigde van de minister werd verzocht ter zake de informatie van de Raad van State aan te vullen en heeft de volgende verantwoording gegeven : Il faut également indiquer que selon les circonstances du projet soutenu, il peut être intéressant, en termes de coûts budgétaires, d'intervenir, pour un même effet global, avec un instrument plutôt qu'avec l'autre et vice versa. Réunir les organismes décisionnels relatifs aux deux instruments permettra d'orienter le projet vers le mécanisme de soutien le moins coûteux, à conditions équivalentes.

C'est l'objectif d'allocation plus efficace des moyens visé par la créstion d'un comité unique pour les deux instruments, prévue àl'article 3 du projet.

Outre ces effets directs, il est clair que ces dispositions auront également une série d'effets indirects (effet positif sur l'économie découlant d'un meilleur soutien au commerce exterieur). " Het verslag aan de Koning dient te worden herzien, meer bepaald in het licht van die uitleg. 2. Zoals blijkt uit het verslag aan de Koning, het opschrift en de aanhef, wordt in de ontworpen tekst artikel 3, 1, 6°, van de voormelde wet van 26 juli 1996 als rechtsgrond opgegeven. Die bepaling machtigt de Koning maatregelen te nemen om over te gaan tot de opheffing, de omvorming, de reorganisatie of de samensmelting van de instellingen van openbaar nut, de openbare instellingen die afhangen van de Staat en elke instelling naar Belgisch recht waarover de Staat controle uitoefent of waarin de Staat een meerderheidsparticipatie heeft, om de werking, de organisatie, het beheer en de activiteit ervan te verbeteren en om de controle erop te versterken.

De rechtsgrond van de artikelen 1 en 2 van het ontwerp kan slechts worden gevonden in het voormelde artikel 3, 1, 1°, dat de Koning machtigt" het bedrag, de voorwaarden en de wijze van toekennen van de subsidies, vergoedingen, uitkeringen en andere uitgaven vast te stellen, aan te passen of te verlagen.

Daaruit vloeit voort dat die bepaling van de wet van 1996 eveneens dient te worden vermeld in het opschrift en in het eerste lid van de aanhef.

Bijzondere opmerkingen Opschrift Er wordt verwezen naar de zoëven gemaakte tweede algemene opmerking.

Men schrijve dus :" ... van artikel 3, 1, 1° en 6°, van de wet van 26 juli 1996... " .

Het eerste lid van de aanhef dient op dezelfde wijze te worden gesteld.

Aanhef 1. Het tweede lid schrijve men als volgt : " Gelet op de wet van 3 juni 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit nr.42 van 31 augustus 1939 houdende reorganisatie van de Nationale Delcrederedienst en tot machtiging van de Minister van Financiën en van de Minister die de buitenlandse handelsbetrekkingen in zijn bevoegdheid heeft, leningen aan Staten of buitenlandse organismen toe te staan, inzonderheid op hoofdstuk III, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 6 van 18 april 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 51 van 24 oktober 1967 en bij de wet van 23 juni 1975;. 2. Men voege twee nieuwe leden in, welke respectievelijk betrekking hebben op het advies van de inspecteur van financiën en de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, met vermelding van de datum ervan. 3. Na het vierde lid voege men een nieuw lid in, luidend : " Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3bis, 1, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996;.

Bepalend gedeelte Artikel 1 Men gebruike een identieke terminologie in de artikelen 1 en 2; in artikel 1 schrijve men dus eveneens" Voor zover daartoe kredieten zijn uitgetrokken op de begroting van... " en in de Franse tekst gebruike men telkens dezelfde bewoordingen om de Minister van Buitenlandse Handel aan te geven.

Artikel 3 Men vervange de woorden" op grond van artikel 2 en 3 van dit besluit door de woorden" op grond van de artikelen 1 en 2.

Artikel 4 Aangezien" de gespecialiseerde openbare instelling waaraan het beheer van de wisselkoers- en interestrisico's die verbonden zijn aan de uitoefening van de in artikel 2 en 3 bepaalde bevoegdheden kan worden toevertrouwd niet in die bepaling wordt aangegeven, verleent de Koning zichzelf een machtiging die niet beperkt is in de tijd en waarvan hij derhalve gebruik zou kunnen maken na het verstrijken van de termijn welke is vastgesteld bij de algemene machtiging die Hem wordt toegekend bij de wet van 26 juli 1996.

Bijgevolg moet het artikel worden weggelaten of in zijn geheel worden herzien.

Artikel 5 Men schrijve dit artikel als volgt : " Art. 5. In de wet van 3 juni 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 42 van 31 augustus 1939 houdende reorganisatie van de Nationale Delcrederedienst en tot machtiging van de Minister van Financiën en van de Minister die de buitenlandse handelsbetrekkingen in zijn bevoegdheid heeft, leningen aan Staten of buitenlandse organismen toe te staan, worden opgeheven : 1° artikel 8, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr.6 van 18 april 1967; 2° artikel 9, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 april 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.51 van 24 oktober 1967 en bij de wet van 23 juni 1975. " (1).

Artikel 6 Men schrijve : " Art. 6. Onze Minister van Financiën en onze Minister van Buitenlandse Handel zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. " Artikel 7 Men schrijve : " Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De kamer was samengesteld uit : De heren : C.-L. Closset, kamervoorzitter;

C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;

J. van Compernolle en J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. M. Proost, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. Jottrand, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, M. Proost.

De voorzitter, C.-L. Closset.

Koninklijk besluit houdende de versterking van de doeltreffendheid van de instrumenten voor financiële steun aan de export genomen met toepassing van artikel 3, 1, 1° en 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 3, 1, 1° en 6°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie;

Gelet op de wet van 3 juni 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 42 van 31 augustus 1939 houdende reorganisatie van de Nationale Delcrederedienst en tot machtiging van de Minister van Financiën en van de Minister die de buitenlandse handelsbetrekkingen in zijn bevoegdheid heeft, leningen aan Staten of buitenlandse organismen toe te staan, inzonderheid op hoofdstuk III, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 6 van 18 april 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 51 van 24 oktober 1967 en bij de wet van 23 juni 1975;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 maart 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 17 maart 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3bis, 1, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 14 maart 1997 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 april 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Financiën en Buitenlandse Handel en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor zover daartoe kredieten zijn uitgetrokken op de begroting van het Ministerie van Financiën, worden de Minister van Financiën en de Minister onder wiens bevoegdheid de Buitenlandse Handel valt ertoe gemachtigd gezamenlijk leningen toe te staan aan Staten of aan buitenlandse organismen die de waarborg verkregen hebben van hun regering, van hun centrale bank of van een instelling die de ontwikkelingspolitiek van een vreemde Staat ten uitvoer legt. Die leningen kunnen gebonden worden aan het verschaffen van Belgische prestaties.

Art. 2.Voor zover daartoe kredieten zijn uitgetrokken op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel, wordt de Minister onder wiens bevoegdheid de Buitenlandse Handel valt, ertoe gemachtigd de medewerking van de Staat te verlenen voor de verwezenlijking van de export van Belgische uitrustingsgoederen, alsook voor de prestaties die daarop betrekking hebben, naar landen die geen deel uitmaken van de Europese Unie. Die medewerking bestaat in een bijdrage in de rentelast met betrekking tot de financiering van de betalingstermijnen.

Art. 3.Er wordt een Comité voor financiële steun aan de export opgericht, dat tot taak heeft advies uit te brengen over de aanvragen voor financiële steun aan de export die op grond van de artikelen 1 en 2 bij de bevoegde Ministers worden ingediend.

De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, de samenstelling en werkwijze van dat Comité.

Art. 4.Het beheer van de koers- en interestrisico's die zijn verbonden aan de uitoefening van de bevoegdheden die bij artikelen 1 en 2 zijn bepaald, kan aan een gespecialiseerde openbare instelling worden toevertrouwd.

Art. 5.In de wet van 3 juni 1964 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 42 van 31 augustus 1939 houdende reorganisatie van de Nationale Delcrederedienst en tot machtiging van de Minister van Financiën en van de Minister die de buitenlandse handelsbetrekkingen in zijn bevoegdheid heeft, leningen aan Staten of buitenlandse organismen toe te staan, worden opgeheven : 1° artikel 8, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr.6 van 18 april 1967; 2° artikel 9, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 april 1967 en gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.51 van 24 oktober 1967 en bij de wet van 23 juni 1975.

Art. 6.Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Buitenlandse Handel zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 30 mei 1997 ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en van Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT

^