gepubliceerd op 16 juni 2014
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van de artikelen 3 en 4, 8 tot 16 en 18 van het decreet van 10 juli 2013 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling
15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van de artikelen 3 en 4, 8 tot 16 en 18 van het decreet van 10 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2013 pub. 20/08/2013 numac 2013204704 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling sluiten betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling
De Waalse Regering, Gelet op het
decreet van 10 juli 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
10/07/2013
pub.
20/08/2013
numac
2013204704
bron
waalse overheidsdienst
Decreet betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling
sluiten betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling, inzonderheid op de artikelen 3 en 4, 8 tot 16 en 18;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 21/12/2006 pub. 16/03/2007 numac 2007200795 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid sluiten tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid;
Gelet op het advies nr. A.1178 van de « Conseil économique et social de Wallonie » (Sociaal-economische raad van Wallonië), gegeven op 17 maart 2014;
Gelet op het advies nr. A 14/03 van het beheerscomité van de « Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi » (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), gegeven op 11 maart 2014;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 december 2013;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 30 januari 2014;
Gelet op het advies nr. 55.897/2 van de Raad van State, gegeven op 28 april 2014, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en algemeenheden
Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aanglegenheid bedoeld in artikel 127 ervan.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het « decreet » : het decreet van 10 juli 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/07/2013 pub. 20/08/2013 numac 2013204704 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling sluiten betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling;2° de « Minister » : de Minister van Vorming;3° de « administratie » : de Directie Beroepsopleiding van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;4° de « sociale inspectie » : de Directie Sociale Inspectie van het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;5° de « stagiair » : de persoon in opleiding die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet;6° de « omkaderingsuren » : de uren die daadwerkelijk gepresteerd worden door het omkaderingspersoneel belast met vorming, pedagogische opvolging en sociale begeleiding van de stagiairs; 7° het « omkaderingspersoneel » : de personen die binnen het centrum functies uitoefenen i.v.m. vorming, pedagogische opvolging of sociale begeleiding, en die contractueel aan het centrum gebonden zijn voor bedoelde functies; 8° de « vormingsuren » : de daadwerkelijk door de stagiairs gevolgde uren die gevalideerd worden in het kader van hun individueel vormingsprogramma en de daarmee gelijkgestelde uren zoals bepaald bij artikel 3;9° het « navormingsproject » : het document opgemaakt door de stagiair en het omkaderingspersoneel dat voorziet in de doelstelling inzake socioprofessionele inschakeling van de stagiair na zijn opleiding en in het geheel van de activiteiten en stappen om die doelstelling te halen. De definities opgenomen in het eerste lid kunnen nader bepaald worden door de Minister.
De termijnen in het kader van dit besluit worden berekend als volgt : 1° de dag van de akte, die de eerste dag van de termijn is, wordt niet meegerekend;2° de vervaldag wordt meegerekend;3° wanneer die dag een zaterdag, zondag of wettelijke verlofdag is, wordt de vervaldatum verschoven naar de eerstkomende werkdag. De maanden juli en augustus worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de termijnen.
Art. 3.Onder gelijkgestelde uren wordt verstaan de vormingsuren die de stagiair daadwerkelijk had moeten volgen op basis van zijn programma maar niet heeft gevolgd om de volgende redenen en binnen de volgende perken : 1° ziekte of arbeidsongeval, gewettigd door een medisch attest, met maximum één maand per afwezigheidsperiode gewettigd om die reden;2° ziekte van een kind, op vertoon van een bewijsstuk afgeleverd door de arts, de kinderbewaarplaats of de crèche waar het kind ingeschreven is, met maximum één week per afwezigheidsperiode gewettigd om die reden alsook de tien dagen voorzien voor het ouderschapsverlof;3° staking of slechte weersomstandigheden waardoor het openbaar vervoer verlamd is, bevestigd door de openbaarvervoersmaatschappij of in een krantenknipsel;4° als de stagiair een opleiding in een bedrijf volgt, wegens slecht weer waardoor de uitvoering van het werk gevaarlijk of onmogelijk gemaakt wordt gelet op hetzij de gezondheid of de veiligheid van de stagiair, hetzij de aard of de techniek van het uit te voeren werk, mits beslissing van de ondernemer of van zijn vertegenwoordiger op de werf en na raadpleging van de personeelsafgevaardigden;5° het zoeken naar een baan of de inschrijving voor een andere opleiding waarvoor de aanwezigheid van de stagiair vereist wordt, ongeacht of ze verband houdt met informatie, onthaal of de selectie- en wervingsprocedure;6° het nakomen van verplichtingen bij de « Office national de l'Emploi » (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening), de Dienst, het « Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées » (Waals Agentschap voor de Integratie van de Gehandicapte Personen), een openbaar centrum voor maatschappelijk werk, een gemeentelijke dienst, de dienst voor hulpverlening aan de jeugd of de jeugdbeschermingsdienst, de hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen of een vakbond, het ziekenfonds waar de stagiair ingeschreven is, het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering of de Commissie voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, de hoven en rechtbanken of elke verplichting die de aanwezigheid van de stagiair bij het bevoegde orgaan vordert;7° de afwezigheidsdagen bedoeld in het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, [de dienstboden,] de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten;8° de feestdagen van de erkende erediensten en de feesten van de bij wet erkende organisaties die een morele bijstand verlenen volgens een niet confessionele filosofische overtuiging;9° de ongewettigde afwezigheden waarvan de maximale duur gelijk is aan 10 percent van de vormingsuren van het programma, met name vijf dagen per jaar. Wat betreft de filières georganiseerd overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 3°, a), worden ook met vormingsuren gelijkgesteld de uren die nog niet gegeven werden aan stagiairs die minstens de helft van hun individueel vormingsprogramma hebben gevolgd en hun opleidingscontract opzeggen na het sluiten van een arbeidscontract van minimum 4 maanden of van een beroepsopleidingscontract bij een andere operator. In dit geval maakt het centrum een bewijsstuk op voor de uren die de stagiair niet echt gepresteerd heeft. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen van het centrum Afdeling 1. - Pedagogische verplichtingen
Art. 4.Met inachtneming van het pedagogisch project bedoeld in artikel 8, eerste lid, 2°, van het decreet, werkt het centrum, voor elke filière die het organiseert, een vormingsprogramma uit zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, 5°, van het decreet. Op grond van het programma van de filière sluit het centrum met elke stagiair een pedagogisch contract, uiterlijk de dag waarop zijn opleiding aanvangt, en een individueel vormingsprogramma zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, 2°, b), van het decreet.
Art. 5.Het programma van de filière wordt uitgewerkt naar gelang de categorie van de filière zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet en wordt samengesteld uit vormingseenheden met, per hoofdactiviteit, de vaardigheden, bekwaamheden en kennis waarmee de doelstelling van de filière gehaald kunnen worden. Het programma voorziet ook in de volgende elementen : 1° de duur en het wekelijkse ritme van de vorming;2° het doelpubliek overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van het decreet;3° de organisatie van het begin en het einde van de opleiding : a) of het begin en het einde van de opleiding zijn identiek voor het geheel van de stagiairs en de duur van hun opleiding is gelijk aan de duur van het programma van de filière;b) of het begin van de opleiding wordt over de hele duur van het jaar verspreid voor één of meer stagiairs en het einde ervan verchilt naar gelang van de behoeften van de stagiair;de duur van de opleiding kan verschillen van de duur van het programma van de filière; 4° het maximumaantal stagiairs : a) per zitting voor de opleidingen bedoeld onder 3°, a);b) per kalenderjaar voor de opleidingen bedoeld onder 3°, b);5° de organisatiemodaliteiten voor de pedagogische opvolging en de sociale begeleiding zoals bedoeld in artikel 8 en het uitwerken van het navormingsproject;6° de eventuele organisatie van stages en de duur ervan overeenkomstig artikel 8;7° desgevallend, het beroep op een derde, de nagestreefde doelstellingen en de derden die een partnerschapsovereenkomst met het centrum gesloten hebben. Als het beroep op een derde, met inbegrip van het partnerschap, betrekking heeft op de uitvoering van een deel van het vormingsprogramma door een onderneming, een ander centrum of een andere vormingsoperator, of een dienst voor psycho-medisch-sociale bijstand, voorziet het programma van de filière in de inhoud en de duur van het beroep op derde alsook in zijn financiële voorwaarden en organisatiemodaliteiten.
Art. 6.Het pedagogische contract voorziet in de rechten en plichten van elke partij en in de verplichting om het individuele vormingsprogramma van de stagiair in gezamenlijk overleg uit te werken.
Het individuele vormingsprogramma bevat op zijn minst de volgende elementen : 1° de categorie van de filière zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet en het opschrift ervan;2° de elementen van het programma van de filière bedoeld in artikel 5, 1° tot 7°; 3° de door de stagiair te halen doelstellingen inzake vaardigheden en technische, transversale en sociale kennis in beroepssituatie t.o.v. de referentiëlen bedoeld in artikel 15, 7° en 8°, van het decreet, als ze bestaan; 4° de duur van de vorming van de stagiair die, voor de filières bedoeld in artikel 5, 3°, b), niet langer mag zijn dan de duur van het programma van de filière, waarbij niet meer dan 50 percent van de gezamenlijke duur van het programma van de filière overschreden mag worden;5° de toepassing van de organisatiemodaliteiten voor de pedagogische opvolging en, desgevallend, de sociale begeleiding en de voorbereiding van het navormingsproject;6° het deel van het vormingsprogramma van de stagiair waarvoor zijn deelname aan een filière die tot een andere filièrecategorie behoort nodig is, gelijktijdig en in hetzelfde centrum;7° desgevallend, en voor een deel van het individuele vormingsprogramma, het beroep op een derde zoals omschreven in artikel 5, laatste lid. Het individuele vormingsprogramma kan aangepast worden naar gelang van de evolutie van de stagiair, van zijn behoeften en van de resultaten van de tussentijdse evaluaties van zijn verworvenheden inzake vaardigheden.
Na afloop van de vorming maakt het centrum het eindevormingsattest op met melding van de duur van de vorming en de door de stagiair verworven vaardigheden en, desgevallend, een synthese van zijn navormingsproject.
Het centrum dat het pedagogische contract met de stagiair sluit, zorgt voor de pedagogische opvolging en de sociale begeleiding zolang de vorming duurt, incluis in het kader van een beroep op een derde zoals bedoeld in artikel 5. Als een deel van de de vorming in een ander centrum plaatsvindt, kan geen ander pedagogisch contract gesloten worden.
Als een beroep gedaan wordt op opleidingen die door een centrum georganiseerd worden, zoals bedoeld in artikel, eerste lid, 7°, of in artikel 6, tweede lid, 6°, 7°, worden de uren die de stagiair bij een andere filièrecategorie heeft gevolgd desgevallend betaald op basis van het uurtarief dat toepasselijk is op de andere filièrecategorie.
Art. 7.§ 1. In het programma van de filière kan het centrum voorzien in de organisatie van één van de twee volgende stages : 1° een stage tot ontdekking van een beroep, een werkpost, een bedrijfscultuur, die de nadere bepaling van het beroepsopleidingsproject beoogt en waarvan de duur niet langer mag zijn dan 90 uren;2° een beroepsvormende stage gericht op de uitoefening van vaardigheden verworven binnen de vormingsfilière en waarvan de duur niet langer mag zijn dan 520 uren. De stages bedoeld in paragraaf 1, 1°, kunnen gelopen worden binnen één of meer bedrijven, verschillende diensten van hetzelfde bedrijf of één of meer vormingsorganen.
De stages bedoeld in paragraaf 1, 2°, kunnen gelopen worden binnen één of meer bedrijven of verschillende diensten van hetzelfde bedrijf.
De stagiairs kunnen pas aanspraak maken op een beroepsvormende stage als ze minstens 150 uren opleiding binnen het centrum gevolgd hebben. § 2. In afwijking van paragraaf 1, 2°, kan de stage de duur van 520 uren overschrijden in de gevallen vereist bij een andere wetgeving of regelgeving tot bepaling van specifieke criteria voor de organisatie van opleidingen in bepaalde activiteitssectoren. In dat geval voorziet het centrum in het programma van de filière in de organisatie van de stage en de duur van de opleidingen en bepaalt de beslissing tot erkenning dat het centrum kan afwijken van de maximale duur van 520 uren. § 3. De gecumuleerde duur van de stages waarin het individuele vormingsprogramma voorziet mag de helft van de duur van het vormingsprogramma niet overschrijden. Als een andere wetgeving of regelgeving voorziet in een langere stageduur dan die bedoeld in het eerste lid, kan de administratie toestaan dat het centrum afwijkt van de duur van 520 uren. § 4. Tijdens een stage wordt een individuele stageovereenkomst gesloten tussen de stagiair, het centrum waarmee de stagiair het pedagogische contract heeft gesloten alsook het bedrijf of het centrum waar de stage georganiseerd wordt. De overeenkomst vermeldt op zijn minstens de volgende gegevens: 1° de partijen die de stageovereenkomst ondertekend hebben;2° de rechten en plichten van de partijen, incluis de tenlasteneming van de kosten voor de vorming van de stagiair;3° de filière waarvoor de stagiair ingeschreven is;4° de doelstellingen van de stage;5° de duur en het wekelijkse ritme van de stage;6° de beschrijving van de functie(s) uitgeofend door de stagiair in de loop van de stage overeenkomstig het programma van de filière;7° de criteria en de modaliteiten voor de evaluatie.
Art. 8.§ 1. De pedagogische opvolging bestaat in de uitoefening van minstens de volgende activiteiten : 1° de organisatie van een balans aan het begin van de vorming;2° de opmaak en de opvolging van het individuele vormingsprogramma op grond van de balans;3° de organisatie van tussentijdse evaluaties en van een slotevaluatie van de vorming tot vaststelling van de beroepskennis, -vaardigheden en -gedragen verworven door de stagiair en de eventuele aanpassingen van het individuele vormingsprogramma;4° desgevallend, de organisatie van stages;5° de voorbereiding, samen met de stagiair, van zijn navormingsproject. § 2. De sociale begeleiding van de stagiair bestaat in de uitoefening van minstens de volgende activiteiten : 1° de opmaak van een individuele sociale balans, desgevallend, de resultaten van een vorige vormings- en inschakelingsactie;2° de bepaling, in het individuele vormingsprogramma, van de doelstellingen betreffende de aanwerving van sociale transversale vaardigheden en in beroepssituatie; 3° de organisatie en de animatie van individuele en collectieve activiteiten die autonomie en sociale emancipatie beogen i.v.m. sociaal-professionele inschakeling; 4° de organisatie van de tussentijdse evaluaties en de slotevaluatie van de sociale transversale vaardigheden en in beroepssituatie;5° desgevallend, de organisatie en de opvolging van de tussenkomst van operatoren gespecialiseerd in psycho-medisch-sociale bijstand.
Art. 9.Het centrum maakt een huishoudelijk reglement op dat op de stagiairs toepasselijk is en minstens de regels bevat m.b.t. de bescherming van gegevens met een persoonlijk karakter, de persoonlijke levenssfeer en het beheer van klachten.
Art. 10.Overeenkomstig artikel 14, 3°, van het decreet,wordt het omkaderingspercentage per kalenderjaar berekend, na deling van het aantal omkaderingsuren door het aantal vormingsuren.
Het omkaderingspercentage van de filières « Démarche de formation et d'insertion », ingedeeld in de categorieën bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2°, met uitzondering van die betreffende de alfabetisering, en 3°, van het decreet, is gelijk aan 0,10 of meer.
Het omkaderingspercentage van de filières « Démarche de formation et d'insertion », die ingedeeld zijn in de categorieën bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet, wanneer ze alfabetisering beogen, en de filières « Entreprise de Formation par le travail », ingedeeld in de categorieën bedoeld in artikel 4, eerste lid, 3°, van het decreet, is gelijk aan 0,16 of meer. Afdeling 2. - Administratieve verplichtingen
Art. 11.Overeenkomstig artikel 14, 2°, van het decreet, vangt het centrum minstens tien stagiairs per kalenderjaar op. Vanaf het derde erkenningsjaar geeft het minstens 12 000 uren opleiding per kalenderjaar. Het openbaar centrum voor maatschappelijk werk of de vereniging van openbare centra voor maatschappelijk werk organiseert minimum 8 000 uren opleiding per jaar.
In geval van niet-inachtneming van de 12 000 of 8 000 opleidingsuren per jaar en na advies van de Commissie bedoeld in artikel 16 van het decreet, kan de administratie toestaan dat het centrum een aantal opleidingsuren geeft dat lager is dan die minima.
Art. 12.Het centrum controleert, per filière en op basis van het formulier van de administratie, de aanwezigheid van de stagiairs in opleiding, waarbij ze een onderscheid maakt tussen de effectieve aanwezigheidsuren en de gelijkgestelde uren.
Art. 13.Voor de filières « Entreprise de formation par le travail » vangt het centrum kosteloos als stagiair in de vorming elke persoon op die ingedeeld is in één van de categorieën bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet, waarbij hem de voordelen toegekend worden die vastliggen in het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 08/02/2002 pub. 01/03/2002 numac 2002027223 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen sluiten betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen, met uitzondering van de crèche- en kinderopvangkosten overgenomen door de Dienst.
Art. 14.Aan het begin van de opleiding legt het centrum voor elke stagiair een individueel dossier aan waarin de volgende administratieve en pedagogische documenten opgenomen worden : 1° een document, waarvan het model is vastgelegd door de administratie, met de identificatiegegevens van de stagiair, alsook de gegevens betreffende zijn school- en beroepstraject;2° de documenten en attesten waaruit blijkt dat de stagiair in aanmerking komt of, bij gebreke daarvan, het attest op erewoord bedoeld in artikel 2, vierde lid, van het besluit tot uitvoering van de artikelen 5 tot 7 van het decreet betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling en het bewijs van de verzending van de aanvraag naar de instellingen bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet;3° het pedagogiche contract van de stagiair. Zodra ze opgemaakt zijn, worden de volgende documenten geleidelijk bij het individuele dossier gevoegd : het individuele vormingsprogramma van de stagiair en, desgevallend, de bijsturingen ervan : 1°de balans en het individuele vormingsprogramma; 2° de tussentijdse evaluaties en de slotevaluatie;3° de stageovereenkomst(en) en de overeenkomst(en) betreffende de opvolging van een opleiding bij een ander centrum of een dienst voor psycho-medisch-sociale bijstand;4° de maandelijkse aanwezigheden en de bewijsstukken voor afwezigheden;5° het attest van het einde van de opleiding bedoeld in artikel 6, vierde lid, of indien de opleiding voortijdig eindigt, de redenen die zulks wettigen;6° het navormingsproject van de stagiair;7° de gekende resultaten inzake inschakeling in de betrekking of in een andere opleiding.
Art. 15.Het centrum maakt zijn jaarlijks activiteitenverslag, waarvan het model door de Minister bepaald wordt, op zoals bedoeld in artikel 14, 6°, van het decreet en richt het aan de administratie uiterlijk 30 april na het jaar waarvoor het opgemaakt wordt. Het activiteitenverslag vermeldt op zijn minstens de volgende gegevens: 1° wat het centrum betreft : a) het aantal kandidaten voor de opleiding die in aanmerking gekomen zijn voor een opvangproces zoals omschreven in het pedagogische project overeenkomstig artikel 8, eerste lid, 2° a), van het decreet;b) het aantal kandidaten die bij de opvang het voorwerp van een heroriëntatie hebben uitgemaakt;c) de bijgewerkte lijst van de personeelsleden tewerkgesteld tijdens de week die voorafgaat aan het verslag, hun functie en de kenmerken van hun contract inzake statuut en het arbeidsduurstelsel;d) het percentage van omkadering van de stagiairs;e) de inschakeling van de stagiairs, binnen zes maanden na hun opleiding, in een andere opleiding of in een betrekking als de informatie hem door de stagiair verstrekt wordt; f) de uitvoerige tabellen met de bestemmingen van de ontvangsten en uitgaven t.o.v. de verschillende financieringsbronnen volgens het model opgemaakt door de administratie; g) de tabel van de afschrijvingen;h) de lijst van de bewijsstukken van de lasten toegeschreven aan de toelage, chronologisch ingedeeld;i) de balans en de resultatenrekeningen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de activiteiten van de filières « Démarche de Formation et d'insertion » en die van de filières « Entreprise de Formation par le travail »;j) voor de filières « Entreprise de formation par le travail », een plan met de bestemming van de exploitatieresultaten, waarvan het model door de administratie wordt opgemaakt; 2° wat betreft elke filière die door het centrum georganiseerd wordt : a) de lijst van de stagiairs in opleiding per kalenderjaar t.o.v. de categorieën publiek bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet, de data waarop hun opleiding begint en eindigt en de reden waarom ze de opleiding niet meer volgen; b) het aantal opleidingsuren daadwerkelijk gevolgd door de stagiairs en de gelijkgestelde uren;c) het aantal en het type georganiseerde stages en beroepen op een derde, de duur van de stage en het aantal stagiairs die eraan deelgenomen hebben alsook de vormingsactiviteiten toevertrouwd aan een ander centrum of aan een bedrijf, de desbetreffende overeenkomsten;e) de globale resultaten van de stagiairs inzake verwerving van technische, transversale en sociale kennis en vaardigheden in beroepssituatie, alsook inzake de inschakeling in een andere opleiding of in een betrekking als de informatie hem door de stagiair verstrekt wordt. Het centrum maakt de rekeningen zoals goedgekeurd door de algemene vergadering uiterlijk 30 juni aan de administratie over.
De elementen van het activiteitenverslag kunnen nader bepaald worden door de Minister.
Art. 16.Het centrum beheert de bij of krachtens artikel 17 van het decreet ontvangen subsidies overeenkomstig de artikelen 11 tot 14 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.
Art. 17.Alle akten, facturen, mededelingen, publicaties en andere stukken die uitgaan van een centrum dragen de melding « centre agréé par la Région wallonne sous le n° [...] » (centrum erkend door het Waalse Gewest onder het nr. [...] en zijn voorzien van het logo van het Waalse Gewest. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure en -criteria Afdeling 1. - Erkenningsaanvraag
Art. 18.§ 1. Overeenkomstig artikel 10 van het decreet worden de aanvragen tot erkenning en hernieuwing van erkenning van het centrum, waarvan de modellen door de administratie opgemaakt worden, door het verzoekende centrum via elk middel met bewijs van de verzenddatum ingediend, uiterlijk 31 maart van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de erkenning aangevraagd wordt. § 2. Voor de toepassing van artikel 8 van het decreet voegt het centrum minstens de volgende elementen bij zijn aanvraag : 1° de gecoördineerde en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten van de vereniging zonder winstoogmerk of van de vereniging van openbare centra voor maatschappelijk werk, de beslissing van de raad (raden) voor sociale actie en het afschrift van de goedkeuring door de gemeenteraad (gemeenteraden) als het dossier door een openbaar centrum voor maatschappelijk werk of een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk werk wordt ingediend;2° de omschrijving van het pedagogische project zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, 2°, en de desbetreffende organisatiemodaliteiten, incluis het model van het pedagogische contract en van het individuele vormingsprogramma;3° de aanvraag tot erkenning van één of meer filières, met het geheel van de documenten bedoeld in artikel 19;4° de omschrijving van de materiële, menselijke en financiële middelen en hulpmiddelen bedoeld in artikel 8, 4°, van het decreet, incluis het afschrift van het inspectieverslag van de brandweerdienst, alsook elk document afgegeven door een erkende instelling voor het materieel waarvan het gebruik eventuele risico's inhoudt; 5° een afschrift van de samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 8, eerste lid, 6°, van het decreet of het bewijs dat de stappen t.o.v. de Dienst ondernomen werden binnen een termijn van drie maanden voor de indiening van de erkenningsaanvraag; het centrum richt de overeenkomst aan de administratie zodra ze gesloten is;. 6° de overlegging van elk bewijs dat nodig is voor de controle op de naleving van de regelgevingen die op het centrum toepasselijk zijn, met name het bewijs van de naleving van de regelgeving betreffende de medische controle, genomen krachtens de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers. Bij gebrek aan het verslag bedoeld in het eerste lid maakt het centrum, wanneer het de erkenningsaanvraag bij de administratie indient, het afschrift van de aanvraag tot inspectie van de lokalen door de brandweerdienst over en richt het het verslag aan de administratie na ontvangst ervan;
De Minister kan het centrum vrijstellen van de overlegging van de documenten bedoeld in het eerste lid voor zover de administratie of de sociale inspectie beschikt over één of meer stukken of gegevens bedoeld in het eerste lid of erover kan beschikken via een bank van gegevens uit authentieke bronnen. § 3. De aanvraag tot hernieuwing van erkenning van het centrum gaat vergezeld van een dossier dat de in paragraaf 1 bedoelde elementen bevat, als ze het voorwerp zijn van wijzigingen t.o.v. de vorige erkenning.
Art. 19.§ 1. Voor de toepassing van artikel 9 van het decreet, maakt het centrum, door elk middel dat bewijs van de verzenddatum verleent, gelijktijdig met zijn erkenning of uiterlijk 31 maart van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, de volgende gegevens over : 1° de categorie waarin de filière ingedeeld is, alsook het methodologische kader ervan; 2° de rechtvaardiging van de erkenningsaanvraag t.o.v. het vormingskadaster en de cartografie van het aanbod en de behoeften van de markt zoals ter beschikking gesteld van de Dienst; 2° het programma van de filière zoals bedoeld in artikel 5;4° als de erkenning van een nieuwe filière wordt aangevraagd tijdens de erkenningsperiode van het centrum, een omschrijving van de materiële, menselijke en financiële middelen en hulpmiddelen voorzien voor de werking van de filière. § 2. De aanvraag tot hernieuwing van erkenning van de filière gaat vergezeld van een dossier dat de in paragraaf 2 bedoelde elementen bevat, als ze het voorwerp zijn van wijzigingen t.o.v. de vorige erkenning.
Elke autoriteit bevoegd om tussen te komen in het kader van de procedure tot erkenning of tot hernieuwing van erkenning bij of krachtens het decreet kan verzoeken om de overlegging van de documenten bedoeld in respectievelijk artikel 18, § 2, en artikel 19, § 2, als ze nodig zijn om te oordelen of de erkenning of de hernieuwing van erkenning al dan niet toegekend zal worden.
Art. 20.§ 1. Binnen een termijn van vijftien dagen met ingang op de datum van ontvangst van de aanvraag tot erkenning of tot hernieuwing van erkenning van het centrum of van de filières richt de administratie aan het verzoekende centrum een bericht van ontvangst waarin bevestigd wordt dat het dossier volledig is. Als het dossier niet volledig is, richt de administratie aan het centrum een schrijven waarin het verzocht wordt om het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van het schrijven.
De termijn van vijftien dagen kan op gemotiveerd verzoek van het centrum met hoogstens vijftien dagen verlengd worden. Als het dossier na afloop van die termijn niet volledig is, wordt de aanvraag zonder gevolg gerangschikt door de administratie, die het centrum verwittigt binnen vijftien dagen na het nemen van de beslissing.
Als het dossier volledig is, onderzoekt de administratie de aanvraag, gaat ze na of de erkenningsvoorwaarden nageleefd worden en maakt ze een onderzoeksrapport op. Ze verzoekt om het advies van het/de territoriaal bevoegde Subregionale comité(s) voor arbeidsbemiddeling en vorming, dat/die advies uitbrengt/uitbrengen binnen veertig dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending door de administratie. Na afloop van die termijn kan het gebrek aan advies genegeerd worden.
Het advies van het/de territoriaal bevoegde Subregionale comité(s) slaat op de relevantie van de door het centrum georganiseerde filières t.o.v. de behoeften vastgesteld op het grondgebied en is gegrond op het vormingskadaster en de cartografie van de aanbiedingen en behoeften, uitgewerkt door de Dienst.
In geval van hernieuwing van erkenning berust het onderzoeksrapport van de administratie op de analyse van de activiteitsverslagen en de rapporten van de sociale inspectie opgemaakt gedurende de erkenningsperiode die voorafgaat aan de hernieuwingsaanvraag. § 2. De administratie legt haar onderzoeksrapport en het advies van het Subregionale comité voor arbeidsbemiddeling en vorming over de georganiseerde filières aan de Minister over binnen een termijn van zestig dagen, die ingaat op de datum van het bericht van ontvangst waarin bevestigd wordt dat het dossier volledig is.
Als het advies van het Subregionale comité voor arbeidsbemiddeling en vorming of het onderzoeksrapport van de administratie negatief is, vraagt de administratie het advies van de commissie.
De administratie kan de commissie ook om advies verzoeken in de volgende gevallen : 1° als ze acht dat één of meer voorwaarden tot erkenning of hernieuwing van erkenning bedoeld in de artikelen 8 en 9 van het decreet niet vervuld zijn;2° bij gebrek aan vormingsreferentieel zoals bedoeld in artikel 15, 7° en 8°, van het decreet, om na te gaan of het programma dat opgenomen is in het erkenningsdossier coherent is. De commissie spreekt zich uit binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum van ontvangst van de aanvraag. Alvorens advies uit te brengen kan de commissie op eigen initiatief of op verzoek van de vertegenwoordigers van de centra laatstgenoemden horen over het voorwerp van de erkenning. In geval van verhoor kan de commissie vragen dat voornoemde termijn met een maand verlengd wordt. De commissie kan voorstellen dat de duur van de hernieuwing van erkenning tot twee jaar beperkt wordt en met aanbevelingen gepaard gaat. Als de administratie de commissie om advies verzoekt, legt ze haar onderzoeksrapport, samen met de adviezen van het Subregionale comité voor arbeidsbemiddeling en vorming over de georganiseerde filières en van de commissie, aan de Minister over binnen een termijn van negentig dagen, desgevallend honderdtwintig dagen, te rekenen vanaf de datum van het bericht van ontvangst waarin bevestigd wordt dat het dossier volledig is.
De Minister beslist over de toekenning of weigering van erkenning uiterlijk binnen een termijn van vijftien dagen na het onderzoeksrapport. § 3. Elke beslissing tot toekenning van erkenning of hernieuwing van erkenning van een centrum, incluis de filières die het organiseert, bevat op zijn minst : 1° de benaming van het centrum en van de filière(s);2° de duur van de erkenning;3° de categorie en het methodologische kader waarin elke filière ingedeeld is;4° het aantal uren erkend per filière;5° het subsidiëringsbedrag. De administratie geeft, door elk middel dat bewijs van de verzenddatum verleent, kennis van de ministeriële beslissing binnen tien dagen nadat ze de beslissing in ontvangst genomen heeft.
Art. 21.Het centrum kan bij de administratie verzoeken om wijzigingen van de beslissing tot erkenning als die wijzigingen geen weerslag hebben op de subsidiëring van het centrum en betrekking hebben op : 1° het beroep op een derde, met name met andere centra, operatoren, ondernemingen of diensten voor psycho-medisch-sociale bijstand;2° de aanpassing van het vormingsprogramma van een filière om zich te richten naar een referentieel. Het centrum richt de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde elementen aan de administratie, die nagaat of de wijzigingen niet slaan op de elementen van de beslissing tot erkenning en of ze geen weerslag op de subsidiêring hebben. In dat geval beslist de administratie langs de elektronische weg over de aanvraag tot wijziging van de beslissing tot erkenning binnen vijftien dagen na ontvangst ervan. HOOFDSTUK IV. - Overdracht van filière
Art. 22.§ 1. Overeenkomstig artikel 13, laatste lid, van het decreet, verstrekt de administratie langs de elektronische weg aan de commissie bedoeld in artikel 16 van het decreet en aan de centra informatie over elke stand van zaken bedoeld in artikel 13, eerste lid, 1° tot 3°, van het decreet, en organiseert ze de oproep tot de kandidaten voor de overname van één of meer filières door één of meer centra.
De administratie bepaalt de modaliteiten voor de oproep tot de kandidaten, incluis de nodige documenten voor de beoordeling van het aanbod aan overname van de filières, alsook de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen.
De centra die kandidaat-overnemer zijn richten hun gemotiveerde kandidatuur aan de administratie met opgave van minimum : 1° hun vermogen tot voortzetting van de opleiding van de stagiairs die betrokken zijn bij de overdracht van de filière waarvoor ze ingeschreven zijn;2° hun vermogen om het geheel of een deel van het personeel van het overdragende centrum over te nemen;3° de organisatiemodaliteiten betreffende de termijn voor de uitvoering van de overdracht, de geografische vestiging van de geplande vormingslocatie(s), de beschikbaarheid van het materiaal en de lokalen die noodzakelijk zijn;4° een beschrijving van de materiële, menselijke en financiële middelen en hulpmiddelen voorzien voor de werking van elke filière. Binnen een termijn van tien dagen na ontvangst van de kandidaturen stuurt de administratie aan het overnemende centrum hetzij een bericht van ontvangst met de melding dat het dossier volledig is, hetzij een schrijven waarin het verzocht wordt het dossier aan te vullen binnen vijftien dagen na ontvangst van het schrijven.
Binnen een termijn van twintig dagen na ontvangst van de volledige dossiers gaat de administratie na of ze in aanmerking komen wat betreft de naleving van de modaliteiten die vastliggen in de kandidatenoproep en van de criteria bedoeld in paragraaf 1. § 2. In afwijking van paragraaf 1, als een centrum vrijwilig beslist om één of meer filières over te dragen aan een ander centrum waarmee het tot een akkoord komt, maken de centra de volgende stukken aan de administratie over : 1° de documenten bedoeld in paragraaf 1, derde lid, 1° tot 4°;2° de beslissing van de raad van bestuur van elk centrum betrokken bij de filièreoverdracht;3° de elementen tot identificatie van de centra betrokken bij de filièreoverdracht. § 3. Als de dossiers volledig zijn en na te hebben gecontroleerd of ze in aanmerking komen, analyseert de administratie de overenkomstig paragraaf 1 of 2 ingediende dossiers ten opzichte van de volgende prioriteiten : 1° het vermogen inzake administratief, financieel en pedagogisch beheer van het centrum kandidaat-overnemer van één of meer filières wordt beoordeeld op grond van de door de administratie opgemaakte evaluatierapporten die beschikbaar zijn in de loop van de vier jaren die aan zijn aanvraag voorafgaan;2° de mogelijkheid om het geheel of een deel van het personeel of de stagiairs over te nemen;3° de ondervertegenwoordiging van de filière die het voorwerp is van een overdracht in één of meer regio's, beoordeeld op grond van het kadaster en de cartografie bedoeld in artikel 9, eerste lid, 1°, van het decreet;4° het behoud van het opleidingsaanbod en de toegankelijkheid ervan op het grondgebied. De administratie onderwerpt het voorstel van beslissing aan de commissie, die advies uitbrengt binnen vijfenveertig nadat het voorstel bij haar aanhangig is gemaakt. De commissie kan vragen dat voornoemde termijn met een maand verlengd wordt.
De administratie richt, samen met het advies van de commissie, een onderzoeksrapport aan de Minister binnen een termijn van zeven dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het advies van de commissie.
De Minister beslist uiterlijk binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het onderzoeksrapport. Na ontvangst van de beslissing geeft de administratie kennis ervan aan het overdragende centrum en aan het overnemende centrum.
In geval van overdracht van personeel of stagiairs kan de Minister voorzien in een versnelde procedure tot filièreoverdracht volgens de modaliteiten die hij bepaalt.
De aanvraag tot toestemming van overdracht van filières mag niet leiden tot de verhoging van de subsidie zoals ze aan het overdragende centrum toegekend werd en vormt geen aanvraag tot erkenning van een nieuwe opleidingsfilière zoals bepaald bij artikel 9 van het decreet.
De centra die in de loop van dezelfde periode het voorwerp zijn geweest van een opschorting of van een gedeeltelijke intrekking van erkenning mogen geen kandidaat-overnemer zijn. HOOFDSTUK V. - Evaluatie
Art. 23.§ 1. De administratie maakt om de twee jaar een evaluatierapport op i.v.m. de verificatie van de uitvoering door het centrum van zijn opdrachten zoals bedoeld in artikel 4 van het decreet en, in het bijzonder, i.v.m. de tenuitvoerlegging van zijn pedagogisch project, de inachtneming van het percentage van omkadering van de stagiairs en de kwaliteit van het administratief, financieel en pedagogisch beheer en van de menselijke hulpkrachten van het centrum.
De evaluatie gaat uit van de activiteitsrapporten van elk centrum bedoeld in artikel 14, eerste lid, alsook van de rapporten van de sociale inspectie.
Als een evaluatierapport negatieve elementen bevat inzake de kwaliteit van het beheer van het centrum, de tenuitvoerlegging van het pedagogisch project of de resultaten van één of meer filières, brengt ze de commissie daarvan op de hoogte. § 2. De synthese bedoeld in artikel 16, § 2, eerste lid, 2°, van het decreet wordt op basis van de activiteitsrapporten van de centra gemaakt per filièrecategorie bedoeld in artikel 4 van het decreet, ten opzichte van de volgende elementen : 1° het aantal stagiairs in opleiding en hun indeling in één van de categorieën bedoeld in de artikelen 5 en 6 van het decreet;2° de gemiddelde duur van de door de stagiairs gevolgde opleiding, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de daadwerkelijk gevolgde opleidingsuren en de gelijkgestelde uren;3° het percentage van het totaalaantal gevolgde opleidingsuren erkend voor het centrum en de verhouding tussen de daadwerkelijk gevolgde uren en de gelijkgestelde uren;4° het aantal en het type stages georganiseerd door het centrum en het aantal stagiairs die ervoor in aanmerking zijn gekomen;5° de resultaten behaald door de stagiairs inzake de verwerving van kennis en vaardigheden met het oog op hun integratie in het opleidingsproces en de arbeidsmarkt;6° de inschakeling van de stagiairs, binnen zes maanden na hun opleiding, in een andere opleiding of in een betrekking voor zover de informatie beschikbaar is. De synthese bedoeld in het eerste lid wordt aan de Minister en aan de « Conseil économique et social de Wallonie » overgelegd uiterlijk 31 oktober van het jaar dat volgt op de betrokken periode. HOOFDSTUK VI. - Controle
Art. 24.§ 1. De controle en het toezicht bedoeld in artikel 18 van het decreet betreffen op zijn minst : 1° de tenuitvoerlegging van het pedagogisch project en van de opleidingsprogramma's die het voorwerp van de beslissing tot erkenning hebben uitgemaakt;2° de verificatie van de inhoud van de individuele dossiers van de stagiairs;3° de inachtneming van duur van de stages;4° het in aanmerking komen van de stagiairs;5° de opleidingsuren van de stagiairs;6° de inachtneming van het omkaderingspercentage;7° de balans en de resultatenrekeningen;8° de bewijsstukken betreffende de lasten te wijten aan de subsidie. De controle wordt gevoerd overeenkomstig de artikelen 11 tot 14 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. § 2. Overeenkomstig artikel 12 van het decreet kan de Minister de erkenning van het centrum of van een filière opschorten of intrekken, na waarschuwing betekend bij aangetekend schrijven door de administratie en op advies van de commissie.
In de waarschuwingsbrief wordt het centrum gewezen op de tekortkomingen die hem verweten worden en wordt het verzocht om zijn bemerkingen mee te delen binnen een termijn van vijftien dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het aangetekend schrijven. In het schrijven worden de volgende punten benadrukt : 1° in geval van wil om de erkenning van het centrum op te schorten, de redenen daarvoor, alsook de maximale duur om te voldoen aan de niet nagekomen verplichtingen, zonder evenwel een termijn van vier maanden te overschrijden;2° desgevallend, de wil om de erkenning van het centrum in te trekken en de redenen daarvoor;3° desgevallend, de wil om de subsidies van het centrum geheel of gedeeltelijk op te schorten en de redenen daarvoor;4° de mogelijkheid om door de commissie in zijn wegen en middelen gehoord te worden binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat op de datum van ontvangst van het schrijven;5° de modaliteiten betreffende het eventuele verhoor bedoeld onder 4°;6° het recht om inzage te nemen van het dossier dat de onder 1° tot 3° bedoelde motivaties bevat en om er voor het verhoor een afschrift van te maken;7° de mogelijkheid om zich gedurende de hele procedure door een adviseur te laten bijstaan. § 3. De administratie richt het dossier, samen met het advies van de commissie, aan de Minister, die beslist binnen twintig dagen na ontvangst van de bemerkingen of na het eventuele verhoor.
De administratie betekent de in het eerste lid bedoelde beslissing, waarin de termijnen en middelen van beroep nader bepaald worden, via een zending met vaste datum. § 4. In geval van beslissing tot opschorting kan de Minister, na advies van de commissie, de erkenning van het centrum intrekken als de opschortingstermijn vervalt en het centrum niet heeft voldaan aan de voorwaarden bedoeld in de beslissing tot opschorting.
In geval van beslissing tot opschorting van zijn erkenning mag het centrum geen nieuwe stagiairs opvangen zolang hij niet aan zijn verplichtingen voldoet. De stagiairs in opleiding voor de beslissing tot opschorting mogen hun opleiding tot het einde ervan voortzetten.
Art. 25.In geval van niet-nakoming van de bij of krachtens dit decreet 3 bepaalde verplichtingen, van ontbinding van een centrum en van opschorting of intrekking van de erkenning van een centrum kan de Minister één of meer van de in artikel 18, § 2, 1° tot 3°, van het decreet bedoelde sancties toepassen of geheel of gedeeltelijk afzien van de terugbetaling van de subsidie in geval van overmacht of van onverwachte omstandigheden, overeenkomstig artikel 18, laatste lid van het decreet. HOOFDSTUK VII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangs- en opheffingsbepalingen
Art. 26.Het besluit van de Waalse Regering van 21 december 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 21/12/2006 pub. 16/03/2007 numac 2007200795 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid sluiten tot uitvoering van het decreet van 1 april 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de instellingen voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en van de bedrijven voor vorming door arbeid, zoals gewijzigd bij de besluiten van 27 maart 2009 en 28 juni 2012, wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 20 en 21, die opgeheven worden op dezelfde datum van inwerkingtreding als die van artikel 17. Afdeling 2. - Inwerkingtreding
Art. 27.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016, met uitzondering van de artikelen 18 tot 22, die in werking treden binnen tien dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 28.De Minister van Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 15 mei 2014.
De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling, Vorming en Sport, A. ANTOINE