Etaamb.openjustice.be
Decreet van 27 april 2023
gepubliceerd op 06 juni 2023

Gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofd-stedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschaps-commissie houdende wijziging van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2023042133
pub.
06/06/2023
prom.
27/04/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 APRIL 2023. - Gezamenlijk decreet en ordonnantie van het Brussels Hoofd-stedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschaps-commissie houdende wijziging van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman (1)


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit gezamenlijk decreet en ordonnantie regelt aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 39, 127, 128 en 135 van de Grondwet, en zulks in voorkomend geval met toepassing van de artikelen 135bis en 138 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman

Art. 2.§ 1. In artikel 2, eerste lid, 1°, f) van het gezamenlijk decreet en ordonnantie van 26 april en 16 mei 2019 met betrekking tot de Brusselse ombudsman, worden tussen het woord "gemeenten" en de woorden "die tot het ambtsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoren", de woorden "en Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn" ingevoegd. § 2. Artikel 2, eerste lid, 1°, g) van hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt als volgt vervangen: "g) elke instelling, ongeacht haar aard en rechtsvorm, - die specifiek is opgericht om te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van commerciële aard zijn, en - die rechtspersoonlijkheid heeft, en - waarvan de activiteiten voor ten minste 50% worden gefinancierd door de onder a), c), d) en f) bedoelde overheden of instanties, of die onderworpen is, wat de leiding ervan betreft, aan hun toezicht of waarvan het bestuurs-, leidend of toezichthoudend orgaan, voor de meerderheid is samengesteld uit leden die door deze overheden of instanties zijn aangewezen;". § 3. Artikel 2, eerste lid, 1°, van hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt aangevuld met een h) die als volgt luidt: "h) de verenigingen bestaande uit een of meer instellingen als bedoeld in a), b), c), d), e) en f).

Zonder afbreuk te doen aan het principe van de gemeentelijke autonomie zullen de klachten die betrekking hebben op de werking van de verenigingen gevormd door de gemeenten die behoren tot het ambtsgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die reeds hun eigen ombudsman hebben aangesteld, worden onderzocht door de ombudsman van de vereniging of, bij gebreke daarvan, door de territoriaal bevoegde gemeentelijke ombudsman.". § 4. Artikel 2, eerste lid, 4°, van hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt als volgt vervangen: "4° een onderzoek te voeren naar de meldingen van personeelsleden die bij de uitoefening van hun functie veronderstelde integriteitsschendingen als bedoeld in hoofdstuk III van dit gezamenlijk decreet en ordonnantie vaststellen en die ressorteren onder: a) de in punt 1° bedoelde instellingen, met inbegrip van de gemeenten en de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn die over een eigen ombudsman beschikken; b) het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie, hierna "de parlementaire assemblees" genoemd.".

Art. 3.In hoofdstuk III, dat in de Franse tekst het nieuwe opschrift krijgt "Du système de signalement des atteintes suspectées à l'intégrité" (Systeem voor de melding van veronderstelde integriteitsschendingen) van hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt een artikel 14/1 ingevoegd, dat als volgt luidt: "

Art. 14/1.Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden, met betrekking tot de instellingen van de Brusselse openbare sector en de diensten van de parlementaire assemblees.".

Art. 4.Artikel 15 van hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 15.§ 1. Wanneer een personeelslid van een instelling bedoeld in artikel 2, 1°, een integriteitsschending vermoedt en dat wenst te melden, geniet hij een beschermings- en onderzoeksregeling die uit een interne en een externe component bestaat.

Onder "personeelslid" worden volgende personen begrepen: 1° werknemers en personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, met inbegrip van de vakbondafgevaardigden;2° iedere persoon die werkt onder toezicht en leiding van aannemers, onderaannemers en leveranciers voor een instelling bedoeld in artikel 2, 1°, met inbegrip van de vakbondafgevaardigden;3° auteurs van een melding, wanneer zij een integriteitsschending vermoeden via informatie verkregen binnen een inmiddels beëindigde werkrelatie of tijdens de aanwervingsprocedure of andere precontractuele onderhandelingen. Worden gelijkgesteld met personeelsleden bedoeld in het vorige lid: 1° zelfstandigen en 2° aandeelhouders en personen die behoren tot het bestuurlijk, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een instelling bedoeld in artikel 2, 1°, met inbegrip van niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden, alsook vrijwilligers en bezoldigde of onbezoldigde stagiairs. Onder "veronderstelde integriteitsschending" wordt verstaan: een handeling of nalatigheid die onrechtmatig is of die indruist tegen het doel of de finaliteit van om het even welke rechtsnorm, namelijk alle rechtstreeks toepasselijke Europese bepalingen evenals de wetten, ordonnanties, decreten, besluiten, omzendbrieven, verordeningen, interne regels en interne procedures die gelden binnen de in artikel 2, 1°, van het gezamenlijk decreet en ordonnantie bedoelde instanties, en die een bedreiging voor of een schending van het algemeen belang vormt.

De volgende integriteitsschendingen zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van dit gezamenlijk decreet en ordonnantie: 1° pesterijen, geweld op het werk en ongewenst seksueel gedrag op het werk ten aanzien van de personen bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;2° discriminatie, rechtstreekse of onrechtstreekse, op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof, levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, de huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, geslacht, zwangerschap, bevalling, moederschap, geslachtsverandering, nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming of sociale afkomst als bedoeld in artikel 4, 6° en 7°, van de ordonnantie van 4 september 2008 ter bevordering van diversiteit en ter bestrijding van discriminatie in het Brussels Gewestelijk openbaar ambt en als bedoeld in artikel 5, 2° en 3°, van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 9 juli 2010 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling. Een veronderstelde integriteitsschending kan worden gemeld indien een persoon over informatie beschikt, met inbegrip van redelijke vermoedens, over feitelijke of mogelijke schendingen, die hebben plaatsgevonden of zeer waarschijnlijk zullen plaatsvinden binnen een instelling bedoeld in artikel 2, 1°, waarin de auteur van de melding werkt, zal werken in de toekomst of heeft gewerkt, of binnen een andere instelling waarmee de auteur van de melding uit hoofde van zijn werk in contact is geweest, alsmede over pogingen tot verhulling van dergelijke schendingen. § 2. De Regering, het Verenigd College en het College van de Franse Gemeenschapscommissie zijn verantwoordelijk voor het aanmoedigen van het melden via interne meldingskanalen vóór het melden via externe meldingskanalen wanneer het mogelijk is de schending doeltreffend intern te verhelpen en de auteur van de melding meent dat er geen risico op represailles is.

De Regering, het Verenigd College en het College van de Franse Gemeenschapscommissie bepalen de modaliteiten betreffende de oprichting, de organisatie en de werking van de interne component van het systeem voor het melden van veronderstelde integriteitsschendingen, elk voor zijn eigen diensten en die van de in artikel 2, 1°, bedoelde instellingen, die respectievelijk van de Regering, het Verenigd College en het College van de Franse Gemeenschapscommissie afhangen. Ze bepalen inzonderheid de modaliteiten voor de mededeling, de behandeling en het onderzoek na een interne melding, alsook de modaliteiten betreffende de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden, de rollen, de functies en de selectie van de interne component van het systeem voor het melden van veronderstelde integriteitsschendingen.

In het kader van de interne component beschikt iedere instelling waarvan sprake in artikel 2, 1°, per taalrol ten minste over één vertrouwenspersoon "integriteit" die een interne melding kan ontvangen en/of een onderzoek kan voeren naar aanleiding van een interne melding van een veronderstelde integriteitsschending.

Indien de instelling waarvan sprake in artikel 2, 1°, als eentalig wordt beschouwd, beschikt de instelling ten minste over één Nederlandstalige of Franstalige vertrouwenspersoon "integriteit". § 3. In het kader van de interne en externe melding kan het recht op toegang van elke persoon die betrokken is bij de melding, die het doelwit is van de melding en/of die betrokken wordt door de follow-up van de melding, worden beperkt door de verantwoordelijke voor de verwerking, overeenkomstig artikel 38, § 2, van de wet van 30 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2018 pub. 05/09/2018 numac 2018040581 bron federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken en ministerie van landsverdediging 30 JULI 2018 - Wet betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens sluiten betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, teneinde: 1° de doelmatigheid van het onderzoek, de opsporing of de gerechtelijke procedure te waarborgen en 2° de rechten en vrijheden van de auteur van de melding te beschermen. De verantwoordelijke voor de verwerking stelt de betrokkene zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van de toegang en van de redenen voor de weigering of beperking.

Deze informatie kan worden achtergehouden indien het meedelen ervan een van de in het vorige lid genoemde doeleinden in gevaar zou brengen.

De verantwoordelijke voor de verwerking licht de betrokkene in over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit of om beroep in rechte in te stellen.

De verantwoordelijke voor de verwerking registreert de feitelijke of juridische gronden waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde toezichthoudende autoriteit. § 4. Binnen de ombudsdienst wordt een "meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen" opgericht dat de externe component van het systeem voor het melden van veronderstelde integriteitsschendingen vormt. De Brusselse ombudsman neemt, via zijn meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen, de rol van verantwoordelijke voor de gegevensverwerking op zich in het kader van de follow-up van externe meldingen.

Dit meldpunt moet onafhankelijk en autonoom zijn. Daartoe voldoet het aan de volgende twee voorwaarden: a) het wordt zodanig opgevat, opgezet en beheerd dat de volledigheid, de integriteit en de vertrouwelijkheid van de informatie worden gewaarborgd en dat de toegang van onbevoegde personeelsleden tot die informatie wordt voorkomen;b) het maakt de permanente opslag van informatie overeenkomstig artikel 15/3 mogelijk, zodat bijkomend onderzoek kan worden verricht. Dit meldpunt wordt belast met: 1° het ter beschikking stellen van informatie over de meldingsprocedures aan iedere geïnteresseerde;2° de ontvangst en de follow-up van de meldingen.Elk personeelslid van een instelling waarvan sprake in artikel 2, 1°, kan schriftelijk of mondeling een veronderstelde integriteitsschending melden. De personen verantwoordelijk voor het behandelen van meldingen worden hiervoor specifiek opgeleid; 3° het onderhouden van contact met de auteur van de melding om hem feedback te geven en indien nodig om nadere informatie te verzoeken. Het meldpunt informeert de auteur van de melding met name over de overwogen of reeds genomen maatregelen om de juistheid van de in de melding geformuleerde beweringen na te gaan en de gemelde veronderstelde integriteitsschending desgevallend aan te pakken. De auteur van de melding wordt in kennis gesteld van de eventuele beëindiging van de procedure of van eventuele maatregelen die zijn genomen, zoals een intern vooronderzoek, een onderzoek, vervolging, een terugvordering van middelen, alsook van de motieven hiertoe.

Het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen is ook belast met: 1° het bevestigen van de ontvangst van meldingen binnen zeven dagen na ontvangst ervan, tenzij de auteur van de melding uitdrukkelijk anders verzoekt of tenzij de bevoegde autoriteit redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het bevestigen van de ontvangst van de melding de bescherming van de identiteit van de auteur ervan in gevaar zou brengen;2° de zorgvuldige follow-up van meldingen;3° feedback aan de auteur van de melding binnen een redelijke termijn van ten hoogste drie maanden, of zes maanden in naar behoren gerechtvaardigde gevallen;4° het meedelen, aan de auteur van de melding, van het eindresultaat van het onderzoek dat naar aanleiding van de melding is ingesteld;5° het te gelegener tijd overdragen van de in de melding vervatte informatie aan de Belgische instellingen, organen of instanties, naar gelang van het geval, voor verder onderzoek. Het meldpunt kan na een behoorlijk onderzoek besluiten dat een gemelde schending duidelijk van geringe betekenis is en geen verdere follow-up behoeft, afgezien van het afsluiten van de procedure. Dit doet geen afbreuk aan andere toepasselijke verplichtingen of procedures die gericht zijn op het verhelpen van de gemelde schending, en evenmin aan de bescherming die onderhavig gezamenlijk decreet en ordonnantie biedt met betrekking tot interne of externe meldingen. In een dergelijk geval stelt het meldpunt de auteur van de melding in kennis van zijn beslissing en van de redenen daarvoor.

Het meldpunt kan beslissen de procedures af te sluiten met betrekking tot herhaalde meldingen die geen significante nieuwe informatie over schendingen bevatten in vergelijking met een eerdere melding waarvoor de betrokken procedures reeds zijn afgesloten, tenzij nieuwe juridische of feitelijke elementen een andere follow-up rechtvaardigen. In een dergelijk geval stelt het meldpunt de auteur van de melding in kennis van zijn beslissing en van de redenen daarvoor.

In geval van gerechtelijk onderzoek of opsporingsonderzoek naar de gemelde onregelmatigheid is het optreden van de ombudsman beperkt tot een summier onderzoek van de omstandigheden die al dan niet de bescherming van het betrokken personeelslid vereisen, teneinde tegenstrijdige beslissingen ten gronde te vermijden. § 5. De personeelsleden die belast zijn met het behandelen van de melding overeenkomstig paragrafen 3 en 4, houden de identiteit van de auteur van de melding vertrouwelijk. Zonder de uitdrukkelijke toestemming van de auteur van de melding maken ze deze niet bekend aan andere personen dan de gemachtigde personeelsleden die bevoegd zijn voor de ontvangst of de follow-up van meldingen.

Zij verspreiden geen informatie die rechtstreeks of onrechtstreeks de identificatie van de auteur van de melding mogelijk zou maken.

In afwijking van het eerste lid mogen de identiteit van de auteur van de melding of andere informatie aan de hand waarvan de identiteit kan worden achterhaald, uitsluitend worden bekendgemaakt wanneer het gaat om een noodzakelijke en evenredige verplichting in het kader van een onderzoek, vervolging of gerechtelijke procedure, meer bepaald om de rechten van verdediging van de gesignaleerde persoon te vrijwaren. De auteur van de melding wordt vooraf schriftelijk in kennis gesteld van de bekendmaking van zijn identiteit en van de redenen daarvoor, tenzij dergelijke informatie een lopend onderzoek, vervolging of gerechtelijke procedure in het gedrang zou kunnen brengen. § 6. Het personeelslid dat een veronderstelde integriteitsschending meldt, wordt op zijn verzoek onder bescherming van de ombudsman geplaatst. Hij geniet de bescherming mits hij redelijke gronden had om aan te nemen dat de gemelde informatie waarachtig was op het moment van de melding. § 7. Elke autoriteit die een melding ontvangt maar niet bevoegd is om de gemelde integriteitsschending te behandelen, moet de melding binnen een redelijke termijn en op veilige wijze overdragen aan de desgevallend bevoegde autoriteit, indien zij deze op grond van de beschikbare informatie kan bepalen, en de auteur van de melding onverwijld over deze overdracht informeren.

Indien de autoriteit die de melding heeft ontvangen weet dat ook andere autoriteiten bevoegd zijn, wordt de informatie in de melding binnen een redelijke termijn en op veilige wijze overgedragen aan die andere bevoegde autoriteiten.

De bevoegde autoriteiten plegen geen inbreuk op hun beroepsgeheim indien zij de melding overdragen aan de bevoegde autoriteit overeenkomstig het eerste of tweede lid van deze paragraaf.".

Art. 5.In hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt een artikel 15/1 ingevoegd dat als volgt luidt: "

Art. 15/1.§ 1. De Brusselse ombudsman beschermt de volgende personen tegen represailles die voortvloeien uit de melding van een veronderstelde integriteitsschending of uit hun deelname aan het daarop volgend onderzoek: 1° de auteur van de melding;2° de personen die een auteur van een melding bijstaan in het meldingsproces in een professionele context en wier bijstand vertrouwelijk zou moeten zijn;3° derden die een band hebben met de auteurs van meldingen en die het slachtoffer kunnen worden van represailles in een professionele context, zoals collega's of verwanten van de auteurs van meldingen;4° de juridische entiteiten die eigendom zijn van de auteurs van meldingen of waarvoor de auteurs van meldingen werken of waarmee de zij anderszins een band hebben in een professionele context. § 2. Elke vorm van represailles tegen de in artikel 15/1, § 1, bedoelde personen is verboden, met inbegrip van het dreigen met represailles en pogingen om represailles te nemen.

Onder represailles dient men te verstaan: elke directe of indirecte handeling of nalatigheid in een beroepscontext naar aanleiding van een interne of externe melding of openbaarmaking, waardoor de persoon die de melding doet ongerechtvaardigde schade lijdt of kan lijden, meer bepaald met inbegrip van met name: 1° schorsing, tijdelijke buitendienststelling, ontslag of soortgelijke maatregelen;2° degradatie of weigering van bevordering;3° overdracht van functies, verandering van werkplek, loonsverlaging, verandering van de werktijden;4° opschorting van opleiding;5° een negatieve prestatiebeoordeling of arbeidsreferentie;6° opgelegde of toegepaste tuchtmaatregelen, berisping of andere sanctie, zoals een financiële sanctie;7° dwang, intimidatie, pesterij of uitsluiting;8° discriminatie, nadelige of onrechtvaardige behandeling;9° niet-omzetting van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, in het geval de werknemer de gerechtvaardigde verwachting had dat hem een dienstverband voor onbepaalde duur zou worden aangeboden;10° niet-verlenging of vroegtijdige beëindiging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst;11° schade, met inbegrip van reputatieschade, met name op sociale media, of financieel verlies, met inbegrip van omzetderving en inkomstenderving;12° opname op een zwarte lijst op basis van een informele of formele overeenkomst voor een hele sector of bedrijfstak, waardoor de auteur van de melding geen werk meer kan vinden in die sector of bedrijfstak;13° vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor de levering van goederen of diensten;14° intrekking van een licentie of vergunning;15° verwijzing naar een psychiatrische of medische behandeling. § 3. Op voorwaarde dat de beschermde persoon aantoont dat hij een melding of een openbaarmaking heeft gedaan, ligt, indien maatregelen als bedoeld in paragraaf 2 worden genomen tegen een beschermde persoon, de bewijslast dat die maatregel of dreiging met een maatregel gebaseerd is op naar behoren gerechtvaardigde gronden en voortvloeit uit elementen die geen verband houden met het feit dat het personeelslid een veronderstelde integriteitsschending heeft gemeld of betrokken is geweest bij het onderzoek ervan, bij de instantie bedoeld in artikel 2, 1°. § 4. De Brusselse ombudsman beschermt de personen bedoeld in paragraaf 1 tegen represailles die voortvloeien uit een openbaarmaking indien is voldaan aan een van de volgende voorwaarden: a) de persoon die de melding heeft gedaan, heeft eerst gebruik gemaakt van de interne component en van de externe component van het systeem van veronderstelde integriteitsschendingen, of heeft rechtstreeks de externe component gebruikt, maar er zijn naar aanleiding van die melding geen passende maatregelen genomen binnen de overeenkomstig artikel 15, § 2 en artikel 15, § 3, tweede lid vastgelegde termijn;b) de persoon die de melding heeft gedaan, heeft redelijke gronden om aan te nemen: i) dat de veronderstelde integriteitsschending een dreigend of duidelijk gevaar kan zijn voor het algemeen belang, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een noodsituatie of een risico van onherstelbare schade;of ii) dat er bij een melding via de externe component een risico van represailles, of dat er weinig kans bestaat dat de veronderstelde integriteitsschending werkelijk wordt verholpen, wegens de bijzondere omstandigheden van de zaak, bijvoorbeeld wanneer bewijsmateriaal kan worden achtergehouden of vernietigd, of wanneer een instelling kan samenspannen met de pleger van de inbreuk of zelf bij de inbreuk betrokken is.

Het vorige lid is niet van toepassing op gevallen waarin een persoon rechtstreeks informatie aan de pers verstrekt krachtens specifieke bepalingen tot instelling van een stelsel voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting en informatie. § 5. Personen die in het openbaar en anoniem melding hebben gemaakt van schendingen, maar vervolgens worden geïdentificeerd en aan represailles worden onderworpen, genieten niettemin de bescherming waarin artikel 15 voorziet, mits zij voldoen aan de voorwaarden van paragraaf 4. § 6. Onder openbaarmaking dient men te verstaan: het beschikbaar stellen van informatie over schendingen in de publieke sfeer. § 7. De Regering, het Verenigd College en het College van de Franse Gemeenschapscommissie, elk voor wat hem of haar betreft, bepalen de beschermingsmaatregelen die ten minste voorzien in degene die in dit artikel zijn voorgeschreven.".

Art. 6.In hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt een artikel 15/2 ingevoegd dat als volgt luidt: "

Art. 15/2.§ 1. Tegen een personeelslid kan een tuchtprocedure worden ingesteld indien vastgesteld wordt dat: 1° het personeelslid opzettelijk een melding van een vervalste en niet met de werkelijkheid strokende veronderstelde integriteitsschending heeft gedaan;2° het personeelslid dat werd betrokken bij het onderzoek opzettelijk valse, niet met de realiteit strokende of onvolledige informatie ter beschikking van de onderzoekers heeft gesteld;3° het personeelslid opzettelijk heeft gehandeld of beslissingen heeft genomen met als enig oogmerk een melding te belemmeren of het onderzoek te verhinderen, te bemoeilijken en/of te beëindigen of iemand daartoe aan te zetten;4° het personeelslid heeft verzaakt aan zijn plicht om de vertrouwelijkheid van de identiteit van de auteur van de melding te vrijwaren;5° het personeelslid een poging tot, bedreiging met of vorm van represailles heeft ondernomen tegen de auteur van de melding of een persoon beschermd overeenkomstig artikel 15/1, § 1;6° het personeelslid onrechtmatige procedures heeft aangespannen tegen de auteur van de melding of een persoon beschermd overeenkomstig artikel 15/1, § 1. § 2. Met een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met een geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft de Brusselse overheidsinstantie, de leden van haar personeel, alsook elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die: a) de melding belemmert of tracht te belemmeren;b) represailles neemt tegen de in artikel 15/1, § 1, bedoelde personen;c) onrechtmatige procedures inleidt tegen de in artikel 15/1, § 1, bedoelde personen;d) inbreuk pleegt op de in artikel 15, § 5, bedoelde verplichting tot geheimhouding van de identiteit van de melders. Onverminderd andere maatregelen waarin dit gezamenlijk decreet en ordonnantie of andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen voorzien, worden auteurs van meldingen overeenkomstig de artikelen 443 tot en met 450 van het Strafwetboek gestraft wanneer wordt vastgesteld dat zij bewust valse informatie hebben gemeld of openbaar hebben gemaakt.

Personen die schade lijden als gevolg van dergelijke meldingen of openbaarmakingen hebben overeenkomstig de contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid recht op schadevergoedingsmaatregelen. § 3. Wanneer personeelsleden informatie over een veronderstelde integriteitsschending melden, worden zij niet geacht een inbreuk te hebben gepleegd op hun discretieplicht of enige andere beperking op de openbaarmaking van informatie, en kunnen zij op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld met betrekking tot die melding, mits zij redelijke gronden hadden om aan te nemen dat de melding noodzakelijk was om een veronderstelde integriteitsschending te onthullen.

De auteurs van de melding kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de verwerving van of de toegang tot de informatie die wordt gemeld, tenzij die verwerving of die toegang op zichzelf een strafbaar feit vormde.".

Art. 7.In hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt een artikel 15/3 ingevoegd dat als volgt luidt: "

Art. 15/3.§ 1. De in artikel 2, 1°, bedoelde instellingen en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen houden een register bij van alle ontvangen meldingen, dat enkel toegankelijk is voor de gemachtigde personeelsleden die bevoegd zijn voor de ontvangst of de follow-up van meldingen. De termijn voor het archiveren van de meldingen bedraagt 10 jaar na het einde van de meldingsprocedure. § 2. Wanneer voor het melden, met instemming van de auteur van de melding, een telefoonlijn met gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem met gespreksopname wordt gebruikt, hebben de in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen het recht om de mondelinge melding te registreren op een van de volgende wijzen: 1° door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame, opvraagbare vorm;2° door een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek, opgesteld door het voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelslid. De in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen bieden de auteur van de melding de mogelijkheid om de schriftelijke weergave van het telefoongesprek te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen. § 3. Indien voor de melding een telefoonlijn zonder gespreksopname of een ander spraakberichtsysteem zonder gespreksopname wordt gebruikt, hebben de in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen het recht om de mondelinge melding te registreren in de vorm van een nauwkeurig verslag van het gesprek, opgesteld door het voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelslid. De in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen bieden de auteur van de melding de mogelijkheid om het verslag van het gesprek te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen. § 4. Indien de auteur van een melding verzoekt om een onderhoud met de personen die verantwoordelijk zijn voor de ontvangst van de melding bij de in artikel 2, 1°, bedoelde instanties of bij het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen, zorgen deze ervoor, mits de auteur van een melding hiermee instemt, dat er een volledig en nauwkeurig verslag van het onderhoud wordt bijgehouden in een duurzame en opvraagbare vorm.

De in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen hebben het recht om het onderhoud te registreren op een van de volgende wijzen: 1° door het maken van een opname van het gesprek in een duurzame en opvraagbare vorm;2° door een nauwkeurig verslag van het onderhoud, opgesteld door de voor het behandelen van de melding verantwoordelijke personeelsleden. De in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen bieden de auteur van de melding de mogelijkheid om de schriftelijke weergave van het verslag van het onderhoud te controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen.".

Art. 8.In hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt een artikel 15/4 ingevoegd dat als volgt luidt: "

Art. 15/4.§ 1. De in artikel 2, 1°, bedoelde instanties en de Brusselse ombudsdienst publiceren op een afzonderlijke, gemakkelijk herkenbare en toegankelijke pagina van hun respectieve website ten minste de volgende informatie: 1° de voorwaarden om de bescherming van de Brusselse ombudsman te genieten;2° de contactgegevens van het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen, in het bijzonder de elektronische adressen en postadressen en de telefoonnummers waarop hij bereikbaar is, met de vermelding of de telefoongesprekken worden opgenomen;3° de procedures die van toepassing zijn op de melding van veronderstelde integriteitsschendingen, met inbegrip van de eventuele verzoeken aan de auteur van de melding om de gemelde informatie te verduidelijken of om nadere informatie te verstrekken, de termijn voor het geven van feedback alsmede het soort feedback en de inhoud ervan;4° de geheimhoudingregels die van toepassing zijn op de meldingen, in het bijzonder de informatie over de verwerking van persoonsgegevens;5° de aard van de follow-up waarvoor met betrekking tot de meldingen wordt gezorgd;6° de beroepsmogelijkheden en procedures betreffende de bescherming tegen represailles en de mogelijkheid om vertrouwelijke adviezen te krijgen voor wie overweegt tot een melding over te gaan;7° een bericht met een duidelijke toelichting van de voorwaarden waaronder auteurs van meldingen worden beschermd tegen het inroepen van hun aansprakelijkheid in geval van een inbreuk op de vertrouwelijkheidsregels overeenkomstig artikel 15/2, § 2. § 2. De in artikel 15/1, § 1, bedoelde personen genieten, naargelang het geval, ondersteunende maatregelen en met name: 1° volledige en onafhankelijke informatie en adviezen, die gemakkelijk en kosteloos toegankelijk zijn voor het publiek, over de beschikbare procedures en beroepsmogelijkheden, over bescherming tegen represailles, alsmede over de rechten van de betrokkene, met inbegrip van diens rechten op het vlak van bescherming van persoonsgegevens;de auteur van de melding moet bovendien worden geïnformeerd dat hij de beschermingsmaatregelen waarin deze wet voorziet kan genieten; 2° technisch advies ten aanzien van elke autoriteit die betrokken is bij de bescherming van de melder; 3° rechtsbijstand in grensoverschrijdende strafrechtelijke en burgerlijke procedures overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/1919 en Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad en rechtsbijstand in andere procedures alsook juridisch advies of andere juridische bijstand, overeenkomstig de bepalingen betreffende de juridische tweedelijnsbijstand en de rechtsbijstand.".

Art. 9.In hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt een artikel 15/5 ingevoegd, dat als volgt luidt: "

Artikel 15/5.Artikelen 15 tot en met 15/4 zijn van toepassing op de personeelsleden van de parlementaire assemblees, met uitzondering van: - Artikel 15, § 1, vierde lid; - Artikel 15, § 2, eerste en tweede lid; - Artikel 15/1, § 7.

Voor de toepassing van dit artikel wordt in de in het eerste lid bedoelde bepalingen "parlementaire assemblees" gelezen in plaats van "de in artikel 2, 1°, bedoelde instellingen".

Voor deze instellingen dient men te verstaan onder "veronderstelde integriteitsschending": een handeling of nalatigheid die onrechtmatig is of die het doel of de toepassing van alle rechtstreeks toepasselijke Europese bepalingen, alsmede wetten, ordonnanties, decreten, besluiten en de daarop toepasselijke reglementen ondermijnt, en een bedreiging vormt voor het algemeen belang of een schending daarop vormt.

De parlementaire assemblees zijn verantwoordelijk voor het aanmoedigen van het melden via interne meldingskanalen vóór het melden via externe meldingskanalen, wanneer de schending effectief intern kan worden verholpen en de auteur van de melding meent dat er geen risico is op represailles.

De parlementaire assemblees bepalen de voorwaarden voor de oprichting, de organisatie en de werking van de interne component van het systeem voor de melding van veronderstelde integriteitsschendingen, elke assemblee voor de eigen diensten. Ze bepalen inzonderheid de voorwaarden voor de mededeling, de behandeling en het onderzoek na een interne melding, alsook de voorwaarden betreffende de aansprakelijkheden, de bevoegdheden, de rollen, de functies en de selectie van de interne component van het systeem voor de melding van veronderstelde integriteitsschendingen.

De parlementaire assemblees bepalen, elk voor zich, de beschermingsmaatregelen die ten minste de in artikel 15/1 voorgeschreven maatregelen omvatten.".

Art. 10.Artikel 16, eerste lid, van hetzelfde gezamenlijk decreet en ordonnantie wordt aangevuld met de volgende bepaling: "Het activiteitenverslag van de ombudsman moet ten minste eenmaal om de drie jaar een beoordeling bevatten van de interne en externe meldingsprocedures, op basis van de informatie die is verzameld bij de personen die belast zijn met het ontvangen en opvolgen van de meldingen.".

Art. 11.Dit gezamenlijk decreet en ordonnantie treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen dit gezamenlijk decreet en ordonnantie af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 27 april 2023.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota (1) Documenten van het Parlement: Gewone zitting 2021-2022 A-563/1 Ontwerp van gezamenlijk decreet en ordonnantie Gewone zitting 2022-2023 A-563/2 Huishoudelijk reglement van de interparlementaire commissie A-563/3 Verslag A-563/4 Amendement na verslag Integraal verslag: Bespreking en aanneming: vergadering van vrijdag 21 april 2023

^