Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 13 februari 1999

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 november 1998 in zake L. Ruter en anderen tegen C. Timmermans en de n.v. AG 1824, en in aanwezigheid van het openbaar ministerie « 1. Schenden de artikelen 1, 9°, en 3, § 2, van de wet van 2 februari 1982 tot toekenning va(...)

bron
arbitragehof
numac
1999021039
pub.
13/02/1999
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij arrest van 26 november 1998 in zake L. Ruter en anderen tegen C. Timmermans en de n.v. AG 1824, en in aanwezigheid van het openbaar ministerie, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 3 december 1998, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 1, 9°, en 3, § 2, van de wet van 2 februari 1982 tot toekenning van bepaalde bijzondere machten aan de Koning de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen inzonderheid met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in zoverre zij de Koning toestaan het Fonds voor arbeidsongevallen in de rechten te doen treden van de slachtoffers of hun rechthebbenden, zelfs voor bedragen die het hun niet heeft uitbetaald of niet zal uitbetalen, met als gevolg dat in tegenstelling tot de ongevallen van gemeen recht, de wetsverzekeraar en de verzekeraar derde-aansprakelijke die bedragen niet meer aan het slachtoffer zullen moeten betalen wegens of naar aanleiding van de indeplaatsstelling ten voordele van het Fonds voor arbeidsongevallen ? 2. Schendt artikel 4 van de wet van 20 juli 1990 houdende sociale bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang gelezen inzonderheid met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in zoverre zij de wetsverzekeraar en het Fonds voor arbeidsongevallen toestaan op te treden tegen de aansprakelijke van het arbeidsongeval in de plaats van het slachtoffer, zelfs voor bedragen die zij hem niet hebben uitbetaald of niet zullen uitbetalen, met als gevolg dat de aansprakelijke van het ongeval en zijn verzekeraar die bedragen niet meer zullen moeten betalen aan het slachtoffer, dat aldus definitief zal zijn beroofd van dat deel van de schadevergoeding, dat hem zou zijn toegekomen in geval van een ongeval van gemeen recht ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1477 van de rol van het Hof. De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 16 december 1998 in zake het openbaar ministerie tegen A. Ramdedovic, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 21 december 1998, heeft de Correctionele Rechtbank te Aarlen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 67bis, ingevoegd in het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer (Belgisch Staatsblad van 27 maart 1968) door de wet van 4 augustus 1996, artikel 10 (Belgisch Staatsblad van 12 september 1996) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het een vermoeden van schuld instelt ten laste van de houder van de nummerplaat van een motorvoertuig waarmee een overtreding is begaan op de wet betreffende de politie over het wegverkeer en de uitvoeringsbesluiten ervan ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1576 van de rol van het Hof en werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 1469. De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 11 januari 1999 in zake J. Troch tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 13 januari 1999, heeft de Arbeidsrechtbank te Dendermonde de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt het artikel 7, § 4, van de Besluitwet van 28 december 1944 (in de versie van vóór de wijziging en aanvulling door artikel 74 van de wet van 13 februari 1998), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, door te voorzien dat de Koning aan de werkgevers maatregelen kon opleggen om de werkelijkheid en de voortduring van de onvrijwillige werkloosheid te controleren en op de niet-uitvoering van de maatregelen correctionele of politiestraffen te stellen, doch beperkt tot de werkgevers en aangestelden. Dat hierdoor vóór 1 maart 1998 immers artikel 175, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en de sanctie van artikel 1bis, 2°, b), van de wet van 30 juni 1971 slechts effectief kan worden toegepast op werkloosheidsinbreuken begaan door werkgevers-natuurlijke personen, en hun aangestelden, terwijl lasthebbers en dus rechtspersonen vrijuit gaan ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 1584 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 15 januari 1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 18 januari 1999, heeft de Ministerraad, Wetstraat 16, 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 8 tot 27 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voor wat betreft de onroerende voorheffing (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juli 1998), wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1587 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 18 januari 1999 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 januari 1999, hebben de vennootschap naar Luxemburgs recht s.a. Radio Flandria, met maatschappelijke zetel te L-2320 Luxemburg, boulevard de la Pétrusse 45/47, de b.v.b.a. Regie Flandria, met maatschappelijke zetel te 1930 Zavemtem, Tuinwijkstraat 65, bus 1, W. Van Aalst, wonende te Londen (Verenigd Koninkrijk), Balham, Park Road 73, J. Soer, wonende te Amsterdam (Nederland), Prinsengracht 795, J. Otte, wonende te 1930 Zaventem, Borreveldlaan 9, en A. Vandenbrembt, wonende te 9190 Stekene, Kemzekedorp 8, beroep tot gehele of gedeeltelijke vernietiging ingesteld van de artikelen 5, 6 en 7 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 juli 1998 houdende wijziging van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 25 januari 1995 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 18 juli 1998), wegens schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Die zaak is ingeschreven onder nummer 1590 van de rol van het Hof.

De griffier, L. Potoms.

^