gepubliceerd op 15 mei 2014
Ministeriële omzendbrief OOP 41 betreffende de operationalisering van het referentiekader CP 4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte n.a.v. gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN
31 MAART 2014. - Ministeriële omzendbrief OOP 41 betreffende de operationalisering van het referentiekader CP 4 over het genegotieerd beheer van de publieke ruimte n.a.v. gebeurtenissen die de openbare orde aanbelangen
Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan de Heer Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan Mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Directeur-generaal van de bestuurlijke politie, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, Aan de Heer Voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten, Ter informatie : Aan Mevrouw de Minister van Justitie, Aan de Dames en Heren Procureurs-generaal, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de Heer Directeur-generaal van de gerechtelijke politie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Mevrouw de Commissaris-generaal, Mijnheer de Directeur-generaal, Mijnheer de Inspecteur-generaal, Dames en Heren, De voorliggende interpretatieve omzendbrief behelst de algemene bestuurlijke politie, in het bijzonder de aspecten die betrekking hebben op de gebeurtenissen en evenementen die de openbare orde aanbelangen (1).
Teneinde u te helpen in de belangrijke verantwoordelijkheden die de uwe zijn in dit domein, wens ik de bestaande wetgeving inzake openbare orde en het referentiekader voor genegotieerd beheer van de publieke ruimte in herinnering te brengen en verder toe te lichten. Ik wil met u ook een aantal aanbevelingen delen die werden gedaan door het Comité P (2) met het oog op een gelijkwaardige en kwalitatieve dienstverlening voor alle burgers en het veilig verloop van evenementen, met respect voor de principes van een gemeenschapsgerichte politiezorg en zo weinig mogelijk geweldsescalatie en strikt noodzakelijk en wettelijk gebruik van dwang en geweld.
De bedoeling van de huidige omzendbrief is een gecoördineerde richtlijn aan te bieden die, onder andere, de Rondzendbrief CP 4 van 11 mei 2011 betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus verder operationaliseert, met een bijzondere aandacht voor de aspecten van dialoog, overleg, responsabilisering, coördinatie en veiligheid, onder regie van de bevoegde overheden. De multidisciplinaire en procesmatige aanpak inzake noodplanning en crisisbeheer dient, waar nodig, door de bevoegde overheden geïntegreerd te worden in de voorbereiding, in het beheer en in de evaluatie van een evenement.
Onderhavige omzendbrief behandelt in een eerste deel de verantwoordelijkheden van de overheden en van de politiediensten. In een tweede deel worden de goede praktijken inzake overleg, coördinatie en afspraken met de organisator van een evenement opgenomen. Tot slot wordt het belang van informatie, risicoanalyse en een deëscalerende aanpak benadrukt. 1. VERANTWOORDELIJKHEDEN De vrijheid om vreedzaam en ongewapend te vergaderen (3) is, in onze democratische samenleving, een fundamenteel recht en, zoals het recht op vrije meningsuiting en de vrijheid van vereniging (4), één van de belangrijkste grondslagen van onze rechtsstaat.Deze vrijheden, die garant staan voor politieke en sociale ontplooiing en voor democratische ontwikkeling en vernieuwing, worden beschermd door onze Grondwet (GW), onze wetten en door internationale verdragen (5).
Sommige openbare uitingen of activiteiten kunnen echter een bedreiging vormen voor de openbare orde en voor de rechten en vrijheden van anderen. Ze vergen daarom specifieke juridische en materiële (politie)maatregelen die moeten zorgen voor een veilig beheer en voor een vlot en vreedzaam verloop. Door te bepalen dat het recht om te vergaderen op een vreedzame en ongewapende manier en conform de wetten moet uitgeoefend worden en dat bijeenkomsten in open lucht afhankelijk kunnen gesteld worden van een voorafgaande toelating en volledig onderworpen blijven aan politiewetten, geeft de grondwetgever zelf aan dat de handhaving van de openbare orde een conditio sine qua non is voor de uitoefening van deze vrijheid. Door politiemaatregelen wordt de vrijheid van de enen verenigbaar met de vrijheid van de anderen. De voornoemde, soms moeilijk verzoenbare, doelstellingen inzake het actief beschermen van de individuele vrijheden en het nemen van de noodzakelijke maatregelen om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van openbare orde, kunnen enkel bereikt worden door het vinden van een legitiem evenwicht tussen de erkende belangen op basis van dialoog, overleg en geresponsabiliseerd partnerschap. Dit referentiekader over het genegotieerd beheer is uitgewerkt in de CP4. De operationalisering hiervan is vooral een verantwoordelijkheid van de bevoegde overheden en van de politiediensten. Alle betrokken actoren (overheden, organisator, politie, hulpdiensten, kernpartners, ...) worden hierbij uitgenodigd om nauw samen te werken, hun acties te coördineren en de voorwaarden te creëren voor meer veiligheid en minimale overlast. 1.1. DE VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BESTUURLIJKE POLITIEOVERHEDEN De overheden op het vlak van algemene bestuurlijke politie zijn de burgemeester, de arrondissementscommissaris, de provinciegouverneur en de minister van Binnenlandse Zaken. De politieoverheid is volgens artikel 3, 2° Wet op het Politieambt (WPA) de overheid die door of krachtens de wet aangewezen is om juridische politiemaatregelen te nemen en om politiemaatregelen uit te voeren of door de politiediensten te doen uitvoeren. Een politiemaatregel wordt beschouwd als elke juridische of materiële uitvoerbare handeling van bestuurlijke of gerechtelijke politie die voor de burgers een aanwijzing, een verplichting of een verbod inhoudt. Zo kunnen de bestuurlijke politieoverheden politiemaatregelen nemen en politiebesluiten of politieverordeningen uitvaardigen ter uitvoering van wetten, en om de openbare orde te handhaven of te herstellen (6).
Deze politiemaatregelen dienen conform te zijn met de basisbeginselen van onze democratische rechtsstaat.
Eén van deze basisbeginselen heeft betrekking op het feit dat grondrechten enkel aan die beperkingen kunnen onderworpen worden die uitdrukkelijk in de wet zijn voorzien. De beperkende maatregel moet ook volstrekt noodzakelijk zijn om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van openbare orde in een democratische gemeenschap (7).
Daarnaast dient beschouwd te worden dat het vergaderingsrecht niet absoluut is. Het uitoefenen van dit recht moet op een vreedzame en ongewapende manier gebeuren en in overeenstemming met de wetten verlopen (8).
Een ander basisbeginsel heeft betrekking op het statuut van de plaats waar het vergaderingsrecht wordt uitgeoefend en op de beperking van de politiemaatregelen die kunnen worden genomen in functie van de bescherming die de plaats geniet (9). Om het optreden te bepalen dient daarom een onderscheid gemaakt te worden tussen : - De private vergaderingen : Private vergaderingen zijn die waar niet iedereen zonder onderscheid wordt toegelaten (10). Deze vergaderingen genieten het voorrecht van onschendbaarheid op basis van een zeer ruime nationale (11) en internationale bescherming (12). Voor deze private vergaderingen is er geen enkele reglementering inzake bestuurlijke politie denkbaar. Deze vergaderingen zijn vrij en wel op een absolute manier. - De openbare vergaderingen in besloten of overdekte plaatsen : Hiermee worden de vergaderingen bedoeld op plaatsen die afgesloten of overdekt zijn. Ze worden beschouwd als openbaar omdat ze vrij voor het publiek of voor het verkeer toegankelijk zijn, al dan niet gratis (voetbalstadion, kerk, omheinde festivalweide, met fysieke hindernissen afgebakende feestzone, tent, ...).
De organisator van het evenement is de eerstelijnsverantwoordelijke voor de veiligheid.
Deze vergaderingen kunnen niet aan een voorafgaand verlof of toelating onderworpen worden, wel aan een meldingsplicht. Ze dienen vreedzaam en in overeenstemming met de wetten te verlopen (13).
De bestuurlijke politieoverheden hebben niet het recht om te oordelen over de opportuniteit of de wenselijkheid van het motief of van het onderwerp of om een moreel oordeel of een waardeoordeel uit te brengen over de politieke, ideologische, culturele, filosofische inhoud of boodschap van een vergadering of meeting, aspecten die de morele openbare orde betreffen, waarvoor ze niet bevoegd zijn. De bestuurlijke overheid kan wel in het kader van de handhaving van de openbare orde een meldingsplicht voorzien en (regulerende) veiligheidsmaatregelen voorschrijven of doen nemen of voorwaarden opleggen aan de organisator. - De vergaderingen in `open lucht' : Het betreft de bijeenkomsten (vergaderingen, optochten, processies, betogingen en vertoningen) op de openbare weg en aangrenzende openbare plaatsen die vrij toegankelijk zijn en op open (niet-afgesloten) erven die op de openbare weg uitgeven (straten, pleinen, openbare parken, ...). Deze bijeenkomsten blijven volledig onderworpen aan politiewetten en kunnen onderworpen worden aan preventieve maatregelen, zoals een voorafgaande toelating van de burgemeester omdat deze bijeenkomsten een tijdelijke verstoring van de normale functie van die plaatsen betekenen (14). Ook het opleggen van regulerende maatregelen (opleggen van voorwaarden aan de organisator) is mogelijk. Deze preventieve en regulerende maatregelen zijn tijdelijk van aard en dienen gerechtvaardigd te zijn door de omstandigheden. Ten aanzien van de vergaderingen in open lucht die toegelaten en vreedzaam, ongewapend en conform de wetten en politiewetten zijn hebben de overheden en de politiediensten de verplichting om de juridische en materiële voorwaarden te scheppen opdat deze veilig en vlot zouden verlopen. 1.1.1. De verantwoordelijkheden op gemeentelijk vlak In de meeste gevallen is de handhaving van de openbare orde een lokale aangelegenheid. Het lokale bestuur, samengesteld uit de burgemeester, de gemeenteraad en het schepencollege, is bevoegd en verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde op het grondgebied van de gemeente. Dit gebeurt op basis van het algemene artikel 135, § 2, van de Nieuwe Gemeentewet (NGW) (15) dat bepaalt dat de gemeenten tot taak hebben te voorzien in een goede politie ten behoeve van de inwoners.
De overheid is zowel in haar beslissingsbevoegdheid als in haar verordeningsbevoegdheid onderworpen aan de algemene voorzichtigheids- en zorgvuldigheidsplicht. De burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeente in het raam van de vrijwaring van de openbare orde is zeer verregaand. Daarnaast vestigt het decreet van 10 vendemiaire jaar IV (2 oktober 1795) betreffende de inwendige politie van de gemeenten een onweerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid `juris et de jure' in hoofde van de gemeenten zodra alle voorwaarden hiervoor zijn vervuld (16).
De verplichting van de gemeente om de nodige maatregelen te treffen ten einde schade te voorkomen is een inspanningsverbintenis.
De burgemeester De burgemeester (17) is, in hoofdzaak, een uitvoerende politieoverheid die zijn politiële uitvoerende bevoegdheid haalt uit artikel 133 NGW (18). Hij is belast met de uitvoering van de (politie)wetten, de (politie)decreten, de (politie)ordonnanties, de (politie)verordeningen en de (politie)besluiten (19). Als verantwoordelijke voor de openbare orde op het grondgebied van zijn gemeente beschikt de burgemeester over een ruime `discretionaire' bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie. Op deze basis kan hij politiebesluiten en uitvoeringsmaatregelen nemen met een individuele en beperkte draagwijdte, gericht op één welbepaalde persoon of op een beperkt aantal personen, op een welbepaalde plaats, voor een welbepaalde duur.
Hij kan wel geen administratieve sanctie of strafbepaling opnemen in zijn politiebesluiten. In uitzonderlijke situaties (oproer, kwaadwillige samenscholing, ...) en bij hoogdringendheid (bv. de onmogelijkheid om de gemeenteraad tijdig bijeen te roepen) krijgt de burgemeester ook een politiële verordenende bevoegdheid op basis van het specifieke artikel 134, § 1, NGW (20). De burgemeester treedt in dit geval op in de plaats van de gemeenteraad en kan op deze basis voorlopige en tijdelijke noodpolitieverordeningen treffen die door de gemeenteraad moeten worden bekrachtigd. In deze politieverordeningen kunnen wél politiestraffen of gemeentelijke administratieve sancties voorzien worden. De delegatie van de politiële verordenende bevoegdheid van de burgemeester is, in tegenstelling tot die van de uitvoerende politiële bevoegdheid, niet mogelijk.
De burgemeester heeft, behalve bij private vergaderingen, de mogelijkheid om, met het oog op de openbare orde, een aantal voorwaarden op te leggen aan de organisator (21), zoals een te volgen reisweg, het voorzien van een interne ordedienst (22), het verbod tot het dragen van bepaalde voorwerpen, ... Deze voorwaarden zijn `sensu stricto' geen beperking van het grondrecht. Ze hebben enkel een impact op de modaliteiten van uitoefening van het grondrecht. Deze voorwaarden dienen te beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel (de maatregelen moeten evenredig zijn tot het doel dat ze nastreven), het gelijkheidsbeginsel (gelijke situaties moeten op gelijke wijze worden behandeld) en het beginsel van behoorlijk bestuur (rekening houdend met het zorgvuldigheidsbeginsel en de motivering). Voor de vergaderingen in open lucht staat het de burgemeester ook vrij om, in geval van het niet-naleven van de voorwaarden door de organisator, van de daadwerkelijke verstoring van de openbare orde, van een reële dreiging op de openbare orde of van de onmogelijkheid voor de politie om de orde te handhaven, een vergadering of bijeenkomst niet toe te laten of formeel te verbieden (23). De invoering van artikel 134sexies in de NGW (ingevoerd door artikel 47 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, in werking getreden op 1 januari 2014), geeft aan de burgemeester ook de bevoegdheid om in bepaalde gevallen een tijdelijk plaatsverbod op te leggen (24).
De burgemeester oefent het gezag uit over de lokale politie (artikelen 42 en 45 WGP (25)) en kan op basis van deze bevoegdheid beslissen wanneer de lokale politie dient op te treden op bestuurlijk vlak. Hoe er concreet operationeel (26) dient opgetreden te worden is een beslissing die in principe toekomt aan de korpschef van de lokale politie of aan diegene aan wie de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten van politie wordt toevertrouwd op basis van artikel 7 WPA. De burgemeester beschikt ook over een vorderingsrecht t.a.v. de federale politie en de krijgsmacht omschreven in artikel 43 WGP (27).
De gemeenteraad De gemeenteraad heeft als beraadslagend orgaan een politiële verordenende bevoegdheid op basis van artikel 119 NGW (28). Zij kan op deze basis politieverordeningen en politiereglementen (29) uitvaardigen maar ze niet zelf uitvoeren. Deze politieverordeningen hebben, in tegenstelling tot de politiebesluiten, een algemene reglementaire draagwijdte, van toepassing op alle burgers, over het hele grondgebied, voor onbepaalde duur. De gemeenteraad heeft ook een politiële sanctionerende bevoegdheid en kan politiestraffen of administratieve sancties (30) bepalen voor overtredingen van zijn reglementen of verordeningen (31). In bepaalde gevallen kan de gemeenteraad een perimeter op de openbare weg afbakenen waar private bewakingsactiviteiten kunnen uitgeoefend worden (32).
In het kader van evenementen en bijeenkomsten kunnen belangrijke bepalingen inzake verplichtingen en verantwoordelijkheden van de organisator opgenomen worden in het Algemeen Politiereglement.
Het college van burgemeester en schepenen Het college van burgemeester en schepenen levert vergunningen af onder de vorm van collegebesluiten voor de privatieve ingebruikneming van de openbare weg (markten, meetings, festiviteiten, ...), voor milieuvergunningen, ...
Het college heeft ook de bevoegdheid om tijdelijke politieverordeningen te nemen op het wegverkeer (33). Zij put deze uitzonderlijke politiële verordenende bevoegdheid uit artikel 130bis NGW. Zij kan dus n.a.v. een evenement of bijeenkomst een tijdelijke verordening nemen om het verkeer in goede banen te leiden, om straten af te sluiten, om evacuatiewegen te voorzien. Ze heeft geen politiële bevoegdheid van algemene bestuurlijke politie, met uitzondering van de politie van vertoningen. Deze uitzonderlijke politiële uitvoerende bevoegdheid wordt toevertrouwd aan het college op basis van artikel 130 NGW (34). Het college is enkel bevoegd voor openbare vertoningen in voor het publiek toegankelijke plaatsen. Op de openbare weg blijft de burgemeester verantwoordelijk. Het college is niet bevoegd voor private vertoningen die volledig vrij zijn. Andere ontspanningsspektakels zoals instrumentale muziek, circussen, concerten, dansfeesten, ... worden niet beschouwd als vertoningen. De politie van deze spektakels blijft de bevoegdheid van de burgemeester.
Naast het recht op vergadering wordt de vrijheid van mening en de vrijheid van drukpers beschermd. Een vertoning kan dus niet aan een voorafgaand verlof, noch aan censuur worden onderworpen (35). Wel kan de gemeenteraad een meldingsplicht voorzien. 1.1.2. De verantwoordelijkheden van hogere overheden Artikel 11 WPA (36) regelt de aangelegenheden waarbij de gouverneur of de minister van Binnenlandse Zaken in subsidiaire orde de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen uitoefent wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen : wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten of wanneer, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in één enkele gemeente gelokaliseerd, het algemeen belang hun tussenkomst vereist.
De provinciegouverneur De provinciegouverneur heeft een politiële uitvoerende en verordenende (37) bevoegdheid en zorgt op basis van artikel 128 van de Provinciewet voor het handhaven van de openbare orde in de provincie (38).Hij ziet toe op een goede samenwerking tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie. Hij kan door de bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid en politie (39). De gouverneur beschikt ook over een vorderende bevoegdheid en kan beroep doen op de federale politie via de bestuurlijke directeur-coördinator (DirCo) voor de handhaving van de openbare orde in de provincie (40). De gouverneur heeft ook het recht de gewapende macht te vorderen in geval van woelige samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de uitvoering van de wetten of van de wettelijke verordeningen (41). De arrondissementscommissaris heeft krachtens artikel 139 van de Provinciewet dezelfde bevoegdheden als de provinciegouverneur (42). De bepalingen van de artikelen 128 en 129 van de Provinciewet zijn mede op hem van toepassing.
De minister van Binnenlandse Zaken De minister van Binnenlandse Zaken is een uitvoerende politieoverheid die rechtstreeks in naam en voor rekening van een rechtspersoon van publiek recht, met name de Staat, handelt. De minister heeft bevoegdheden van algemene bestuurlijke politie en van bijzondere bestuurlijke politie en is verantwoordelijk voor een aantal algemene directies : Crisiscentrum, Civiele Veiligheid, Instellingen en bevolking, Veiligheid en Preventie (Voetbalcel, Directie Private Veiligheid, ...), Vreemdelingenzaken.
De minister van Binnenlandse Zaken oefent het gezag uit op de federale politie voor het vervullen van haar opdrachten van bestuurlijke politie en kan haar hiertoe de nodige bevelen, onderrichtingen en richtlijnen geven (Art. 97 WGP). De federale politie staat onder leiding van de Commissaris-generaal (Art. 99 WGP).
De minister kan dwingende richtlijnen geven aan de lokale politie.
Overeenkomstig artikel 3 WGP staat de lokale politie in voor sommige opdrachten van federale aard. De minister van Binnenlandse Zaken bepaalt krachtens de artikelen 61, 62 en 63 WGP deze opdrachten van federale aard door dwingende richtlijnen. Wanneer aan dergelijke richtlijn geen gevolg wordt gegeven en na overleg met de betrokken burgemeester of het betrokken politiecollege, kan de minister van Binnenlandse Zaken de uitvoering van deze richtlijn door de lokale politie vorderen (Art. 63 WGP). De minister beschikt ook over een vorderingsrecht. Op basis van artikel 64 WGP kan de minister van Binnenlandse Zaken, wanneer de middelen van de lokale politie van een politiezone ontoereikend zijn, de lokale politie van een andere politiezone opvorderen, in geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, teneinde de openbare orde te handhaven of te herstellen. De opgevorderde lokale politie wordt onder het gezag geplaatst van de burgemeester van de gemeente waarin ze optreedt (Art. 64, tweede lid WGP). Op grond van artikel 128 Provinciewet kan de minister de provinciegouverneur instructies geven en belasten met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid en politie.
De Algemene Directie Crisiscentrum (ADCC) van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken is belast met de bijzondere bescherming van goederen en personen en met de nationale coördinatie op het vlak van openbare orde.
De ADCC geeft bijstand aan de federale regering en aan de minister van Binnenlandse Zaken bij het interdepartementale beheer van crisissen en gebeurtenissen van grote omvang. Ze heeft onder meer taken in het domein van het verzekeren van een (inter)nationaal contactpunt bij civiel alarm, de identificatie, de planning, het beheer van grote crisissen en evenementen, de noodplanning en de bescherming van de kritieke infrastructuur.
De Algemene Directie Veiligheid en Preventie voert, in opdracht van de minister van Binnenlandse Zaken, een specifiek beleid uit in een aantal bijzondere domeinen, waar ook een specifiek regelgevend kader is uitgewerkt, zoals inzake private veiligheid en veiligheid bij voetbalwedstrijden.
De gemeenschappen en gewesten De gemeenschaps- en gewestorganen hebben geen bevoegdheid inzake algemene bestuurlijke politie.
Ze zijn wel bevoegd voor een aantal gedefederaliseerde materies van bijzondere bestuurlijke politie : bescherming van het leefmilieu, afvalstoffenbeleid, gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven, sneeuwplan, ... Ze kunnen in dit domein politiemaatregelen treffen en desgevallend de openbare macht vorderen. Zo hebben de gewestelijke ministers van Mobiliteit bijvoorbeeld bijzondere bevoegdheden m.b.t. materies die behoren tot de wegpolitie, de luchtvaartpolitie, de zeevaartpolitie of de spoorwegpolitie.
De gemeenteraad heeft geen bevoegdheid op de door de gewesten geregelde materies. De burgemeester is verantwoordelijk voor de toepassing ervan op basis van artikel 133 NGW dat hem gelast met de uitvoering van wetten, decreten en ordonnanties. Het college van burgemeester en schepenen is voor bepaalde materies gelast voor het afleveren van vergunningen. 1.2. DE VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE POLITIEDIENSTEN 1.2.1. De wettelijke opdrachten en de gezagsafhankelijkheid De opdrachten en bevoegdheden van bestuurlijke politie worden gedefinieerd in de WPA. Met toepassing van de artikelen 1 en 5 van de WPA vervullen de politiediensten, die deel uitmaken van de openbare macht (43), hun opdrachten van bestuurlijke politie onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de bestuurlijke politieoverheden, ook wanneer zij op eigen initiatief optreden (Art. 6 WPA). Conform artikel 5/6 van de WPA moeten de politiediensten zich voor het uitvoeren van hun opdrachten schikken naar de bevelen, onderrichtingen, vorderingen en richtlijnen van de bevoegde overheden (44). De geïntegreerde politie bestaat uit een lokaal en een federaal niveau. 1.2.2. De lokale politiediensten Het lokale niveau is ingericht in autonome politiezones met één politiekorps dat instaat voor het verlenen van de basispolitiezorg (wijkwerking, onthaal, interventie, slachtofferbejegening, lokale recherche, openbare orde, verkeer). Een politiezone kan bestaan uit één of meerdere gemeenten. Het grondgebied van de ééngemeentezone valt samen met het grondgebied van de gemeente. Een ééngemeentezone heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid. De gemeentelijke bestuursorganen (de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester) staan in voor de organisatie en het beheer van de zone.
De meergemeentezone omvat het grondgebied van meerdere gemeenten. De meergemeentezone heeft rechtspersoonlijkheid en wordt bestuurd door de politieraad en het politiecollege. Het bepalen van het veiligheidsbeleid is bij de gemeente gebleven. De WGP regelt de functionele band tussen het lokale en het federale niveau.
Overeenkomstig artikel 3, tweede lid WGP (45) verzekert de lokale politie op het lokale niveau alle opdrachten van bestuurlijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale gebeurtenissen die zich voordoen op het grondgebied van de politiezone. De korpschef staat in voor de leiding van een lokaal politiekorps. De lokale politie staat conform artikel 42 WGP voor het uitoefenen van haar opdrachten van bestuurlijke politie, onder het gezag van de burgemeester. 1.2.3. De federale politiediensten Overeenkomstig artikel 3, derde lid WGP verzekert de federale politie de gespecialiseerde en supralokale opdrachten van bestuurlijke politie op het gehele grondgebied. De federale politie is bovendien belast met ondersteunende opdrachten voor de lokale politie en voor politieoverheden. Dit gebeurt op basis van de principes van specialiteit en subsidiariteit (46). Wat de federale politie betreft, voorziet artikel 101 WGP (47) dat de Algemene Directie Bestuurlijke Politie (DGA) onder meer instaat voor de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie en voor de ondersteuning van de politieopdrachten. De gespecialiseerde `eerste lijns' opdrachten van bestuurlijke politie omvatten de politie van de verbindingswegen (de spoorweg-, scheepvaart-, luchtvaart- en wegpolitie). De gespecialiseerde "ondersteunende" opdrachten van bestuurlijke politie betreffen de gespecialiseerde interventies, de luchtsteun, de hondensteun en de beschermingsopdrachten (de close protection, de bescherming van de leden van de koninklijke familie en de koninklijke paleizen, de politieopdrachten bij de SHAPE, ...). Daarnaast bestaat de ondersteuning ook uit gedeconcentreerde opdrachten van vergaring en exploitatie van informatie voor de geïntegreerde politie en uit de organisatie van de federale interventiereserves. DAO (Operationele coördinatie en ondersteuning inzake bestuurlijke politie) houdt zich in het bijzonder bezig met de inzameling en exploitatie van de bestuurlijke politie-informatie, met de opvolging van gebeurtenissen en fenomenen die een ernstige dreiging inhouden voor de openbare orde, met het centrale beheer van de dossiers van te volgen groeperingen en personen, met de informatie van de minister van Binnenlandse Zaken via de ADCC, ... De federale politie staat conform artikel 97 WGP onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken voor het uitoefenen van haar opdrachten van bestuurlijke politie. 1.2.4. De solidariteitsmechanismen De politiezone op wiens grondgebied een gebeurtenis plaatsvindt waarvoor een belangrijke ontplooiing aan politiemiddelen vereist is, moet in eerste instantie zelf voldoende inspanning leveren door het inzetten van haar eigen personeel vooraleer een beroep kan gedaan worden op versterking. De federale politie levert ondersteuning aan de lokale politie, in het bijzonder met het interventiekorps (48) (een vorm van mobiliseerbare gedeconcentreerde federale reserve in eerste afname) en de gespecialiseerde middelen van de federale politie. De lokale politie levert ondersteuning aan andere politiezones op basis van een mechanisme van verplichte nationale solidariteit tussen de politiezones onder de vorm van 'gehypothekeerde capaciteit' (49) (een vorm van mobiliseerbare gehypothekeerde lokale reserve in tweede afname). Naast deze verplichte mechanismen zijn er ook mechanismen van steunverlening op basis van de vrijwillige laterale steun tussen de politiezones (50). Tot slot is er nog de wederzijdse bijstandsplicht tussen politiediensten zoals bepaald in artikel 43 van de WPA (51), in het bijzonder in het kader van het beheer van crisissituaties, die een consequente inzet vergt van de onmiddellijk beschikbare middelen. 1.2.5. De operationele leiding en coördinatie van opdrachten van politie De politieambtenaren staan bij het vervullen van hun opdrachten onder de leiding van de meerderen van de politiedienst waartoe deze politieambtenaren behoren, behalve wanneer een politieambtenaar van een ander politiekorps wordt belast met de leiding op basis van een uitdrukkelijk akkoord of van een wetsbepaling (Art. 7 WPA). De leiding van politieopdrachten is gebaseerd op het principe van `eenheid van terrein, eenheid van commando'. Onverminderd de voorschriften inzake voorbereiding en operationele coördinatie van noodsituaties en de adviesbevoegdheid van andere disciplines, wordt de leiding van opdrachten van politie waargenomen door de verantwoordelijke politiechef. Theoretisch kan er hierbij een onderscheid gemaakt worden tussen het begrip leiding en het begrip coördinatie (52). Volgende gevallen kunnen zich in de praktijk voordoen : Een enkelvoudige globale leiding voor zonale of bovenzonale gebeurtenissen In dit geval worden de operationele coördinatie en leiding van opdrachten van politie in functie van het geval, met uitzondering van de gespecialiseerde en supralokale opdrachten van gerechtelijke politie bepaald in artikel 102 WGP, toevertrouwd aan een korpschef van de lokale politie ofwel aan een bestuurlijke directeur-coördinator (DirCo) op basis van de artikelen 7/1 tot en met 7/3 van de WPA (53).
In de meeste gevallen wordt de operationele coördinatie en leiding waargenomen door de korpschef van de politiezone waar de gebeurtenis plaatsvindt.
Een leiding die op zonaal niveau blijft en gecombineerd wordt met een supralokale coördinatie Er kunnen zich bepaalde geplande supralokale gebeurtenissen voordoen waarbij het noodzakelijk is om naast de verantwoordelijke voor de leiding van het lokale evenement, ook een verantwoordelijke bestuurlijke DirCo piloot aan te wijzen voor de coördinatie van het supralokale evenement (bvb. verplaatsing van tractoren, wielerwedstrijden, verplaatsing van voetbalsupporters, nucleair transport, autorally, truck run, VIP-begeleiding, ...). Behoudens een andersluidende gezamenlijke beslissing van de lokale en de federale politieoverheden, gebeurt de aanwijzing van een DirCo piloot door de minister van Binnenlandse Zaken, of bij delegatie door de commissaris-generaal. Op basis van overlegvergaderingen worden duidelijke geformaliseerde afspraken gemaakt en wordt een coördinatierichtlijn opgesteld. De aanwijzing van een DirCo piloot ontslaat de korpschefs en de andere DirCo's in geen geval van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, zij blijven verantwoordelijk voor de operationele coördinatie en leiding binnen hun respectievelijke politiezone of verantwoordelijkheidsgebied. Voor `Major Events' met een nationaal of internationaal karakter kan het aangewezen zijn dat de Algemene Directie Bestuurlijke Politie (DAO) een nationale crisiscel voorziet in ondersteuning van het lokaal (Gold Commander : korpschef of DirCo) en supralokaal (DirCo piloot) manoeuvre.
Een dynamische globale leiding (zonaal-supralokaal-zonaal) bij niet-geplande supralokale gebeurtenissen Zonder afbreuk te doen aan de afspraken inzake noodplanning en de afspraken gemaakt in het kader van de protocolakkoorden voor interzonale samenwerking, wordt het gecoördineerd en supralokaal politieoptreden voor niet-geplande dynamische supralokale gebeurtenissen (vb. spontane manifestaties of niet aangekondigde acties die zich verplaatsen over verschillende politiezones, ...) als volgt geregeld : in eerste instantie worden de leiding en coördinatie verzekerd door de korpschef van de plaats waar de gebeurtenis is gestart (startzone), voor zolang de gebeurtenis zich op het grondgebied van zijn politiezone bevindt. Wanneer de gebeurtenis zich verplaatst buiten de startzone worden de leiding en coördinatie overgenomen door de desbetreffende DirCo totdat de gebeurtenis terug statisch wordt. Vanaf dat ogenblik worden de verantwoordelijkheden inzake leiding en coördinatie overgedragen aan de korpschef van de politiezone van de aankomstplaats (aankomstzone). In afwachting dat de betrokken korpschefs of DirCo's hun taken kunnen waarnemen, worden de operaties aangestuurd door de betrokken meldkamer (lokale dispatching of CIC), desgevallend ondersteund door het Nationaal Invalspunt. 1.2.6. Het beheren van gebeurtenissen en volkstoelopen Bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke politie, zien de politiediensten toe op de handhaving van de openbare orde met inbegrip van de naleving van de politiewetten en -verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen. Ze verlenen tevens bijstand aan eenieder die in gevaar verkeert (Art. 14 WPA).
In navolging van artikel 22 WPA houden de politiediensten zich op in de nabijheid van elke grote volkstoeloop en nemen de gepaste maatregelen voor het rustige verloop ervan. Gelet op de bepalingen van artikel 1 WPA, die aan de politiediensten de verplichting oplegt om bij te dragen aan de bescherming van de individuele rechten en vrijheden en aan de democratische ontwikkeling van de maatschappij, betreft het hier een actieve opdracht. De politiediensten doen dit zonder zelf stelling in te nemen inzake de wijze waarop de maatschappij zich in democratische zin zou moeten ontwikkelen. Zij behouden hun neutraliteit. De politiediensten zijn ook belast met het "ambtshalve" uiteendrijven van gewapende samenscholingen rekening houdende met de basisprincipes vervat in de artikelen 1, derde lid, 37, 37bis WPA. In deze gevallen kunnen zij ook overeenkomstig artikel 31, tweede lid overgaan tot de bestuurlijke aanhouding van personen die de openbare rust daadwerkelijk verstoren.
De krijtlijnen voor het politionele beheer van gebeurtenissen worden vastgelegd in de Rondzendbrief CP4 van 11 mei 2011 betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte. De politiediensten voeren acties uit die doordacht, gericht en beperkt zijn met het oog op het zoveel als mogelijk beperken van escalatie, schade en maatschappelijke overlast. 2. OVERLEG EN COORDINATIE Het genegotieerd beheer van de publieke ruimte veronderstelt in de eerste plaats het gezamenlijk zoeken naar een balans tussen de verschillende eisen, verwachtingen en belangen van alle groepen en partijen die aan een gebeurtenis deelnemen of ermee geconfronteerd worden.In de tweede plaats impliceert de toepassing van dit overlegmodel dat alle betrokken actoren geresponsabiliseerd worden en actief en gecoördineerd bijdragen tot het realiseren van de voorwaarden voor een vlot en veilig verloop van de gebeurtenis, onder regie van de bevoegde bestuurlijke overheid. Deze zullen hierbij de principes van multidisciplinaire aanpak inzake noodplanning en crisisbeheer in acht nemen. De dialoog en het overleg met de verschillende actoren start daarom in een zo vroeg mogelijk stadium en eindigt wanneer alle lessen getrokken zijn. Deze aanpak, gebaseerd op dialoog, moet bijdragen tot het verhogen van het onderlinge vertrouwen, het laag houden van de frustratiedrempel, het positief beïnvloeden van de (perceptie van de) legitimiteit van de genomen maatregelen en het geïntegreerd en multidisciplinair beheer van een gebeurtenis. 2.1. DE AFSTEMMING MET ANDERE POLITIEDOMEINEN 2.1.1. De afstemming met de bijzondere bestuurlijke politie De afstemming van de maatregelen van algemene bestuurlijke politie met deze van bijzondere bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie is van essentieel belang. De verantwoordelijkheden die in het kader van de huidige omzendbrief worden behandeld, zijn deze van de overheden van algemene bestuurlijke politie. Ze omvatten het geheel van bevoegdheden die toegekend zijn aan bepaalde bestuurlijke politieoverheden, met het oog op de handhaving en het herstel van de openbare orde op een gedifferentieerde manier. De bijzondere bestuurlijke politie behelst beperkte, nauwkeurig omschreven bevoegdheden in specifieke regelgevingen en uitvoeringsbeslissingen die de ordehandhaving in bijzondere domeinen beogen (verkeerspolitie, vreemdelingenpolitie, milieupolitie, ...). De WPA voorziet in een prioriteitsregeling bij samenloop van bevoegdheden van algemene en bijzondere bestuurlijke politie. Het is immers mogelijk dat de doelstellingen, de motieven, de voorwerpen en de graad van dringendheid van het optreden verschillend zijn. Artikel 12 WPA bepaalt : "Indien naar aanleiding van eenzelfde gebeurtenis, maatregelen van algemene bestuurlijke politie en van bijzondere bestuurlijke politie gelijktijdig moeten worden getroffen, worden de beslissingen, bevelen en vorderingen van de overheden van algemene bestuurlijke politie bij voorrang uitgevoerd.". Vanuit de filosofie van het genegotieerd beheer plegen de betrokken overheden permanent overleg met elkaar om beslissingen en maatregelen zoveel mogelijk af te stemmen. 2.1.2. De afstemming met de gerechtelijke politie Zowel de bestuurlijke politie (Art. 14 WPA) als de gerechtelijke politie (Art. 15 WPA) dragen bij tot de handhaving van de openbare orde. Al lopen de twee in de praktijk soms door elkaar, is het nochtans van belang ze van elkaar te onderscheiden omdat de opdrachten, de bevoegdheden en de verantwoordelijke overheden verschillen. Het criterium dat de bestuurlijke politie onderscheidt van de gerechtelijke politie is de concrete finaliteit van het optreden. In de meeste gevallen, en zeer zeker bij noodsituatie of bij de samenloop van zware ordeverstoring en misdrijven, wordt de prioriteit gegeven aan de bestuurlijke politie, aan de hulpverlening, aan de bescherming van personen en aan de handhaving en het herstel van de openbare orde. Het optreden van de gerechtelijke politie zal immers maar mogelijk zijn nadat de situatie terug veilig is of wanneer de orde voldoende is hersteld. Het optreden van bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie moet voorafgaandelijk op elkaar worden afgestemd. Coördinatieproblemen moeten in onderling overleg een oplossing vinden. Het optreden van bestuurlijke politie moet er ook op gericht zijn de opsporingsmogelijkheden te vrijwaren en te vergemakkelijken. Het onderling overleg tussen de bestuurlijke en de gerechtelijke politieoverheden m.b.t. het gezamenlijk optreden (bv. bij bedrijfsbezettingen, ontruimen van panden, ...) moet tijdig worden opgestart. De risicoanalyse verloopt best op een geïntegreerde manier en de verschillende scenario's dienen grondig te worden onderzocht, besproken en voorbereid. 2.2. DE COORDINATIEPLATFORMEN Het is opportuun om voor grote evenementen het overleg en de afspraken vast te leggen volgens de beginselen van een multidisciplinaire aanpak zoals voorzien in het KB van 16 februari 2006 en in de NPU-1 van 26 oktober 2006 betreffende de nood- en interventieplannen. Indien zich immers tijdens het evenement een onverwachte gebeurtenis zou voordoen die het karakter aanneemt van een noodsituatie, dan zal de overschakeling naar het beheer van de ontstane noodsituatie des te gemakkelijker verlopen. De veiligheidscel (54) en de ambtenaar noodplanning spelen een belangrijke rol in de multidisciplinaire risico-identificatie en -analyse, in het opstellen van nood- en interventieplannen en in het nemen van preventieve maatregelen. In functie van de risico's wordt een bijzonder nood- en interventieplan opgesteld of wordt het algemeen nood- en interventieplan aangevuld met een fiche die betrekking heeft op evenement. Soms is het aangewezen om het monodisciplinair plan van de discipline 5 (crisiscommunicatieplan) te operationaliseren (twitter-account, Call Center, ...) (55).
Specifiek voor discipline 2 kan er een PRIMA (Plan Risico Manifestatie) opgemaakt worden. Het genegotieerd beheer wordt geconcretiseerd en geformaliseerd door een systeem van unieke multidisciplinaire informatieformulieren in te vullen door de organisator, door multidisciplinaire coördinatievergaderingen met de organisator en alle betrokken kernpartners, onder regie van de bevoegde bestuurlijke overheid. De organisatie van coördinatievergaderingen wordt, onder meer, voorzien voor de evenementen met een zeker risiconiveau, bovenlokale evenementen, evenementen waar het algemene belang dit vereist, ...
De algemene coördinatievergadering en de daaropvolgende operationele coördinatievergaderingen worden georganiseerd op initiatief van de meest betrokken overheid (56). Indien het evenement plaatsvindt op het grondgebied van meerdere gemeentes wordt het initiatief genomen door de burgemeester waar het hoofdevenement doorgaat. In de gevallen voorzien in artikel 11 WPA worden de vergaderingen georganiseerd door de provinciegouverneur of door de minister van Binnenlandse Zaken (ADCC). Deze vergaderingen kunnen voorafgegaan worden door verschillende informele verkennende vergaderingen teneinde de optimale voorwaarden voor overleg te realiseren. Van elke vergadering wordt een bestuurlijk verslag opgesteld dat binnen de 24 uur en in ieder geval vóór de gebeurtenis aan alle deelnemers en desgevallend aan andere kernpartners wordt overgemaakt. Dit bestuurlijk verslag wordt eveneens naar de provinciegouverneur en naar de minister van Binnenlandse Zaken gestuurd. De Directie van de Operaties inzake Bestuurlijke Politie (DAO) is ook bestemmeling van dit bestuurlijk verslag voor evenementen waarbij de ondersteuning gevraagd werd van geconstitueerde eenheden en van bijzondere middelen. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen volgende coördinatieplatformen die hieronder beschreven worden. 2.2.1. De algemene coördinatievergadering (strategische doelbepaling en globale taakverdeling) De algemene coördinatievergadering situeert zich in het begin van de voorbereiding. Het betreft een vergadering op strategisch beleidsniveau die tot doel heeft de partijen samen te brengen, verder inzicht te verwerven in de contexten en de belangen, de globale strategie te bepalen, een kwetsbaarheidanalyse uit te voeren, de globale verantwoordelijkheden en taakafspraken te formaliseren en de evaluatie en opvolging vast te leggen. Het is aangeraden om voorafgaandelijk aan deze vergadering duidelijk de beleidsvisie en de tolerantiegrenzen af te lijnen en om ook afspraken te maken met het Parket voor wat betreft het toepassen van een consequent vervolgingsbeleid. Zonder afbreuk te willen doen aan de autonomie en de prerogatieven van de bevoegde overheden, lijkt het ook aangewezen dat voorafgaand aan de algemene coördinatievergadering het advies wordt gevraagd van de politiediensten en desgevallend van andere veiligheids- en inlichtingendiensten (brandweer, veiligheidscel, OCAD, ...). In deze fase wordt, op basis van de context en van de te bereiken doelen, een kwetsbaarheidanalyse uitgevoerd (te trekken lessen, hypotheseformulering m.b.t. mogelijke dreigingen, inventaris van de kwetsbare punten, bestaande opportuniteiten, mogelijke globale scenario's, ...). Deze kwetsbaarheidanalyse vormt de basis voor de gerichte multidisciplinaire risicoanalyses. Tenslotte moet men zich tijdens deze coördinatievergadering ook voorbereiden op de eventualiteit van een crisissituatie tijdens het evenement en worden de noodzakelijke akkoorden afgesloten tussen alle betrokken partijen op het niveau van de civiele en politionele veiligheid. 2.2.2. De operationele coördinatievergaderingen (operationele maatregelen en coördinatie) De operationele coördinatievergaderingen situeren zich na de verschillende risicoanalyses gedaan door de organisator, de politiediensten (57), de veiligheidscel, de brandweer, de medische hulpverlening, ... De samenstelling kan verschillend zijn van deze van de algemene coördinatievergadering. Het betreft een vergadering op het operationele niveau die tot doel heeft om, op basis van de resultaten van de algemene coördinatievergadering en van bijkomende inlichtingen, de gefinaliseerde risicoanalyses te integreren en een definitieve toelating (al dan niet met opschortende voorwaarden) of een verbod te formuleren. N.a.v. deze vergadering worden ook de concrete risicoverlagende maatregelen, genomen door de organisator, door de andere partners en door de politiediensten, onderzocht, gevalideerd en afgestemd. 2.2.3. De geïntegreerde commandostructuur (tactische aansturing en taakuitvoering) De eigenlijke coördinatie van de operaties kan best gebeuren door het in plaats stellen van een geïntegreerde en multidisciplinaire commandopost, naast het eventueel voorzien van een preventief multidisciplinair dispositief voor het beheren van noodsituaties, waarvan de samenstelling afhankelijk zal zijn van de aard en van de omvang van het evenement. In bepaalde omstandigheden is het ook voorgeschreven of aangewezen om gedeconcentreerde of gedecentraliseerde commandoposten op het terrein te voorzien (bvb commandopost in het voetbalstadion, territoriale scheiding van leiding en coördinatie, ...). Voor de politionele coördinatie van de eigenlijke operatie worden, onverminderd de verantwoordelijkheid van de organisator of van andere partijen, geschreven operationele plannen voorzien (verkeersplan, politioneel interventieplan, operatieorder, ...) en al dan niet geïntegreerde operationele briefings georganiseerd. Het initiatief voor de orders en de briefings ligt bij diegene aan wie de coördinatie en leiding van de opdrachten van politie zijn toevertrouwd (Gold Commander). 2.2.4. De evaluatievergaderingen (gerichte opvolging en taakevaluatie) Na afloop van belangrijke gebeurtenissen of gebeurtenissen met incidenten (58) kan de bevoegde overheid evaluatievergaderingen organiseren met het doel de nazorg te optimaliseren, de nodige lessen te trekken en de expertise op te bouwen. Deze vergaderingen kunnen ook tot doel hebben rekenschap af te leggen. De evaluatievergaderingen kunnen op verschillende niveaus, in cascade, georganiseerd worden : met het personeel, met de verantwoordelijke van de ingezette interventie-eenheden, met de organisator en andere partners, ... In elk geval moeten de geweldsincidenten en het gebruik van politioneel geweld gerapporteerd en besproken worden. Na afloop van de evaluatievergadering wordt een bestuurlijk verslag opgesteld en overgemaakt aan alle deelnemers, inzonderheid de andere disciplines, de provinciegouverneur en de minister van Binnenlandse Zaken. DAO is bestemmeling van de verslaggeving over het aanwenden van dwang en geweld en van de evaluatievergadering waarvan de te trekken lessen nuttig kunnen zijn voor de geïntegreerde politie. OCAD is ook bestemmeling indien ze een evaluatie van de dreiging inzake terrorisme en extremisme heeft uitgevoerd en zelfs indien ze geen evaluatie heeft uitgevoerd, indien blijkt dat er elementen zijn die betrekking (kunnen) hebben op terrorisme of extremisme. 2.3. DE ZELFREGULATIE EN DE INTERACTIONELE DISPOSITIEVEN De organisator wordt gestimuleerd om interne veiligheidsvoorzieningen te treffen en desgevallend zelfregulerende dispositieven te voorzien.
In dit kader heeft de wetgever aan initiatiefnemers van evenementen meerdere organisatiemogelijkheden geboden om zelf personen in te zetten die een bijdrage kunnen leveren aan de veiligheid naar aanleiding van een evenement. * Vooreerst gaat het om bewaking van goederen en persoonscontrole uitgeoefend in het kader van de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid van 10 april 1990 (wet private veiligheid).
Ofwel beschikt de organisator voor deze taken over een eigen interne bewakingsdienst, ofwel doet hij hiervoor beroep op een daartoe vergunde bewakingsonderneming. In geen geval kan dit gebeuren bij manifestaties of betogingen die een uiting zijn van politieke, syndicale, filosofische of godsdienstige aard. In bepaalde gevallen kan de organisator ook vrijwilligers inzetten (leden van zijn eigen organisatie op basis van artikel 2, § 1bis, van de wet private veiligheid) om toezicht te houden op het verloop van het evenement, voor zover hij hiervoor voldoet aan de voorwaarden die de wet biedt.
Tenzij in een zeer beperkt aantal gevallen (bvb. binnen een tijdelijke perimeter ingesteld door de gemeenteraad op basis van artikel 11, § 3, van de wet private veiligheid in het kader van een vreedzaam cultureel, folkloristisch of sportief evenement), kunnen deze bewakingsagenten in principe enkel worden ingezet bij evenementen die niet plaatsvinden op de openbare weg. De wet private veiligheid voorziet ook in de`begeleiding van groepen van personen met het oog op de verkeersveiligheid'. Deze activiteit mag enkel uitgeoefend worden door bewakingsagenten of door vrijwilligers voor de begeleiding van groepen fietsers en automobilisten, van deelnemers aan sportwedstrijden en van scholieren. * Naast de mogelijkheden geboden door de wet private veiligheid bestaan er ook nog een aantal specifieke regimes. In het geval van voetbalwedstrijden, voorziet de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden om, onder in deze wet bepaalde voorwaarden, voetbalstewards in te zetten. Er dient ook verwezen te worden naar de specifieke verantwoordelijkheden van de organisatoren van wieler- en veldwedstrijden (KB 21 augustus 1967) (wat betreft de inzet van signaalgevers) en van sportcompetities voor auto's (KB 28 november 1997 en MB 19 november 1998) (wat betreft de inzet van baancommissarissen en stewards), ... In dit kader kan ook worden opgemerkt dat de gemeenschapswachten toezicht kunnen uitoefenen op personen bij evenementen georganiseerd door de gemeente (festivals, markten, ...) overeenkomstig de wet van 15 mei 2007 en de omzendbrief PREV 32, (B.S. 3 mei 2010). In de praktijk komt het voor dat organisaties of ondernemingen van zogenaamde stewards, aan organisatoren van evenementen hun diensten aanbieden om toezicht uit te oefenen. Het gaat in feite vrijwel altijd om de uitoefening van, onder een andere benaming, in de wet private veiligheid gereguleerde bewakingstaken. Het begrip `steward' heeft, behoudens wat hierover is geregeld in de voetbalwet, geen wettelijke betekenis. Er dient dan ook voorkomen te worden dat door de inzet van zogenaamde `stewards' de wet private veiligheid overtreden wordt. Hieromtrent is er dus een grote omzichtigheid geboden. * Ten slotte is het, conform het administratief gewoonterecht, toegestaan dat de organisator van manifestaties en bijeenkomsten voorziet in een interne ordedienst. Deze draagt er zorg voor dat de manifestatie of de bijeenkomst verloopt volgens de voorwaarden opgelegd door de bestuurlijke overheid die hiertoe de toestemming verleende, zoals het respecteren van de voorziene reisroute en het rustige verloop van de manifestatie. De administratieve rechtspraak heeft geoordeeld dat het feit dat de bestuurlijke overheid dergelijke ordediensten oplegt en zelfs de grootte ervan bepaalt, niet onevenredig is met de in de Grondwet gewaarborgde vrijheden van vergadering, vereniging en meningsuiting. Erkende bewakingsagenten kunnen echter in geen geval deel uitmaken van zulke interne ordedienst. De leden van deze interne ordedienst hebben geen enkele bevoegdheid m.b.t. de personencontrole of de controle van kledij en bagage. Ze kunnen enkel de deelnemers informeren, sensibiliseren, begeleiden en kanaliseren met het oog op positieve beïnvloeding van gedrag zonder gebruik van dwang. Met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel en van het evenredigheidsbeginsel kan de overheid minimale quota vastleggen in functie van de risico's.
Het genegotieerd beheer veronderstelt de capaciteit om legitieme acties te faciliteren en te begeleiden, gecombineerd met de capaciteit om normoverschrijdend gedrag op een oordeelkundige en gecibleerde manier te reguleren of te reprimeren. Dit gebeurt zonder de vreedzame acties op een negatieve manier te beïnvloeden.
Het kan als een goede praktijk beschouwd worden dat de verantwoordelijke Gold Commander (korpschef of DirCo) van in het begin, een vaste `mediator' (politiecontactpunt) aanduidt die, duidelijk geïdentificeerd en gekend is door de organisator. De mediator stimuleert de dialoog en het overleg op basis van wederzijds respect en van het zoeken naar het beste compromis. Hij heeft een bemiddelende en adviserende functie en zoekt actief naar realistische en aanvaardbare oplossingen of alternatieven. Zonder afbreuk te doen aan het belang om, in voorkomend geval, een collectieve responscapaciteit te voorzien door professionele klassieke geconstitueerde interventiedispositieven, die zoveel mogelijk discreet worden opgesteld, dient de politie ook verder te investeren in interactionele dispositieven die meer gericht zijn op de interactie en op een gecibleerde individuele aanpak : communicatieofficieren, informatieploegen, verbindingsofficieren, contactpunten, toezichtpolitie, spotters, begeleidingsteams, speciale teams, gerechtelijke teams, ... De wisselwerking en de coördinatie met de interventie-eenheden dient goed afgelijnd te worden. In bepaalde gevallen is het aangewezen om verbindingsofficieren te voorzien bij de organisator, de kernpartners, de buitenlandse politiediensten, ...
Daarnaast is het inzetten van een `verbindingsofficier terrein' om gedifferentieerde, snelle en soepele interventies mogelijk te maken, sterk aanbevolen. 2.4. DE AFSPRAKEN MET DE ORGANISATOR 2.4.1. De organisator als betrokken en betrouwbare partner Er dient een specifiek onderscheid gemaakt te worden tussen de organisator van een evenement of bijeenkomst, de private of publieke exploitant (beheerder of eigenaar van de plaats waar de bijeenkomst doorgaat) en de dienstverlener (bewakingsonderneming, vrijwilliger, leverancier, ...).
De exploitant is de beheerder of eigenaar van een vergunde of niet-vergunde inrichting waar een evenement wordt georganiseerd. Op het openbaar domein is dit het bevoegd openbaar bestuur. Elke exploitant van een inrichting, terrein of gebouw waar een evenement wordt georganiseerd, wordt geacht om, voor zover hijzelf geen organisator is, de organisatoren van evenementen in of op zijn inrichting, terrein of gebouw te wijzen op de wettelijke veiligheidsvoorschriften, milieunormen, vergunningsverplichtingen, ....
De organisator is de publieke of private rechtspersoon, de natuurlijke persoon of de feitelijke vereniging die het initiatief neemt om personen uit te nodigen, te mobiliseren en de bijeenkomst te organiseren. De organisator heeft als initiatiefnemer een belangrijke verantwoordelijkheid inzake veiligheid. Er wordt van hem verwacht dat hij zich gedraagt als `bonus pater familias' bij de voorbereiding, de organisatie en de nazorg van zijn evenement. Hij heeft in die zin de verplichting om alle noodzakelijke voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen te nemen om schade aan personen en goederen te voorkomen. Hij dient ook voorzieningen te treffen om wangedrag of ordeverstoringen door deelnemers aan het evenement te voorkomen. De organisator die aanzet tot het plegen van misdrijven, tot ordeverstoring, tot haat en geweld kan strafrechterlijk worden vervolgd.
De dienstverlener is een derde partij die diensten of goederen aanbiedt aan de organisator. De dienstverlener kan een bewakingsonderneming zijn, een aannemer voor het plaatsen van installaties of tijdelijke infrastructuur, een leverancier, ... In bepaalde gevallen is het aangewezen dat de organisator een (veiligheids)conventie afsluit met de dienstverlener met het oog op een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden.
De organisator van een evenement moet gestimuleerd worden om zich op te stellen als een betrouwbare partner die de vigerende wetgevingen en reglementeringen respecteert en die actief zijn medewerking verleent aan de bevoegde overheden en politiediensten. Er kan verwacht worden dat de organisator zelf een risicoanalyse maakt voor zijn evenement en de nodige voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen neemt op zijn niveau.
De organisator draagt er zorg voor om de negatieve impact van het evenement op het normaal maatschappelijk, sociaal en economisch leven te voorkomen of minstens binnen aanvaardbare normen te houden.
Door de aanschaf van een toegangsbewijs, gratis of tegen betaling, wordt door de deelnemer aan een evenement stilzwijgend de inhoud van het reglement van inwendige orde onderschreven. Het betreft een (stilzwijgende) contractuele verbintenis tussen de deelnemer en de organisator. Het is aangewezen om hierbij, op het ticket en door aanplakking aan de ingang van de evenementensite, te verwijzen naar een reglement van inwendige orde waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd. De gedragscode van de bezoekers wordt beschreven in dit reglement. 2.4.2. De personencontrole De verantwoordelijkheden van een organisator, de mogelijkheden van personencontrole en de inzet van vergunde bewakingsagenten nemen toe al naargelang het evenement doorgaat op de openbare weg of in een besloten of overdekte voor het publiek toegankelijke plaats (festivalweide, feestzone in de stad, voetbalstadion, ...). De personencontrole op de openbare weg blijft een exclusieve bevoegdheid van de politiediensten. Alleen zij kunnen politieopdrachten en -bevoegdheden uitoefenen en hierbij de strikt noodzakelijke dwang gebruiken om een wettig doel na te streven. In een besloten of overdekte voor het publiek toegankelijke plaats is de organisator de eerstelijnsverantwoordelijke voor de actieve en passieve veiligheid.
Zijn mogelijkheden om private bewakingsagenten in te zetten zijn bepaald in de wet private veiligheid. Er dient opgemerkt te worden dat het primordiaal is dat de private bewakingsdiensten en de politiediensten, i.g.v. een gelijktijdig, naast elkaar optreden, n.a.v. een evenement (perimeterwerking, topconferentie, concert, ...), duidelijke afspraken maken over de taakverdeling en de verantwoordelijkheden van eenieder ter gelegenheid van de coördinatievergadering(en) zoals bepaald in punt 2.2.1. Hiervoor dienen de nodige contacten genomen te worden en de noodzakelijke communicatielijnen opgezet te worden. Deze afstemming en samenwerking van de politiediensten met de interne ordediensten (bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst, vrijwilligers) verloopt in principe via de organisator en doet geen afbreuk aan de controlebevoegdheid van de politiediensten (59) m.b.t. de wettelijke inzet van private en bijzondere veiligheid. In het kader van deze samenwerking, moet de politie zich ervoor behoeden om de bewakingsagenten te verzoeken handelingen te stellen die verboden worden door de wet private veiligheid, zoals `systematische toegangscontrole', `controle van de handbagage op de aanwezigheid van drugs', `het vatten van een persoon' in een private bijeenkomst en hem naar buiten brengen om over te dragen aan de politie. Er moet worden voorkomen dat verantwoordelijken over bewakingsagenten, wanneer ze een inbreuk plegen op de wet private veiligheid, als argument zouden aanvoeren dat hetgeen ze deden gebeurde op verzoek van de politie of met de (al dan niet stilzwijgende) toestemming van politieverantwoordelijken die op het terrein aanwezig waren. 2.4.3. De verplichtingen van de organisator De organisator van een evenement moet rekening houden met een waaier van wetgevingen, decreten, reglementen en desgevallend een aantal gunstige adviezen, vergunningen en attesten bekomen. Volgende verplichtingen kunnen, onder meer, aan de organisator opgelegd of samen met hem afgesproken worden : - Algemene verplichtingen : het naleven van de vigerende wetgevingen en reglementeringen, het aanvragen of melden van de gebeurtenis, het meedelen van het programma en van de deelnemersgroepen, het uitwisselen van de noodzakelijke informatie, het deelnemen aan coördinatievergaderingen, het naleven van de opschortende voorwaarden en van de afspraken, het uitrollen van een communicatieplan, het voorzien van een contactpersoon met beslissingsbevoegdheid, het professioneel organiseren van de verplaatsingen, het samenwerken en coördineren met de politiediensten en hulpdiensten, het opmaken van een risicoanalyse en het voorzien van veiligheidsvoorschriften en -maatregelen, het voorzien in een veilige, aangename en gastvrije omgeving en evenementensite, het nemen van maatregelen voor een rustig en vlot verloop, het voorzien in een efficiënte interne ordedienst, ... - Specifieke verplichtingen : het bekomen van de nodige vergunningen en keuringsattesten, het opmaken van een gedetailleerd inplantingsplan met programma voor opbouw en afbraak, het organiseren van de ticketting en de accreditatie, het aanduiden van een veiligheidsverantwoordelijke (60), het opstellen van een veiligheidsplan en van een intern noodplan, het inrichten van een coördinatiecel of veiligheidslokaal, het afsluiten van de nodige verzekeringen, het voorzien van een interne security (61), het nemen van maatregelen voor de safety en de passieve security, het nemen van maatregelen ter voorkoming van diefstal en schade, het voorzien in de nodige medische hulpverlening, het monitoren van de publiekstromen en van de capaciteit van parkings en pleinen, het voorzien van de nodige nooduitgangen en evacuatiewegen, het sensibiliseren van het publiek m.b.t. verwachte gedragingen i.g.v. noodsituaties (informatie op de tickets, op de website van de organisatie, op sociale media, via lichtkranten, geluidsinstallaties, ...), het nemen van maatregelen ter voorkoming van saturatie van het telefonienetwerk (voorzien van analoge communicatielijnen, ter beschikking stellen van een wifi-infrastructuur, laten voorzien van supplementaire antennes, ...), het uitvoeren van een evaluatie, het voorzien in de nazorg, ...
De gemaakte afspraken met de organisator van een evenement dienen in een schriftelijk protocol te worden vastgelegd. Dit kan gebeuren in de voorbereiding van het evenement n.a.v. de coördinatievergaderingen. 2.5. DE AFSPRAKEN MET DE PARTNERS Veiligheid is een verantwoordelijkheid van iedereen. Publieke, openbare en private partners kunnen een zeer belangrijke bijdrage leveren aan de veiligheid en aan de leefbaarheid. Het is dan ook belangrijk om met deze partners, in functie van de situatie, in overleg te treden en afspraken te maken. Bij de partners kan een onderscheid gemaakt worden tussen de publieke partners (de overheden, de disciplines 1, 2, 3, 4, 5, OCAD, de Veiligheid van de Staat, Defensie, de bijzondere inspectiediensten, de gemeenschapswachten, ...), die in sommige gevallen van rechtswege de opdracht of de bevoegdheid hebben om op te treden, de andere openbare partners (openbare vervoersmaatschappijen, openbare diensten, ...) en de private partners die hun diensten aanbieden. 3. INFORMATIE - RISICOANALYSE - BEHEER De informatie-inwinning en -uitwisseling wordt aangestuurd in functie van de vooropgestelde doelen en van mogelijke dreigingen en risico's, in overeenstemming met de principes van Intelligence Led Policing.De risicoanalyse (inclusief de analyse van de opportuniteiten) is de methode om de informatie op een gecibleerde, systematische en dynamische wijze samen te brengen, te analyseren en te gebruiken met het oog op het nemen van risicoverlagende maatregelen. 3.1. HET INFORMATIEBEHEER Het tijdig kunnen beschikken over de nuttige informatie is cruciaal voor alle partners in de veiligheidsketen, in het bijzonder in het kader van een gecoördineerde, geïntegreerde en integrale aanpak van evenementen. De optimale informatie-uitwisseling en -verwerking, inherent aan het genegotieerd beheer van de publieke ruimte, gebeurt conform de wettelijke mogelijkheden en beperkingen (62). De WPA voorziet in de bijzondere informatieverplichting tussen de overheden en de politiediensten (63). De principes voor de verwerking van politionele informatie zijn beschreven in de artikelen 44/1 en volgende WPA en in de MFO-3 van 14 juni 2002 (boek II van niet-gepubliceerde fiches) (64). De politiediensten hebben, naast hun eigen lokale en federale informatiebehoeften (65), ook wettelijke en reglementaire informatieverplichtingen naar andere politiediensten, bevoegde overheden, inlichtingen- en veiligheidsdiensten, Comité P, Comité I, AIG, OCAD, bevoegde internationale organisaties, ... (66) Een aantal evoluties heeft een fundamentele impact op de klassieke informatiebronnen en op de wijze waarop met informatie wordt omgegaan.
Deze evoluties betreffen de revolutionaire ontwikkelingen in het domein van informatie- en communicatietechnologie, internet en sociale media, de politiehervorming met een verschuiving van het aspect openbare orde naar het lokale niveau, de multidisciplinaire aanpak van evenementen en crisissituaties, de institutionalisering van het genegotieerd beheer van de publieke ruimte waarbij informele en formele contacten met de organisator en de betrokken partijen de belangrijkste bron van informatie zijn geworden. De informatie-inwinning en -uitwisseling bij het beheren van evenementen speelt zich dan ook af in verschillende systemen en platformen. Naast de klassieke verticale informatiesystemen (gesloten geïntegreerd en beschermd politie-informatieplatform), heeft de informatie-inwinning en -uitwisseling ook plaats via een aantal meer horizontale semi-open lokale multidisciplinaire netwerken, coördinatievergaderingen en platformen en via het open wereldwijde internetplatform over sociale netwerken.
Het intensief en ruim verspreid gebruik van sociale media door het publiek heeft een toenemende invloed op de complexiteit van het politiewerk en op een breder gebruik van informatie. Internet en sociale media kunnen door overheid en politie op verschillende manieren aangewend worden : politie en overheid als afnemer van de informatie (internet en sociale media als informatiebron), als co-producent van de informatie (internet en sociale media als communicatietool) en als interagerende actor (internet en sociale media als interactieplatform). Dit gebruik kan bij het beheren van evenementen desgevallend aangestuurd worden door het inrichten van `Real Time Intelligence Centres', op lokaal, provinciaal en federaal niveau.
Een evenement kan niet langer alleen maar beheerd worden vanuit een gesloten verticaal politie-informatiesysteem. De informatie-uitwisseling en -verwerking gebeurt meer dan voorheen in semi-open multidisciplinaire informatie- en coördinatieplatformen waarbij het genegotieerd beheer en de coördinatievergaderingen een fundamentele informatiebron geworden zijn. Het werken met een uniek multidisciplinair informatieformulier laat toe om de nodige informatie te verkrijgen van de organisator en hem te wijzen op zijn verplichtingen. Het is de eerste stap in het genegotieerd beheer. Een belangrijk deel van de noodzakelijke informatie is ook in eigen beheer van de politiezone : open bronnen, coördinatievergaderingen, lokale netwerken (wijkwerking, lokale recherche, verkeersdienst, spotters en lokale voetbalcoördinator, cel diversiteit, ...), duurzame contacten met groeperingen, verenigingen, instellingen, gemeenschappen, ..., bovenlokale en internationale netwerken, ...
Het activeren en uitbouwen van een performant systeem voor het beheer van tactische informatie tijdens het evenement is ook een verantwoordelijkheid van de leidinggevende politiechef.
De inlichtingen en gegevens bedoeld in artikel 44/1 WPA, van concreet belang voor de opdrachten van bestuurlijke politie worden ingewonnen en verwerkt, in een Algemene Nationale Gegevensbank (ANG) onder het gezag van de minister van Binnenlandse Zaken voor wat de informatie bestuurlijke politie betreft. De controle op de verwerking van de inlichtingen en gegevens wordt gedaan door het daarvoor bevoegde controleorgaan. De politiediensten zenden ambtshalve en rechtstreeks de inlichtingen en gegevens aan deze ANG. De federale politie waakt over de ontwikkeling van een geïntegreerd en interactief gesloten informatieplatform afgestemd op de huidige en toekomstige wetgeving, structuren en procedures. Dit systeem moet gericht zijn op een éénmalige vatting van een evenement. Het dient meer te zijn dan alleen maar een informatiedrager, in die zin dat het ook communicatie-, analyse en evaluatietools aanbiedt voor beleids-, operationele- en ondersteunende processen. Daar waar mogelijk en nodig moet de bestuurlijke en gerechtelijke informatie, voor de consultatie, samengebracht worden. Het politie-informatieplatform moet toelaten een soepele wisselwerking te realiseren met de multidisciplinaire lokale informatieplatformen. De meerwaarde van dit geïntegreerde platform bestaat in de volwaardige ondersteuning van het lokale informatieplatform door supralokale en internationale informatie-uitwisseling, beheer van de operationele ondersteuning, aanlevering van expertise, ... 3.2. DE RISICOANALYSE De overheden van bestuurlijke politie en de politiediensten moeten elkaar de hen toegekomen inlichtingen betreffende de openbare orde mededelen die hen moet toelaten een risicoanalyse te maken en de nodige maatregelen te nemen (Art. 5/1 WPA). 3.2.1. De multidisciplinaire risicoanalyse onder regie van de bevoegde overheid Naar aanleiding van een evenement van openbare orde worden meerdere vormen van risicoanalyses uitgevoerd, met name : de risicoanalyses openbare orde op de verschillende niveaus van overheid en politie, de risicoanalyses uitgevoerd door de brandweer, door de medische hulpdiensten, door de organisator van een evenement, door de veiligheidscel voor de noodplanning, de dreigingsanalyse van OCAD (67) (evaluatie van de dreiging op het vlak van extremisme en terrorisme), de risicoanalyses gedaan door DAO, ... De resultaten van deze risicoanalyses worden samengebracht en besproken in een multidisciplinair platform (operationele coördinatievergadering) onder regie van de verantwoordelijke overheid. In een aantal specifieke gevallen (nationale kritieke infrastructuur, problematiek op nationaal of internationaal niveau, ...) zal de ADCC ook een adviserende en coördinerende rol spelen, evenals een beslissende rol in geval van bijzondere beschermingsmaatregelen. 3.2.2. De risico-identificatie en -analyse door de veiligheidscel De veiligheidscel en de ambtenaar noodplanning spelen een belangrijke rol in de risico-identificatie en -analyse vanuit een multidisciplinaire invalshoek, in het opstellen van nood- en interventieplannen en in het nemen van preventieve maatregelen. Het is dan ook aangewezen om beroep te doen op de veiligheidscel in de voorbereiding, in het beheer en de evaluatie van bepaalde grootschalige gebeurtenissen. De burgemeester (op provinciaal vlak de gouverneur) zit de veiligheidscel, waarin elke discipline een vertegenwoordiger heeft, voor. De aanwezigheid van de procureur des Konings is aanbevolen en in bepaalde gevallen ook deze van de exploitant, van deskundigen, ...
De methode voor deze multidisciplinaire risicoanalyse is opgenomen in de `Noodplanningsgids voor risico-identificatie en -analyse op lokaal niveau' uitgegeven door ADCC. 3.2.3. De politionele risicoanalyse Op basis van de resultaten van een opsporingsprogramma wordt de politionele risicoanalyse uitgevoerd door de politieverantwoordelijke aan wie de leiding en coördinatie van de opdrachten van politie wordt toevertrouwd volgens artikel 7 WPA. Ze gebeurt in samenspraak met de bevoegde overheden en, in functie van het evenement, op een multidisciplinaire en geïntegreerde manier met alle betrokken partijen. De politionele risicoanalyse wordt gemaakt voor de verschillende aspecten gerelateerd aan een veilig en vreedzaam verloop van een evenement of bijeenkomst : openbare orde, vrij en vlot verkeer, overlast, specifieke criminaliteit. Bijkomend worden ook de aspecten noodplanning en terrorisme onderzocht, rekening houdend met de risicoanalyse van de veiligheidscel en de dreigingsanalyse van OCAD. De politionele risicoanalyse moet toelaten om een globaal risiconiveau te bepalen voor het evenement (laag, gemiddeld, ernstig, zeer ernstig), rekening houdend met deze afzonderlijke aspecten. De politiemaatregelen worden aangepast aan dit risiconiveau. Voor deze risicoanalyse kan het algemeen onderwezen model gebruikt worden (68). 3.2.4. De risicoanalyse m.b.t. arbeidsveiligheid en welzijn van het personeel Onverminderd de verantwoordelijkheden van de korpschef of van de dienstchef, zal de verantwoordelijke voor de leiding en coördinatie van de politieoperatie (zie punt 1.2.5. De operationele leiding en coördinatie van de opdrachten van politie en zie de voetnoten 26, 57 en 58) steeds waken over de veiligheid en het welzijn van het personeel, in het bijzonder voor de risicovolle opdrachten waarmee ze worden belast.
Zoals bepaald in de wet van 4 augustus 1996 (wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk) en in de CODEX (uitvoeringsbesluiten welzijn), dient een structurele planmatige aanpak te bestaan van preventie inzake arbeidsveiligheid en welzijn, opgenomen in een dynamisch risicobeheersingssysteem (DRBS).
In dit DRBS worden de risicoanalyses arbeidsveiligheid en welzijn bepaald, gepland en doorgevoerd, op basis waarvan preventiemaatregelen worden vastgelegd. Ook voor de globale opdracht `ordehandhaving', met zijn specifieke taakomschrijving, dient een dergelijke risicoanalyse te bestaan. De preventiemaatregelen worden genomen op niveau van de organisatie, op niveau van de dienst en op niveau van het individu. Ze zijn van organisatorische aard, hebben betrekking op procedures, op de keuze en aankoop van arbeidsmiddelen, op de keuze, de aankoop en het ter beschikking stellen van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en uitrusting, op opleidingen, trainingen, ...
Op basis van de analyses van incidenten en arbeidsongevallen worden voorgaande risicoanalyses opnieuw geëvalueerd en worden eventueel bijkomende maatregelen geformuleerd. Deze preventieactiviteiten worden geprogrammeerd in een globaal preventieplan en geconcretiseerd in de jaaractieplannen.
De preventiedienst geeft advies en ondersteuning bij de uitwerking van dit DRBS. Ze analyseert de incidenten en de arbeidsongevallen, begeleidt en ondersteunt bij het opmaken en aanpassen van deze risicoanalyses en bij het bepalen van de preventiemaatregelen ter zake. Het bevoegde overlegcomité geeft hierover advies. 3.2.5. De risicoanalyse m.b.t. collectieve uitbarstingen van geweld Naast geïsoleerde collectieve geweldsuitbarstingen n.a.v. bepaalde evenementen, wordt onze maatschappij ook geconfronteerd met latente spanningen en terugkerende gewelddadige ordeverstoringen in het kader van bijvoorbeeld voetbal (69), stadsrellen (70), etnische conflicten (71), ... Van de politie wordt verwacht dat ze haar beschermende rol op een `neutrale' manier kan verzekeren, dat ze helpt om de conflicten te deëscaleren en om de orde te handhaven en desgevallend te herstellen. In een aantal gevallen moet echter rekening gehouden worden met het feit dat de politie, in hoofde van bepaalde groepen althans, wordt gepercipieerd als tegenpartij en dat ze hierdoor zelf het doelwit kan worden van verzet en geweld.
De achtergronden, de te bereiken beleidsdoelen, de motieven en de risicofactoren gerelateerd aan collectief geweld, al dan niet in georganiseerd verband, zijn fundamenteel verschillend en vergen daarom een specifieke risicoanalyse en een adequate aanpak. De principes van het genegotieerd beheer worden hier ook consequent toegepast op deze complexe problematieken, met een mix van politionele en niet-politionele strategieën en maatregelen afgestemd op de specifieke situatie en context. In bepaalde gevallen, kan het aangewezen zijn om een brede preventieve multisectorale aanpak (deëscalerend `pacificatiebeleid') toe te passen als algemene formule, in combinatie met een enge gerichte repressieve aanpak (zerotolerant `lik-op stuk'-beleid) voor de gewelddadige ordeverstoorders en relschoppers.
De maatschappelijke aanpak van geweldsfenomenen De brede aanpak van bepaalde fenomenen (overlast, rellen, ...) kan vertaald worden in een integraal en gecoördineerd overheidsbeleid, geoperationaliseerd door een gebiedsgebonden (plaatsgebonden) projectwerking (stadsvernieuwing en revitalisatie, netheid en verbetering van de fysieke infrastructurele omgeving, leefbaarheid en veiligheid van de buurt, ...) en een gemeenschapsgebonden (buurtbewonersgebonden) projectwerking (initiëren van sociaal-economische initiatieven, bevorderen van de samenhorigheid en sociale cohesie in diversiteit, stimuleren van maatschappelijke participatie,...).
Het is hierbij belangrijk dat een permanente dialoog en nauwe samenwerking wordt opgezet tussen alle betrokken partijen en actoren : de bestuurlijke en gerechtelijke overheden, het maatschappelijke middenveld (OCMW, integratiediensten, sociale netwerken, scholen, zorginstellingen, comités, verenigingen, ...), de betrokken groepen (culturele en etnische gemeenschappen, geografische buurten, ...), de buurtregisseurs en wijkmanagementteams, de politie, de bijzondere inspectiediensten, de ruimtelijke ordening en woningenbouw, de (sociale) media, ...
Naast de structurele oplossingen die met deze brede aanpak worden geboden, zullen de permanente contacten en samenwerkingsverbanden bij opduikende conflicten optimaal benut en geactiveerd kunnen worden om verdere (geografische, etnische, ideologische) escalatie te voorkomen, om normalisering en pacificatie te bewerkstelligen, om eventuele `meelopers' te doen afzien van geweldsacties en om de hardleerse relschoppers te isoleren van de bredere groep. Bij opduikende rellen wordt het genegotieerd beheer dus niet gedesactiveerd maar wel verder geactiveerd.
Deze brede aanpak wordt aangevuld met een gerichte groepsgebonden en persoongebonden aanpak. Een groepsgebonden (harde kerngebonden) aanpak, desgevallend versterkt met dwangmaatregelen van bestuurlijke politie (nultolerantie, samenscholingsverbod, plaatsverbod, cameratoezicht, verstoren en sanctioneren van normoverschrijding in groepsverband, ...), moet toelaten om groepsgerelateerde overlast en straatcriminaliteit adequaat aan te pakken. Daarnaast beoogt een persoonsgerichte (individugebonden) aanpak (shortlistmethodiek) een individuele gedragsverandering door preventie, hulpverlening en sociale begeleiding, en eventueel bestuurlijke en gerechtelijke sanctionering. Bijkomend aan het preventieve luik, wordt dus ook een gericht, consequent, meersporen, `lik op stuk'-beleid gevoerd. Dit moet ervoor zorgen dat normoverschrijdend, gewelddadig en crimineel gedrag niet meer aantrekkelijk is en niet langer anoniem en ongestraft blijft. Deze gerichte repressieve aanpak blijkt een belangrijke factor te zijn bij de deëscalatie van geweld en bij het herstellen van de openbare orde. Dit beleid kan eventueel gecombineerd worden met een ontradende communicatiestrategie met het oog op deëscalatie, een actief opsporingsbeleid t.a.v. de daders, gedwongen individuele trajectbegeleiding en opvolging, ...
De inzet van geconstitueerde eenheden Het beslissingscriterium om te bepalen wanneer bij een evenement geconstitueerde interventie-eenheden zouden moeten voorzien worden, heeft betrekking op de beschikbare informatie over de aanwezigheid (de deelname) van (potentieel) gewelddadige groepen. Het zou kunnen gaan om harde kernen met geweldsintenties en/of -antecedenten, die mogelijk uit zijn op collectieve confrontatie, schade, geweld, al dan niet in georganiseerd verband. Andere gevallen kunnen betrekking hebben op collectieve belemmeringen van, of gewelddadig verzet tegen de uitvoering van een wettelijke opdracht en deelname aan een gewapende en/of verboden samenscholing. In deze gevallen van collectieve geweldssituaties, kan de inzet van kleine, niet-gestructureerde en ongecoördineerde dispositieven, zonder duidelijke opdracht en leiding, risicovol zijn en soms zelfs contraproductieve effecten genereren (escalatie, extremere vormen van politiegeweld, ...). De aard en de omvang van de dispositieven zal, onder meer, afhankelijk zijn van de concreet uit te voeren opdracht, van de te beheersen problemen of probleemgroepen, van de motieven en gemoedsgesteldheid van de deelnemers, van terreinfactoren, ... 3.3. HET POLITIONEEL BEHEER 3.3.1. Een legitieme en deëscalerende aanpak De perceptie van een gelegitimeerd politieoptreden is een belangrijke factor in de escalatie of de deëscalatie. Ongedifferentieerd gebruik van dwang en geweld door de politie kan de perceptie van de betrokken groepen sterk beïnvloeden en, indien dit als arbitrair en voldoende extreem wordt ervaren, rechtstreeks aan de basis liggen van ordeverstoring. Communicatie voor en tijdens het evenement kan de probabiliteit van ordeverstoring substantieel verlagen. Een politiemaatregel zal als rechtvaardig, aangepast en legitiem worden gepercipieerd als het proportioneel is met het risico en als de maatregel zich ook richt op de risicofactor. Zodoende worden de voorwaarden gecreëerd voor isolering van relschoppers, voor zelfregulering en voor conflictvermijding. Een onaangepaste machtsontplooiing kan daarentegen gepercipieerd worden als niet-legitieme en als politionele agressie en een negatieve invloed hebben op de vreedzame identiteit van de groep en daardoor de condities creëren voor conflict. 3.3.2. De politionele maatregelen De hieronder vermelde globale maatregelen kunnen beschouwd worden als niet-limitatieve mogelijkheden die de verantwoordelijke officier van politie, aan wie de coördinatie en leiding van de opdrachten van politie zijn toevertrouwd op basis van de artikelen 7/1 tot en met 7/3 WPA, kan (doen) nemen, in samenspraak met de bevoegde bestuurlijke overheid. Ze doen geen afbreuk aan de voorschriften inzake bijzondere bescherming van personen en plaatsen of aan andere verplichtingen (bvb. inzake noodplanning). In functie van het risiconiveau en de grootschaligheid kunnen volgende maatregelen overwogen worden : - Het in plaats stellen van een geïntegreerd commando met een beleidscomité en een commando- en coördinatiepost; het voorzien van basismaatregelen onder de vorm van informatiedispositieven, verkeersdispositieven, bewijsgaring en gerechtelijke dispositieven, ...; het organiseren van gastheerschapsmaatregelen met hospitalitydispositieven, dispositieven evenementenbegeleiding, dispositieven voor de bescherming van de VIP's; het voorzien van interventiemaatregelen met de beschermingsdispositieven, de interventiereserve en de speciale teams en middelen; het uitbouwen van ondersteunende processen zoals informatiebeheer, logistieke ondersteuning, communicatie, expertise en opleiding, welzijn, ... - Er kan ook voorzien worden in maatregelen in het domein van nazorg : herstelmaatregelen, begeleiding, post-crisiscommunicatie, repressieve gerechtelijke nazorg, ... en in het domein van evaluatie, te trekken lessen, expertiseopbouw, ...
Bij het opzetten van de verschillende concepten dient een bijzondere aandacht besteed te worden aan de bewijsgaring voor het geval inbreuken worden begaan op de voetbalwet en/of op andere wettelijke of reglementaire bepalingen.
Deze aspecten worden bij voorkeur opgenomen in een globaal operatieorder Gold. Het tactische informatieplan, het verkeersplan, het communicatieplan, het politioneel interventieplan (noodplanning) kunnen desgevallend hierin geïntegreerd worden of het voorwerp zijn van afzonderlijke particuliere orders. 3.3.3. De articulatie en inzetmodaliteiten De gebruikte terminologie en de normen voor het beheer van gebeurtenissen (samenstelling van geconstitueerde eenheden, uitrusting en bewapening, actiemodi, operatieorder) worden, met het oog op een geïntegreerde werking, beschreven in de bijlage A van de ministeriële richtlijn MFO-2 van 13 april 2012 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie.
Een oordeelkundige articulatie van de middelen draagt bij tot een optimale informatie-uitwisseling, een doeltreffende werking en een kwaliteitsvolle politiezorg. Het is aangewezen om, rekening houdend met de principes van eenheidscommando en operationele coördinatie, te werken met drie niveaus : GOLD, SILVER, BRONZE. Voor evenementen met een bepaalde risicograad worden in principe geschreven plannen uitgewerkt : operatieorder(s) op de verschillende niveaus, verkeersplan, communicatieplan, ... Daarnaast dienen voor de noodplanning geschreven politionele interventieplannen uitgewerkt te worden met aangepaste actiekaarten, interventiefiches en/of cartografie, ...
De officier aan wie de coördinatie en leiding van de opdrachten van politie worden toevertrouwd (Art. 7/1 tot 7/3 WPA), kan op basis van deze bevoegdheid en de daaruit voortvloeiende gezagsrelatie, beslissen welke middelen worden ingezet en welke kledij, uitrusting en bewapening dient te worden gedragen. Dit gebeurt in overleg met de betrokken overheden en in samenspraak met de diensten van de lokale en federale politie die in versterking komen.
De inzet van politiemiddelen gebeurt gradueel, overeenkomstig de basisbeginselen bepaald in artikel 37 WPA en de principes van de CP4, rekening houdend met de tolerantiegrenzen, de evolutie van de reële risico's, het gewenste effect en de perceptie van legitimiteit en de mogelijke escalatie. De politie houdt bij voorkeur, en in het bijzonder voor wat de interventie-eenheden betreft, een lage zichtbaarheidsdrempel aan en stelt zich discreet en tolerant op ten aanzien van vreedzame bijeenkomsten. Er wordt voorzien in een gepaste omkadering van de risicogroepen. Bij eventuele acties gaat de politie doordacht, gericht en beperkt te werk om de schade, de mogelijke escalatie en de maatschappelijke overlast zoveel mogelijk te beperken en de vreedzame deelnemers niet op een negatieve manier te betrekken.
De bestuurlijke aanhoudingen zijn onderworpen aan de gevallen voorzien in de WPA en moeten beperkt blijven tot de situaties van volstrekte noodzaak. Een bijzondere aandacht dient besteed te worden aan de rechten van de aangehouden personen die op een menswaardige manier dienen te worden behandeld. In het raam van het vervolgingsbeleid afgesproken met het Parket, dient de politie het nodige te doen om het bewijsmateriaal ten aanzien van de daders te vrijwaren. Het gebruik van dwang dient trapsgewijze te verlopen op basis van concepten en modaliteiten die nauwkeurig staan beschreven in de operatieorders.
In een aantal gevallen (bommelding, voetbalwedstrijd met een zeer hoog risico, bescherming van een bedreigde topconferentie, ontruiming met mogelijke ordeverstoring, wedersamenstelling die een volkstoeloop kan veroorzaken of die risico's kan inhouden, grootscheepse gerechtelijke operatie, ...) is het aangewezen te werken met perimeters : een uitsluitingsperimeter (rode zone voor de tactische interventie), een isolatieperimeter (oranje zone enkel toegankelijk door bevoegden) en een ontradingsperimeter (gele perimeter voor kanalisatie van het verkeer in de diepte). 3.3.4. Het gebruik van bijzondere middelen De keuze voor een bepaald bijzonder middel of voor een combinatie van middelen is afhankelijk van de situatie, van de risico's en van de toets aan de legitimiteit, de opportuniteit, de subsidiariteit, de effectiviteit en de evenredigheid. De maatschappelijke aanvaarding van een bepaald middel is eveneens een belangrijk criterium in de keuze.
De mobiele en vaste camerabewaking zijn krachtige instrumenten bij het beheren van bijeenkomsten, het voorkomen van verstoringen van de openbare orde, het verzamelen van bewijzen die overlast of een misdrijf kunnen opleveren, of bij het opsporen van een dader, slachtoffer of getuige. De systemen voor mobiele camerabewaking, videoteams, luchtsteun, automatische nummerplaatherkenning, ... zijn onderworpen aan de vigerende wetgeving, in het bijzonder de wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's. De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens is van toepassing vanaf het ogenblik dat er sprake is van verwerking van persoonsgegevens (72). Het begrip verwerking heeft betrekking op elke bewerking op eender welke manier (foto's, GSM-nummer, ...) van gegevens waarbij men de persoon kan identificeren of identificeerbaar kan maken, zelfs indien de gegevens niet worden opgeslagen. De aandacht dient hier gevestigd te worden op artikel 35 WPA, dat het verbod oplegt aan politieambtenaren om beeldopnames van aangehouden, gevangen of opgehouden personen te maken of te laten maken, behalve die welke bestemd zijn voor hun identificatie of voor andere, door de bevoegde gerechtelijke instantie, vastgestelde doeleinden (73).
De bijzondere teams (arrestatieteams, lock-on teams, sproeiwagenteams, ...) dienen enkel te worden aangewend voor deze domeinen waarvoor ze voorzien zijn. Ze staan onder bevel van een officier van bestuurlijke politie. Het zijn operatie-ondersteunende middelen die in principe niet autonoom optreden en op een zodanige manier worden aangewend dat de fysieke integriteit van personen niet in gevaar wordt gebracht.
De politie te paard is vooral geschikt voor opdrachten in het kader van de handhaving van de openbare orde (toezichtpatrouilles, kanalisatiedispositieven, begeleidende escortes, beveiliging van sectoren, doorzoeken van zones, ontruimen van open plaatsen, het zacht terugdrijven van groepen, ...). Uitzonderlijk, wanneer andere middelen ontoereikend zijn, kan de politie te paard ook gericht en gedifferentieerd aangewend worden voor het herstellen van de openbare orde (handhaven van een samenscholingsverbod, met geweld terugdrijven van groepen of ontruimen van plaatsen, uiteendrijven van gewapende samenscholingen, tussenkomen bij stadsrellen, ...).
De inzet van de bijzondere teams en van de politie te paard kadert in het raam van de artikelen 22 en 37 WPA. De patrouillehondenteams worden bij het beheren van evenementen als ontradend middel en op een preventieve manier ingezet : als patrouille-element of kanalisatie-element in eerste lijn, als doorzoekingselement in eerste of tweede lijn of als controle-element of escorte-element in tweede lijn. Het reactief inzetten van patrouillehonden in eerste lijn tegen personen of groepen (terugdrijven, uiteendrijven, omsluiten en aanhouden, ontruimen), al dan niet in geconstitueerd verband, wordt gelijkgesteld met het gebruik van een aanvalswapen en wordt niet toegestaan. Dit reactieve gebruik is in strijd met het wettelijke en filosofische referentiekader. In extreme situaties, wanneer andere zachtere middelen ontoereikend zijn, kunnen patrouillehonden aangewend worden i.g.v. wettige verdediging in de zin van de artikelen 416 en 417 SW (74). Dit louter defensieve gebruik is ook mogelijk wanneer in het geval van volstrekte noodzakelijkheid en op bevel en verantwoordelijkheid van een OBP, de politieambtenaren de aan hun bescherming toevertrouwde personen, posten, vervoer van gevaarlijke goederen of plaatsen op geen andere wijze kunnen verdedigen.
De collectieve spray (natuurlijke OC-pepperspray of CS-traangasspray) wordt beschouwd als collectieve bewapening (neutraliserend middel) op basis van artikel 5 van het KB op de politiebewapening (75). Het is een `non lethal' louter defensief middel waarvan het gebruik beperkt moet blijven tot de situaties met zware vormen van collectief geweld tegen de politie of tegen personen, in de gevallen van wettige verdediging (cf. Art. 416 en 417 SW) of wanneer de politieambtenaren de aan hun bescherming toevertrouwde personen, posten, gevaarlijke goederen of plaatsen op geen andere wijze kunnen verdedigen. Het middel wordt beschouwd als een `zachter' alternatief voor zwaardere vormen van fysiek politiegeweld (gebruik van de wapenstok, ...) of gebruik van vuurwapens. De collectieve spray wordt in principe niet op een reactieve wijze aangewend om bijvoorbeeld een passief verzet te breken, om reactieve operaties (terugdrijven, ontruimen, uiteendrijven, ...) te ondersteunen, om collectieve aanhoudingen te vergemakkelijken in het kader van een evenement, ... De inzet gebeurt in functie van de risicoanalyse en op beslissing en verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie. De verantwoordelijke OBP dient te beslissen wanneer en hoe het middel wordt aangewend. Er dient ook een dispositief voorzien te worden voor de opvang en de ontsmetting van de getroffen personen, samen met maatregelen voor de minimale bescherming van het politiepersoneel.
De traangasgranaten om te werpen of om af te schieten worden beschouwd als bijzondere bewapening op basis van artikel 6 van het KB op de politiebewapening. Deze bijzondere bewapening wordt door de minister van Binnenlandse Zaken vastgelegd en wordt enkel toegekend op basis van een specifieke procedure. Het is een `non lethal' louter defensief middel waarvan het gebruik beperkt moet blijven tot de defensieve situaties voorzien voor het gebruik van de collectieve spray en tot de gevallen waarbij de politiediensten worden belast met het uiteendrijven van gewapende en gewelddadige samenscholingen in de zin van artikel 22 WPA. Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat de maatschappelijke aanvaarding voor het gebruik van traangasgranaten laag is en dat deze, in vergelijking met de collectieve spray, een contaminatieradius hebben die veel minder te cibleren is door de gecreëerde gaswolk en de grotere windgevoeligheid.
Bij het gebruik van traangas moet het personeel ook uitgerust zijn met gasmaskers. Algemeen wordt ook aangenomen dat de neutraliserende effecten van traangas trager in werking treden en minder effectief zijn. 3.3.5. Het gebruik van dwang en geweld Het gebruik van dwang en geweld gebeurt, indien de omstandigheden dit toelaten, in samenspraak met de bevoegde overheden en, onverminderd de wettelijke beperkingen, overeenkomstig de door hen aangegeven tolerantiegrenzen.
De politieambtenaren hebben in het kader van hun opdrachten een bijzondere bevoegdheid om dwangmiddelen en wettig geweld te gebruiken.
Door hun specifiek mandaat beschikken ze, in tegenstelling tot gewone burgers, immers niet over dezelfde mogelijkheden om geweldssituaties te ontwijken. Integendeel, ze hebben zelfs de expliciete deontologische plicht om op de meest doeltreffende wijze een einde te maken aan geweld of geweld te voorkomen (76).
Het gebruik van geweld moet zolang mogelijk worden uitgesteld en dient beperkt te blijven tot het strikt noodzakelijke. Deze bevoegdheid om geweld aan te wenden onderscheidt zich van andere bevoegdheden, doordat het geweldgebruik geen losstaande bevoegdheid is, maar dient om de uitoefening van andere bevoegdheden mogelijk te maken. Deze bijzondere bevoegdheid is onderworpen aan de beperkingen voorzien in de artikelen 1, derde lid, 37, 37bis en 38 WPA. Indien een politieambtenaar, al dan niet in geconstitueerd verband, onder leiding van een meerdere optreedt, die ter plaatse aanwezig is of met wie hij rechtstreeks in verbinding staat, zal hij handelen in functie van de geweldsinstructies van de meerdere (77). Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van elke politieambtenaar om zelf een beoordeling te maken van de principes van wettelijkheid, subsidiariteit, proportionaliteit en opportuniteit inzake het gebruik van dwang. Deze geweldsinstructies kunnen voorafgaandelijk worden meegedeeld in een geschreven order.
Elk gebruik van individueel en collectief geweld is, naast andere wettelijke verplichtingen zoals onder meer het opstellen van een proces-verbaal, onderworpen aan een meldingsplicht aan de functionele meerdere. Vuurwapenincidenten dienen, overeenkomstig de vigerende onderrichtingen over het gebruik van wapens door de politie, het voorwerp uit te maken van een omstandig verslag dat onder meer wordt overgemaakt aan de bevoegde bestuurlijke politieoverheden, de bevoegde gerechtelijke overheden, de minister van Binnenlandse Zaken, de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, DAO, de cel gevaarssituatie van de federale politie, de plaatselijke preventiediensten, ...
De cel gevaarssituatie zal deze incidenten bijhouden, analyseren en hierover aanbevelingen doen voor de opleidingen en trainingen in geweldsbeheersing van de geïntegreerde politie. Het aanwenden van collectief geweld (gebruik van interventietechnieken of -tactieken, inzet van de sproeiwagen, gebruik van politiebewapening en collectieve neutraliserende middelen, ...) wordt gemeld door de verantwoordelijke OBP aan diegene die de coördinatie en leiding van een gebeurtenis waarneemt. De omstandigheden en de te trekken lessen worden via het informatiesysteem bestuurlijke politie overgemaakt aan DAO en aan de minister van Binnenlandse Zaken. De bevoegde preventiediensten zullen deze incidenten bijhouden en, samen met de cel gevaarssituatie, analyseren en hierover aanbevelingen doen voor de geïntegreerde politie.
De leden van het operationeel kader moeten terzake een geschikte fysieke en mentale opleiding en adequate uitrusting krijgen, die hen in staat moet stellen om geweldssituaties te voorkomen of te beheren op de meest doeltreffende manier, binnen de grenzen van de wettelijke voorschriften. Het is ook aangewezen dat de politieofficieren die de leiding en coördinatie van opdrachten van politie waarnemen of hun operationele directeurs de opleiding Gold en Silver Commander volgen en hun ervaring in een bepaald domein delen met andere politiediensten via het CENTREX bestuurlijke politie, studiedagen, evaluatieverslagen, ...
BESLUIT De onderhavige omzendbrief schetst de generieke principes van algemene bestuurlijke politie in het kader van het genegotieerd en gecoördineerd beheren van evenementen die de openbare orde aanbelangen. Ik wens hierbij ook te verwijzen naar specifieke wetgevingen en richtlijnen die bijzondere gevallen regelen en die onverminderd van toepassing blijven (noodplanning, voetbal, wielerkoersen, autorally's, manifestaties op autosnelwegen, rave party's, bijzondere bescherming, ...).
Het genegotieerd beheer van de publieke ruimte wordt in België, maar ook in een aantal Europese landen, beschouwd als het meest democratische en effectieve middel voor het beheren van evenementen.
Deze aanpak, voorzien in de rondzendbrief CP4 van 11 mei 2011 (betreffende het genegotieerd beheer van de publieke ruimte voor de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus), beoogt volgende doelstellingen : o Een democratische doelstelling : het optimaal vrijwaren van de grondrechten, de gerechtvaardigde verwachtingen en belangen en de veiligheid en de leefbaarheid d.m.v. een conceptueel werkingskader. o Een deëscalerende doelstelling : het waarborgen van verdere pacificatie en van een vreedzaam en veilig verloop met gebruik van strikt noodzakelijke dwang d.m.v. dialoog, respectvol overleg en gedeelde responsabilisering. o Een capacitaire doelstelling : het realiseren van een legitieme, beredeneerde, risicogerelateerde en slimme politie-inzet d.m.v. een grondige risicoanalyse en actief partnerschap. o Een informatieve doelstelling : het uitwisselen van kennis en informatie d.m.v. informele, formele en virtuele contacten gebaseerd op wederzijds vertrouwen. o Een lerende doelstelling : het evalueren, het afleggen van rekenschap en het anticiperen en innoveren d.m.v. een performant globaal concept voor informatie, evaluatie, expertise en innovatie.
Om deze brede doelstellingen van het genegotieerd beheer van de publieke ruimte te realiseren leek het mij belangrijk in onderhavige omzendbrief de aspecten m.b.t. de verantwoordelijkheden, het overleg en de coördinatie, de informatie, de risicoanalyse en de veiligheidsmaatregelen te behandelen in het licht van een geïntegreerde, integrale, gecoördineerde multidisciplinaire en multisectorale aanpak, waarvan de regie bij de bevoegde bestuurlijke politieoverheden ligt.
In mijn hoedanigheid van minister van Binnenlandse Zaken wil ik zoals u de vrijheden van de burgers maximaal waarborgen en tegelijkertijd de voorwaarden scheppen voor een leefbare, aangename en veilige omgeving waarin deze rechten kunnen uitgeoefend worden.
Deze omzendbrief is onmiddellijk van toepassing. Hij vervangt en heft de omzendbrief van 10 december 1987 betreffende de ordehandhaving - Gecoördineerde algemene onderrichting - B.S. 19 december 1987 op.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET NIET LIMITATIEVE EN EVOLUTIEVE LIJST VAN WETGEVINGEN EN RICHTLIJNEN VOOR BIJZONDERE GEVALLEN (Bij wijze van voorbeeld) Wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden 24 OKTOBER 2002. - Ministeriële omzendbrief OOP 38 betreffende de efficiënte inzet van de ordediensten naar aanleiding van voetbalwedstrijden en betreffende de informatiehuishouding en de taken van de spotters 14 DECEMBER 2006. - Omzendbrief OOP 40 houdende richtlijnen aangaande kwetsende, racistische en discriminerende uitlatingen en spreekkoren naar aanleiding van voetbalwedstrijden ...
Wet van 1 juli 2011 betreffende de beveiliging en de bescherming van de kritieke infrastructuren 23 DECEMBER 2002. - Ministeriële richtlijn MFO-5 houdende de opdrachten van federale aard uit te oefenen door de lokale politie, wat betreft de opdrachten van bijzondere bescherming van personen en roerende en onroerende goederen 24 AUGUSTUS 2005. - OOP 39 betreffende de private veiligheid rond gebouwen van internationale instellingen en rond diplomatieke gebouwen ...
KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen Ministeriële omzendbrieven NPU-1 t.e.m. NPU-5 ...
KB van 28 november 1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben 29 FEBRUARI 1996. - Ministeriële omzendbrief OOP 20 betreffende de organisatie van rally's of gelijkgestelde wedstrijden 1 APRIL 2006. - Omzendbrief OOP 25 ter begeleiding van de koninklijke besluiten van 28 november 1997 (Belgisch Staatsblad van 5 december 1997) en van 28 maart 2003 (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003) houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben ...
KB van 21 augustus 1967 tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de veldritten ...
MFO-1 van 13 december 2001 - Dwingende richtlijn inzake het verzekeren van de openbare orde in hoven en rechtbanken, het overbrengen van gevangenen en het handhaven van de orde en de veiligheid in de gevangenissen in geval van oproer of onlusten ...
OOP 37 van 10 september 2002 betreffende de rave-party's ... 18 JULI 2002. - Omzendbrief betreffende gebeurtenissen die met de openbare orde samenhangen en die op de autosnelwegen plaatsvinden ...
Nota's (1) Het betreft, onder meer, de voorziene en niet-voorziene gebeurtenissen met een openbaar karakter of een openbare impact, zoals een verkeersongeval, onheil, schadegeval, ..., alsook de volksoplopen, zoals de vergaderingen in besloten of overdekte plaatsen en de bijeenkomsten in open lucht.
Deze kunnen zich situeren in het domein van volksvermaak en ontspanning (al dan niet gratis), zoals bals, concerten, toneelvoorstellingen, filmvoorstellingen, party's, sportmanifestaties, ... Vergaderingen en bijeenkomsten kunnen ook een politiek, sociaal, cultureel, commercieel, filosofisch, religieus, ... doel hebben, zoals officiële plechtigheden, topconferenties, meetings, optochten, stakingspiketten, protestacties, manifestaties, verkeersblokkades, bezettingen, ...
Deze activiteiten veruitwendigen zich onder de vorm van een passief of actief publiek, een dynamische menigte, een revendicatieve bijeenkomst of actie, ... Daarnaast zijn er ook de kwaadwillige samenscholingen met een onwettelijk of gewelddadig motief, zoals gewelddadige samenscholingen die de uitvoering van de wet hinderen, samenscholingen die gepaard gaan met privé-milities, rellen, oproer, onlusten, opstanden, plunderingen, verwoestingen, ..., gewapende samenscholingen, ... (2) Globaal overzicht Comité P 2002-2010, p.10, 11, 12. (3) Art.26 van de gecoördineerde Grondwet : "De Belgen hebben het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen, mits zij zich gedragen naar de wetten, die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen zonder het echter aan een voorafgaand verlof te onderwerpen. Deze bepaling is niet van toepassing op bijeenkomsten in open lucht, die ten volle aan de politiewetten onderworpen blijven.". (4) Het begrip vergadering of bijeenkomst onderscheidt zich van het begrip vereniging. De vergadering veronderstelt het samenkomen van personen op een bepaalde plaats, voor een bepaalde duur met een individueel of collectief motief. Een vergadering is ofwel openbaar (op de openbare weg of in een voor het publiek toegankelijke plaats) ofwel privaat.
Een vereniging veronderstelt een duurzaam karakter, een organisatie, een structuur, een statutaire of contractuele juridische band tussen de personen, alsook toetredings- en uittredingsvoorwaarden. (5) Wat de Verenigde Naties betreft, zijn de burgerrechten en politieke rechten, die onderling verbonden en ondeelbaar zijn, ingeschreven in de Universele verklaring van de rechten van de mens van 1948.Het desbetreffende artikel over de vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering is artikel 20 U.V.R.M. Sinds 1966 zijn deze rechten ook beschermd door het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dat in België in 1983 werd bekrachtigd. Op Europees gebied stelde de Raad van Europa het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM van 4 november 1950) op. Dit verdrag bevat de burgerrechten, politieke rechten en de vrijheden die de lidstaten aan eenieder die ressorteert onder hun rechtsmacht, verzekeren. De vrijheid van vergadering is opgenomen in artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. In België wordt de vrijheid van vergadering sinds 1830 ongewijzigd omschreven in artikel 26 van onze gecoördineerde Grondwet. (6) Deze politiebevoegdheid kent volgende beperkingen : - De beperking ratione materiae : Het betreft de materiële openbare orde omschreven in artikel 135, § 2, NGW. - De beperking ratione loci : De bevoegdheid kan enkel uitgeoefend worden in het wettelijk ambtsgebied. - De beperking ratione temporis : De politiebevoegdheden en -maatregelen hebben geen terugwerkende kracht.
De politiemaatregelen moeten een wettelijke basis hebben, een wettelijke finaliteit nastreven en beantwoorden aan een maatschappelijke noodzaak. De genomen maatregel dient ook noodzakelijk, aangepast, doeltreffend en proportioneel te zijn. De belangen mogen niet onnodig worden geschaad (zorgvuldigheidsbeginsel). (7) Zie Arrest van de Raad van State nr 83.940 van 7 december 1999 in de zaak A. 85.607/XII-2153 : "Overwegende dat, aangezien de vrijheid de regel is en de beperking de uitzondering, de Raad van State, wanneer hij geroepen wordt in een concreet geval te oordelen of een gemeentelijke politieverordening wel verenigbaar is met een individuele vrijheid -hier de vrijheid van vergadering en de vrijheid van handel en nijverheid-, in de eerste plaats moet nagaan of er hem concrete gegevens worden voorgelegd die aantonen dat de openbare orde daadwerkelijk verstoord wordt of verstoord dreigt te worden, hoe ernstig die verstoring is en waar zij zich voordoet; dat hij vervolgens moet onderzoeken of de gegevens die hem worden voorgelegd het besluit wettigen (1) dat de maatregel ingepast kan worden in de categorie van maatregelen die nuttig zijn om de gevreesde verstoring tegen te gaan, (2) dat hij, bekeken vanuit de diverse mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om de openbare orde te handhaven, noodzakelijk of onontbeerlijk is -d.w.z. de minst ingrijpende- en (3) dat hij, bekeken vanuit de bekommernis om de vrijheid niet meer dan nodig te verstoren, aan de personen die er de last moeten van ondergaan niet nodeloos een beperking oplegt die niet in verhouding staat met de ernst van de ordeverstoring die het bestuur tegengegaan wil zien;". (8) Een aantal beperkingen aan het vergaderingsrecht is expliciet voorzien bij de wet : - Het artikel 22 van de Wet op het Politieambt somt een aantal `verboden' samenscholingen op die de politie ambtshalve mag uiteendrijven.Het betreft : "Alle gewapende samenscholingen; de samenscholingen die gepaard gaan met misdaden en wanbedrijven tegen personen en goederen of met de overtreding van de wet van 29 juli 1934 waarbij de privé-milities verboden worden;
De samenscholingen waarvan blijkt dat zij gevormd zijn of zich vormen met het oog op verwoesting, moord of plundering, of om een aanslag te plegen op de lichamelijke integriteit of het leven van personen; de samenscholingen die de uitvoering van de wet, van een politieverordening, van een politiemaatregel, van een gerechtelijke beslissing of van een dwangbevel hinderen.". - In de Neutrale Zone geldt een permanent en wettelijk samenscholingsverbod op basis van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten.
Art. 3 : "Samenscholingen in de open lucht en individuele demonstraties zijn verboden in het gedeelte van het grondgebied der hoofdstad dat de hierna vermelde openbare wegen omvat : Hertogstraat, (...) Brederodestraat, alsmede binnen het door die openbare wegen begrensd gebied. Vallen niet onder dit verbod, de samenscholingen die worden veroorzaakt door de vereisten van het verkeer, de uitvoering van een openbare dienst, de militaire optochten en wapenschouwingen, de plechtigheden, feesten en vermakelijkheden ingericht door de openbare overheid, de begrafenisplechtigheden alsook de bijeenkomsten, waartoe een bijzondere machtiging werd verleend bij besluit van de burgemeester der stad Brussel.". - Stoeten, betogingen en samenscholingen zijn verboden op autosnelwegen op basis van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, artikel 21, 6.1°. - In het kader van de voetbal, geeft de wet 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden aan de door de Koning aangewezen ambtenaren de bevoegdheid een administratief stadionverbod, een administratief perimeterverbod, een administratief verbod om het grondgebied te verlaten, op te leggen.
Naast deze gevallen van verbod bij wijze van sanctie, kan de politieambtenaar een onmiddellijk stadionverbod nemen als tijdelijke beveiligingsmaatregel om het hoofd te bieden aan een acuut veiligheidsrisico, in afwachting van de eventuele oplegging van een administratief stadionverbod.
Het plaatsverbod opgelegd op basis van artikel 134sexies van de NGW is een ander voorbeeld. (9) Een onderscheid dient gemaakt te worden tussen preventieve, regulerende en repressieve maatregelen. Preventieve maatregel De mogelijkheid voor de gemeentelijke overheden om een systeem van vergunningen (voorafgaand verlof of toelating) in te voeren voor evenementen dient beschouwd te worden als een preventieve maatregel.
Het is een voorafgaande beperking die een rechtstreekse impact heeft op het vergaderingsrecht. Er rust immers een voorafgaande verplichting op de rechtsonderhorige die een toelating moet vragen om een evenement te mogen organiseren. Deze mogelijkheid voor voorafgaand verlof die aan de uitvoerende macht wordt verleend, is een uitzondering op het principe dat vrijheden enkel (preventief) kunnen beperkt worden door de wetgevende macht (door een wet). Enkel vergaderingen in open lucht kunnen hieraan onderworpen worden.
Regulerende maatregel De preventieve maatregel gaat verder dan de louter regulerende maatregel, die slechts de ordelijke uitoefening van rechten en vrijheden tot voorwerp heeft zonder deze zelf aan te tasten.
Regulerende maatregelen kunnen opgelegd worden voor openbare vergaderingen en voor bijeenkomsten in open lucht. Artikel 26 GW bepaalt : "mits zij zich gedragen naar de wetten, die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen". Met `regelen' moet begrepen worden `mogelijk maken onder bepaalde voorwaarden', met als keerzijde het mogelijk verbieden indien niet aan die voorwaarden is voldaan. Enkel de modaliteiten van uitoefening worden geregeld met het oog op een veilig en vreedzaam verloop met zo weinig mogelijk nadeel voor de openbare orde en overlast. De overheid moet er wel voor zorgen gelijkwaardige alternatieve uitoefeningsmodaliteiten over te laten om de vrijheid te eerbiedigen. Een regulerende maatregel betreft bijvoorbeeld het opleggen van opschortende voorwaarden (te volgen reisweg, voorzien van een interne ordedienst, ...) of van een meldingsplicht voor openbare vergaderingen in besloten of overdekte plaatsen.
Repressieve maatregelen Deze repressieve maatregelen kunnen een impact hebben op het grondrecht als de burgemeester bijvoorbeeld i.g.v. ernstige verstoring van de openbare orde een einde stelt aan een vergadering of een samenscholing door de politie laat uiteendrijven. Bepaalde repressieve maatregelen hebben een louter sanctionerend karakter, bijvoorbeeld in het geval dat GAS-boetes worden opgelegd voor overlastvormen of in het geval van gevangenisstraffen en geldboeten uitgesproken voor overtreding van het samenscholingsverbod in de Neutrale Zone. (10) Het privé-karakter is een feitenkwestie die `in concreto' dient te worden beoordeeld op basis van onder meer : - De normale aard of bestemming van de plaats van de vergadering Vergaderingen die worden georganiseerd in plaatsen die door hun normale aard of bestemming een privé-karakter hebben of niet voor het publiek toegankelijk zijn, worden vermoed private vergaderingen te zijn, tenzij het tegendeel blijkt. - De verhouding tussen de inrichter en de aanwezige personen Een vergadering wordt als privé beschouwd indien volgende elementen kunnen aangetoond worden : de persoonlijke aanwijsbare band tussen de inrichter - beheerder - eigenaar en de aanwezige personen, de persoonlijke en individuele toegangsmogelijkheid en de controle aan de ingang. (11) De vergaderingen met een `privé-karakter' genieten de bescherming van artikel 15 GW die de onschendbaarheid van de woning betreft en van artikel 22 GW m.b.t. de bescherming van het privé-leven. Hoewel een private vergadering niet noodzakelijk verbonden is met een privé-woning, blijft deze vergadering toch het voorrecht van onschendbaarheid genieten. In de meeste gevallen zijn de mogelijkheden van optreden van overheid en politie uiterst beperkt. Dit is ook zo i.g.v. conflicten, zoals bijvoorbeeld bij bedrijfsbezettingen, gekraakte panden ingericht als woning, ... Deze geschillen zijn immers problemen van privaatrechtelijke aard. Het betreft burgerlijke geschillen : aantasting van het eigendomsrecht, schending van de vrijheid van ondernemen, belemmering van de vrijheid van arbeid, berokkenen van economische schade, ..., die alleen via (sociaal) overleg en/of via het gemeenrecht kunnen geregeld worden door een beslissing van de bevoegde rechtbank.
Uit de bepalingen van artikel 135, § 2, NGW kan afgeleid worden dat de politiebevoegdheden van de bestuurlijke overheden zich uitstrekken tot alle oorzaken die hun oorsprong vinden in privé-eigendommen, en die door hun ongezonde of onveilige gevolgen de openbare orde in gevaar (kunnen) brengen (veruitwendiging). Het betekent daarom nog niet dat dit voldoende zou zijn om in een private plaats, waar het probleem zich voordoet, tussen te komen. De politiediensten kunnen enkel optreden in uitvoering van een beslissing van de gerechtelijke overheden of in uitvoering van een gerechtelijke beslissing genomen door een bevoegde rechtbank. Buiten deze gevallen kunnen de politiediensten enkel ambtshalve tussenkomen bij toestemming van de persoon die het werkelijke genot heeft van de plaats, hulpgeroep van binnenuit, ramp, onheil of schadegeval, bedreiging van het leven of van de lichamelijke integriteit, ...
In de specifieke context van sociale conflicten dienen bedrijfsbezettingen en stakersposten beschouwd te worden als vormen van stakingen die zich op het privé-terrein van een onderneming afwikkelen. Naast de bescherming die privé-plaatsen genieten, dient ook rekening gehouden te worden met het feit dat het stakingsrecht onder meer wordt beschermd door de vrijheid van vereniging via vakbondsacties (Art. 27 GW), de vrijheid van vergadering (Art. 26 GW) en het Verdrag van New York betreffende economische, sociale en culturele rechten. De bestuurlijke overheid heeft hier niet de bevoegdheid om in dit geval preventieve maatregelen te nemen (voorafgaand verlof) of collectieve acties in een onderneming te verbieden. Niettemin, kunnen bepaalde feitelijkheden een impact hebben op de openbare orde en bijgevolg maatregelen van bestuurlijke politie noodzaken. In elk geval dient een eventuele interventie van de bevoegde bestuurlijke overheden en van de politiediensten rekening te houden met de context van het sociale overleg en met de mogelijke risico's op escalatie. Indien misdrijven worden gepleegd, dienen deze vastgesteld te worden krachtens de bevoegdheden van gerechtelijke politie. (12) Art.8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden : "1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.". (13) Preventieve maatregelen (vergunningsplicht) zijn uitgesloten voor deze openbare vergaderingen in besloten of overdekte plaatsen voor zover ze vreedzaam, ongewapend en conform de wet verlopen.Zo kan de burgemeester bijvoorbeeld een einde stellen aan een vergadering in een besloten of overdekte plaats indien zware onlusten zijn uitgebroken tussen de deelnemers en andere maatregelen onafdoend blijken. (14) De toelating of weigering van de burgemeester voor de bijeenkomsten in open lucht gebeurt niet in functie van de doelstellingen of van het motief van de bijeenkomst.De overheid laat zich leiden door de evenwichtige afweging tussen de bescherming van het recht te vergaderen enerzijds en de noodwendigheden van het verkeer en van de risico's voor de materiële openbare orde anderzijds.
De weigering moet gemotiveerd, subsidiair en proportioneel zijn. (15) Art.135, § 2, NGW : "De gemeenten hebben ook tot taak het voorzien, ten behoeve van de inwoners, in een goede politie, met name over de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen.
Meer bepaald, en voor zover de aangelegenheid niet buiten de bevoegdheid van de gemeenten is gehouden, worden de volgende zaken van politie aan de waakzaamheid en het gezag van de gemeenten toevertrouwd : 1° alles wat verband houdt met een veilig en vlot verkeer op openbare wegen, straten, kaden en pleinen, hetgeen omvat de reiniging, de verlichting, de opruiming van hindernissen, het slopen of herstellen van bouwvallige gebouwen, het verbod om aan ramen of andere delen van gebouwen enig voorwerp te plaatsen dat door zijn val schade kan berokkenen, of om wat dan ook te werpen dat voorbijgangers verwondingen of schade kan toebrengen of dat schadelijke uitwasemingen kan veroorzaken;voor zover de politie over het wegverkeer betrekking heeft op blijvende of periodieke toestanden, valt zij niet onder de toepassing van dit artikel; 2° het tegengaan van inbreuken op de openbare rust, zoals vechtpartijen en twisten met volksoploop op straat, tumult verwekt in plaatsen van openbare vergadering, nachtgerucht en nachtelijke samenscholingen die de rust van de inwoners verstoren;3° het handhaven van de orde op plaatsen waar veel mensen samenkomen, zoals op jaarmarkten en markten, bij openbare vermakelijkheden en plechtigheden, vertoningen en spelen, in drankgelegenheden, kerken en andere openbare plaatsen;4° het toezicht op een juiste toemeting bij het slijten van waren (waarvoor meeteenheden of meetwerktuigen gebruikt worden) en op de hygiëne van openbaar te koop gestelde eetwaren;5° het nemen van passende maatregelen om rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën te voorkomen en het verstrekken van de nodige hulp om ze te doen ophouden;6° het verhelpen van hinderlijke voorvallen waartoe rondzwervende kwaadaardige of woeste dieren aanleiding kunnen geven; 7° het nemen van de nodige maatregelen, inclusief politieverordeningen, voor het tegengaan van alle vormen van openbare overlast.". (16) "Elke gemeente is aansprakelijk voor de misdrijven op haar grondgebied, met openlijke dwanghandelingen of met geweld, door al of niet gewapende samenscholingen of bijeenkomsten gepleegd, hetzij tegen de personen, hetzij tegen de nationale of private eigendommen, alsook voor de schadevergoeding waartoe zij aanleiding geven." (Art. 1 - Titel IV van het Decreet).
Is geen samenscholing in de zin van het decreet, een samenscholing die spontaan ontstaan is en van korte duur is. Dergelijke samenscholingen kan de gemeenteoverheid niet voorzien. Zij kan dan ook geen maatregelen treffen of ervoor aansprakelijk worden gesteld.
Onder machtsvertoon of geweld dient elke feitelijkheid te worden verstaan, welke een bewuste aanslag op personen en eigendommen vormt en die zich op zulke wijze heeft voorgedaan dat de waakzaamheid van de gemeentelijke overheid ze had kunnen voorkomen of had toegelaten de daders ervan kenbaar te maken. Cass. 22.3.1906. (17) De burgemeester is een natuurlijke persoon die rechtstreeks in naam en voor rekening van een rechtspersoon van publiek recht, met name de gemeente, handelt.Hij vertegenwoordigt in zijn hoedanigheid de overheid die verantwoordelijk is voor het algemeen belang. (18) De burgemeester is belast met de uitvoering van de wetten, de decreten, de ordonnanties, de verordeningen en de besluiten van de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Gemeenschapscommissies, de provincieraad en de bestendige deputatie van de provincieraad, tenzij zulks uitdrukkelijk aan het college van burgemeester en schepenen of aan de gemeenteraad is opgedragen.(19) Op basis van artikel 133 NGW is de burgemeester, enerzijds, belast met de uitvoering van de (politie)wetten, de (politie)decreten, de (politie)ordonnanties, de (politie)verordeningen en de (politie)besluiten.Anderzijds, is hij op basis van hetzelfde artikel ook belast, bij gebrek aan adequate bepalingen in voorvermelde reglementeringen, met het zelf nemen van de gepaste politiebesluiten voor de uitvoering van de bepalingen en de taken voorzien in artikel 135, § 2, NGW. (20) Art.134, § 1, NGW : "In geval van oproer, kwaadwillige samenscholing, ernstige stoornis van de openbare rust of andere onvoorziene gebeurtenissen, waarbij het geringste uitstel gevaar of schade zou kunnen opleveren voor de inwoners, kan de burgemeester politieverordeningen maken, onder verplichting om daarvan onverwijld aan de gemeenteraad kennis te geven, met opgave van de redenen waarom hij heeft gemeend zich niet tot de raad te moeten wenden. Die verordeningen vervallen dadelijk, indien zij door de raad in de eerstvolgende vergadering niet worden bekrachtigd.". (21) Arrest van de Raad van State nr.189.378 van 10 januari 2009 in de zaak A. 191.010/XII-5.676. (22) Een organisator kan door de burgemeester verplicht worden om een interne ordedienst van de eigen organisatie in te zetten.Deze hebben geen enkele bevoegdheid m.b.t. de personencontrole of de controle van kledij en goederen. Ze kunnen de deelnemers enkel informeren, sensibiliseren, begeleiden en kanaliseren met het oog op positieve beïnvloeding van gedrag zonder gebruik van dwang.
Zie Arrest van de Raad van State nr. 189.378 van 10 januari 2009 in de zaak A. 191.010/XII-5.676 waarvan onder meer kan afgeleid worden dat : - Luidens artikel 26, tweede lid, van de Grondwet de bijeenkomsten op de openbare weg ten volle aan politiewetten onderworpen blijven. Dit lijkt te betekenen dat de wetgever en de door de wetgever aangewezen overheden alle maatregelen mogen nemen om te voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord. - Dergelijke maatregelen wel in redelijk verband dienen te staan tot het doel dat ze nastreven. - Het vanzelfsprekend is dat de interne ordedienst geen politietaken kan uitoefenen, maar dat een dergelijke ordedienst door de burgemeester wel nodig wordt geacht voor het begeleiden van de betoging en het in goede banen leiden ervan. - In de gegeven omstandigheden, de gestelde voorwaarde van de organisatie van een interne ordedienst die erop gericht is in de eerste lijn wanordelijkheden te voorkomen, in de huidige stand van de rechtspleging niet als onevenredige maatregel kan worden aangemerkt, die de vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting bovenmatig beperkt of zelfs verhindert. Ze houdt dus geen schending in van de artikelen 19 en 26 van de Grondwet.
Zie ook voetnoot 32. (23) Het verbieden of repressief ontbinden van een vergadering of bijeenkomst is een ultieme maatregel die slechts wettig is als dit het enige en beste (aangepast, noodzakelijk en effectief) middel is om de orde te handhaven of te herstellen, gelet op de subsidiariteitsvereiste, de proportionaliteitsvereiste en het opportuniteitsbeginsel."Het feit dat mogelijk de nodige ordemachten moeten voorzien worden om het hoofd te kunnen bieden aan elke eventualiteit, wordt beschouwd als een noodzakelijk en evident gevolg van bepaalde omstandigheden inherent aan het sociale leven. Het is op zich een onvoldoende grond om een bestreden verbod op het uitoefenen van een openbaar recht te rechtvaardigen" (Arrest Raad van State nr. 146.226 du 17 juni 2005).
Dezelfde redenering geldt voor het omgaan met tegenmanifestaties. Het is niet ongewoon dat de organisatie van een evenement rond gepolariseerde en sterk emotioneel beladen thema's een tegenreactie opwekt bij anders gezinden en partijen die andere belangen of meningen hebben. De aankondiging of de aanwezigheid van een tegenmanifestatie is op zich ook onvoldoende om de geviseerde manifestatie of de tegenmanifestatie preventief te verbieden. Dit is zeker het geval wanneer de verwachte commotie in verband met een bepaalde symboliek of thematiek het niveau van de gewone polemiek tussen voor- en tegenstanders niet overstijgt en de risico's met gepaste maatregelen kunnen beheerd worden. De overheid is dus verplicht om maatregelen te nemen en voldoende politie-effectieven te (laten) voorzien om het rustige verloop van beide manifestaties mogelijk te maken en confrontatie en schade te vermijden.
Door het uitvaardigen van een samenscholingsverbod worden de mogelijkheden van het genegotieerd beheer en de controle op bijeenkomsten voor een stuk beperkt. Er is ook geen garantie dat het verbod strikt wordt nageleefd. Het doen naleven van een samenscholingsverbod vraagt ook bijzondere inspanningen van de politie die minder mogelijkheden krijgt in de keuze van haar optreden en sneller zal verplicht worden, bij niet naleving, een strikte toepassing af te dwingen door gebruik van dwang. De impact op de openbare orde en op de deëscalatie van conflicten moet dus grondig en permanent worden geëvalueerd.
Het uitvaardigen van een samenscholingsverbod moet bijzonder gemotiveerd worden, aangezien het verbod een schending is van de rechten en vrijheden. (24) Art.134sexies NGW : " § 1. De burgemeester kan, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar, jegens de dader of de daders van deze gedragingen. § 2. Onder "tijdelijk plaatsverbod" wordt verstaan : het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan.
Wordt beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek : elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder. § 3. De in § 1 bedoelde beslissing moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde;2° bevestigd worden door het college van burgemeester en schepenen, of het gemeentecollege, bij de eerstvolgende vergadering, na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadsman te hebben gehoord en nadat hij de mogelijkheid heeft gehad ter gelegenheid hiervan zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk of mondeling te doen gelden, behalve indien hij, na te zijn uitgenodigd via een aangetekende brief, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren gebracht heeft voor zijn afwezigheid of zijn verhindering. § 4. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwittiging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zal kunnen geven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging. § 5. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet (...) betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.". (25) Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP).(26) De werkgever is verantwoordelijk voor de structurele planmatige aanpak van preventie inzake arbeidsveiligheid en welzijn op het werk, en dit door middel van een dynamisch risicobeheersingssysteem opgenomen in een globaal preventieplan en jaaractieplannen.Op basis van de risicoanalyse van de uit te voeren opdrachten en functies (zoals bedoeld in de welzijnswetgeving) worden preventiemaatregelen gedefinieerd (opleidingen, trainingen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen, arbeidsgeneeskundig onderzoek, ...). Op basis van de politionele risicoanalyse van een bepaalde gebeurtenis in het kader van openbare orde, bepaalt de verantwoordelijke voor de leiding en coördinatie van de politieopdrachten de in te zetten middelen (personeel, arbeidsmiddelen, beschermingsmiddelen, ...). Zie ook voetnoten 57 en 58. (27) Art.43 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus : "In geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, en wanneer de middelen van de lokale politie onvoldoende zijn, kan de burgemeester of de persoon die hem vervangt, met het oog op de handhaving of het herstel van de openbare orde, de federale politie vorderen.
De gouverneur en de arrondissementscommissaris worden door de opvorderende overheid onmiddellijk over de vordering ingelicht.
Wanneer de middelen van de politiediensten onvoldoende zijn om de openbare orde te handhaven, kan de burgemeester de krijgsmacht vorderen.". (28) Art.119 van de NGW : "De gemeenteraad maakt de gemeentelijke reglementen van inwendig bestuur en de gemeentelijke politieverordeningen, met uitzondering van de tijdelijke politieverordeningen op het wegverkeer bedoeld in artikel 130bis.
Deze reglementen en verordeningen mogen niet in strijd zijn met de wetten, de decreten, de ordonnanties, de reglementen en de besluiten van de Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de gemeenschapscommissies, de provincieraad en de bestendige deputatie van de provincieraad. De raad zendt hiervan binnen achtenveertig uren een afschrift aan de bestendige deputatie van de provincieraad.
Een afschrift van die reglementen en politieverordeningen wordt dadelijk toegezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en aan die van de politierechtbank, waar zij in een daartoe bestemd register worden ingeschreven.
Van die reglementen en verordeningen wordt melding gemaakt in het bestuursmemoriaal van de provincie.". (29) Politieverordeningen, ook algemeen politiereglement genoemd, leggen algemene, abstracte en onpersoonlijke regels vast, die een onbeperkt aantal keren van toepassing zijn op alle ingezetenen of een categorie van ingezetenen. In bepaalde gevallen vaardigt de gemeenteraad tijdelijke politieverordeningen uit die meer van toepassing zijn op een concreet specifiek geval, bijvoorbeeld een samenscholingsverbod naar aanleiding van stadsrellen, het verbod op alcoholhoudende dranken, ...
Deze politieverordeningen hebben, in tegenstelling tot politiebesluiten genomen door de burgemeester, het voordeel dat ze in geval van overtreding straffen of sancties kunnen bepalen. In het geval dat in de politieverordening geen straffen of sancties worden bepaald, kan het niet-naleven ervan niet gesanctioneerd worden.
De verbods- of gebodsbepalingen hebben dan de facto slechts de waarde van een aanbeveling. (30) De gedragingen die overlast genereren worden samen met de voorziene straf of sanctie (de politiestraf of de gemeentelijke administratieve sanctie) in een politieverordening bepaald. Bij de keuze voor een politiestraf wordt de vervolging in handen van het openbaar ministerie gelegd.
Gemeenten die opteren voor een administratieve sanctie staan zelf in voor het opleggen ervan via bevoegde ambtenaren. Politieambtenaren en agenten van politie hebben een ruime vaststellingsbevoegheid. Andere bevoegde ambtenaren zijn in principe enkel bevoegd voor het vaststellen van de inbreuken op de bepalingen m.b.t. de gemeentelijke administratieve sanctie. In verband met de administratieve sanctie dient te worden opgemerkt dat artikel 119bis NGW wordt gewijzigd door artikel 46 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (in werking getreden op 1 januari 2014). Door artikel 50 van dezelfde wet wordt artikel 119ter NGW opgeheven. Het is de wet van 24 juni 2013 zelf die in de toekomst het wettelijke kader in verband met de gemeentelijke administratieve sancties bevat. (31) Het komt ook aan de gemeenteraad toe te bepalen welke gedragingen als openbare overlast worden beschouwd.Een grondig inzicht in de samenlevingsproblematiek en een diepgaande probleemanalyse zijn noodzakelijk voor het vastleggen van de `strafbare of sanctioneerbare gedragingen' en de ontwikkeling van een rechtvaardig, doeltreffend en niet-stigmatiserend gewapend bestuur. (32) Op basis van de wet op de private veiligheid kan het toezicht op en de controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid niet uitgeoefend worden door bewakingsondernemingen op de openbare weg behoudens op plaatsen bedoeld in artikel 11, § 3 van voornoemde wet.Deze private personencontrole is op basis van dit artikel onder meer mogelijk voor evenementen van culturele, folkloristische of sportieve aard. In dit geval bepaalt een politiereglement de afbakening van de zone waar bewakingsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend, de duur of, in voorkomend geval de periodiciteit gedurende dewelke de maatregel geldt en de bewakingsonderneming die de opdracht zal uitvoeren.
Artikel 11, § 1, van de wet op de private veiligheid bepaalt dat, onverminderd artikel 422bis van het Strafwetboek en elke andere verplichting om bijstand te verlenen aan personen in gevaar, het de bewakingsondernemingen, de ondernemingen voor veiligheidsadvies en de interne bewakingsdiensten verboden is, in het kader van hun activiteiten, zich in te laten met of tussen te komen in een politiek- of een arbeidsconflict en op te treden tijdens of naar aanleiding van vakbondsactiviteiten of activiteiten met een politieke finaliteit.
Artikel 8, § 6, van de wet op de private veiligheid verbiedt de controle van de kledij en de goederen van personen, met uitzondering van de toegangscontrole bij de evenementen in een voor het publiek toegankelijke plaats. Deze controle is enkel gericht op het zoeken naar wapens en gevaarlijke voorwerpen waarvan het binnenbrengen in een plaats het goede verloop van het evenement kan verstoren of de veiligheid van de aanwezigen in het gedrang kan brengen. De burgemeester moet hiervoor zijn toestemming geven en de controle is onderworpen aan cumulatieve uitoefeningsvoorwaarden (niet bij uitgangscontrole, enkel door bewakingsagenten of vrijwilligers van hetzelfde geslacht, op vrijwillige basis, niet systematisch, door een oppervlakkige betasting van de kleding, enkel gericht op wapens of gevaarlijke voorwerpen, geen directe of indirecte discriminatie en zonder gebruik van dwang of geweld). Bij weigering om zich aan de controle te onderwerpen, kan de toegang ontzegd worden.
Op basis van artikel 8, § 11, is het de bewakingsagenten verboden om personen identiteitsdocumenten te laten voorleggen of te laten overhandigen, te controleren, te kopiëren of in te houden, behoudens bij de toegang van niet voor publiek toegankelijke plaatsen die een bijzonder veiligheidsrisico kunnen uitmaken. Deze controle kan enkel op vrijwillige basis gebeuren. De bewakingsagenten kunnen aan iedereen die zich tegen deze controle verzet de toegang ontzeggen. Deze controle kan niet door vrijwilligers uitgevoerd worden. (33) Er dient een specifieke bepaling in het algemeen gemeentelijk politiereglement opgenomen te worden die de overtredingen van de artikelen van de tijdelijke politieverordening, genomen op basis van artikel 130bis NGW, sanctioneert door het voorzien van straffen of administratieve geldboetes.(34) Art.130 NGW : "De politie over de vertoningen behoort aan het college van burgemeester en schepenen; het kan in buitengewone omstandigheden elke vertoning verbieden teneinde de openbare rust te handhaven.
Dit college voert de verordeningen van de gemeenteraad uit voor alles wat de vertoningen betreft. De raad waakt tegen het geven van vertoningen die strijdig zijn met de openbare orde.".
Een vertoning, visueel of auditief, moet begrepen worden als bijvoorbeeld een toneelvoorstelling, een filmvoorstelling, ...
Bepaalde concerten, liederen, dansvoorstellingen, ... kunnen in bepaalde gevallen ook aan deze voorwaarden beantwoorden voor zover ze een mening te kennen geven of een idee of een boodschap overbrengen.
Het betreft dus een voorstelling, een spektakel, een optreden, ... met een openbaar karakter; in een voor het publiek toegankelijke plaats; waarbij een gedachte of mening tot uiting wordt gebracht.
De vrijheid van vertoningen wordt gewaarborgd door artikel 19 van de Grondwet (vrijheid van mening) en tevens uitdrukkelijk door een besluit van het Voorlopig Bewind van 21 oktober 1830 houdende het invoeren van volledige vrijheid om theaters op te richten en er stukken te laten opvoeren. Uitgaande van de premisse dat de vrijheid de regel is en de beperking van de vrijheid de uitzondering, dient het verbod een ultiem en tijdelijk middel te blijven om de openbare rust te handhaven. De aangewende motieven, gebaseerd op objectieve risico's, dienen betrekking te hebben op de buitengewone omstandigheden. Arrest van de Raad van State nr 146.226 van 17 juni 2005, rolnummer A.147.887/VI-16.642 waarbij gesteld wordt dat andere motieven, die de vrees uitdrukken dat bepaalde protestbewegingen zouden kunnen ontstaan tijdens de voorstelling, niet kunnen beschouwd worden als buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 130 van de Nieuwe Gemeentewet. Zie ook voetnoot 23.
Deze buitengewone omstandigheden dienen in verband te staan met de handhaving en het herstel van de materiële openbare orde. Een verbod is niet mogelijk op basis van de morele openbare orde. Arrest van de Raad van State nr. 191.742 van 23 maart 2009, rolnummer A.191.858/XV-984 die stelt dat de bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen om een vertoning te verbieden, wanneer buitengewone omstandigheden dit vereisen, niet in vraag wordt gesteld; het verbod in dit geval het enige middel moet zijn om de openbare rust te handhaven; dat een dergelijk verbod, dat afwijkt van de algemene regel van vrije meningsuiting, restrictief moet worden toegepast; dat de buitengewone omstandigheden die verondersteld worden het bestreden besluit te rechtvaardigen in eerste instantie gebaseerd zijn op de uitspraken van de artiest n.a.v. zijn vroegere spektakels, welke worden ervaren als beledigend t.a.v. een bepaalde gemeenschap door een groot deel van de publieke opinie; dat het college van burgemeester en schepenen niet de taak heeft gekregen om preventief te waken over de politieke of morele correctheid, of in voorkomend geval over de strafrechtelijke gepastheid van vertoningen en nog minder van deze van de artiesten die de voorstelling geven; dat bepaalde uitspraken of gedragingen die door de wet worden beteugeld enkel gerechtelijke vervolgingen kunnen rechtvaardigen en geen preventieve politiemaatregel; dat de vrije meningsuiting één van de essentiële fundamenten is van een democratische maatschappij, één van de basisvoorwaarden voor de vooruitgang ervan en voor de persoonlijke ontplooiing van elkeen, dat deze vrijheid niet enkel geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die beschouwd worden als onschadelijk of neutraal, maar ook voor deze die de publieke overheden of eender welke fractie van de bevolking kunnen kwetsen, choqueren of verontrusten, dat dit net de voorwaarden zijn voor pluralisme, tolerantie en open geest, zonder dewelke er geen sprake kan zijn van een democratische maatschappij. Zie ook voetnoot 7. (35) Zoals voor de andere gemeentelijke organen, slaat de (controle)bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen enkel op de materiële openbare orde en niet op de morele openbare orde. - Voor de vertoningen in besloten of overdekte plaatsen is geen enkele preventieve politiemaatregel (voorafgaande toelating, censuur, ...) mogelijk. Het college mag geen waardeoordeel vellen over het filosofische, morele of esthetische aspect van de vertoning zelf, of zich baseren op overwegingen m.b.t. de goede zeden, het fatsoen, de waardigheid, de welvoeglijkheid, ... om haar bevoegdheid uit te oefenen. Enkel buitengewone omstandigheden kunnen een verbod door het college van burgemeester en schepenen rechtvaardigen (repressieve politiemaatregel). Dit belet niet dat het politiereglement de organisator kan verplichten om de gemeentelijke overheid voorafgaandelijk in te lichten van de organisatie van een publieke vertoning (regulerende politiemaatregel), teneinde haar in staat te stellen de nodige maatregelen te treffen voor een rustig en veilig verloop. Zie ook voetnoot 9 voor de politiemaatregelen. - Het moet wel degelijk de vertoning zijn die de oorzaak is van de verstoring van de openbare rust om aan het college toe te laten haar taak m.b.t. de politie over de vertoningen uit te oefenen. De burgemeester behoudt voor de rest zijn klassieke bevoegdheden inzake openbare orde en veiligheid van de openbare plaatsen waar vertoningen worden georganiseerd en ziet toe op de naleving van (politie)wetten, de (politie)decreten, de (politie)ordonnanties, de (politie)verordeningen en de (politie)besluiten op basis van artikel 133 NGW. Indien bijvoorbeeld niet voldaan is aan de wettelijke veiligheidsvoorschriften kan de burgemeester hiervoor de gepaste maatregelen nemen. - Bij het vaststellen van misdrijven (racisme, negationisme, laster, eerroof, ...) hebben de politiediensten de bevoegdheid om een proces-verbaal op te stellen dat ze overmaken aan de gerechtelijke overheden. In voorkomend geval kunnen zij ook de nodige maatregelen nemen om de gepleegde misdrijven te doen ophouden. - De vertoningen in open lucht worden beschouwd als vergaderingen (bijeenkomsten) in open lucht in de zin van artikel 26, tweede lid van de Grondwet. Deze bijeenkomsten blijven volledig onderworpen aan de politiewetten en kunnen het voorwerp zijn van een preventief regime.
Dit betekent dat de gemeentelijke overheid de mogelijkheid heeft om voor deze bijeenkomsten in open lucht een systeem van voorafgaande toelatingen op te leggen.
Zie ook punt 1.1. De vergaderingen in `open lucht'. (36) Art.11 WPA : "Onverminderd de bevoegdheden die hun zijn toegekend door of krachtens de wet, oefenen de minister van Binnenlandse Zaken en de gouverneur de bevoegdheden van de burgemeester of van de gemeentelijke instellingen in subsidiaire orde uit wanneer deze, al dan niet vrijwillig, hun verantwoordelijkheden niet nakomen, wanneer de verstoring van de openbare orde zich uitstrekt over het grondgebied van verscheidene gemeenten of, wanneer, ook al is de gebeurtenis of de situatie slechts in een enkele gemeente gelokaliseerd, het algemeen belang hun tussenkomst vereist.".
De coördinatie, in voorkomend geval, door de provinciegouverneur of door de minister van Binnenlandse Zaken doet geen afbreuk aan de wettelijke verantwoordelijkheden van de gemeentelijke overheden. (37) De provinciegouverneur heeft een verordenende bevoegdheid gelegen in artikel 128 Provinciewet, samen te lezen met de wet van 6 maart 1818 betreffende de straffen uit te spreken tegen de overtreders van algemene verordeningen of te stellen bij provinciale of plaatselijke reglementen, zoals gewijzigd door de wet van 5 juni 1934 en de wet van 14 juni 1963.(38) Art.128 van de Provinciewet : "De gouverneur zorgt in de provincie voor het handhaven van de openbare orde, te weten de openbare rust, veiligheid en gezondheid.
Daartoe kan hij een beroep doen op de federale politie.
Hij richt zich daarvoor tot de bestuurlijke directeur-coördinator. Hij ziet toe op een goede samenwerking tussen de politiediensten en tussen de politiezones in de provincie. Hij kan door de bevoegde ministers worden belast met bijzondere opdrachten met betrekking tot veiligheid en politie.". (39) In het specifieke geval van stoeten, betogingen en samenscholingen op de autosnelwegen en gelijkgestelde wegen, is de omzendbrief van 18 juli 2002 van de minister van Binnenlandse Zaken betreffende de gebeurtenissen die met de openbare orde samenhangen en die op autosnelwegen plaatsvinden, (BS 14 augustus 2002), van toepassing.(40) De bestuurlijke directeur-coördinator blijft in contact met de burgemeester en/of de korpschef van de plaats van het optreden en in geval van bovenlokale problemen op vlak van de openbare orde met de gouverneur of de ambtenaar die hiervoor door de gouverneur gemandateerd werd.(41) Art.129 van de Provinciewet : "In geval van woelige samenscholingen, van oproer of van gewelddadig verzet tegen de uitvoering van de wetten of van de wettelijke verordeningen, heeft de gouverneur het recht om de gewapende macht op te vorderen. Hij geeft hiervan terstond kennis aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Landsverdediging; de bevelvoerende officier is gehouden aan de schriftelijke vordering van de gouverneur te voldoen.". (42) De arrondissementscommissaris handelt als gedeconcentreerde vertegenwoordiger van de federale overheid onder het hiërarchisch gezag van de minister van Binnenlandse Zaken. (43) De openbare macht bestaat uit de politiediensten, het leger, de agenten van de Administratie van douane en accijnzen, de hoofden en de leden van de Diensten Enquêtes van de Vaste Comités van toezicht op de politiediensten en op de inlichtingendiensten,... Zie het KB van 26 juni 2002 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, (BS 29 juni 2002). (44) Art.5/6 WPA : "De politiediensten vervullen hun opdrachten overeenkomstig de bevelen, onderrichtingen, vorderingen en richtlijnen van de bevoegde overheden, onverminderd de bevoegdheden en verplichtingen die voor bepaalde politieambtenaren voortvloeien uit hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings of van de krijgsauditeur.".
Het bevel is een punctuele injunctie van de overheid aan de politiedienst waarover zij het hiërarchisch gezag heeft.
De onderrichting is even dwingend als een bevel maar onderscheidt zich ervan door haar algemene draagwijdte.
De richtlijn is een schriftelijk voorschrift dat niet het rechtstreeks en onmiddellijk karakter heeft van een bevel. De richtlijn kan ook uitgaan van een overheid die niet noodzakelijk het hiërarchisch gezag heeft.
De vordering is een maatregel die kan worden genomen door overheden en ambtenaren die geen hiërarchisch gezag hebben over een bepaalde politiedienst om die dienst te verplichten medewerking te verlenen. (45) Art.3, tweede lid WGP : "Overeenkomstig Titel II van de huidige wet, verzekert de lokale politie op het lokale niveau de basispolitiezorg, meer bepaald alle opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale gebeurtenissen en fenomenen die zich voordoen op het grondgebied van de politiezone, evenals het vervullen van sommige politieopdrachten van federale aard.". (46) Art.3, derde lid WGP : "Overeenkomstig Titel III van de huidige wet, verzekert de federale politie over het gehele grondgebied, met inachtneming van de principes van specialiteit en subsidiariteit, de gespecialiseerde en de supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, evenals ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden.". (47) Art.101, tweede lid WGP : "In dat raam verzekert de algemene directie bestuurlijke politie onder meer de volgende opdrachten : 1° de exploitatie van de politionele informatie die noodzakelijk is voor de opdrachten van de geïntegreerde politie;2° de leiding en de operationele coördinatie van de opdrachten van bestuurlijke politie van zijn directies en diensten;3° de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie en de ondersteuning van de politieopdrachten;4° de organisatie van de federale interventiereserve ten bate van alle politiediensten; 5° de steun in het raam van de gedeconcentreerde opdrachten van bestuurlijke politie van de bestuurlijke directeurs-coördinator, onder meer door de terbeschikkingstelling van personeel, in het raam van een gehypothekeerde capaciteit, en middelen overeenkomstig de door de minister van Binnenlandse Zaken uitgevaardigde richtlijnen.". (48) Zie omzendbrief GPI 44ter van 14 januari 2010 : Richtlijnen betreffende het Interventiekorps.(49) De ministeriële richtlijn MFO-2 van 13 april 2012 betreffende het solidariteitsmechanisme tussen de politiezones inzake versterkingen voor opdrachten van bestuurlijke politie.(50) Zie omzendbrief PLP 27 van 4 november 2002 tot intensifiëring en bevordering van de interzonale samenwerking.(51) Art.43 WPA : "Bij het vervullen van hun opdrachten verlenen de politieambtenaren elkaar te allen tijde wederzijdse bijstand en zorgen zij voor een doeltreffende samenwerking.
Bij onmiddellijk gevaar voor personen en indien zijn middelen ontoereikend blijken, kan ieder officier van bestuurlijke politie van een bepaalde politiedienst de bijstand vorderen van andere bevoegde politieambtenaren.
De gevorderde politiedienst brengt de overheid onder wiens gezag hij ressorteert hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte.". (52) De operationele leiding bestaat in het op zich nemen om, binnen het bestek van wat in wetten en reglementen, alsook in richtlijnen, bevelen en onderrichtingen van de bevoegde overheden bepaald is, een politieopdracht uit te voeren, door middel van de noodzakelijke bevelen, personeel en middelen.Daartoe wendt de politieverantwoordelijke, belast met de operationele leiding, de beschikbare middelen aan en voert hij het bevel over het politiepersoneel, ongeacht of deze tot zijn dienst behoren of ter beschikking werden gesteld. De politieverantwoordelijke, belast met de operationele leiding, heeft dus, in het raam van de supralokale interventie van één of meerdere politiekorpsen, tegenover het personeel en over de middelen die worden ingezet het volledige gezag (bevoegdheid tot het geven van bevelen). De operationele leiding impliceert tevens de eindverantwoordelijkheid over de uitvoering van de opdrachten (voorbereiding, uitvoering, evaluatie).
De operationele coördinatie bestaat erin om, binnen het bestek van wat in wetten en reglementen, alsook in richtlijnen, bevelen en onderrichtingen van de bevoegde overheden bepaald is, de operationele activiteiten die op niveau van de verschillende dispositieven worden ontwikkeld om dezelfde doelstellingen te bereiken, op elkaar af te stemmen. De operationele coördinatie houdt geen rechtstreekse bevoegdheid in om bevelen te geven, evenmin impliceert ze de verantwoordelijkheid over de uitvoering van de opdrachten. (53) Art.7/1 WPA : "Met uitzondering van de opdrachten bedoeld bij artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten van politie waarvan de uitvoering zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan een politiezone, als volgt toevertrouwd : 1° in geval van gezamenlijk optreden op basis van een akkoord tussen verschillende lokale politiekorpsen, aan een korpschef van de lokale politie, die hiervoor wordt aangewezen door de betrokken burgemeester of burgemeesters;2° in geval van gezamenlijk optreden van verschillende lokale politiekorpsen en van de federale politie, met inbegrip wanneer deze laatste tussenkomst na vordering, aan de bestuurlijke directeur-coördinator;3° voor de uitvoering, door een lokale politie, van een vordering door de minister van Binnenlandse Zaken bedoeld bij artikel 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, aan de bestuurlijke directeur-coördinator. De zonale veiligheidsraden kunnen de onder 1° bepaalde opdrachten organiseren bij middel van protocollen.
In de gevallen bedoeld in 2° en 3°, kan de operationele coördinatie en leiding worden toevertrouwd aan een daartoe aangeduide lokale korpschef indien de betrokken lokale en federale politieoverheden dit samen beslissen.".
Art. 7/2 WPA : "Met uitzondering van de opdrachten bedoeld bij artikel 102 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, worden de operationele coördinatie en leiding van de opdrachten van politie waarvan de uitvoering beperkt is tot het grondgebied van één politiezone, toevertrouwd aan de korpschef van de lokale politie.
De operationele coördinatie en leiding worden evenwel toevertrouwd aan de bestuurlijke directeur-coördinator in de volgende gevallen : 1° wanneer hij gevolg geeft aan het verzoek van de korpschef van de lokale politie, om deze opdracht waar te nemen;2° wanneer de federale politie ambtshalve of op bevel van de minister van Binnenlandse Zaken optreedt bij de uitvoering van bovenlokale opdrachten, en deze laatste, gelet op de specifieke omstandigheden van deze tussenkomst, beslist deze functie toe te vertrouwen aan de bestuurlijke directeur-coördinator.Deze beslissing wordt, behoudens in geval van hoogdringendheid, genomen in overleg met de burgemeester; 3° wanneer de federale politie of een lokale politie tussenkomt in het kader van een vordering, respectievelijk bedoeld bij de artikelen 43 en 64 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en dat de minister van Binnenlandse Zaken heeft beslist deze functies aan de bestuurlijke directeur-coördinator toe te vertrouwen.".
Art. 7/3 WPA : "De operationele coördinatie en leiding van een opdracht van federale aard in de zin van artikel 61 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en die het gezamenlijk optreden van één of verschillende lokale politiekorpsen en de federale politie vereist, worden uitgeoefend door het politieniveau dat in de richtlijn is aangewezen.
Behoudens andersluidende beslissing van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, worden de operationele coördinatie en leiding van een opdracht van federale aard in de omstandigheid bedoeld bij artikel 63 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, evenwel uitgeoefend door de bestuurlijke directeur-coördinator.". (54) Het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen definieert de rol en de verantwoordelijkheid van de gemeenten en provincies i.v.m. de noodplanning en bepaalt in artikel 29 dat er per gemeente en per provincie een veiligheidscel wordt opgericht en in de artikelen 21 en 30 dat de burgemeester wordt bijgestaan door een ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning. (55) Zie ministeriële nota van 27 juni 2012 met richtlijnen van de minister van Binnenlandse Zaken i.g.v. de ramp op het muziekfestival Pukkelpop van 18 augustus 2011. (56) Het is de bevoegde bestuurlijke overheid die beslist om een coördinatievergadering bijeen te roepen (algemene coördinatievergadering, operationele coördinatievergadering, evaluatievergadering).De regie en het voorzitterschap van deze vergaderingen liggen bij de bevoegde bestuurlijke overheid. Deze kan, i.f.v. de grootschaligheid en van de risico's, beslissen om dit te delegeren aan de rampenambtenaar, aan degenen die de leiding en coördinatie van de opdrachten van politie waarneemt, aan het hoofd van de brandweer, ...
Bij een gepland evenement waarbij het risico op noodsituatie groot is, is het aangewezen om de voorbereiding en de pilotering van de coördinatievergaderingen toe te vertrouwen aan de bevoegde veiligheidscel, onder regie en verantwoordelijkheid van de bestuurlijke overheden.
De initiatiefnemende overheid informeert de andere betrokken burgemeester(s) en de provinciegouverneur en nodigt ze desgevallend uit op de coördinatievergadering. (57) Bij elke grootschalige ordedienst, risicovolle opdracht, omvangrijk evenement, ..., voorzien of niet, dient een politionele risicoanalyse uitgevoerd te worden. Deze bepaalt uiteindelijk welke middelen en uitrusting voor een bepaalde opdracht gebruikt zullen worden. Dit is de verantwoordelijkheid van de persoon aan wie de leiding en coördinatie van de politieopdrachten is toevertrouwd. Zie punt 3.2.3. De politionele risicoanalyse. De operationele leidinggevende politiechef zal hierbij steeds waken over de veiligheid en het welzijn van het personeel, in het bijzonder voor de risicovolle opdrachten waarmee ze worden belast.
Het is echter niet zo dat bij elke ordedienst een risicoanalyse inzake arbeidsveiligheid en welzijn dient uitgevoerd te worden en een preventieadviseur dient geconsulteerd te worden. De risicoanalyse inzake arbeidsveiligheid en welzijn op het werk gebeurt immers op basis van de algemene opdracht `openbare orde' en bepaalt welke opleidingen, trainingen, arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen, ... moeten ter beschikking gesteld worden. Dit wordt telkens herzien bij incidenten of arbeidsongevallen en het geheel maakt deel uit van het globaal preventiebeleid van de zone of van de eenheid. Zie punt 3.2.4. De risicoanalyse m.b.t. arbeidsveiligheid en welzijn van het personeel, opgenomen in het dynamisch risicobeheersingssysteem. Zie ook voetnoten 26 en 58. (58) Arbeidsongevallen en incidenten worden nadien samen met de preventiedienst bestudeerd teneinde de factoren te bepalen die van invloed waren op het ontstaan ervan alsook de oorzaken te detecteren die van doorslaggevende aard waren bij ongevallen met arbeidsongeschiktheid tot gevolg.De resultaten hiervan worden opgenomen in het risicobeheersingssysteem waardoor eventuele bijkomende preventiemaatregelen geformuleerd worden. Het bevoegde comité (basisoverlegcomité en in voorkomend geval hoog overlegcomité) geeft hierover advies.
Bij een ernstig arbeidsongeval voorziet de wetgeving ter zake dat de werkgever onmiddellijk het comité inlicht, dat een afvaardiging van dat paritair comité onmiddellijk ter plaatse gaat en dat de preventiedienst het ongeval onmiddellijk onderzoekt. De Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk interpreteert het woord `onmiddellijk', in die zin dat, indien de interne dienst uitsluitend dagprestaties levert, het onderzoek gestart wordt bij aanvang van de eerstvolgende werkdag.
Het afstappen van deze instanties mag geen bijkomende risico's creëren. Het is aan de verantwoordelijke voor de leiding en coördinatie om te oordelen wanneer de omstandigheden opnieuw veilig zijn en het politionele optreden niet gehinderd wordt. (59) Art.16 van de wet private veiligheid : "De leden van de politiediensten en de door de Koning aangewezen ambtenaren en agenten houden toezicht op de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.". 4 NOVEMBER 2002. - Ministeriële richtlijn MFO-4 betreffende de federale opdrachten van beveiliging, toezicht en controle door de politiediensten in het kader van de regelgeving inzake private veiligheid : "De controleopdrachten in het raam van de bewakingswet en haar uitvoeringsbesluiten zijn steeds opdrachten van bestuurlijke politie.
De niet-naleving van deze normen wordt in hoofdzaak beteugeld door middel van administratieve sancties. Dit belet nochtans niet dat, naar aanleiding van dergelijke operaties, ook de naleving van andere normen, beteugeld met strafsancties, kan worden gecontroleerd. In dat geval, bevat de actie zowel componenten van bestuurlijke als van gerechtelijke politie.". (60) De organisator van een evenement dat een grote volkstoeloop en bijzondere risico's genereert, duidt, voor zover hij of zij dit niet zelf voor zijn rekening neemt, een veiligheidsverantwoordelijke of een gemandateerde persoon aan die de nodige contacten onderhoudt met de hulp- en ordediensten bij de voorbereiding, het evenement zelf en de evaluatie.(61) Safety en security zijn aan elkaar gerelateerde en complementaire begrippen. Safety heeft vooral betrekking op accidentele incidenten en de bescherming tegen menselijk en technisch falen. Globaal gezien betreft het de maatregelen ter bescherming van de omgeving.
Security slaat op intentionele incidenten en de beveiliging tegen opzettelijke handelingen. Globaal gezien betreft het de maatregelen ter voorkoming van een verstoring van de activiteit. (62) De informatieopdracht van de politiediensten wordt beperkt door de privacy en in het bijzonder door de bepalingen van artikel 8 EVRM, artikel 17 BUPO-verdrag (Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, geïnitieerd door de Verenigde Naties op basis van het U.V.R.M., geratificeerd in België op 21 april 1981), artikel 22 GW, de bepalingen van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 8 december 1992, de artikelen 44/1 en volgende WPA, de specifieke richtlijnen, de discretieplicht en het beroepsgeheim. (63) Art.5/1 WPA : "De overheden van bestuurlijke politie en de politiediensten moeten elkaar de hen toegekomen inlichtingen betreffende de openbare orde mededelen, die tot preventieve of beteugelende maatregelen aanleiding kunnen geven.".
Art. 5/2 WPA : "De politiediensten moeten bij bijzonder verslag de betrokken bestuurlijke overheden informeren over de buitengewone gebeurtenissen betreffende de openbare orde waarvan zij kennis hebben. Om de burgemeester in staat te stellen zijn verantwoordelijkheden van bestuurlijke politie uit te oefenen, informeren de korpschef van de lokale politie, de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijke directeur van de federale politie hem onverwijld over de gewichtige feiten die de openbare rust, veiligheid of gezondheid in de gemeente kunnen verstoren (...).". (64) In het kader van de uitoefening van hun opdrachten kunnen de politiediensten gegevens van persoonlijke aard verwerken voor zover ze toereikend, terzake dienend en niet overmatig van aard zijn in het licht van de doeleinden van bestuurlijke en van gerechtelijke politie waarvoor ze verkregen worden en waarvoor ze later verwerkt worden.(65) Zie ook de informatiebehoeften en -verplichtingen in het kader van de gespecialiseerde opdrachten van bestuurlijke politie.(66) Art.44/1, § 4 WPA : "Wanneer de politiediensten in het kader van de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie kennis krijgen van persoonsgegevens en informatie die van belang zijn voor de uitoefening van de bestuurlijke politie en die aanleiding kunnen geven tot beslissingen van bestuurlijke politie, stellen zij de bevoegde bestuurlijke politieoverheden daarvan onverwijld, zonder enige beperking en met schriftelijke bevestiging in kennis, behoudens wanneer dit de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen, maar onverminderd de maatregelen die noodzakelijk zijn in geval van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de bescherming van personen en van de openbare veiligheid of gezondheid.". (67) Zie de wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging, in het bijzonder de artikelen 3, 6, 8, 10 en 14, en het KB van 28 november 2006, in het bijzonder de artikelen 2, 7, 8 en 11.(68) Politiepraktijkgids - Policing Events : Het strategisch politionele beheer van gebeurtenissen openbare orde Deze methode voor de politionele risicoanalyse is gebaseerd op het concept van Informatiegestuurde Politiezorg (IGPZ) en genegotieerd beheer (zie punt 2.Overleg en coördinatie). Het is een continu en dynamisch beeldvormings- en besluitvormingsproces (op strategisch, operationeel en tactisch niveau) dat in drie stappen verloopt : * Stap 1 : Doelbepaling : analyse van de contexten, van de beleidsvisie, van de tolerantiegrenzen, van de (wettelijke) opdracht(en) en van de dreigingen (What If-hypothesen) met het oog op het inventariseren van de kwetsbaarheden en de opportuniteiten. * Stap 2 : Risicodetectie : analyse van de menselijke, materiële en andere determinerende risicofactoren (weersomstandigheden, tijdsfactoren, ...) met het oog op het bepalen van de reële risico's, de prioriteiten en de concrete kansen. * Stap 3 : Risicoreductie : bepalen van de risicoverlagende maatregelen die door de betrokken overheden, organisator, partijen, partners, politiediensten dienen genomen te worden met het oog op het voorkomen of verminderen van de risico's en het definiëren van een globaal, geïntegreerd en gecoördineerd veiligheidsconcept.
Dit model kan op alle operationele situaties toegepast worden : politioneel beheren van recreatieve evenementen, van manifestaties en optochten, van tussenkomsten in het domein van bestuurlijke of gerechtelijke politie in een gevaarlijke omgeving of in moeilijke buurten, operaties van gerechtelijke politie met maatregelen van bestuurlijke politie, ... (69) De aanpak van voetbalgerelateerd geweld gebeurt conform de Voetbalwet en de desbetreffende rondzendbrieven.(70) Stadsrellen zijn (punctuele) gewelddadige verstoringen van de openbare orde, in of vanuit probleemaccumulatie buurten (achterstandswijken met meestal een multi-etnische bevolking), waarbij groepen (voornamelijk) jonge relschoppers hun onvrede en frustratie uiten op een destructieve wijze.In een aantal gevallen nemen jongeren uit andere wijken deel aan de rellen of zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks, de oorzaak van verdere escalatie. De aanleidingen kunnen veelvuldig zijn : uitbarsting van geweld als een vorm van rebellie door sociaal achtergestelde jongeren die zich afzetten tegen de maatschappij en haar symbolen, versterking van de groepsidentiteit (status) en het ontstaan van een hybride straatcultuur met afwijkende normen en dominerende gedragspatronen, territoriumstrijd met het oog op de annexatie van een deel van de publieke ruimte, rituele of symbolische ontlading van geweld (vb eindejaarsfeesten, ...), afleidingsmanoeuvre om ongestraft criminele activiteiten op te zetten (drugstrafiek, vermogensdelicten, wapentrafiek, ...), ... (71) Etnische rellen kunnen in hun verschijningsvormen gelijken op stadsrellen, maar onderscheiden er zich van door de hoofdoorzaak.Ze kunnen het gevolg zijn van spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen van dezelfde wijk (wijkgerelateerde conflicten), nationale of internationale spanningen tussen etnische gemeenschappen (geïmporteerde conflicten),... In een aantal gevallen worden deze conflicten gerecupereerd door jongerengroepen die hiervan gebruik maken om rellen te veroorzaken. (72) Art.2 van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer : "Ieder natuurlijke persoon heeft in verband met de verwerking van persoonsgegevens die op hem betrekking hebben, recht op bescherming van zijn fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer.". (73) Art.35 WPA : "De politieambtenaren mogen aangehouden, gevangen of opgehouden personen, buiten noodzaak, niet aan publieke nieuwsgierigheid blootstellen. Zij mogen deze personen zonder hun instemming niet onderwerpen of laten onderwerpen aan vragen van journalisten of derden die vreemd zijn aan de zaak, noch van hen beeldopnamen maken of laten maken behalve die welke bestemd zijn voor hun identificatie of voor andere door de bevoegde gerechtelijke instantie vastgestelde doeleinden. Behalve om hun verwanten te verwittigen, mogen zij de identiteit van de betrokken personen niet bekend maken zonder daartoe de instemming van de bevoegde gerechtelijke instantie te hebben gekregen.".
De politiediensten hebben de verplichting om aangehouden personen te ontrekken aan de publieke nieuwsgierigheid door het nemen van adequate maatregelen : beroepsgeheim en discretieplicht, keuze van een discrete plaats voor de interventie en de fouillering, keuze van een aangepaste reisweg voor de overbrenging, in plaats stellen van een optisch schild, bedekking van het gelaat, ... Deze verplichting laat de politie echter niet toe om te beletten dat de pers op een normale manier haar werk zou doen. De persvrijheid moet in deze ook geëerbiedigd worden.
Art. 131 WGP : "Het statuut van de politieambtenaren, waarborgt het beroepsgeheim en het bevat een discretieplicht. Het is de politieambtenaren verboden, zelfs na het beëindigen van hun ambt, die gegevens bekend te maken die betrekking hebben op `s lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven. Dit verbod geldt bovendien voor gegevens die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen.". (74) Art.416 SW : "Er is noch misdaad, noch wanbedrijf, wanneer de doodslag, de verwondingen en de slagen geboden zijn, door de ogenblikkelijke noodzaak van de wettige verdediging van zichzelf of van een ander.". - Er moet een aanslag (op het leven, de lichamelijke integriteit, de eerbaarheid of de individuele vrijheid) met geweld tegen personen (niet tegen goederen of zaken) zijn of een nakend gevaar van aanranding bestaan. - De aanranding moet onwettig zijn (geen verweer tegen gelegitimeerd politiegeweld). - De aanval moet ernstig zijn (vanuit het redelijke standpunt van de aangevallen persoon). - De verdediging moet ogenblikkelijk zijn (tijdens de aanslag, niet bij achtervolging, geen weerwraak). - De verdediging moet evenredig zijn met het gepleegde geweld (feitenkwestie). - De aangewende middelen moeten noodzakelijk zijn (geen ontwijking mogelijk, geen zachter alternatief). (75) KB van 3 juni 2007 betreffende de bewapening van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, alsook de bewapening van de leden van de Diensten Enquêtes bij de Vaste Comités P en I en van het personeel van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie.(76) Punt 50 van de bijlage aan het KB van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten, BS 30 mei 2006 : "Wanneer de leden van het operationeel kader geconfronteerd worden met fysiek geweld of met een reële dreiging van fysiek geweld tegen henzelf of tegen derden, hebben zij het recht maar ook de plicht om, binnen de grenzen van de wettelijke voorschriften, op de meest doeltreffende en kordate manier op te treden teneinde het geweld te beëindigen of te voorkomen. Aangezien zij op elk ogenblik met geweld kunnen worden geconfronteerd of kunnen genoodzaakt worden om dwang aan te wenden, krijgen zij terzake een geschikte fysieke en mentale opleiding en een adequate uitrusting. Dit wordt hen verleend op basis van de bijzonderheden van hun dienst of van de taken die hen worden toevertrouwd.". (77) Het gebruik van geweld dient hier breed geïnterpreteerd te worden : Dreigen met geweld, het gebruik van politiehindernissen, fysiek geweld tegen zaken, het ontplooien van interventie-eenheden, fysiek geweld tegen personen, gebruik van handboeien, gebruik van bijzondere middelen (sproeiwagen, ...), gebruik van bewapening (wapenstok, pepperspray, traangas, ...), de reactieve inzet van politie te paard, het gebruik van vuurwapens, ...