gepubliceerd op 13 juli 2001
Besluit van de Waalse Regering tot regeling van de valorisering van onregelmatige prestaties en van wacht- en terugroepingsprestaties en van de toekenning van toelagen betreffende specifieke werken
14 JUNI 2001. - Besluit van de Waalse Regering tot regeling van de valorisering van onregelmatige prestaties en van wacht- en terugroepingsprestaties en van de toekenning van toelagen betreffende specifieke werken
De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 17 juli 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 22 november 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 17 november 2000;
Gelet op het protocol nr. 322 van het Sectorcomité nr. XVI, opgemaakt op 8 december 2000;
Gelet de de beraadslaging van de Regering betreffende de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een maximumtermijn van één maand;
Gelet op het advies nr. 31.024/2 van de Raad van State, gegeven op 22 maart 2001, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de diensten van de Waalse Regering en op die van de instellingen van openbaar nut die vallen onder het decreet van 22 januari 1998 betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren, met uitzondering van de personeelsleden van de psychiatrische ziekenhuizen.
De ambtenaren-generaal en de personeelsleden die in aanmerking komen voor de voorschriften van het koninklijk besluit van 14 januari 1969 betreffende produktiviteitspremies ten gunste van de burgerlijke ingenieurs bij het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 februari 1976, mogen geen aanspraak maken op de voordelen van de voorschriften van dit besluit.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° gewone arbeidsregeling : de arbeidsregeling zoals bedoeld in artikel 11 van dit besluit;2° onregelmatige prestaties : prestaties buiten de gewone arbeidsregeling;3° bewaking : prestatie zoals bedoeld in artikel 4, 3°, van dit besluit;4° beschikbaarheidsdienst ten huize : prestatie zoals bedoeld in artikel 13, § 1, 1°, a en b, van dit besluit;5° wachtdienst ten huize : prestatie zoals bedoeld in artikel 13, 1, 1°, c en d;6° terugroepingsprestaties : bijdrage van een personeelslid tot een ongepland en dringend werk buiten zijn gewone arbeidsregeling;7° ongezonde, ongemakkelijke, lastige, gevaarlijke en zware werken : een geheel van werken in de zin van de Algemene regeling over de arbeidsbescherming en van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk alsook van de uitvoeringsbesluiten ervan, die de terbeschikkingstelling van uitrustingen voor individuele bescherming vereisen, zoals bedoeld in bijlage II bij het koninklijk besluit van 7 augustus 1995;8° elektrische bediening : de elektrische bediening zoals bedoeld in artikel 266 van de algemene regeling over de elektrische installaties, ingesteld bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981.
Art. 3.De bedragen die overeenkomstig dit besluit verschuldigd zijn, worden betaald zonder rekening te houden met frankgedeelten.
Art. 4.Voor elke betrekking bepaalt het huishoudelijk reglement : 1° de toepasselijke gewone arbeidsregeling : een glijdende uurregeling of een bijzondere regeling die nader moet worden bepaald met verwijzing naar een in het huishoudelijk reglement vermelde chronologische nummering; 2° of de uitvoering van het werk "onregelmatige prestaties" vereist, d.w.z. prestaties buiten de gewone arbeidsregeling; in dit geval worden de taken nader bepaald; 3° of de uitvoering van het werk bewakingstaken vereist waarbij het personeelslid zich ter beschikking van het bestuur stelt tijdens één week per reeks van weken.Dit aantal mag niet lager zijn dan drie en wordt vastgesteld in elk huishoudelijk reglement. De toelagen betreffende die taken, zoals de kosteloosheid van de woning of elke vergoeding wegens woningverlies of elke vervangende toelage, worden vastgesteld in besluiten die specifiek betrekking hebben op die aangelegenheid; 4° of de uitvoering van het werk een andere regeling van wacht of beschikbaarheid ten huize vereist dan die bedoeld in 3°, die door het bestuur georganiseerd wordt en waarvan de modaliteiten worden vastgesteld in elk huishoudelijk reglement;5° of de uitvoering van het werk ongezonde, ongemakkelijke of lastige werken of de bediening van elektrische installaties vereist, in de zin van de Algemene regeling over de Arbeidsbescherming en van de Code over het welzijn op de werkplaats;6° of de uitvoering van het werk zware of gevaarlijke werken vereist, in de zin van de Algemene regeling over de Arbeidsbescherming en van de Code over het welzijn op de werkplaats.
Art. 5.§ 1. Wat betreft de diensten van de Ministeries die onder zijn gezag vallen, stelt elke functioneel bevoegde Minister de prestaties vast alsook de voorwaarden voor de uitvoering ervan zoals die voortvloeien uit de te verrichten opdrachten.
Na advies van de functioneel bevoegde Minister(s) stelt de Minister van Ambtenarenzaken het huishoudelijk reglement vast alsook de lijst van de betrekkingen opgemaakt overeenkomstig de in artikel 4 vermelde kenmerken. § 2. Wat betreft de in artikel 1 bedoelde instellingen van openbaar nut die niet over een beheersorgaan beschikken, stelt de functioneel bevoegde Minister de prestaties vast alsook de voorwaarden voor de uitvoering ervan zoals die voortvloeien uit de te verrichten opdrachten.
Na instemming van de Minister van Ambtenarenzaken stelt de functioneel bevoegde Minister het huishoudelijk reglement vast alsook de lijst van de betrekkingen opgemaakt overeenkomstig de in artikel 4 vermelde kenmerken en zendt onverwijld een afschrift daarvan aan de Minister van Ambtenarenzaken. § 3. Wat betreft de in artikel 1 bedoelde instellingen van openbaar nut die over een beheersorgaan beschikken, stelt laatstgenoemde de prestaties vast alsook de voorwaarden voor de uitvoering ervan zoals die voortvloeien uit de te verrichten opdrachten.
Na instemming van de vertegenwoordiger van het Gewest bij het beheersorgaan, neemt laatstgenoemde het huishoudelijk reglement aan alsook de lijst van de betrekkingen opgemaakt overeenkomstig de in artikel 4 vermelde kenmerken en zendt onverwijld een afschrift daarvan aan de Minister van Ambtenarenzaken. HOOFDSTUK II. - Onregelmatige, wacht- en terugroepingsprestaties
Art. 6.Het voordeel van de voorschriften van dit hoofdstuk, die betrekking hebben op de onregelmatige, wacht- en terugroepingsprestaties, is verbonden met de onregelmatige of buitengewone aard van die prestaties. Het wordt ook toegekend als een doorlopende dienst of een beurtdienst noodzakelijk is.
Art. 7.De personeelsleden die van meer dan vijftig jaar oud zijn alsook degene die een in die zin uitgebracht advies van de dokter belast met het medische toezicht hebben gekregen, mogen weigeren om onregelmatige en wachtprestaties bedoeld in dit besluit te verrichten alsook om teruggeroepen te worden.
De bij dit voorschrift betrokken personeelsleden die hun gewone taken niet meer kunnen uitoefenen tijdens de normale werkuren, mogen aangewezen worden voor ten minste één andere betrekking van de personeelsformatie in de onmiddellijke omgeving van de administratieve standplaats van de betrekking die ze bekleden. Het personeelslid wordt heraangewezen in een betrekking van zijn graad.
Art. 8.In de zin van dit besluit omvat de jaarlijkse brutobezoldiging het jaarlijkse brutoloon, na aftrekking van de kinderbijslag, maar in voorkomend geval met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage.
Art. 9.De uurtoelage wisselt af in dezelfde mate als het loon van de maand waarop die betrekking heeft. Ze bedraagt 1/1 850e van de jaarlijkse brutobezoldiging voor elk gepresteerd uur, eventueel verbonden met de vermenigvuldigingscoëfficiënten.
Art. 10.Onverminderd artikel 7, § 2, van de wet van 14 december 2000, wordt de in het huishoudelijk reglement vermelde lijst van de taken waarvoor onregelmatige en wachtprestaties kunnen worden verricht en personeelsleden kunnen worden teruggeroepen, opgemaakt overeenkomstig één of meer van volgende kenmerken : 1° in het belang van de dienst en overeenkomstig de normen inzake werkveiligheid, verplicht zijn om zich ter beschikking van de overheid te stellen buiten de gewone werkduur;2° in het kader van een doorlopende dienst of van een beurtdienst in het belang van de dienst of overeenkomstig de normen inzake werkveiligheid, die hetzij gewoonlijk en duurzaam, hetzij seizoengebonden is, verplicht zijn om werken te verrichten tijdens de nacht, op zaterdag, zondag en feestdagen of buiten de gewone uurregeling;3° wegens de specifieke activiteiten van de dienst en de bijzondere voorwaarden verbonden met het gebruik van uitrustingen en materialen, verplicht zijn om prestaties te verrichten buiten de gewone uurregeling.
Art. 11.De in artikel 10 bedoelde taken worden verricht onder één van volgende werkregelingen : 1° voor de personeelsleden die vallen onder een glijdende uurregeling : de uurperiode van de gewone werkregeling is begrepen tussen 7 u.30 m. en 18 u.30 m.; 2° voor de personeelsleden die niet vallen onder een glijdende uurregeling : de uurperiode van de gewone werkregeling bedraagt 8 u. 30 m. en is begrepen tussen 7 u. 30 m. en 18 u. 30 m. De verschillende bijzondere uurregelingen worden nader bepaald in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 5, dat de functies bepaalt waarvoor de personeelsleden onregelmatige en wachtprestaties moeten verrichten of buitengewoon moeten worden teruggeroepen. Alleen de personeelsleden die zulke ambten bekleden, zijn bevoegd om die vorderingsbevoegdheid uit te oefenen, onder de verantwoordelijkheid van een ambtenaar die ten minste het ambt van directeur bekleedt.
Art. 12.De gepresteerde uren worden berekend overeenkomstig de hierna vermelde valoriseringsregels : 1° prestaties uitgevoerd binnen de gewone uurregeling : a) van maandag tot vrijdag : 100 %;b) zaterdagen, reglementaire feestdagen en dagen van dienstvrijstelling : 150 %;c) zondagen en wettelijke feestdagen : 200 %;2° prestaties uitgevoerd buiten de gewone uurregeling en tussen 7 u. 30 m. en 22 uur : a) van maandag tot vrijdag : 125 %;b) zaterdagen, reglementaire feestdagen en dagen van dienstvrijstelling : 175 %;c) zondagen en wettelijke feestdagen : 225 %;3° prestaties uitgevoerd tussen 22u.en 7u.30 : a) van maandag tot vrijdag : 150 %;b) zaterdagen, reglementaire feestdagen en dagen van dienstvrijstelling : 200 %;c) zondagen en wettelijke feestdagen : 250 %. Voor de toepassing van dit artikel dient onder reglementaire feestdagen te worden verstaan : 27 september, 2 november, 15 november en 26 december.
Art. 13.§ 1. De toe te passen valoriseringsregeling voor wacht- en terugroepingsuren wordt vastgesteld als volgt : 1° hetzij het personeelslid moet een door het bestuur georganiseerde wacht uitvoeren : a) op een zondag of een wettelijke feestdag : wanneer een personeelslid de hele dag van wacht moet zijn op zijn woonplaats, komt hij in aanmerking voor een bonificatie van vier uur;b) op andere dagen dan die bedoeld in punt a : wanneer een personeelslid de hele dag van wacht moet zijn op zijn woonplaats, komt hij in aanmerking voor een bonificatie van twee uur;c) op een zondag of een wettelijke feestdag : het personeelslid dat tijdens hoogstens één uur van wacht moet zijn op zijn woonplaats om alle informatie of instructies te ontvangen, komt in aanmerking voor een bonificatie van één uur;d) op andere dagen dan die bedoeld in punt c : het personeelslid dat tijdens hoogstens één uur van wacht moet zijn op zijn woonplaats om alle informatie of instructies te ontvangen, komt in aanmerking voor een bonificatie van een half uur;e) de in artikel 12 bedoelde valoriseringsregels zijn niet van toepassing op de in punten a tot d bedoelde bonificaties.2° hetzij het personeelslid moet geen wacht georganiseerd door het bestuur uitvoeren : het personeelslid dat buiten zijn gewone werkregeling wordt teruggeroepen om bij te dragen tot een dringend en ongepland werk, komt in aanmerking voor een bonificatie van vier uur waarop de in artikel 12 bedoelde valoriseringsregels niet van toepassing zijn. § 2. De in § 1 bedoelde valoriseringsregeling is niet toepasselijk op de personeelsleden die een kosteloze woning, een vergoeding wegens woningverlies of elke vervangende toelage of vergoeding genieten, tijdens de periodes waarin ze ter beschikking van het bestuur moeten blijven.
Art. 14.Voor elk personeelslid worden de gepresteerde uren berekend op het einde van elke maand; die berekening omvat de prestaties uitgevoerd tijdens de gewone werkregeling, de valorisering van onregelmatige prestaties, de bovenvermelde bonificaties m.b.t. periodes van beschikbaarheid en wacht ten huize alsook de valorisering van terugroepingen.
Indien blijkt uit die berekening dat, voor de referentieperiode van één maand, het totaalaantal gepresteerde uren van een personeelslid hoger is dan de maximale gemiddelde toegestane werkduur, komt het personeelslid in aanmerking voor een compensatie in de vorm van een uurbonificatie of, naar keuze, van een uurtoelage. De compensatie voor de overtollige gepresteerde uren door recuperatieverloven wordt echter beperkt tot een aantal uren dat overeenstemt met vierentwintig recuperatieverlofdagen per jaar. Het eventuele saldo van die uren geeft van ambtswege recht op een uurtoelage. Het document waarop de berekening van de uren en de keuze van het personeelslid zijn vermeld, wordt goedgekeurd door de ambtenaar onder wie het personeelslid ressorteert en die ten minste het ambt van directeur bekleedt. HOOFDSTUK III. - Toelagen betreffende specifieke werken
Art. 15.De in dit hoofdstuk vermelde toelagen zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en zijn verbonden met het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.
Art. 16.De volgende toelagen worden toegekend : 1° voor ongezonde, ongemakkelijke, lastige, zware of gevaarlijke werken en voor de bediening van elektrische installaties : a) een maandelijkse toelage van achthonderd vijftig frank (BEF 850 of EUR 21,07) voor een taak die de verrichting van ongezonde, ongemakkelijke of lastige werken of de bediening van elektrische installaties gewoonlijk met zich meebrengt;b) een maandelijkse toelage van achthonderd vijftig frank (BEF 850 of EUR 21,07) voor een taak die de verrichting van zware of gevaarlijke werken gewoonlijk met zich meebrengt;c) een maandelijkse toelage van duizend zevenhonderd frank (BEF 1 700 of EUR 42,14) als de in 1°, a en b bedoelde categorieën verenigd worden;2° aan de personeelsleden die duikerswerk uitvoeren : a) een toelage van tweeduizend frank (BEF 2 000 of EUR 49,58) per duikprestatie met een duur die lager is dan of gelijk is aan drie uur, verhoogd met honderd frank (BEF 100 of EUR 2,48) per bijkomend kwartier;b) een toelage van zeshonderd frank (BEF 600 of EUR 14,87) per duikwachtprestatie met een duur die lager is dan of gelijk is aan drie uur, verhoogd met dertig frank (BEF 30 of EUR 0,74) per bijkomend kwartier;3° aan de personeelsleden van niveau 4 die belast zijn met het vangen van muskusratten : a) een toelage van vier frank (BEF 4 of EUR 0,10) per aas voor de voorbereiding van vergiftigd aas;b) een werkingstoelage die 20 % van het maandelijkse individuele brutoloon bedraagt.De personeelsleden mogen het voordeel van die toelage niet samen genieten met dat van de in 1°, a tot c van dit artikel bedoelde maandelijkse toelagen.
Art. 17.Indien de uitvoering van de taken waarvoor de in artikel 16, 1°, a tot c en 3°, a en b, bedoelde toelagen worden toegekend, wordt onderbroken voor een minimumperiode van één maand en voor een andere reden dan de jaarlijkse vakantieverloven en de recuperatieverloven, wordt de toekenning van die toelagen opgeschort.
De in artikel 16, 3°, b, bedoelde toelage wordt uitbetaald tevens als het loon van elk personeelslid. De andere toelagen bedoeld in artikel 16 worden elke maand uitbetaald na de verstreken termijn en op grond van een aangifte van schuldvordering ingediend door het personeelslid en goedgekeurd door de ambtenaar onder wie het personeelslid ressorteert die ten minste het ambt van directeur bekleedt. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 18.De volgende voorschriften worden opgeheven : 1° het Regentsbesluit van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 november 1951 en van 30 augustus 1954;2° de koninklijke besluiten van 11 december 1970 en van 30 november 1979; de beslissingen nr. 166 van 16 november 1953 en nr 189 van 24 juni 1954 van de Raad van bestuur van het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven waarbij een forfaitaire vergoeding wordt toegekend aan de ingenieurs en ermee verbonden universitairen die gewoonlijk wegens hun ambt mijnwerken moeten uitvoeren; 3° de beslissing nr.174 van 17 december 1953 van de Raad van bestuur van het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven waarbij een vergoeding wordt toegekend aan de personeelsleden die geen forfaitaire vergoeding genieten voor de uitvoering van mijnwerken; 4° het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de voorwaarden van toekenning van een vergoeding voor sociale promotie aan de werknemers die met goed gevolg, in een inrichting van de Staat of in een gesubsidieerde of erkende inrichting, een volledige tot het avond- of zondagonderwijs behorende cyclus van leergangen hebben beëindigd, waardoor zij hun beroepskwalificatie kunnen verhogen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april 1965, 25 april 1967, 5 februari 1968, 18 april 1969 en 9 juli 1969;5° het ministerieel besluit van 20 december 1966 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 april 1977 en 23 januari 1980;6° het ministerieel besluit van 7 maart 1968 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Landbouw, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 september 1976 en 9 april 1980;7° het ministerieel besluit van 26 augustus 1968 betreffende de vergoeding voor kantoorkosten toegekend aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 31 juli 1974 en 2 oktober 1974;8° het koninklijk besluit van 15 juli 1969 tot instelling van een toelage voor slopend werk in de automatie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 maart 1976;9° het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieen van het door de Staat bezoldigd personeel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 april 1976 en 3 december 1987;10° het ministerieel besluit van 23 december 1970 houdende verlening van een tellingstoelage aan de ambtenaren van het Ministerie van Openbare Werken die gelast zijn deel te nemen aan de verkeerstellingen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 22 februari 1980;11° het ministerieel besluit van 22 augustus 1971 tot verlening van een toelage voor buitengewone prestaties wegens interim aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken die belast zijn met het gelijktijdige beheer over twee districten, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 26 mei 1989;12° het ministerieel besluit van 9 oktober 1971 houdende toekenning van een toelage aan het personeel van het Ministerie van Openbare Werken belast met het snoeien van hoogstammige bomen;13° het ministerieel besluit van 20 november 1972 houdende toekenning van een forfaitaire toelage aan de personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken die tijdens de stookperiode, buiten hun normale ambtsbezigheden, dienen te voorzien in de bediening en het onderhoud van een verwarmingsinstallatie;14° het koninklijk besluit van 26 februari 1973 houdende toekenning van een vergoeding aan de personeelsleden van de Regie der Luchtwegen die gehouden zijn een dienstkleding te dragen;15° het ministerieel besluit van 7 juni 1973 tot verlening van een maandelijkse toelage aan de boden-kamerbewaarders van het Ministerie van Openbare Werken die belast zijn met de uitoefening van de functie van telefonist;16° het koninklijk besluit van 28 augustus 1973 houdende regeling van de toekenning van een vergoeding aan het personeel van de Nationale Maatschappij der luchtwegen dat nachtprestaties verzekert, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1976;17° het koninklijk besluit van 28 augustus 1973 houdende toekenning van een toelage voor werk in het duister aan het personeel van de Nationale Maatschappij der luchtwegen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1976;18° het koninklijk besluit van 28 augustus 1973 houdende toekenning van een toelage voor stenografie-opname aan het personeel van de Nationale Maatschappij der luchtwegen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1976;19° het koninklijk besluit van 28 augustus 1973 houdende toekenning van een toelage van aanwezigheid of gevaar aan het personeel van de Nationale Maatschappij der luchtwegen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1976;20° het koninklijk besluit van 28 december 1973 waarbij aan de werknemers die cursussen volgen ten einde hun intellectuele, morele en sociale vorming te vervolmaken, een vergoeding voor sociale promotie wordt toegekend, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 april 1975;21° het koninklijk besluit van 8 oktober 1974 houdende toekenning van een toelage voor bewaring van materieel en van een rendementstoelage aan sommige personeelsleden van het Rijksinstituut voor grondmechanica;22° het ministerieel besluit van 5 maart 1976 waarbij de verlening van toelagen voor duikerswerk wordt geregeld;23° het koninklijk besluit van 27 september 1976 betreffende de forfaitaire toelage voor ondergrondse schouwingen en de toelagen per ondergrondse schouwing die aan sommige personeelsleden van de Administratie van het Mijnwezen worden toegekend;24° het ministerieel besluit van 31 december 1976 waarbij de verlening van een vliegtoelage aan de ambtenaren van het Ministerie van Openbare Werken, belast met het maken van opnamen uit de lucht, wordt geregeld;25° het ministerieel besluit van 4 april 1977 houdende toekenning van een vaste uurtoelage aan de personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken die ongezonde, hinderlijke of lastige werken moeten uitvoeren of die belast zijn met werken waarbij zij gevoelens van onzekerheid, vrees en onrust ondervinden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 8 september 1981;26° het koninklijk besluit van 2 mei 1978 tot toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, onder het toezicht van of beheerd door de Minister van Openbare Werken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 januari 1981;27° het ministerieel besluit van 6 mei 1977 tot toekenning van een toelage voor het uitblijven van ongevallen aan de personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken belast met het besturen van een autovoertuig;28° het ministerieel besluit van 23 juni 1978 houdende toekenning van een toelage aan sommige personeelsleden van de Landelijke Waterdienst van het Ministerie van Landbouw, belast met werk op plaatsen waar zij op ernstige wijze blootgesteld zijn aan de onaangename uitwerkselen van water of slijk;29° het koninklijk besluit van 29 januari 1979 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 februari 1954 houdende toekenning van jaarlijkse remuneraties aan particulieren alsmede van jaarlijkse toelagen aan personeelsleden van de rijksbesturen, die pluviometrische of hydrometrische waarnemingen doen en voor het goed onderhoud zorgen van de daartoe gebruikte toestellen;30° het koninklijk besluit van 31 januari 1979 houdende toekenning van een toelage van ploegleider aan de geschoolde werkmannen A en de eerste geschoolde werkmannen A van de Nationale Maatschappij der luchtwegen;31° het ministerieel besluit van 22 januari 1980 houdende toekenning van een toelage voor buitengewone en onregelmatige prestaties aan sommige wachters der waterwegen van het Ministerie van Openbare Werken;32° het ministerieel besluit van 24 januari 1980 betreffende de toekenning van een gevaartoelage en van toelagen voor elektrische bediening aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 18 september 1980;33° het koninklijk besluit van 28 januari 1980 betreffende de verlening van een gevaartoelage en van toelagen voor elektrische bediening aan sommige personeelsleden van de "Office de la Navigation";34° het koninklijk besluit van 28 januari 1980 betreffende de verlening van een gevaartoelage en van toelagen voor elektrische bediening aan sommige wachters der waterwegen van de "Office de la Navigation";35° het koninklijk besluit van 28 januari 1980 houdende toekenning van een toelage voor buitengewone en onregelmatige prestaties aan sommige wachters der waterwegen van de "Office de la Navigation";36° het koninklijk besluit van 21 maart 1980 waarbij de verlening van toelagen voor duikerswerk bij de "Office de la Navigation" wordt geregeld;37° het koninklijk besluit van 13 november 1980 houdende toekenning van een toelage aan de personeelsleden van het Wegenfonds belast met het snoeien van hoogstammige bomen;38° het koninklijk besluit van 13 november 1980 tot toekenning van een vliegtoelage aan de personeelsleden van het Wegenfonds belast met het maken van opnamen uit de lucht;39° het koninklijk besluit van 13 november 1980 houdende toekenning van een vaste uurtoelage aan de personeelsleden van het Wegenfonds die ongezonde, hinderlijke of lastige werken moeten uitvoeren of die belast zijn met werken waarbij zij gevoelens van onzekerheid, vrees en onrust ondervinden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 3 maart 1983 en 7 juli 1983;40° het koninklijk besluit van 13 november 1980 tot verlenging van een maandelijkse toelage aan de bode-kamerbewaarders (rang 40 of rang 41) en aan de eerste bode-kamerbewaarders (rang 41) van het Wegenfonds die belast zijn met de uitoefening van de functie van telefonist;41° het koninklijk besluit van 13 november 1980 tot verlening van een toelage voor buitengewone prestaties wegens interim aan de personeelsleden van het Wegenfonds die titularis zijn van een graad der hiërarchisch geordende reeks graden die de loopbaan van de conducteurs vormen, belast met het gelijktijdig beheer over twee districten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 augustus 1989;42° het koninklijk besluit van 28 november 1980 houdende toekenning van een tellingstoelage aan de personeelsleden van het Wegenfonds, die gelast zijn deel te nemen aan de verkeerstellingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 1980;43° het koninklijk besluit van 28 november 1980 houdende toekenning van een vergoeding voor kantoorkosten aan sommige personeelsleden van het Wegenfonds;44° het koninklijk besluit van 13 maart 1981 houdende toekenning van een vaste uurtoelage of een loontoeslag aan de personeelsleden van de "Office de la Navigation" die ongezonde, hinderlijke of lastige werken moeten uitvoeren of die belast zijn met werken waarbij zij gevoelens van onzekerheid, vrees en onrust ondervinden;45° het koninklijk besluit van 24 juni 1983 tot vaststelling van de wijze van toekenning van compensatieverlof en van toelagen aan de personeelsleden van het Wegenfonds die tijdens de winterperiode zorg dragen voor het berijdbaar houden van het wegennet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 november 1985;46° het koninklijk besluit van 15 december 1982 houdende toekenning van een brevettoelage aan sommige ambtenaren van de Nationale Maatschappij der luchtwegen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 augustus 1990;47° het ministerieel besluit van 24 juni 1983 tot vaststelling van de wijze van toekenning van compensatieverlof en van toelagen aan de personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken, die tijdens de winterperiode zorg dragen voor het berijdbaar houden van het wegennet, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 13 november 1985;48° het ministerieel besluit van 18 oktober 1984 houdende toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan de muskusratvangers van de Dienst voor Plantenbescherming;49° het koninklijk besluit van 19 maart 1985 tot vaststelling van de wijze van toekenning van compensatieverlof en van toelagen aan de conducteurs en aan de eerste conducteurs van het Wegenfonds die in de buitendiensten van het Bestuur der Wegen zijn tewerkgesteld en belast zijn met de organisatie en de leiding, in een district of een regie, van de werkzaamheden voor het berijdbaar houden van het wegennet tijdens de winterperiode;50° het ministerieel besluit van 19 maart 1985 tot vaststelling van de wijze van toekenning van compensatieverlof en van toelagen aan de conducteurs en aan de eerste conducteurs van de buitendiensten van het Bestuur der Wegen, belast met de organisatie en de leiding, in een district of een regie, van de werkzaamheden voor het berijdbaar houden van het wegennet tijdens de winterperiode;51° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 juni 1985 tot regeling van de verlening van een toelage inzake onregelmatige prestaties aan sommige leden van het personeel van de Algemene Inspectie voor het Leefmilieu en de Bossen van het Ministerie van het Waalse Gewest;52° het koninklijk besluit van 14 maart 1989 tot vaststelling van de wijze van toekenning van een compensatieverlof en van een toelage aan de personeelsleden van het Wegenfonds die belast zijn met de voortdurende bewaking der bouwwerken met continuarbeid;53° het ministerieel besluit van 14 maart 1989 tot vaststelling van de wijze van toekenning van een compensatieverlof en van een toelage aan de personeelsleden van het Ministerie van Openbare Werken die belast zijn met de voortdurende bewaking der bouwwerken met continuarbeid;54° het koninklijk besluit van 9 juli 1990 betreffende de toekenning van een toelage voor werk in ploegen aan sommige ambtenaren van de Nationale Maatschappij der luchtwegen;55° het koninklijk besluit van 17 juli 1990 houdende de toekenning van een rendementspremie aan sommige ambtenaren van de Nationale Maatschappij der Luchtwegen;56° het koninklijk besluit van 17 december 1990 houdende toekenning van een toelage aan sommige ambtenaren van de Nationale Maatschappij der luchtwegen die de wachtdienst ten huize verzekeren;57° het koninklijk besluit van 31 januari 1991 houdende vaststelling van de toelagen verschuldigd aan personen, al of niet het personeel behorend, die meewerken aan de opleidingsactiviteiten bij de Nationale Maatschappij der luchtwegen;58° het koninklijk besluit van 12 juni 1991 houdende toekenning van een overbruggingspremie aan sommige ambtenaren van de diensten "Luchtvaartmeteorologie" en "Luchtvaartteleverbindingen" van de Regie der Luchtwegen;59° het koninklijk besluit van 30 april 1992 tot toekenning van een premie voor tweetaligheid aan het personeel van de Regie der Luchtwegen;60° het koninklijk besluit van 14 september 1992 houdende de toekenning van een productiviteitspremie aan de personeelsleden van de Regie der Luchtwegen;61° het koninklijk besluit van 18 november 1992 houdende toekenning van een toelage voor buitengewoon werk inherent aan de verdeling van vliegtuigbrandstoffen;62° de beslissing van de Waalse Regering van 11 maart 1993 waarbij een toelage voor woningverlies wordt toegekend aan de personeelsleden van niveau 1 van de buitencentra van de Afdeling Industriële Vervuiling;63° artikel 3 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 6 mei 1993 houdende administratieve en geldelijke beschikkingen toepasselijk op de domaniale bosarbeiders, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 17 november 1994 en 3 juni 1999;64° het besluit van de Waalse Regering van 29 juli 1993 van de Waalse Regering houdende toekenning van een werkingstoelage aan de ambtenaren van het Ministerie van het Waalse Gewest belast met de vangst van muskusratten;65° het besluit van de Waalse Regering van 29 juli 1993 tot regeling van de toekenningsvoorwaarden van een toelage voor de voorbereiding van giftige lokazen;66° het besluit van de Waalse Regering van 26 september 1996 tot regeling van de toekenning van toelagen aan de ambtenaren van de gewestelijke openbare luchthavens en vliegvelden waar in ploegen- of in wachtdienst moet worden gewerkt, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 29 mei 1997 en van 20 mei 1999.
Art. 19.De bij dit besluit bepaalde voordelen mogen niet worden genoten met gelijkaardige voordelen bepaald bij een andere regelgeving.
Art. 20.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 18 dat in werking treedt vanaf de inwerkingtreding van de ministeriële besluiten bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
In afwijking van het eerste lid is de valoriseringsregeling m.b.t. de gepresteerde uren van kracht met ingang van 1 april 2000 wat betreft het Directoraat-generaal Waterwegen van het Waalse Ministerie van Uitrusting en Vervoer.
Art. 21.De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 14 juni 2001.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL