Etaamb.openjustice.be
Decreet van 01 april 2004
gepubliceerd op 01 juni 2004

Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004201566
pub.
01/06/2004
prom.
01/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/01/2004201566/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 APRIL 2004. - Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan.

Art. 2.De regering kan, tegen de voorwaarden van dit decreet en binnen de perken van de begrotingskredieten, de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces, hierna IMIIA genoemd, en de bedrijven voor vorming door arbeid, hierna BVA genoemd, erkennen en van subsidies voorzien.

Art. 3.§ 1. Elke IMIIA of elk BVA streeft naar volgende algemene doelstellingen : 1° de maatschappelijke integratie en de inschakeling in het arbeidsproces voorbereiden van de gerechtigden bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6 in aansluiting op de geïntegreerde Regeling voor de maatschappelijke integratie en de inschakeling in het arbeidsproces, hierna de Regeling genoemd, zoals ingesteld bij het decreet van 1 april 2004 betreffende de geïntegreerde regeling voor de maatschappelijke integratie en de inschakeling in het arbeidsproces;2° de gelijke kansen van de gerechtigden in de toegang tot vorming en werk bevorderen en begunstigen;3° de leerwegen van elke gerechtigde optimaliseren door middel van een geïntegreerde aanpak gegrond op het samenwerkingsverband tussen de opleidingsverstrekkers en op de moeilijkheden die elke gerechtigde meemaakt op de arbeidsmarkt;4° alle gerechtigden vormingspraktijken waarborgen ter begunstiging van de maatschappelijke, individuele en collectieve emancipatie. Onder het bevorderen van de gelijke kansen wordt elke actie verstaan waarmee tegen elke discriminatie gestreden kan worden in de zin van artikel 2 van de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.

Onder het optimaliseren van de leerwegen wordt anderzijds verstaan de coördinatie van acties in de Regeling om de gerechtigden de mogelijkheid te bieden om zoveel mogelijk vaardigheden te verwerven om hen een duurzame toegang tot de arbeidsmarkt te waarborgen en de verworvenheden van elke vormings- en inschakelingsactie te maximaliseren. § 2. Elke IMIIA of elk BVA heeft als opdracht elke gerechtigde in de mogelijkheid te stellen om : 1° zijn bekwaamheden te verhogen door hem te helpen de voor een beroep noodzakelijke attitudes et de technische vaardigheden te verwerven die hem de toegang tot kwalificerende opleidingen en, op termijn, tot de arbeidsmarkt zullen kunnen verschaffen;2° hem ertoe te brengen een project voor zijn beroepsleven op te stellen, met inbegrip van een project voor zijn beroepsvorming;3° hem ertoe te brengen een competentiebalans op te maken;4° hem ertoe te brengen actor te worden van het project voor zijn beroepsleven en opnieuw maatschappelijke banden aan te halen;5° hem ertoe te brengen zijn maatschappelijke autonomie te ontwikkelen.

Art. 4.Als gerechtigde wordt beschouwd, elke persoon die als stagiair toegelaten wordt in een IMIIA, die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven is bij het "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (FOREm, Waalse dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), die niet meer aan de leerplicht onderworpen is en die noch over het getuigschrift van het hoger secundair onderwijs noch over een gelijkwaardige of hogere titel beschikt.

Art. 5.Als gerechtigde wordt beschouwd, elke persoon die als stagiair toegelaten wordt in een BVA, die als niet-werkende werkzoekende ingeschreven is bij het FOREm, die niet meer aan de leerplicht onderworpen is en die noch over het diploma van de tweede cyclus van het secundair onderwijs noch over het getuigschrift van het lager secundair onderwijs noch over een gelijkwaardige of hogere titel beschikt.

Daarnaast kan elke BVA mits de voorafgaandelijke instemming van de Commissie bedoeld in artikel 13 rechthebbenden op sociale integratie bedoeld in artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn opvangen, die noch over het diploma van de tweede cyclus van het secundair onderwijs noch over het getuigschrift van het lagere secundair onderwijs noch over een gelijkwaardige of hogere titel beschikken.

Daartoe zullen de O.C.M.W.'s en de BVA's een overeenkomst sluiten waarvan het model door de regering wordt vastgesteld.

Art. 6.§ 1. Als gerechtigde wordt eveneens elke persoon beschouwd die toegelaten is als stagiair in een IMIIA of een BVA en die aan één der volgende voorwaarden voldoet : 1° sinds minstens vierentwintig maanden ingeschreven zijn bij FOREm als niet-werkende werkzoekende;2° een werkzoekende zijn die opnieuw op de arbeidsmarkt komt;3° opgesloten of geïnterneerd zijn met de mogelijkheid om binnen de twee jaar in het stelsel van de beperkte vrijheid of van de voorwaardelijke vrijheid vrij te komen uit een strafinrichting of een instituut tot bescherming van de maatschappij;4° beschouwd worden als een vreemdeling die wettelijk op het Belgische grondgebied verblijft, overeenkomstig de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, daarin inbegrepen in het kader van de beroepen voorzien bij de bepalingen van titel III van voornoemde wet. Om als stagiair toegelaten te worden in een IMIIA of een BVA dient de vreemdeling bedoeld onder punt 4° van vorig lid de voorwaarden bedoeld in respectievelijk de artikelen 4 of 5 na te leven.

Na voorafgaandelijk advies van de Commissie bedoeld in artikel 13 kan de regering elke IMIIA of elk BVA die er de aanvraag toe indienen, jaarlijks ter hoogte van 20 % van het aantal stagiairs per vormingsgeheel of per module : 1° niet-werkende werkzoekenden;2° personen opvangen die in aanmerking komen voor vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid mits voorafgaandelijke instemming van de raadgevend geneesheer van de Rijksdienst voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. § 2. Na voorafgaandelijk advies van de Commissie bedoeld in artikel 13 kan de regering de voorwaarden bedoeld in vorig lid nader bepalen.

De regering bepaalt eveneens nader wat verstaan dient te worden onder module en vormingsgeheel in de zin van dit decreet. § 3. Voor de toepassing van dit decreet worden gelijkgesteld met werkloosheidsperiodes : 1° de periodes die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van een vergoeding krachtens de wets- of regelgevende bepalingen betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;2° de periodes waarin een gevangenisstraf uitgezeten wordt;3° de werkloosheidsperiodes die gedekt worden door vakantiegeld;4° de loonarbeidperiodes die samengeteld niet meer bedragen dan het equivalent van drie maanden voltijdse arbeid. Voor de toepassing van punt 2 van het eerste lid van paragraaf 1 wordt beschouwd als werkzoekende die opnieuw op de arbeidsmarkt komt, elke persoon die geen beroepsactiviteit uitgeoefend heeft tijdens de drie jaar voorafgaand aan de aanvang van zijn vormingsperiode en die niet in aanmerking is gekomen voor werkloosheidsuitkeringen, wachtgeld of onderbrekingsuitkeringen tijdens de periode van drie jaar die voorafgaat aan zijn inschrijving als werkzoekende. § 4. In het kader van de toepassing van dit decreet is FOREm ertoe gehouden binnen de vijf werkdagen elke IMIIA of elk BVA die er de aanvraag toe indienen, een document te verstrekken waaruit blijkt dat de kandidaat-stagiair ingeschreven is als niet-werkende werkzoekende of daarmee gelijkgesteld.

Art. 7.De toestand van de gerechtigden bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6 wordt beoordeeld op het ogenblik waarop ze hun vormingsperiode aanvangen, zoals vastgesteld in het vormingscontract bedoeld in artikel 8, § 1, eerste lid, 4°. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 8.§ 1. Na advies van de Commissie bedoeld in artikel 13 erkent de regering als IMIIA de instellingen die aan volgende voorwaarden voldoen : 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel die valt onder de wet van 27 juni 1921 over de verenigingen zonder winstgevend oogmerk, de internationale verenigingen zonder winstgevend oogmerk en de stichtingen of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dan wel een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn in de zin van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;2° een samenwerkingsverband gesloten hebben, waarvan het model door de regering bepaald wordt, met FOREm in het kader van de Regeling;3° zich ertoe verbinden kosteloos elke persoon als stagiair in de vorming op te vangen die deel uitmaakt van één van de categorieën bedoeld in de artikelen 4 en 6, en hem krachtens de overeenkomst bedoeld onder punt 2° van dit lid de voordelen toe te kennen die verleend worden aan de stagiairs die een beroepsopleiding genieten;4° zich ertoe verbinden de stagiair in te lichten over zijn rechten en verplichtingen in het kader van zijn beroepsopleiding;5° zich ertoe verbinden een vormingscontract met de gerechtigde af te sluiten en hem een opvang, een psychosociale begeleiding en een geïndividualiseerde evaluatie op grond van de individuele in onderlinge overeenstemming afgesproken doelstellingen waarborgen;6° zich ertoe verbinden minstens 10 % van de vormingsuren per vormingsgeheel verspreid over de gehele vormingsduur te wijden aan de psychosociale begeleiding en aan de evaluatie van de deelname en de vorming van elke stagiair in groep of individueel;7° zich ertoe verbinden jaarlijks minstens achtduizend vormingsuren te produceren en minstens zes stagiairs per vormingsgeheel op te vangen, vanaf het derde erkenningsjaar;8° een methodologisch dossier samenstellen waaruit volgende bestanddelen blijken : a.een vormingsmethodologie die eigen is aan de volwassenen, gebaseerd op inspraak of innovatie, en aangepast aan de eigenheid van de gerechtigden; b. een aanpak die de geïndividualiseerde vorming met de groepsdynamiek verbindt, en collectief werk met teamwork;c. een aanpak die theorie combineert met concrete toepassingen waarbij rekening gehouden wordt met de alledaagse werkelijkheid van de stagiairs en van het beroepsleven;9° zich er, enerzijds, toe verbinden een doorlopende, opleidende en inspraakgerichte evaluatie door te voeren en, anderzijds, te verifiëren of de beroepsvaardigheden, of maatschappelijk of technisch, al dan niet verworven zijn;10° in het kader van de Regeling één of meerdere samenwerkingsovereenkomsten gesloten hebben met andere verstrekkers van opleidingen en maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces of, bij ontstentenis, voor elk vormingsgeheel de noodzakelijke samenwerkingsverbanden met laatstgenoemden geïdentificeerd hebben;11° zich ertoe verbinden de goeden en dienstverlening die de stagiairs of het personeel voortgebracht hebben, niet in de handel te brengen, behalve in het kader van een winstgevende activiteit die bijkomstig is aan het maatschappelijk doel;12° de wet van 4 augustus 1996 over het welzijn van de werknemers naleven;13° voor de indiening van de aanvraag het advies ingewonnen hebben van het territoriaal bevoegde Subregionaal comité voor arbeidsbemiddeling en vorming. De methodologie bedoeld onder punt 8°, a, kan stages in bedrijven omvatten waarvan de regering de modaliteiten vaststelt. § 2. Om als IMIIA te worden erkend dient elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of elke vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn zich ertoe verbinden in zijn boekhouding een specifieke functie op te nemen waarin de uitgaven en de ontvangsten verbonden aan diens als IMIIA erkende activiteiten opgenomen zijn. § 3. De regering kan de voorwaarden bedoeld in paragraaf 1 nader bepalen.

Art. 9.Na advies van de Commissie bedoeld in artikel 13 erkent de regering als BVA de instelling die de voorwaarden bedoeld in artikel 8 naleeft, uitgezonderd de punten 3° en 11°, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, evenals volgende voorwaarden : 1° zich ertoe verbinden kosteloos elke persoon als stagiair in de vorming op te vangen die deel uitmaakt van één van de categorieën bedoeld in de artikelen 5 en 6 en hem de voordelen toekennen bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002 betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen, uitgezonderd de kosten voor kinderbewaarplaatsen en kinderopvang overgenomen door FOREm;2° een theoretische aanpak combineren met de reële werksituatie die resulteert in het voortbrengen van goederen en diensten. Het voortbrengen van goeden en diensten maakt deel uit van de vormingsmethodologie die door het BVA georganiseerd wordt. Bedoeld voortbrengen van goederen en diensten kadert in de perken en de naleving van de ratio's die door de Regering omschreven worden, met betrekking tot de omzet per voltijds equivalente werknemer en de begeleidingspercentages van de stagiairs in vorming volgens de bedrijfstak. Wanneer de regering die ratio's vastlegt, waakt hij er in het bijzonder over dat het BVA de bepalingen van hoofdstuk VII van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument naleeft.

Art. 10.De erkenning wordt verleend na advies van de Commissie bedoeld in artikel 13 door de Regering voor een aanvankelijke duur van één jaar.

Op grond van een positieve evaluatie door de Commissie bedoeld in artikel 13, kan de aanvankelijk toegekende erkenning vervolgens verleend worden voor een maximumduur van drie jaar, hernieuwbaar.

Na advies van de commissie bedoeld in artikel 13 beslist de Regering over de toekenning, de hernieuwing, de opschorting of de intrekking van de erkenning op de wijze die hij bepaalt.

De Regering bepaalt de procedure, de behandeling en de evaluatie van de aanvragen door de diensten die hij aanwijst.

Art. 11.Indien een IMIIA of een BVA de erkenning van een nieuw vormingsgeheel aanvraagt, komen ze in aanmerking voor een vereenvoudigde procedure waarvan de modaliteiten door de regering bepaald worden.

Art. 12.Indien een IMIIA of een BVA ophoudt aan één van de voorwaarden bedoeld in dit decreet te voldoen, kan de erkenning na advies van de Commissie bedoeld in artikel 13, opgeschort of ingetrokken worden door de Regering, volgens de door hem bepaalde procedure. HOOFDSTUK III. - Adviesverlenende erkenningscommissie

Art. 13.§ 1. Er wordt in de diensten die de Regering aanwijst, een adviesverlenende Erkenningscommissie ingesteld, hierna de Commissie genoemd.

De commissie bestaat uit twee afdelingen, waarbij de ene bevoegd is voor de erkenning van de IMIIA's en de andere voor de erkenning van de BVA's. § 2. De opdrachten van de Commissie zijn de volgende : 1° op eigen initiatief of op aanvraag van de regering gemotiveerde adviezen uitbrengen vóór elke beslissing betreffende de toekenning, de hernieuwing, de opschorting of de intrekking van de erkenning;2° het bestuur belast met de controle en het toezicht op de bepalingen van dit decreet de feiten overmaken waarvan ze kennis neemt en die onder de inbreuken of tekortkomingen ten aanzien van de bepalingen van dit decreet vallen;3° op aanvraag van de regering elk advies overmaken over de uitvoering van het decreet en over alle vraagstukken betreffende de IMIIA's en de BVA's;4° jaarlijks de Regering een globaal evaluatieverslag over de uitvoering van dit decreet overmaken. § 3. Elkeen van beide afdelingen bestaat uit : 1° één vertegenwoordiger van de Minister bevoegd voor Vorming, die het voorzitterschap waarneemt;2° één vertegenwoordiger van de Minister van Sociale Aangelegenheden;3° één vertegenwoordiger van de Minister van Tewerkstelling;4° twee vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties;5° twee vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties;6° twee vertegenwoordigers van het FOREm;7° één vertegenwoordiger van het "Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen); 8° één vertegenwoordiger van de "Union des Villes et Communes de Wallonie" (Unie van de Waalse Steden en Gemeenten), bond van de O.C.M.W.'s; 9° één vertegenwoordiger van het "Agence Fonds social européen" (Agentschap Europees Sociaal Fonds);10° één vertegenwoordiger van de "Conseil économique et social de la Région Wallonne" (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest);11° één vertegenwoordiger van de vereniging bedoeld in artikel 19;12° één vertegenwoordiger van het bestuur, die het secretariaat waarneemt. Daarnaast wonen twee leden ter vertegenwoordiging van de BVA's en twee leden ter vertegenwoordiging van de IMIIA's de vergaderingen van de commissie bij. § 4. De gewone leden, evenals hun plaatsvervanger, van beide afdelingen worden benoemd door de Regering voor een periode van vier jaar, hernieuwbaar.

De vertegenwoordigers, bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, 4° en 5°, worden uit dubbele kandidatenlijsten gekozen door hun respectievelijke organisaties voor beide afdelingen.

Het lid dat ophoudt zijn mandaat uit te oefenen voor de datum waarop het verstrijkt, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die het mandaat voltooit. § 5. De commissie vergadert minstens vier keer per jaar, na bijeenroeping door de voorzitter. § 6. Elkeen van beide afdelingen stelt zijn huishoudelijk reglement vast, dat door de Regering wordt goedgekeurd. HOOFDSTUK IV. - Evaluatie, controle en beroepen

Art. 14.De evaluatie en de controle van de toepassing van de bepalingen van dit decreet en diens uitvoeringsbepalingen worden uitgeoefend door de diensten die de regering aanwijst overeenkomstig artikel 15.

De Regering bepaalt de evaluatiewijze. Die moet meer bepaald op volgende bestanddelen gegrond zijn : 1° de kwantitatieve en de kwalitatieve doelstellingen vastgesteld door de regering;2° de factoren verbonden met de sociaal-economische context en de processen die zijn ingesteld om erop in te spelen;3° de voldoeningscijfers uitgebracht door de stagiairs, opleidingsverstrekkers en de eventueel betrokken werkgevers.

Art. 15.In artikel 1 van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid, gewijzigd bij het decreet van 6 mei 1999, wordt een punt 12° toegevoegd luidend als volgt : « 12° het decreet van 12 februari 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid. »

Art. 16.De beroepscommissie ingesteld krachtens artikel 12 van het decreet van 1 april 2004 betreffende de geïntegreerde regeling voor de maatschappelijke integratie en de inschakeling in het arbeidsproces is bevoegd om een advies uit te brengen betreffende de beroepen ingediend ofwel door een IMIIA ofwel door een BVA in geval van weigering, opschorting of intrekking van de erkenning, ofwel door een gerechtigde in verband met elk motief dat te maken heeft met zijn vorming in een IMIIA of een BVA. HOOFDSTUK V. - Subsidies

Art. 17.§ 1. De IMIIA of het BVA erkend op de door de regering bepaalde wijze komt in aanmerking voor volgende subsidies : 1° bij de aanvankelijke erkenning of bij de erkenning van een nieuw vormingsgeheel, voor een subsidie met een forfaitair bedrag van 12.500 euro bestemd om de werkings-, personeels- en uitrustingskosten te dekken; 2° tijdens de eerste twee erkenningsjaren, voor een jaarlijkse subsidie die berekend wordt per vormingsuur en per stagiair, naar verhouding tot het aantal gepresteerde vormingsuren en ter dekking van minimum de loonkosten van anderhalf voltijds equivalent voor volgende functies : a.pedagogisch of projectcoördinator; b. vormer;c. administratief of financieel assistent;3° vanaf het derde erkenningsjaar, voor een jaarlijkse subsidie die berekend wordt voor een aantal vormingsuren dat gewaarborgd is tijdens drie jaar op voorwaarde dat het jaarlijks aantal gepresteerde uren minstens gelijk is aan 90 % van het aantal uren waarvoor de instelling erkend is. De subsidies bedoeld onder de punten 2° en 3° van het eerste lid kunnen toegekend worden in de vorm van : 1° een tegemoetkoming zoals bepaald bij of krachtens het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector;2° een subsidie ter dekking van de loonkosten en de werkingskosten die nog niet gedekt zijn door een andere subsidie of door de tegemoetkoming bedoeld onder punt 1°, binnen de perken van de begeleidings- en financieringsnormen zoals door de regering bepaald. Als de voorwaarde bepaald wat betreft de subsidie bedoeld onder punt 3° van het eerste lid niet vervuld is, en voor zover de daling van het aantal vormingsuren niet toe te schrijven is aan de vervroegde doorstroming van stagiairs naar een kwalificerende vorming of naar de arbeidsmarkt, wordt de subsidie volgens de door de regering bepaalde wijze naar beneden bijgesteld voor de rest van de duurtijd van de erkenning. § 2. De IMIIA of het BVA, reeds erkend bij de inwerkingtreding van dit decreet, kunnen na advies van de Commissie in aanmerking komen voor de subsidies zoals bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 3°. § 3. De Regering bepaalt het bedrag van de subsidies bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° en 3°, waarbij rekening gehouden wordt met de financieringsnormen verbonden aan de typologie van de acties, de beroepstakken en de betrokken stagiairs.

Het bedrag van de subsidies wordt jaarlijks geïndexeerd tegen het maximum van de indexering van de begroting der primaire uitgaven van het Waalse Gewest.

De regering kan die bedragen wijzigen. In dit geval neemt hij de evolutie van het vormingsaanbod verbonden aan de evolutie van het profiel van de gerechtigden, de vormingsbehoeften en de behoeften van de arbeidsmarkt in overweging. HOOFDSTUK VI. - Vertegenwoordiging en professionalisering van de IMIIA- en de BVA-sectoren

Art. 18.Met als doel de professionalisering van de IMIIA- en de BVA-sectoren is de regering ertoe gemachtigd volgende opdrachten toe te vertrouwen aan een vereniging zonder winstoogmerk die hij aanwijst : 1° de samenhang en de kwaliteit van de bestuurs-, organisatie- en vormingspraktijken doorgevoerd door de IMIIA's en de BVA's te bevorderen;2° de vertegenwoordiging van de IMIIA's en de BVA's te bevorderen in de sturings-, opvang- en voorlichtingsinstanties van de Regering, evenals in de andere reflectie-instanties op het gebied van de vorming voor volwassenen;3° het vormingsaanbod van het personeel van de IMIIA's en de BVA's te coördineren en in voorkomend geval, de voortgezette vorming van dat personeel te waarborgen. De Regering stelt de modaliteiten vast voor de toekenning van subsidies voor die vereniging en sluit ermee een overeenkomst met als doel het nader bepalen van de modaliteiten voor de voltooiing van de opdrachten bedoeld in het eerste lid.

Art. 19.De Regering wijst de vereniging zonder winstoogmerk aan na een selectieprocedure die hij organissert binnen de twee maanden na inwerkingtreding van dit decreet, op grond van volgende criteria : 1° de representativiteit van de sector van de IMIIA's en de BVA's;2° de ervaring in de organisatie van de voortgezette opleiding van vormingsverstrekkers voor volwassenen;3° de deelname aan de coördinatie-instanties van de beroepsopleiding voor werkzoekenden in het Franse taalgebied. HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 20.Het decreet van de Franse Gemeenschapsraad van 17 juli 1987 betreffende de erkenning en de betoelaging van sommige instellingen die activiteiten uitoefenen gericht op maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces of op voortgezette beroepsopleiding wordt opgeheven.

Art. 21.De erkenning en de subsidiëring toegekend overeenkomstig de wetgeving bedoeld in artikel 20 blijft uitwerking hebben ten opzichte van elke IMIIA en elk BVA tot op een door de Regering bepaalde datum.

Art. 22.De regering maakt jaarlijks volgens de door hem bepaalde wijze een verslag over de uitvoering van dit decreet aan de Waalse Gewestraad over.

Art. 23.De Regering stelt de datum van inwerkingtreding van dit decreet vast.

Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 1 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad 615 (2003-2004) nrs. 1 tot en met 8.

Volledig verslag. Openbare vergadering van 11 februari 2004.

Bespreking en stemming.

^