Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 21 juli 2014
gepubliceerd op 14 augustus 2014

Omzendbrief GPI 81 betreffende het algemene referentiekader van `Bijzondere Bijstand' in de lokale politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000617
pub.
14/08/2014
prom.
21/07/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


21 JULI 2014. - Omzendbrief GPI 81 betreffende het algemene referentiekader van `Bijzondere Bijstand' in de lokale politie


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan de Heer Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan Mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Directeur-generaal van bestuurlijke politie, Aan de Heer Directeur-generaal van gerechtelijke politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, Aan de Heer Voorzitter van het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten, Aan de Dames en Heren Directeurs van de academies en politiescholen, Ter informatie : Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan Mevrouw de Minister van Justitie, Aan de Dames en Heren Procureurs-generaal, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mijnheer de Hoge Ambtenaar, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevrouw de Commissaris-generaal, Mijnheer de Directeur-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Mijnheer de Voorzitter van het Vast Comité P, Mevrouw, Mijnheer de Directeur van de academie of politieschool, Mevrouw, Mijnheer, Bepaalde politiezones ondervinden de noodzaak om, ter ondersteuning van de reguliere interventie, `Bijzondere Bijstand' te organiseren voor al dan niet geplande tussenkomsten met een bijzondere risicograad.

Bij interventies met een hoge risicograad wordt een beroep gedaan op de gespecialiseerde ondersteuning door de federale politie, conform de letter en de geest van de wet op de geïntegreerde politie(1) (verder afgekort als WGP).

Een spanningsveld tussen de `Bijzondere Bijstand' van de lokale politie en de `Gespecialiseerde Steun en Interventie' van de federale politie dient, om evidente redenen, te allen prijze vermeden te worden. Er zal daarentegen worden gestreefd naar een optimale samenwerking en synergie.

In het jaarverslag van 2009 van het Vast Comité P, vestigt deze de aandacht op de werking van lokale eenheden `Bijzondere Bijstand' door te stellen dat er in bepaalde gevallen in onvoldoende (basis)opleiding wordt voorzien, wat afbreuk kan doen aan de vereiste kwaliteitsgaranties bij een interventie. Soms wordt ook een te ruim en te gespecialiseerd takenpakket toevertrouwd, wat kan leiden tot zelfoverschatting en dus tot gevaarlijke situaties. Een aantal incidenten, na tussenkomst van een bijzonder bijstandsteam, hebben het debat opnieuw doen oplaaien en vragen doen rijzen over de procedures, het gebruik van dwang en geweld en de taakverdeling.

Tijdens de parlementaire discussie gehouden in de plenaire zitting van de Kamer van 28 februari 2013 werd de Minister van Binnenlandse Zaken uitdrukkelijk verzocht regulerend op te treden.

In navolging van haar bijeenkomst van 5 maart 2013 schrijft de Vaste Commissie van de lokale politie de commissaris-generaal van de federale politie aan met als doel "om als geïntegreerde politie tot een eensgezind standpunt te komen, rekening houdend met het feit dat er op lokaal niveau effectief nood is aan personeel met bijzondere bekwaamheden om steun te bieden in situaties waar het dreigingsniveau en het fysieke geweld de basiscompetenties van de doorsnee politiefunctionaris overstijgen".

De Vaste Commissie van de lokale politie is de mening toegedaan dat kwaliteitsnormen moeten worden uitgewerkt en dit voor diverse aspecten zoals aanwerving en selectie, opleiding, uitrusting ... Bijkomend dient aandacht besteed te worden aan de mechanismen en procedures betreffende steunverlening, taakverdeling en toezicht.

In het toezichtsonderzoek van 1 april 2014 `Eenheden van gespecialiseerde interventie' onderzoekt het Vast Comité P ook de structurele problemen rond `Bijzondere Bijstandsteams', hun functioneren en manier van optreden en de problemen inzake kwaliteitsstandaarden, opleiding, eenvormigheid, synergie ... Het Vast Comité P formuleert in het onderzoek tenslotte een aantal aanbevelingen.

Huidige omzendbrief heeft als doel een geïntegreerd kader en een richtinggevende taakverdeling aan te reiken in antwoord op de hierboven geschetste problematieken. Hij vormt een referentiekader voor de organisatie van `Bijzondere Bijstand' in de lokale politie, met inachtneming van de lokale autonomie en van de principes van de geïntegreerde politiewerking. Dit moet leiden tot meer synergie en een optimale samenwerking tussen de verschillende vormen van `Bijzondere Bijstand' in de politiezones, enerzijds, en tussen de `Bijzondere Bijstand' van de lokale politie en de `Gespecialiseerde Steun en Interventie' van de federale politie, anderzijds. 1 BEGRIPSAFBAKENING Voor de toepassing van huidige omzendbrief wordt verstaan onder : 1.1 BIJZONDERE BIJSTAND - LOKALE POLITIE "Bijzondere Bijstand is het geheel van taken die betrekking hebben op situaties (zowel reguliere als specifieke tussenkomsten) die een bijzondere risicograad van gevaar of geweld met zich (kunnen) meebrengen en die bijgevolg worden uitgevoerd door de lokale politie en die worden gekenmerkt door de aanwending van specifieke technieken en desgevallend bijzondere middelen waarvoor aangepaste opleidingen en trainingen werden gevolgd." 1.2 GESPECIALISEERDE STEUN EN INTERVENTIE - FEDERALE POLITIE "Gespecialiseerde Steun en Interventie is het geheel van taken die betrekking hebben op situaties die een hoge risicograad van gevaar of geweld met zich (kunnen) meebrengen en die bijgevolg bij voorrang of exclusief worden uitgevoerd door de speciale eenheden van de federale politie." 2 EEN GELIJKWAARDIGE DIENSTVERLENING EN GEINTEGREERDE WERKING Luidens artikel 3 WGP wordt de reguliere politie georganiseerd op twee niveaus. De lokale politie verstrekt op het lokale niveau de basispolitiezorg. De federale politie vervult op haar beurt -met inachtneming van de principes van subsidiariteit en specialiteit- de gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, evenals bepaalde ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden. De twee niveaus zijn autonoom ten opzichte van elkaar en hangen af van verschillende overheden. Met deze structuur beoogt men een minimale gelijkwaardige dienstverlening te waarborgen over het gehele grondgebied van het Rijk. 3 HET REFERENTIEKADER EN DE VERANTWOORDELIJKHEDEN 3.1 GEWELDBEHEERSING, HET BASISCONCEPT VOOR ELKE POLITIEMAN OF -VROUW De opleidingen en trainingen van geweldbeheersing hebben tot doel het aanleren, ontwikkelen en onderhouden van vaardigheden om elke politieman en -vrouw in staat te stellen zo goed mogelijk (potentiële) gevaarsituaties op het terrein te beheersen, en dit met maximale veiligheid en minimaal geweld.

De opleiding en training geweldbeheersing zijn gebonden aan het kader van de ministeriële omzendbrief GPI 48(2). De verantwoordelijken van de lokale politie en van de federale politie waken er over dat alle leden van het operationele kader een geschikte fysieke en mentale opleiding en de voorziene uitrusting krijgen, die hen in staat stellen om geweldsituaties op de meest doeltreffende en doelmatige manier te voorkomen of te beheersen, en dit binnen de grenzen van de wettelijke voorschriften.

Het organiseren van `Bijzondere Bijstand' doet dus geenszins afbreuk aan het op peil houden, c.q. het verhogen van de competenties en vaardigheden inzake geweldbeheersing van de politieambtenaren. 3.2 DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE POLITIEAMBTENAAR Politieambtenaren hebben in het raam van hun opdrachten een bijzondere bevoegdheid om dwangmiddelen(3) en wettig geweld te gebruiken. Ze hebben bovendien de expliciete deontologische plicht om op de meest doeltreffende en kordate manier geweld te beëindigen of te voorkomen(4). Elke politieambtenaar is gehouden aan een appreciatieverplichting alvorens op te treden, ook wanneer die optreedt op bevel van een leidinggevende om een collectieve tussenkomst uit te voeren. Elke tussenkomst dient permanent en op individuele basis afgetoetst te worden aan de principes van wettelijkheid, evenredigheid, subsidiariteit en opportuniteit.

De inzet van `Bijzondere Bijstand' creëert geen extra legaal kader voor het gebruik van geweld en is geenszins een vrijgeleide voor de betrokkenen om ongebreideld alle bevoegdheden, middelen en technieken waarover zij beschikken, in te zetten.

De operationele leidinggevende en de interveniërende politieambtenaren moeten oog hebben voor het cumulatieve effect van verschillende maatregelen (geven van aanmaningen, onder bedwang houden door fysieke overmacht, toebrengen van slagen, gebruik van pepperspray ...). De gelijktijdige en excessieve aanwending van dwangmaatregelen kan in bepaalde omstandigheden als onrechtmatig bestempeld worden en gekwalificeerd worden als een schending van artikel 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) dat een absoluut verbod inhoudt op foltering, onmenselijke en onterende behandeling. 3.3 DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE POLITIONELE OVERHEDEN De politionele overheden hebben een belangrijke verantwoordelijkheid inzake selectie, opleiding, training, controle, opvolging ... Zij dragen ook een belangrijke verantwoordelijkheid in het domein van de uitwerking en de certificering van de werkwijzen, procedures en scenario's.

Het is dus noodzakelijk dat de werkwijzen, procedures en scenario's van de bijzondere bijstand binnen de lokale politie worden uitgeschreven en door het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie worden gevalideerd. Dezelfde principes gelden ook voor de gespecialiseerde ondersteuningsopdrachten van de federale politie.

Een vertrouwelijke en discrete omgang met de werkwijzen, procedures en scenario's is essentieel, gelet op de ernstige veiligheidsrisico's die ze op zowel organisatorisch als individueel vlak kunnen inhouden.

Overeenkomstig de bepalingen van voornoemde GPI 48 en van de Ministeriële omzendbrief GPI 62 van 14 februari 2008 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, heeft de functionele meerdere ook een meldingsplicht voor elke gebeurtenis die gepaard gaat met gewelddaden waarbij al dan niet gebruik is gemaakt van de politiebewapening, interventietechnieken of -tactieken. Deze bepalingen blijven onverminderd van toepassing in het raam van de inzet van `Bijzondere Bijstand'. 4 BIJZONDERE BIJSTAND : WERKKADER EN TAKENPAKKET 4.1 RULES OF ENGAGEMENT 4.1.1 Algemene principes Ter ondersteuning van de basispolitiezorg kunnen drie bijstandsniveaus worden onderscheiden (opschaling naar gelang van de escalatie van het gevaar of het geweld) : - het eerste niveau is de reguliere bijstand door bijvoorbeeld een extra patrouille; - het tweede niveau betreft de `bijzondere bijstand' van de lokale politie; - het derde niveau behelst de `gespecialiseerde steun en interventie' van de federale politie. 4.1.2 Situaties met een bijzondere risicograad - rol van de lokale politie In situaties met een bijzondere risicograad (zie punt 4.2 Richtinggevend takenpakket `Bijzondere Bijstand') kunnen de leidinggevenden van de lokale politie beslissen de interventie te laten uitvoeren door `reguliere interventie' of door `Bijzondere Bijstand' van de eigen of van de naburige politiezone op basis van samenwerkingsakkoorden. De tussenkomst van `Bijzondere Bijstand' kan immers het voorwerp zijn van een interzonale samenwerking overeenkomstig de PLP 27(5).

Wie instaat voor de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten van politie, overeenkomstig de bepalingen van de Wet op het politieambt (art. 7 e.v.), is ook verantwoordelijk voor de inzet van `Bijzondere Bijstand'.

Indien de politiezone van oordeel is dat de eigen middelen niet volstaan en er geen onmiddellijke tussenkomst is vereist, kan zij een beroep doen op de ondersteuning door de federale politie (speciale eenheden of andere steundiensten). In dit laatste geval neemt de politiezone de nodige faciliterende en bewarende maatregelen. 4.1.3 Situaties met een hoge risicograad - rol van de federale politie In situaties met een hoge risicograad, die een gespecialiseerde tussenkomst vereisen, wordt bij voorrang of exclusief een beroep gedaan op de speciale eenheden van de federale politie overeenkomstig de geldende aanvraag- en inzetprocedures.

Volgende aangelegenheden behoren exclusief tot het takenpakket van de speciale eenheden van de federale politie : - Fort Chabrol (i.e. situatie waarbij één of meerdere personen zich verschansen en weigeren zich over te geven aan de politie en waarbij er concrete aanwijzingen zijn van bezit en gebruik van vuurwapens, explosieven en/of granaten. In tegenstelling tot een gijzeling zijn er bij een Fort Chabrol geen gegijzelden.); - (terroristische) gijzeling.

In afwachting van het optreden van de gespecialiseerde interventie, dienen in bepaalde gevallen faciliterende en bewarende maatregelen genomen te worden : informatie-inwinning, bevriezen van de situatie, inplaatsstelling van perimeters, voorbereiden van een noodscenario...

De federale politie zal haar dienstenaanbod inzake gespecialiseerde steun en interventie verduidelijken (service level agreement) ten behoeve van de lokale politie, zodat de samenwerking kan worden verbeterd en de taakverdeling tussen de beide politieniveaus kan worden verfijnd. Hierbij zal bijzondere aandacht gaan naar de efficiëntie inzake communicatiekanalen (aanvraagprocedures).

Ik vestig evenwel de bijzondere aandacht op het feit dat indien, omwille van uitzonderlijke omstandigheden, de gespecialiseerde steun van de federale politie niet of niet tijdig kan worden geleverd en de situatie een dringende tussenkomst vereist om de handelingen van de dader onmiddellijk te stoppen, de lokale politie alsnog kan genoodzaakt zijn om onmiddellijk zelf tussen te komen. Dit zal ter plaatse moeten worden beoordeeld rekening houdende met de eraan verbonden risico's (toepassing van het noodscenario). 4.2 RICHTINGGEVEND TAKENPAKKET `BIJZONDERE BIJSTAND' Onderstaande niet-limitatieve lijst van taken met een bijzondere risicograad kan als richtinggevend worden beschouwd om uitgevoerd te worden door hetzij `reguliere interventie', hetzij `Bijzondere Bijstand' van de lokale politie (zie ook punt 9. BIJLAGE - DEFINITIES) : - het nemen van maatregelen ter voorbereiding van de tussenkomst van de speciale eenheden van de federale politie (perimeters, voorbereiden noodscenario (6)...) bv. in geval van gijzeling of Fort Chabrol; - tussenkomst bij verschansing door één of meerdere personen die weigeren zich over te geven aan de politie; - arrestaties met bijzonder risico of versterkte huiszoeking; - interventie bij oproer of onlust in een penitentiaire instelling (indien specifieke technieken of middelen van de speciale eenheden dienen ingezet te worden, kan uiteraard ook een beroep worden gedaan op hun ondersteuning); - tussenkomst in een beperkte ruimte (bv. een cel...) met bijzonder risico; - het overbrengen van gevangenen categorie 2; - de bescherming van een transport met bijzonder risico; - de controle van een gevaarlijk persoon; - de onderschepping van voertuigen met het oog op de arrestatie van de verdachte; - nabije bescherming van bedreigde personen; - ...

In geval van geplande tussenkomsten waarbij er concrete aanwijzingen zijn van de aanwezigheid van automatische vuurwapens, munitie van zwaar kaliber, explosieven, granaten of in geval van concrete aanwijzingen van intentioneel vuurwapengebruik, zullen de speciale eenheden van de federale politie tussenkomen.

Aangezien de hierboven geschetste taakverdeling oriënterend en niet-limitatief is, zal -in geval van twijfel- in overleg tussen de lokale politie en de federale politie (gespecialiseerde steun en interventie) worden bepaald wie de tussenkomst uitvoert, onverminderd de geldende aanvraag- en inzetprocedures. Desgevallend zal in overleg met de bevoegde overheden worden beslist hoe de gebeurtenis wordt afgehandeld. 5 OPRICHTING EN INZET `BIJZONDERE BIJSTAND' 5.1 BESLISSING TOT OPRICHTING `BIJZONDERE BIJSTAND' De beslissing tot de oprichting, de organisatie en de concrete invulling van het takenpakket (inzetmodaliteiten en opdrachten) van `Bijzondere Bijstand' zijn een exclusieve verantwoordelijkheid van de korpschef van de lokale politie (7) en zullen voortvloeien uit de behoefteanalyse uitgevoerd op lokaal niveau.

Zij houden eveneens de verplichting in om te voorzien in selectie, opleiding, training, middelen, periodieke evaluatie... en om een jaarlijkse evaluatie toe te sturen aan de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie (zie punt 7 Opvolging en evaluatie door de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG)).

De selectie van de leden voor `Bijzondere Bijstand' gebeurt op lokaal niveau, eventueel met ondersteuning van de nationale opleidingscoördinator, aan de hand van een aantal minimale criteria (vrijwilligheid, attitude, stressbestendigheid, geweldbeheersing, fysieke geschiktheid...). 5.2 DE RISICOANALYSE 5.2.1 De risicoanalyse veiligheid en welzijn van het personeel De korpschef van de lokale politie die `Bijzondere Bijstand' wenst in te richten, zal waken over de veiligheid en het welzijn van het personeel, in het bijzonder voor de risicovolle opdrachten waarmee het wordt belast.

Zoals bepaald in de welzijnswet (8) en in haar uitvoeringsbesluiten, dient een structurele, planmatige preventieaanpak te bestaan inzake arbeidsveiligheid en welzijn en opgenomen te worden in een dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS).

Ook voor de opdrachten `Bijzondere Bijstand' dient een dergelijke risicoanalyse te bestaan.

Op basis van de analyses van incidenten en arbeidsongevallen worden voorgaande risicoanalyses opnieuw geëvalueerd en worden eventueel bijkomende maatregelen geformuleerd. Deze preventieactiviteiten worden geprogrammeerd in een globaal preventieplan, geconcretiseerd in de jaarlijkse actieplannen en besproken in het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW). 5.2.2 De operationele risicoanalyse Tussenkomsten met bijzondere risicograad vereisen een nauwgezette operationele risicoanalyse en voorbereiding, waarbij steeds de volgende criteria worden afgetoetst : wettelijkheid, evenredigheid, subsidiariteit en opportuniteit.

Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de mogelijke nevenschade van het optreden : impact op derden, kwetsbaarheid van de aan te houden persoon (mentale en fysieke toestand), de materiële schade ... Een gedifferentieerd optreden aangepast aan de situatie en aan de risico's is een basisvoorwaarde. De leidinggevende en de uitvoerende politieambtenaren moeten in deze omstandigheden de reflex hebben om de procedure te heroverwegen of de interventie uit te stellen. 5.2.3 De aangewende middelen De welzijnswet verplicht elke werkgever om in de middelen en beschermingsmiddelen te voorzien zodat de werknemer zijn opdrachten naar behoren kan uitvoeren. Deze wetgeving is eveneens van toepassing op politiediensten en verplicht de politieoverheid de nodige middelen ter beschikking te stellen voor de goede uitvoering van politieopdrachten.

In dit raam dient een oordeelkundige keuze gemaakt te worden van de in te zetten middelen naar gelang van de aard van de opdrachten en het risico op ernstige verwondingen bij gebruik ervan (zoals schilden, wapenstok, bijzondere bewapening...).

Voor specifieke opdrachten kan de politie specifieke wapens aankopen, die als `bijzondere bewapening' worden gekwalificeerd. De bijzondere bewapening van de lokale politie wordt door de Minister gemachtigd (9). De bijzondere bewapening mag enkel gedragen worden voor zover dit voor de uitvoering van de opdracht vereist is, onder de voorwaarden die vermeld staan in de machtiging van de Minister en overeenkomstig de dienstorders. Voor de bijzondere bewapening is vereist dat de gebruikers een opleiding krijgen van het vaardigheidsniveau `gekwalificeerd niveau' (GPI 48).

Naast de bewapening zijn er de specifieke beschermingsmiddelen. Ook hierop is de welzijnswet van toepassing en is een risicoanalyse voorafgaandelijk aan het gebruik noodzakelijk. Bovendien dient voorzien in een opleiding opdat de politieambtenaar deze middelen adequaat kan aanwenden en zich bewust is van de bescherming en van de beperkingen.

Met het oog op een harmonisering, bestaat de mogelijkheid voor de lokale politie tot intekenen op federale markten (bv. kogelwerende vesten, bewapening, beschermingsmiddelen...). 6 DE PROCEDURES EN OPLEIDINGEN 6.1 WERKWIJZEN, PROCEDURES EN SCENARIO'S Om zich beter voor te bereiden op de interventies met bijzondere risicograad, zullen binnen de geïntegreerde politie kwaliteitsstandaarden (competentieprofiel, selectiecriteria, minimale opleidingen, evaluatie, opvolging...) en gecertificeerde `procedures' en `scenario's' uitgewerkt worden, met bepaling van de noodzakelijke middelen en bijzondere bewapening.

Deze procedures of scenario's `Bijzondere Bijstand' regelen concreet de wijze van optreden van elke politieambtenaar die deelneemt aan een bepaalde interventie. Het certificeren en formaliseren van een procedure of van een scenario is dienstig om te voorzien in opleidingen en trainingen die eenvormig zijn voor de geïntegreerde politie. Hierbij wordt gewaakt over de veiligheidsaspecten en over het gebruik van strikt noodzakelijke dwang en geweld. Deze kwaliteitsstandaarden en procedures zijn van belang voor zowel de politieambtenaren, i.c. ter vrijwaring van hun veiligheid en aansprakelijkheid, als de rechtsonderhorige die het voorwerp uitmaakt van de politieoperatie, i.c. de vrijwaring van zijn/haar rechten en fysieke integriteit.

Het is noodzakelijk om de `Gespecialiseerde Steun en Interventie' van de federale politie te betrekken met het oog op maximale synergie tussen `Bijzondere Bijstand' en `Gespecialiseerde Steun en Interventie' te bewerkstelligen.

De door een expertenwerkgroep uitgewerkte procedures en opleidingen, inclusief opvolging en actualisatie, worden op advies van een geïntegreerd `Strategisch platform' en via de federale directeur verantwoordelijk voor de opleidingen door het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie goedgekeurd.

Hierbij dient opgemerkt dat de algemene interventieprincipes, de individuele technieken en tactieken, aangeleerd in het raam van de opleiding en training in geweldbeheersing (GPI 48 en GPI48bis), steeds van toepassing blijven. 6.2 OPLEIDINGEN, TRAININGEN EN NATIONALE OPLEIDINGSCOÖRDINATOR Het Federaal Opleidingsinstituut zal instaan voor de coördinatie van de uitwerking van de erkenningsdossiers, de eenvormigheid en de coördinatie van de opleidingen en trainingen `Bijzondere Bijstand' verzekeren, alsook waken over de continue verbetering ervan. Ze gaat ook over tot de analyse van de gebeurtenissen met gebruik van geweld en waakt over de perfecte adequaatheid van de opleidingen met de operationele realiteit van het terrein.

Binnen het Federaal Opleidingsinstituut wordt, naar analogie van de opleidingen en trainingen CIK-HYCAP, een `Nationale Opleidingscoördinator' aangeduid en een coördinatiecel ingericht. Deze `Nationale Opleidingscoördinator' zal, in het raam van een `Expertenwerkgroep', de nodige procedures en scenario's (laten) ontwikkelen en de hieraan gekoppelde modulaire opleidingsprogramma's (laten) organiseren en coördineren. Jaarlijks rapporteert hij naar het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie en naar de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie omtrent het aantal georganiseerde opleidingen (per module) en het aantal opgeleide politieambtenaren per politiezone. Hij kan ook steun bieden bij de selectie van de leden van de `Bijzondere Bijstand', alsook bij de actualisering van de procedures en opleidingen op basis van de geweldsincidenten.

De opleidingen zijn functionele opleidingen waarbij een bijzondere bekwaamheid wordt aangeleerd.

De opleiding gebeurt volgens het principe `train the trainer'.

Rekening houdend met de bepalingen van de GPI48 zullen de praktijkmonitoren, om de opleidingen en trainingen te mogen verschaffen, de desbetreffende onderdelen van de cursus `Bijzondere Bijstand' zelf volgen. Deze opleidingen worden centraal georganiseerd door het Federaal Opleidingsinstituut. Het is wenselijk dat de praktijkmonitoren over didactische en pedagogische competenties beschikken of deze aanvullend verwerven.

De uniforme functionele opleidingen `Bijzondere Bijstand' worden in een politieschool georganiseerd, maar kunnen desgevallend ook gedeconcentreerd in de betrokken politiezone worden verschaft door gevormde praktijkmonitoren, onder de auspiciën van een politieschool, op basis van het erkenningsdossier en in samenspraak met de nationale opleidingscoördinator.

De trainingen worden door gevormde praktijkmonitoren in de politiezone of in een politieschool georganiseerd.

De functionele opleidingen (en trainingen) voor de bijzondere bekwaamheid worden bij voorkeur modulair opgebouwd (verplichte basismodules en facultatieve thematische of specifieke modules `op maat') zodat een opleidingspakket op maat, in functie van de toevertrouwde opdrachten, kan worden aangeboden. 7 Opvolging en evaluatie door de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie (AIG) De AIG zal de `Bijzondere Bijstand' opvolgen en evalueren op basis van de jaarlijkse evaluatieverslagen die de zones van de lokale politie opstellen (met vermelding van onder meer het aantal opleidingen en trainingen, het aantal tussenkomsten, de incidenten en de te trekken lessen) en op basis van het jaarlijkse evaluatieverslag van de nationale opleidingscoördinator.

Hiervan stelt de AIG jaarlijks een globaal evaluatierapport `Bijzondere Bijstand' op ter attentie van de Minister van Binnenlandse Zaken, de voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie en de Commissaris-generaal van de federale politie.

Bovendien zal de AIG regelmatig inspectieopdrachten uitvoeren betreffende de `Bijzondere Bijstand'.

Op basis van het evaluatierapport en de resultaten van de inspectieopdrachten zullen de nodige lessen worden getrokken zodat desgevallend kan worden bijgestuurd. 8 OVERGANGSMAATREGELEN De personeelsleden `Bijzondere Bijstand' die in het bezit zijn van één of meerdere erkende brevetten inzake politietechnieken of wapengebruik, behouden deze brevetten maar zullen worden bijgeschoold met het oog op harmonisering van de technieken.

Onderhavige omzendbrief is onmiddellijk van toepassing. Het coördinatiecomité van de geïntegreerde politie zal instaan voor een snelle implementatie en de AIG zal daarop toezien.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. Joëlle MILQUET

9 BIJLAGE - DEFINITIES 9.1 VERSTERKTE HUISZOEKING Onder een versterkte huiszoeking wordt verstaan : de huiszoeking uitgevoerd in mogelijke aanwezigheid (concrete aanwijzingen) van een vuurwapengevaarlijk persoon, van een persoon in het bezit van andere wapens dan vuurwapens of van zeer agressieve en gewelddadige personen of in een risicobuurt, al dan niet gepaard met de arrestatie van deze personen. 9.2 "TRANSPORT VAN GEVAARLIJKE GEVANGENEN" Het `Transport van gevaarlijke gevangenen' wordt geregeld door de ministeriële richtlijn MFO-1 van 13 december 2001. In functie van de risicocategorie wordt in extra maatregelen voorzien : - categorie 1 : interne dreiging met mogelijk ontsnappingsgevaar zonder hulp van derden; - categorie 2 : externe dreiging met mogelijk ontsnappingsgevaar met hulp van derden, maar zonder dat er concrete informatie bestaat rond daders en modus operandi; - categorie 3 : externe dreiging met mogelijk ontsnappingsgevaar met hulp van derden en met concrete informatie rond daders en modus operandi. 9.3 VIP-BESCHERMING De `VIP-bescherming' heeft betrekking op de onmiddellijke bescherming (Close Protection) van bedreigde personen niveau 3 of 4. De dreiging is van niveau 3 of ernstig indien blijkt dat de dreiging tegen de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt van de analyse mogelijk en waarschijnlijk is. De dreiging is van niveau 4 of zeer ernstig indien blijkt dat de dreiging tegen de persoon, de groepering of de gebeurtenis die het voorwerp uitmaakt van de analyse ernstig en zeer nabij is. In dit raam dient ook verwezen naar de beschermingsopdrachten in uitvoering van de COL 6/2004, naar de permanente bescherming van leden van de koninklijke familie en naar de bewaking van de koninklijke paleizen en de bescherming van de SACEUR. _______ Nota's (1) Wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, BS 5 januari 1999.(2) 17 maart 2006.- Omzendbrief GPI 48 betreffende de opleiding en training in geweldbeheersing voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten. (3) Dwangmiddelen worden ruimer gedefinieerd dan de notie geweld : "Iedere maatregel (bevel, vraag, terechtwijzing, geweld, ...) die een verplichting, een verbod of een gebod inhoudt, "of die de burger ertoe verplicht iets te doen of te laten." (4) Punt 50 van de bijlage aan het KB van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, BS 30 mei 2006 : "Wanneer de leden van het operationeel kader geconfronteerd worden met fysiek geweld of met een reële dreiging van fysiek geweld tegen henzelf of tegen derden, hebben zij het recht maar ook de plicht om - binnen de grenzen van de wettelijke voorschriften - op de meest doeltreffende en kordate manier op te treden teneinde het geweld te beëindigen of te voorkomen. Aangezien zij op elk ogenblik met geweld kunnen worden geconfronteerd of kunnen genoodzaakt worden om dwang aan te wenden, krijgen zij terzake een geschikte fysieke en mentale opleiding en een adequate uitrusting. Dit wordt hen verleend op basis van de bijzonderheden van hun dienst of van de taken die hen worden toevertrouwd." (5) 4 november 2002 - Omzendbrief PLP 27 : Intensifiëring en bevordering van de interzonale samenwerking.(6) Voorbereiding noodscenario en eventuele uitvoering ingeval er een geschikt moment ontstaat om de situatie met een aanvaardbaar risico op te lossen of er een crisissituatie ontstaat die een onmiddellijke reactie vereist.(7) Overeenkomstig art.44 en 45 WGP. (8) Wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, BS 18 september 1996. (9) KB van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de Diensten Enquêtes bij de Vaste Comités P en I en van het personeel van de Algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie, BS 22 juni 2007, 34600.

^