gepubliceerd op 16 maart 2007
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid
21 DECEMBER 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid, inzonderheid op de artikelen 5, 6, 8 tot 13, 14, 17, 18, 19, 21 tot 23;
Gelet op het advies van de "Conseil économique et social de la Région wallonne" (Sociaal-economische raad van het Waalse Gewest), gegeven op 20 maart 2006;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), gegeven op 20 april 2006;
Gelet op het advies van de adviescommissie van het geïntegreerde insluitingsstelsel, gegeven op 3 april 2006;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 januari 2006;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 7 februari 2006;
Gelet op het advies nr. 40.769/2 van de Raad van State, gegeven op 5 juli 2006, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid;2° "stelsel" : het stelsel ingevoerd bij het decreet van 1 april 2004 betreffende het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling;3° "Minister" : de Minister van Vorming;4° "Administratie" : de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;5° "FOREm" : "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi " (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), in zijn entiteit van "regisseur-ensemblier", omschreven in artikel 1bis, 8°, van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi", zoals gewijzigd bij het decreet van 13 maart 2003;6° "Commissie" : de Adviesverlenende erkenningscommissie bedoeld in artikel 13, § 1, van het decreet;7° "gemachtigd ambtenaar" : één van de ambtenaren bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 22 april 1999 betreffende de opdracht van bevoegdheden eigen aan het Ministerie van het Waalse Gewest, namelijk, de directeur-generaal, de inspecteur-generaal, de eerste attaché of de attaché van de administratie, rekening houdend met de regels inzake afwezigheid of verhindering bedoeld in de artikelen 2 en 3 van genoemd besluit;8° "BVA" : het bedrijf voor vorming door arbeid erkend krachtens het decreet;9° "IMIIA" : de instelling voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces erkend krachtens het decreet;10° "stagiair" : de persoon die een opleiding volgt bij een BVA of een IMIIA en die voldoet aan één van de criteria bedoeld in de artikelen 4 tot 6 van het decreet;11° "vormingsgeheel" : een geheel van activiteiten en/of modules waarmee de stagiair de algemene en de nodige technische kennissen kan verwerven voor zijn inschakeling in het arbeidsproces; 12° "vormingsmodule" : inhoudsgeheel of reeks cursussen i.v.m. een specifiek vak waarmee de stagiair kennissen kan verwerven, waarbij een module in verschillende vormingsgehelen kan voorkomen; 13. "activiteitssector" : een geheel van economische activiteiten die verwijzen naar kwalificatieprofielen in verband met een vormingsgeheel;14° "vormingsuren" : de effectieve vormingsuren gevolgd door een stagiair in een BVA of IMIIA, de stageuren op de werkvloer, de uren die hij volgt bij een erkende instelling die met de BVA of de IMIIA gebonden is in het kader van het stelsel, en de gelijkstelbare uren zoals bepaald door de Minister;15° "opleiders" : de werknemers bezoldigd door de BVA of de IMIIA of door een erkende instelling die met de BVA of de IMIIA gebonden is, alsook het hulppersoneel of de personen die door een bedrijfsovereenkomst met de BVA of de IMIIA gebonden zijn en voor de technische, pedagogische en/of praktische begeleiding instaan;16° "begeleidingsuren" : de werkuren gepresteerd door de opleiders en de werknemers belast met de psychosociale begeleiding;17° "aanpassingsstage" : stage tot ontdekking van een beroep, een werkpost, een bedrijfscultuur, die de nadere bepaling van het beroepsopleidingsproject beoogt en dus voorafgaat aan de projectvalidatie. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedure en -criteria
Art. 3.De aanvraag om erkenning, waarvan het model door de Administratie wordt ter beschikking gesteld van de verzoekende instelling, wordt door laatstgenoemde bij aangetekend schrijven of bij elk ander middel ter bevestiging van de verzenddatum aan de administratie gericht. De aanvraag om erkenning wordt ingediend uiterlijk 31 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de erkenning wordt aangevraagd. Als de aanvraag buiten deze termijnen ingediend wordt, wordt ze niet in aanmerking genomen. De aanvraag om erkenning gaat vergezeld van een getypt dossier dat de volgende documenten, gegevens of verbintenissen bevat : 1° de statuten van de vereniging zonder winstoogmerk of van de vereniging van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, de beslissing van de raad voor maatschappelijk welzijn en het afschrift van de goedkeuring door de gemeenteraad als het dossier door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt ingediend; 2° een afschrift van het samenwerkingsverband bedoeld in artikel 8, § 1, 2°, van het decreet, dat met de "FOREm" gesloten is in het kader van het stelsel of het bewijs dat de nodige stappen t.a.v. de "FOREm" sinds drie maanden werden ondernomen; 3° een afschrift van de overeenkomst waarin het beroepsproject van de stagiair omschreven wordt en waarvan het model door de Regering wordt bepaald op voorstel van de administratie, gesloten tussen de B.V.A en betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van het decreet, in het kader van de opvang van de rechthebbenden op sociale integratie; 4° het uitvoerige jaarlijkse vormingsprogramma per vormingsgeheel, volgens de modaliteiten bepaald door de Minister, waarbij melding wordt gemaakt van de samenwerkingsverbanden met andere operatoren inzake vorming en socio-professionele inschakeling;5° de verbintenis tot onderwerping aan de administratieve, pedagogische en budgettaire controle van de bevoegde diensten van de administratie;6° een omschrijving van de materiële en menselijke hulpmiddelen aangewend voor de verwezenlijking van het vormingsprogramma ten einde de in artikel 3 van het decreet omschreven doelstellingen en opdrachten te halen;7° een uitvoerig begrotingsontwerp voor het kalenderjaar volgend op het lopende boekjaar en een financieel plan dat betrekking heeft op de drie komende jaren;8° het afschrift van het model van overeenkomst gesloten met de stagiair;9° het afschrift van het inspectieverslag of van de aanvraag om inspectie van de lokalen door de brandweerdienst, alsook elk document afgegeven door een erkende instelling voor het materieel waarvan het gebruik eventuele risico's inhoudt;10° het bewijs van de naleving van de regelgeving inzake medische controle genomen krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers;11° voor de IMIIA, de verbintenis tot de kosteloze opvang als stagiair in de vorming van elke persoon die valt onder één van de categorieën bedoeld in de artikelen 4 en 6 van het decreet, waarbij hem de voordelen toegekend worden die verleend worden aan de stagiairs die een beroepsopleiding volgen;12° voor de BVA, de verbintenis tot de kosteloze opvang als stagiair in de vorming van elke persoon die valt onder één van de categorieën bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet, waarbij hem de voordelen toegekend worden die vastliggen in het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002 betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen, met uitzondering van de crèche- en kinderopvangkosten overgenomen door de "FOREm";13° de verbintenis om de stagiair in te lichten over zijn rechten en verplichtingen in het kader van zijn beroepsopleiding en om met hem een vormingscontract af te sluiten waarbij hem als opvang een geïndividualiseerde psychosociale begeleiding en evaluatie gegarandeerd worden op grond van in onderlinge overeenstemming gedefinieerde individuele doelstellingen;14° de verbintenis om per vormingsgeheel minstens 10 % van de over de gezamenlijke vormingsduur verspreide vormingsuren te wijden aan de psychosociale begeleiding en aan de participatieve en formatieve evaluatie van elke stagiair, in groep of individueel, om jaarlijks minstens achtduizend vormingsuren te produceren en minstens zes stagiairs per vormingsgeheel op te vangen vanaf het derde erkenningsjaar, om, enerzijds, een doorlopende, opleidende en inspraakgerichte evaluatie door te voeren en, anderzijds, te verifiëren of de beroepsvaardigheden, of maatschappelijk of technisch, al dan niet verworven zijn;15° voor de IMIIA, de verbintenis om de door de stagiairs of het personeel voortgebrachte goederen en diensten niet in de handel te brengen, behalve in het kader van een winstgevende activiteit die bijkomstig is aan het maatschappelijk doel en voor de BVA's, de verbintenis om een theoretische aanpak te combineren met de reële werksituatie die resulteert in het voortbrengen van goederen en diensten. Het model van samenwerkingsverband bedoeld in het eerste lid, 2°, dat elke IMIIA of BVA voorafgaandelijk aan de erkenning, met de "FOREm" moet sluiten in het kader van het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling, wordt door de Regering bepaald op voorstel van de Administratie.
De vorming die het voorwerp uitmaakt van de overeenkomst bedoeld in het eerste lid, 8° mag niet meer dan achttien maanden of 2 100 vormingsuren duren, met inbegrip van de stageuren op de werkvloer bedoeld in artikel 16.
Het vormingsprogramma van elk vormingsgeheel duurt minstens 150 vormingsuren per stagiair voor een vormingsgeheel ingericht door een IMIIA en minstens 300 vormingsuren per stagiair voor een vormingsgeheel ingericht door een BVA. Elk vormingsgeheel duurt minstens 9 vormingsuren per week, behalve voor de vormingen die in een gevangenis plaatsvinden.
Art. 4.Binnen tien dagen na ontvangst van de erkenningsaanvraag stuurt de administratie naar de verzoekende instelling hetzij een bericht van ontvangst met de melding dat het dossier volledig is, hetzij een bericht waarbij ze verzocht wordt het dossier aan te vullen. In het tweede geval stuurt de Administratie een bericht van ontvangst naar de verzoekende instelling zodra zij de ontbrekende stukken ontvangen heeft.
Zodra het dossier volledig is, verzoekt de Administratie het/de territoriaal bevoegde Subregiona(a)l(e) comité(s) voor Arbeidsbemiddeling en Vorming om advies.
De aanvraag wordt door de administratie onderzocht.
Art. 5.Het of de Subregiona(a)l(e) comité(s) voor Arbeidsbemiddeling en Vorming brengt (brengen) advies uit over de erkenningsaanvraag binnen 40 werkdagen, te rekenen van de dag waarop ze door de Administratie wordt verstuurd.
Deze termijn wordt tijdens de maanden juli en augustus opgeschort.
Na afloop van die termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn.
Art. 6.De Commissie brengt advies uit binnen 90 werkdagen na ontvangst van het volledige dossier door de Administratie. Deze termijn wordt tijdens de maanden juli en augustus opgeschort. Als de Commissie binnen deze termijn geen advies uitbrengt, wordt het geacht ongunstig te zijn.
Alvorens advies uit te brengen overeenkomstig artikel 13, § 2, van het decreet, hoort de Commissie de vertegenwoordigers van de verzoekende instelling die daarom verzoekt. De vertegenwoordigers van de verzoekende instelling kunnen ook op initiatief van de Commissie gehoord worden.
In elk geval worden de vertegenwoordigers van de verzoekende instelling gehoord na verzending van een oproepingsbrief waarin desgevallend melding wordt gemaakt van de punten waarover de commissie hun standpunt wenst te horen.
Art. 7.De Minister beslist uiterlijk binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het onderzoeksverslag van de Administratie, dat vergezeld gaat van het advies of de evaluatie van de Commissie.
Als de Minister het onderzoeksverslag van de Administratie samen met het advies of de evaluatie van de Commissie in de maanden juli of augustus ontvangt, wordt de termijn van orde op dertig werkdagen vastgelegd.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de vastgelegde termijn wordt zij geacht gunstig te zijn.
Na ontvangst van de beslissing geeft de Administratie kennis ervan aan de instelling.
Art. 8.§ 1. De aanvraag om verlenging voor een maximumduur van drie jaar of om hernieuwing van de erkenning van de BVA of IMIIA na drie jaar wordt ingediend bij de Administratie bij aangetekend schrijven of bij elk ander middel waarbij de verzenddatum wordt bewezen, ten vroegste acht maanden en uiterlijk vier maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning. Als de aanvraag buiten deze termijnen ingediend wordt, wordt ze niet in aanmerking genomen.
Deze aanvraag gaat vergezeld van een activiteitenverslag waarvan het model door de Minister wordt bepaald op voorstel van de Administratie.
De documenten, gegevens of verbintenissen bedoeld in artikel 2 moeten aan de Administratie worden overgelegd, met uitzondering van die bedoeld in de punten 1° en 8°. § 2. De aanvraag om erkenning van een nieuw vormingsgeheel wordt uiterlijk zes maanden vóór de geplande start van het nieuw geheel ingediend bij de Administratie, die daarvan ontvangst bericht. Als de aanvraag buiten deze termijnen ingediend wordt, wordt ze niet in aanmerking genomen.
De documenten, gegevens of verbintenissen bedoeld in artikel 2 moeten aan de Administratie worden overgelegd, met uitzondering van die bedoeld in de punten 1°, 5° en 8°.
De erkenning van een nieuw vormingsgeheel wordt beperkt tot de duur van de erkenning van betrokken IMIIA of BVA Er kan slechts één enkel nieuw geheel worden erkend tijdens de duur van de erkenning van betrokken IMIIA of BVA. In het kader van dit besluit wordt een vormingsgeheel als nieuw beschouwd voorzover het de volgende cumulatieve voorwaarden vervult : 1° betrekking hebben op een publiek dat eigen is aan dit geheel;2° een pedagogisch programma en/of een werkmethode toepassen die specifiek zijn voor dit nieuw geheel en die verschillen van de andere erkende vormingsgehelen;3° een verhoging van het globale volume vormingsuren en van het aantal stagiairs teweegbrengen, met behoud van hetzelfde aantal vormingsuren en stagiairs voor de andere erkende vormingsgehelen;4° een bijkomende begeleiding aanbieden in termen van arbeidsduur;5° minstens 150 vormingsuren per stagiair tellen voor een nieuw vormingsgeheel ingericht door een IMIIA en minstens 300 vormingsuren per stagiair voor een nieuw vormingsgeheel ingericht door een BVA. § 3. De artikelen 3 tot 6 zijn van toepassing op de aanvragen om verlenging van een erkenning met maximum drie jaar, om hernieuwing van een erkenning en om erkenning van een nieuw vormingsgeheel. § 4. Er wordt een oorspronkelijke erkenning van drie jaar (verlengbaar) toegekend aan de instellingen erkend en gesubsidieerd krachtens de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 6 april 1987 betreffende de erkenning van de "entreprises de formation par le travail" (bedrijven voor vorming door arbeid) of van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 5 oktober 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels voor de erkenning en de betoelaging van instellingen die activiteiten uitoefenen gericht op maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces of op voortgezette beroepsopleiding alsmede voor het sluiten van overeenkomsten met die instellingen. § 5. De erkenning heeft betrekking op een aantal vormingsuren bepaald door de Minister op voorstel van de Administratie en op voorafgaand advies van de commissie.
Art. 9.§ 1. Onder de voorwaarden bepaald bij artikel 12 van het decreet of indien de BVA of IMIIA of een vormingsgeheel niet meer voldoet aan één van de voorwaarden bedoeld in het decreet en in dit besluit, kan de Minister de erkenning van een IMIIA of een BVA of een vormingsgeheel opschorten of intrekken, na voorafgaand advies van de Commissie, uitgebracht na de vertegenwoordigers van betrokken BVA of IMIIA te hebben gehoord.
De vertegenwoordigers van de BVA of IMIIA worden gehoord na verzending van een oproepingsbrief waarin melding wordt gemaakt van de punten waarover de Commissie hun standpunt wenst te horen. § 2. De Minister kan de erkenning voor maximum zes maanden opschorten. § 3. Na ontvangst van de beslissing geeft de Administratie bij aangetekend schrijven kennis ervan aan de BVA of de IMIIA.
Art. 10.Het beroep bedoeld in artikel 16 van het decreet wordt ingediend volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 12 van het decreet van 1 april 2004 betreffende het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling. Het beroep wordt dwingend ingesteld binnen een maand na kennisgeving van de beslissing waarmee de aanvrager niet kan instemmen.Als het beroep niet binnen die termijn ingesteld wordt, is de beslissing definitief. HOOFDSTUK III. - Nadere gegevens betreffende de stagiairs
Art. 11.§ 1. Overeenkomstig artikel 6, § 1, derde lid, van het decreet, kan de Minister of de gemachtigde ambtenaar, op voorafgaand advies van de Commissie, de BVA of IMIIA machtigen tot het opvangen van stagiairs die geen enkele van de krachtens de artikelen 4 tot 6 van het decreet opgelegde voorwaarden vervullen. Deze stagiairs mogen echter niet meer dan twintig procent vertegenwoordigen van het totaalaantal stagiairs die per vormingsgeheel en vormingsmodule worden toegelaten. De aanvraag om deze stagiairs te mogen opvangen, moet dwingend worden ingediend bij aangetekend schrijven of door elk ander middel waarbij de verzenddatum wordt bevestigd.
De Minister of de gemachtigde ambtenaar beslist binnen viertig werkdagen na ontvangst van de door de Administratie aangevraagde afwijkingsaanvragen. De procedure bedoeld in artikel 3, eerste lid, en in artikel 5 is van toepassing op deze aanvragen. § 2. De personen bedoeld in artikel 6, § 1, eerste lid, 3°, van het decreet, zijn personen die opgesloten zijn en die binnen twee jaar voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964. § 3. Overeenkomstig artikel 6, § 1, derde lid, van het decreet, dient de BVA of IMIIA haar aanvraag bij de Administratie in, samen met een document dat wordt ingevuld en ondertekend door een bijzondere adviseur van de "Office" die het professioneel project van de stagiair bekrachtigt. Dit document wordt door de Minister opgesteld op voorstel van de Administratie.
In dit geval beslist de Minister of de gemachtigde ambtenaar binnen 10 werkdagen na ontvangst van de aanvraag door de Administratie en geeft hij daar kennis van aan de BVA of IMIIA. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen ten laste van de BVA's of IMIIA's
Art. 12.Alle akten, facturen, mededelingen, publicaties en andere stukken die uitgaan van een BVA of een IMIIA dragen de melding "BVA erkend door het Waalse Gewest onder het nr..... » of "IMIIA erkend door het Waalse Gewest onder het nr..... » . HOOFDSTUK V. - Ratio's
Art. 13.De BVA mag goederen voortbrengen en in de handel brengen of bezoldigde diensten verlenen binnen de perken die strikt noodzakelijk zijn voor zijn maatschappelijk doel.
De besteding van de opbrengsten uit de productie- en verkoopactiviteiten van de BVA is noodzakelijkerwijs met zijn maatschappelijk doel verbonden. De besteding van de opbrengsten maakt het voorwerp uit van een formele beslissing van de algemene vergadering van de BVA of van de raad voor maatschappelijk welzijn samengesteld op initiatief van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, en het gebruik van de opbrengsten wordt geprogrammeerd binnen een jaar na bedoeld begrotingsjaar.
Art. 14.Het omzetcijfer van de activiteitssector waaronder het vormingsgeheel van een BVA ressorteert mag per jaar niet hoger zijn dan een maximumbedrag dat vastgelegd is als volgt : voor de BVA mag het deel van elke voltijds equivalente werknemer in het omzetcijfer van de BVA niet meer bedragen dan veertig procent van het gemiddelde omzetcijfer van een werknemer van een handelsbedrijf dat ressorteert onder hetzelfde paritair comité als betrokken activiteit.
Het gemiddelde omzetcijfer per werknemer van de betrokken paritair comités wordt vastgelegd door het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique" (Waals instituut voor evaluatie, prospectie en statistiek). HOOFDSTUK IV. - Begeleidingspercentage
Art. 15.§ 1. Elk vormingsgeheel van de BVA moet een begeleidingspercentage in acht nemen op grond waarvan gegarandeerd wordt dat de productieactiviteit voor vormingsdoeleinden wordt gebruikt.
Het jaarlijkse begeleidingspercentage is de quotiënt van het aantal begeleidingsuren door het aantal vormingsuren.
Het resultaat verkregen na de berekening bedoeld in het tweede lid mag niet kleiner zijn dan 0,16. § 2. Elk vormingsgeheel van de IMIIA moet een begeleidingspercentage in acht nemen.
Het jaarlijkse begeleidingspercentage is de quotiënt van het aantal begeleidingsuren door het aantal vormingsuren.
Het resultaat verkregen na de berekening bedoeld in het tweede lid mag niet kleiner zijn dan 0,08. HOOFDSTUK VII. - Bedrijfsstages
Art. 16.§ 1. De BVA of IMIIA kan de organisatie van bedrijfsstages in zijn vormingsprogramma opnemen.
De stage die in een of meerdere bedrijven kan worden gedaan, kan echter pas aan de stagiairs worden voorgesteld als zij een vorming van minimum 150 uren in een BVA of IMIIA hebben gevolgd, behalve de aanpassingsstage(s) met een globale maximumduur van 160 uren.
Om een bedrijfsstage aan zijn stagiairs te kunnen voorstellen, moet de BVA of IMIIA bovendien de volgende voorwaarden vervullen : 1° met het bedrijf en de stagiair een overeenkomst sluiten waarin de volgende minimumvereisten vastliggen : a) de technische vaardigheden waarop de stage betrekking heeft;b) de uurrooster van de stage;c) de taken die aan de stagiair toevertrouwd zullen worden, alsook het materieel dat hij zal moeten gebruiken;d) de aanwijzing van een voogd binnen het bedrijf; e) de opvolging van de stage, minstens om de twee weken, door een opleider van de IMIIA of BVA, o.a. door een bedrijfsbezoek; 2° na elke stage die niet meer dan 160 uren duurt, een evaluatieverslag opmaken waarin een evaluatie staat van de technische vaardigheden die de stagiair verworven heeft, waarbij dat verslag getekend moet worden door de voogd, de verantwoordelijke van de IMIIA of BVA en door de stagiair;3° voor de stages die meer dan 160 uren duren, een evaluatieverslag middenin en aan het einde van de stage opmaken waarin een evaluatie staat van de technische vaardigheden die de stagiair verworven heeft, waarbij dat verslag getekend moet worden door de voogd, de verantwoordelijke van de IMIIA of BVA en door de stagiair;4° jaarlijks de lijst van de bedrijven waar de stages worden gedaan aan de Administratie overmaken. Tijdens de in aanmerking genomen stageperiodes worden minstens tien procent van de door de stagiairs gevolgde vormingsuren binnen de BVA of de IMIIA gegeven. § 2. Voor de IMIIA wordt de duur van de bedrijfsstage vastgelegd op maximum 240 uren, behalve de aanpassingsstage(s) met een globale maximumduur van 160 uren.
De IMIIA kan echter bij aangetekend schrijven of door elk ander middel waarbij de verzenddatum wordt bewezen een aanvraag om verlenging indienen bij de Minister, die na advies van de Commissie beslist. De verlenging mag in geen geval meer dan 208 uren bedragen.
De beslissing tot verlenging van de stageduur wordt genomen binnen twintig werkdagen na ontvangst van het onderzoeksverslag van de Administratie. Als de Minister het onderzoeksverslag van de Administratie in de maanden juli of augustus ontvangt, wordt de termijn van orde op dertig dagen vastgelegd. Bij gebreke daarvan wordt de beslissing van de Minister geacht gunstig te zijn. § 3. Voor de BVA wordt de duur van de bedrijfsstage vastgelegd op maximum 520 uren, behalve de aanpassingsstage(s) met een globale maximumduur van 160 uren.
De BVA kan echter bij aangetekend schrijven of door elk ander middel waarbij de verzenddatum wordt bewezen een aanvraag om verlenging indienen bij de Minister, die na advies van de Commissie beslist. De verlenging mag in geen geval meer dan 180 uren bedragen.
De beslissing tot verlenging van de stageduur wordt genomen binnen twintig werkdagen na ontvangst van het onderzoeksverslag van de Administratie. Als de Minister het onderzoeksverslag van de Administratie in de maanden juli of augustus ontvangt, wordt de termijn van orde op dertig dagen vastgelegd. Bij gebreke daarvan wordt de beslissing van de Minister geacht gunstig te zijn. § 4. Door af te wijken van de maximumduur bedoeld in de §§ 2 en 3, kan de Minister zich beroepen op andere wetgevingen die voorzien in specifieke criteria voor de organisatie van vormingen in bepaalde activiteitssectoren, namelijk wat de vormingsgehelen betreft die ressorteren onder de Paritaire Comités 318 en 319. HOOFDSTUK VIII. - Adviesverlenende erkenningscommissie
Art. 17.De Commissie is binnen de Administratie gevestigd.
De Regering benoemt de gewone leden en hun plaatsvervangers.
De Commissie stelt voor elk van haar afdelingen een huishoudelijk reglement op dat ze ter goedkeuring aan de Minister voorlegt uiterlijk binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 18.De Commissie maakt haar evaluatieverslag van het vorige boekjaar jaarlijks uiterlijk 1 juli over aan de Minister, die het aan de Regering overmaakt. HOOFDSTUK IX. - Evaluatie
Art. 19.Opdat de Commissie haar verslag kan opmaken, gaat de Administratie na of de BVA of IMIIA de doelstellingen en opdrachten bedoeld in artikel 3 van het decreet gehaald heeft, op grond van de volgende criteria : 1° kwantitatieve criteria, namelijk : a) het uitvoeringspercentage van het aantal erkende vormingsuren, per jaar en gemiddeld over de duur van de erkenning;b) het aantal opgevangen stagiairs en de evolutie ervan over de duur van de erkenning;c) het percentage stagiairs die een kwalificerende vorming gevolgd hebben na de vorming;d) het percentage stagiairs die een baan gevonden hebben na de vorming;c) het percentage stagiairs die geheroriënteerd worden aan het begin of in de loop van de vorming;2° kwalitatieve criteria, namelijk : a) de aanpassing van het vormingsprogramma aan de behoeften van de stagiair;b) de inachtneming van het individuele programma opgesteld voor elke stagiair en de eventuele aanpassing ervan tijdens de vorming;c) de doorlopende vorming van de opleiders;d) de samenwerkingsverbanden in functie van institutionele en individuele doelstellingen van de stagiairs;e) het afstemmen van de materiële middelen op de menselijke middelen;f) de overeenstemming van de kwalificatie van de opleiders en werknemers belast met de psychosociale begeleiding van de stagiairs met de criteria bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 september 2002, gesloten in het Paritair Comité nr.329; g) de opvolging van de stagiairs na de vorming;h) de bekendmaking van zijn vormings- en inschakelingsaanbod, met name door de "FOREm" te informeren zoals bedoeld in het decreet van 1 april 2004 betreffende het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling;i) het verstrekken op aanvraag van het "Institut wallon de l'Evaluation, de la Prospective et de la Statistique" van de gegevens betreffende de gesubsidieerde betrekkingen waarover de BVA of IMIIA beschikt; 3° de factoren i.v.m. de socio-economische omgeving, namelijk : a) regelmatig nagaan, in samenwerking met de bevoegde subregionale comité(s) voor arbeidsbemiddeling en vorming, of het vormingsgeheel afgestemd is op de behoeften van de werkzoekenden;b) de relevantie, in samenwerking met de bevoegde subregionale comité(s) voor arbeidsbemiddeling en vorming, van de vormingsacties als antwoord op geïdentificeerde vormingsbehoeften of op nieuwe of onvoldoende in aanmerking genomen vormingsbehoeften;c) de inachtneming van de regelgeving inzake medische controle genomen krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers;d) wat betreft de BVA, de inachtneming van de ratio's bedoeld in artikel 15°;4° de volgende voldoeningstekens : a) de deelname van de stagiairs;b) steekproefsgewijs, de voldoeningsonderzoeken uitgevoerd door de FOREm in het kader van het stelsel bij de stagiairs, de bedrijven of de partners van de BVA of IMIIA HOOFDSTUK X.- Toekenning, berekening en betaling van de subsidies
Art. 20.§ 1. Overeenkomstig artikel 17, § 1, van het decreet en binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kent de Minister subsidies toe aan de BVA of IMIIA ter dekking van de loonkosten, werkingskosten, investeringskosten en kosten i.v.m. de doorlopende vorming van de opleiders. § 2. Voor de IMIIA wordt de financiering van een vormingsuur vastgelegd op 10 euro.
Voor de door de IMIIA gegeven vormingsgehelen die ressorteren onder de sectoren alfabetisering, oppeilstelling en persoonlijke ontwikkeling wordt de financiering van een vormingsuur vastgelegd op 10 euro. § 3. Voor de BVA wordt de financiering van een vormingsuur vastgelegd op 12 euro. § 4. De berekening van het aantal gesubsidieerde uren wordt opgemaakt door de Administratie. § 5. Wat betreft de vormingsuren die binnen of buiten een BVA of IMIIA worden ingericht door een erkende instelling gebonden met de BVA of de IMIIA, worden uitsluitend de vormingsuren uitbetaald waarvoor geen andere subsidie wordt verleend en die het voorwerp uitmaken van een facturering.
Art. 21.De overeenkomstig dit besluit toegekende subsidies worden elk jaar door de Minister vastgelegd op voorstel van de Administratie en aan de erkende BVA's en IMIIA's uitbetaald als volgt : Een forfaitaire subsidie of een voorschot op de jaarlijkse subsidie, overeenkomstig artikel 17, § 1, eerste lid, van het decreet, dat 80 % van het subsidie bedoeld in artikel 17, § 1, tweede lid, 2°, vertegenwoordigt, wordt gestort uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst door de Administratie van een schuldvordering van hetzelfde bedrag als de forfaitaire subsidie of het voorschot.
Het voorschot wordt in de loop van het eerste kwartaal van het lopende jaar uitbetaald.
Het saldo van de jaarlijkse subsidie, zoals bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 2° en 3°, dat 20 % van de subsidie bedoeld in artikel 17, § 1, tweede lid, 2°, ver tegenwoordigt, wordt gestort uiter lijk binnen drie maanden na ontvangst door de Administratie van een schuldvorder ing, een jaarlijks activiteitenverslag en de bewijsstukken.
Het saldo wordt in de loop van het eerste kwartaal van het boekjaar na de toekenning van het jaarlijks subsidie uitbetaald.
Na onderzoek van de bewijsstukken kan het saldo van de jaarlijkse subsidie berekend voor een aantal vormingsuren gewaarborgd gedurende drie jaar, het voorwerp uitmaken van een verminderring of zelfs van een terugvordering van een deel van de subsidie voorzover de instelling jaarlijks minder dan 90 % van de erkende uren heeft gepresteerd. HOOFDSTUK XI. - Vertegenwoordiging van de sector
Art. 22.Overeenkomstig artikel 19 van het decreet wijst de Regering op voorstel van de Minister voor drie jaar de vereniging zonder winstoogmerk aan die de in artikel 18 van het decreet bedoelde opdrachten moet uitvoeren.
De Minister legt de modaliteiten vast voor de toekenning van subsidies aan de door de Regering aangewezen vereniging en sluit met haar de overeenkomst bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het decreet. HOOFDSTUK XII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 23.Het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 5 oktober 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels voor de erkenning en de betoelaging van instellingen die activiteiten uitoefenen gericht op maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces of op voortgezette beroepsopleiding alsmede voor het sluiten van overeenkomsten met die instellingen wordt opgeheven.
Art. 24.Het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 8 november 1988 betreffende de toekenning van toelagen aan sommige instellingen die activiteiten uitoefenen gericht op maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en de ondernemingen voor het aanleren van een beroep ("entreprises d'apprentissage professionnel" "EAP") wordt opgeheven.
Art 25. Het besluit van de Waalse Regering van 6 april 1995 betreffende de erkenning van de "entreprises de formation par le travail" (bedrijven voor vorming door arbeid) wordt opgeheven.
Art. 26.De overeenkomst die uiterlijk 30 juni 2006 met de stagiair van een BVA is gesloten, overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren, mag afwijken van artikel 9, 1°, van het decreet.
Art. 27.De instellingen erkend en gesubsidieerd krachtens de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 6 april 1987 betreffende de erkenning van de "entreprises de formation par le travail" of van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 5 oktober 1987 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels voor de erkenning en de betoelaging van instellingen die activiteiten uitoefenen gericht op maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces of op voortgezette beroepsopleiding alsmede voor het sluiten van overeenkomsten met die instellingen, behouden hun erkenning tot er beslist wordt over hun erkenningsaanvraag in het kader van het decreet en van dit besluit.
Art. 28.De Minister organiseert op voorstel van de Administratie een faseringssysteem over maximum vijf jaar voor de toekenning en uitbetaling van de subsidies om de positieve of negatieve gevolgen van dit besluit op de schatkist van de BVA en IMIIA te dempen.
Art. 29.De Minister maakt jaarlijks een verslag over de uitvoering van dit besluit over aan de Regering, die het aan het Waals Parlement overmaakt, overeenkomstig artikel 22 van het decreet.
Art. 30.Het decreet en dit besluit treden in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van de artikelen 8 tot 13 van het decreet en 3 tot 10 van dit besluit, die in werking treden op 1 mei 2007.
Art. 31.De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 21 december 2006.
De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Vorming, Mevr. M. ARENA