gepubliceerd op 25 november 1997
Koninklijk besluit betreffende de subsidieregeling van projecten inzake 50 jaar vrouwenstemrecht
12 NOVEMBER 1997. Koninklijk besluit betreffende de subsidieregeling van projecten inzake 50 jaar vrouwenstemrecht
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 37 van de Grondwet;
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd op 17 juli 1991, in het bijzonder artikelen 55 tot 58;
Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 oktober 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het noodzakelijk is dit besluit in werking te laten treden op 1 januari 1998 en dat tegen die datum de betrokkenen op de hoogte gesteld moeten worden van de toekennings- en vormvereisten, de voorwaarden, de voorrangsregels en de aanvraagprocedure waaraan de projecten moeten beantwoorden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Binnen de grenzen van de begrotingskredieten verleent de Minister die het Gelijke-kansenbeleid in zijn bevoegdheid heeft subsidies voor projecten betreffende 50 jaar vrouwenstemrecht.
Art. 2.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet een project inzake 50 jaar vrouwenstemrecht de volgende voorwaarden vervullen : 1° een activerende en stimulerende werking hebben ten aanzien van de maatschappelijke en politieke emancipatie en bewustwording van de vrouw;2° ingediend worden door een organisatie die (mede) tot doelstelling heeft de emancipatie van de vrouw te bevorderen of ingediend worden door een politieke partij die een georganiseerde vrouwenwerking heeft en die in hun huidig programma werken in de geest van gelijke kansen voor mannen en vrouwen of ingediend worden door een gemeente;3° getuigen van een voldoende kwaliteit;4° de indienende organisatie dient, indien het project eveneens in aanmerking komt voor subsidiëring, op grond van een andere nationale, gemeenschaps- of gewestregeling, eerst deze andere mogelijkheid tot subsidiëring aangesproken en uitgeput te hebben.Een project dat op grond van deze andere regelingen niet of slechts gedeeltelijk wordt gesubsidieerd, komt respectievelijk geheel of voor het resterende deel in aanmerking voor subsidiëring.
Art. 3.Om bij voorrang in aanmerking voor subsidiëring, wordt eveneens rekening gehouden met : 1° projecten gericht op het stimuleren van de politieke bewustwording van de vrouw;2° projecten gericht op een grotere en meer effectieve deelname van vrouwen aan het politieke leven;3° projecten gericht op een grotere en meer effectieve deelname van vrouwen aan de besluitvorming;4° het bereik en de spreiding van het project;5° de voorhoedefunctie en/of het multiplicator-effect van het project;6° een redelijke spreiding over het land van het geheel van de gesubsidieerde projecten.
Art. 4.De aanvraag voor subsidiëring van een project dat plaatsvindt binnen het lopende jaar 1998 moet schriftelijk worden ingediend bij de Minister belast met het Gelijke-kansenbeleid. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van de nodige stukken die het bewijs bijbrengen dat de projecten voldoen aan de vereisten zoals voorzien in de artikelen 2 en 3 van dit besluit, alsmede van een gedetailleerde begroting, waarin onder meer de eventuele andere financieringsbronnen zijn vermeld.
Art. 5.De Minister belast met het Gelijke-kansenbeleid, bepaalt het subsidiebedrag dat hij aan het project verleent, rekening houdend met : 1° de kenmerken van het project, zijnde : a) de kwaliteit van het project;b) het bereik en de spreiding van het project;2° de door de aanvragende organisatie ingediende begroting.De subsidieerbare kosten kunnen betrekking hebben op : a) uitgaven inherent aan het project;deze uitgaven komen voor maximum 90 % in aanmerking voor subsidiëring; b) werkingskosten, met inbegrip van de kosten verbonden aan het uitbesteden van opdrachten aan deskundigen en/of aan occasionele medewerkers, voor zover dit noodzakelijk is voor de realisatie van het project;deze kosten komen voor maximum 75 % in aanmerking voor subsidiëring; c) personeelskosten;deze komen slechts in aanmerking in uitzonderlijke omstandigheden en in voorkomend geval voor maximum 50 %. De uitzonderlijke omstandigheden dienen uiteengezet te worden in een uitvoerig gemotiveerde subsidie-aanvraag.
Art. 6.De organisatie die subsidies ontvangt voor een project inzake 50 jaar vrouwenstemrecht, moet ten laatste drie maanden na het beëindigen van het project een werkingsverslag en een financieel overmaken aan de Minister belast met het Gelijke-kansenbeleid.
Art. 7.Onmiddellijk na de beslissing tot subsidiëring door de Minister belast met het Gelijke-kansenbeleid, wordt de eerste schijf van dertig procent van de toegezegde subsidies aan de indienende organisatie uitgekeerd. De tweede schijf van dertig procent wordt aan de indienende organisatie uitgekeerd na indiening van de bewijsstukken die betrekking hebben op de eerste schijf. Het saldo wordt uitgekeerd na indiening van het activiteitenverslag en het financieel verslag.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998 en eindigt op 31 december 1998.
Art. 9.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Gelijke-kansenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 12 november 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, belast met het Gelijke-Kansenbeleid, Mevr. M. SMET