gepubliceerd op 01 maart 2002
Besluit van de Waalse Regering betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen
8 FEBRUARI 2002. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 mei 1999 betreffende de « Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi » (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling), inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het advies van het beheerscomité van het « Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi », gegeven op 3 juli 2001;
Gelet op het advies van de « Conseil économique et social de la Région wallonne » (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 9 juli 2001;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 25 januari 2002;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 8 februari 2002;
Gelet op de beraadslaging door de Regering over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen een termijn van minder dan één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 32.197/2, gegeven op 19 november 2001, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding en inzonderheid op artikel 5, waarbij voorzien wordt dat de Regering de bedragen van de premies en de vergoedingen bepaalt die aan de stagiairs worden toegekend;
Overwegende dat de opleiding van belang is bij de maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces en dat de overheid erover moet waken dat de volwassenen een hoog opleidingsniveau verwerven en behouden;
Overwegende dat de toegang tot opleidingen voor werkzoekenden voor allen met dezelfde voordelen verbonden moet zijn;
Overwegende dat het Waalse Toekomstcontract van de eenmaking van de bestuurlijke en financiële rechtspositie van de werkzoekende een prioriteit heeft gemaakt, ongeacht de betrokken opleidingsverstrekker;
Overwegende dat de uitvoering van dit besluit onontbeerlijk is om redenen van maatschappelijk belang, van billijkheid en doeltreffendheid, voor zover de te lange betalingstermijnen inzake opleidingsvergoedingen enerzijds en de moeilijkheid om voor kinderopvang te zorgen anderzijds de opleiding minder aantrekkelijk maken en een hindernis vormen voor stagiairs die met een opleiding beginnen terwijl ze het op persoonlijk, financieel en op gezinsvlak moeilijk hebben;
Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit regelt in toepassing van artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 127 ervan.
Art. 2.De opleidingspremie bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de beroepsopleiding wordt vastgesteld op één euro per werkelijk gevolgd opleidingsuur.
Art. 3.§ 1. Onverminderd de artikelen 6, 7 en 25 van voorvermeld besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 wordt de premie bedoeld in artikel 2 toegekend aan de niet-werkende werkzoekende ingeschreven bij de Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling, afgekort « FOREm », evenals aan de deeltijds werkloze die aanvullend werkloosheidsgeld krijgt, op voorwaarde dat hij een opleiding volgt : 1° in een opleidingcentrum van de FOREm;2° in een centrum dat opgericht is door het Beheerscomité van de FOREm;3° in een onderwijsinrichting;4° in een bedrijf;5° in een instelling voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces. Onder instelling voor maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces moet worden verstaan de instelling die erkend is krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 juli 1987 betreffende de erkenning en de betoelaging van sommige instellingen die activiteiten uitoefenen gericht op maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces of op voortgezette beroepsopleiding of de instelling waarmee de FOREm een partnerschapsakkoord heeft afgesloten krachtens artikel 7 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de « Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi » (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling). § 2. De premie bedoeld in artikel 2 wordt toegekend aan de werknemer die toegelaten wordt op grond van zijn hoedanigheid van deeltijds werkloze wegens slechte weersomstandigheden die een beroepsopleiding volgt in een centrum dat opgericht is door het beheerscomité van de FOREm of die erkend is door de Regering.
De premie bedoeld in artikel 2 mag niet samengevoegd worden met elke andere vorm van bezoldiging die door de verstrekker van inschakelingsopleidingen toegekend wordt voor dezelfde prestaties.
Onder verstrekker van inschakelingsopleidingen verstaat men elke instelling die maatschappelijke integratie en inschakeling in het arbeidsproces als hoofdactiviteit heeft.
Art. 4.De stagiairs bedoeld in artikel 3, §§ 1 en 2, die kinderen ten laste hebben, kunnen in aanmerking komen voor een bijkomende premie om de kosten voor opvang, onthaal, kinderverblijven of schoolopvang.
De tussenkomst in de kosten voor opvang, onthaal of kinderverblijven bedraagt 4 euro per dag en per kind.
De tussenkomst in de kosten voor schoolopvang bedraagt 2 euro per dag en per kind.
De stagiairs die om de toekenning van de premie verzoeken, moeten het bewijs voor de gemaakte kosten voorleggen dat afgeleverd wordt door de betrokken persoon, onthaal- of onderwijsinstelling.
Art. 5.De vergoeding voor reis- en verblijfkosten wordt toegekend aan de stagiair die in aanmerking komt voor de premie voorzien bij artikel 2 van dit besluit.
De stagiair heeft recht op de terugbetaling van de kosten voor de dagelijkse reis heen en terug.
Ongeacht het gebruikte vervoermiddel wordt de terugbetaling van de gemaakte kosten beperkt tot de kostprijs van het minst dure openbaar vervoermiddel.
De belanghebbende moet de stukken voorleggen waarmee bewezen kan worden dat de uitgaven die hij voorlegt echt werden verricht.
Onder stukken waarmee bewezen kan worden dat de uitgaven echt werden verricht, worden verstaan, indien van het openbaar vervoer gebruik wordt gemaakt, de vervoertickets en -kaarten en, indien een persoonlijk voertuig wordt gebruikt, een attest van de openbare vervoermaatschappijen waarbij de kostprijs wordt bepaald van het vervoer tussen de verblijfplaats van de stagiair en de plaats waar de opleiding verstrekt wordt.
Art. 6.De stagiair die meer dan dertien uur per dag van huis afwezig moet zijn en die slechts één keer per week naar zijn verblijfplaats terugreist, heeft recht op de terugbetaling van de kosten voor de wekelijkse reis heen en terug tegen dezelfde voorwaarden als die voorzien bij artikel 15, evenals op een verblijfsvergoeding waarvan het bedrag vastgesteld wordt op 13 euro per opleidingsdag. Bedoeld bedrag is verbonden aan de gezondheidsindex.
Het uitvoerend bureau van de FOREm kan in geval van uitzonderlijke omstandigheden bedoelde voordelen toekennen wanneer de duur van de afwezigheid van huis minder dan dertien uur bedraagt.
Art. 7.De voordelen die aan de stagiairs worden toegekend in toepassing van de artikelen 2 tot en met 6 worden hen twee keer per maand uitbetaald.
Art. 8.De storting door de FOREm van de premies en vergoedingen zoals bovenbedoeld hangt, onverminderd elke voor het overige opgestelde overeenkomst, af van het indienen door de verstrekker van de opleidingen van een formulier waarvan het model door de FOREm wordt opgemaakt.
Onder verstrekker van opleidingen verstaat men één van de verstrekkers ervan bedoeld in artikel 3, § 2, derde lid, en elke instelling waarvan de beroepsopleiding de hoofdactiviteit is.
Art. 9.Het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 12 mei 1987 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding ontvangen, gewijzigd door de besluiten van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 11 juli 1990 en 10 april 1991 wordt opgeheven.
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2002.
Art. 11.De Minister bevoegd voor Arbeid en Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 8 februari 2002.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, M. ARENA