Etaamb.openjustice.be
Decreet van 28 februari 2019
gepubliceerd op 09 april 2019

Decreet betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019201617
pub.
09/04/2019
prom.
28/02/2019
ELI
eli/decreet/2019/02/28/2019201617/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2019. - Decreet betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen (1)


Het Waalse Parlement heeft aangenomen en Wij, Waalse Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een materie bedoeld in artikel 127, § 1, van de Grondwet.

Het is toepasselijk op het grondgebied van het Franstalige taalgebied.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder: 1° de Administratie: de door de Regering aangewezen dienst(en);2° de inspecteurs: de door de Regering aangewezen ambtenaren;3° de werknemers: de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden: a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon of die arbeid verrichten onder gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst;b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid der loontrekkende werknemers;c) de stagiairs die begeleid of gevormd worden, met name door de tewerkstelling in een onderneming, in het kader van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen;4° de gerechtigden : de personen, rechthebbenden of rechtverkrijgenden, die recht hebben op voordelen toegekend door de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen, en zij die er aanspraak op maken;5° de werkgevers: de natuurlijke personen, de privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die de werknemers tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, met inbegrip van: a) de begunstigden van subsidies, namelijk de rechtspersonen en de natuurlijke personen die subsidies inzake omscholing of bijscholing hebben gevraagd of verkregen aan en van het Waalse Gewest of de rechtspersonen, die rechtstreeks of onrechtstreeks door het Waalse Gewest worden gesubsidieerd, daarin begrepen ieder door het Waalse Gewest zonder interest verleend terugvorderbaar voorschot;b) de begunstigden van een erkenning, namelijk de rechtspersonen en de natuurlijke personen die een erkenning inzake omscholing en bijscholing hebben gevraagd of verkregen aan en van het Waalse Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door het Waalse Gewest wordt gesubsidieerd;6° de sociale gegevens: alle gegevens nodig voor de toepassing van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen;7° de sociale gegevens van persoonlijke aard: de sociale gegevens met betrekking tot de personen die zijn of kunnen worden geïdentificeerd;8° de openbare instellingen van sociale zekerheid: de openbare instellingen, alsmede de diensten van de regeringen, die belast zijn met de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid;9° de meewerkende instellingen van sociale zekerheid: de instellingen van privaatrecht, die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de wetgeving betreffende de sociale zekerheid; 10° de werkplaatsen: de plaatsen waar werkzaamheden verricht worden die aan het toezicht van de inspecteurs onderworpen zijn of waar personen tewerkgesteld zijn of werken die onderworpen zijn aan de bepalingen van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen, en ondermeer de ondernemingen, gedeelten van ondernemingen, inrichtingen, gedeelten van inrichtingen, gebouwen, lokalen, plaatsen gelegen binnen het gebied van de ondernemingen, werven en werken buiten de ondernemingen alsook de plaatsen waarin de documenten m.b.t. de gereglementeerde activiteiten worden bewaard; 11° de informatiedragers: gelijk welke informatiedragers onder welke vorm ook, zoals boeken, registers, documenten, numerieke of digitale informatiedragers, schijven, banden en met inbegrip van deze die toegankelijk zijn door een informaticasysteem of door elk ander elektronisch apparaat;12° de inbreukpleger: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie een administratieve geldboete overeenkomstig Hoofdstuk 9 opgelegd kan worden;13° de sanctionerend ambtenaar: de ambtenaar die door de Regering wordt aangewezen en gemachtigd om beslissingen inzake administratieve geldboete in de zin van dit decreet te nemen;14° de betrokken persoon: de geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon bedoeld in artikel 4, 1) van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG;15° de algemene verordening gegevensbescherming: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. § 2. De Regering bepaalt de modaliteiten betreffende de berekening van de termijnen alsook die betreffende de overmaking van de documenten, informatie en gegevens in het kader van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan.

Art. 3.De inspecteurs zijn belast met de controle op de naleving van de volgende wetgevingen en met het opsporen en het vaststellen van de inbreuken op de wetgevingen en reglementeringen betreffende de omscholing en de bijscholing die bedoeld zijn in artikel 3, 3° en 4° van het decreet van 11 april 2014 betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt. HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden van de inspecteurs

Art. 4.Onverminderd het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie leggen de inspecteurs de eed af in handen van de Minister van Ambtenarenstaten of diens afgevaardigde.

Art. 5.De inspecteurs hebben niet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

De inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale en federale politie of van andere gewestelijke diensten vorderen.

Art. 6.Bij het vervullen van hun opdrachten zijn de inspecteurs voorzien van de legitimatiekaart betreffende hun functies, waarvan het model door de Regering wordt bepaald.

In de uitoefening van hun opdrachten tonen de inspecteurs hun legitimatiekaart en geven zij aan in welke hoedanigheid zij handelen aan de personen die zij in dit kader ontmoeten.

Art. 7.§ 1. De inspecteurs mogen bij de uitoefening van hun opdrachten op elk ogenblik van de dag of van de nacht, zonder voorafgaande verwittiging, vrij binnen gaan in alle werkplaatsen of andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn of waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de bepalingen van de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3.

Tot de bewoonde ruimten hebben zij evenwel enkel toegang in de volgende gevallen: 1° wanneer zij zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;2° op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte.Het verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven; 3° in geval van oproep vanuit die plaats;4° in geval van brand of overstroming;5° wanneer zij in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter. § 2. Voor het verkrijgen van een machtiging tot visitatie als bedoeld in § 1, tweede lid, 5°, richten de inspecteurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoeksrechter. Dit verzoek bevat de volgende gegevens : 1° de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;2° de wetgeving die het voorwerp is van het toezicht en waarvoor de inspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;3° in voorkomend geval, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van het toezicht;4° alle documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is. Een machtiging tot visitatie kan door de inspecteurs worden verkregen voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur mits het verzoek aan de onderzoeksrechter met bijzondere redenen wordt omkleed. § 3. De onderzoeksrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het in paragraaf 2 bedoelde verzoek.

De beslissing van de onderzoeksrechter is met redenen dan wel, in geval van visitatie na 21 uur en voor 5 uur, met bijzondere redenen omkleed.

Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.

Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 30 dient het geheel van de motiveringsstukken tot het verkrijgen van de machtiging tot visitatie, als bedoeld in § 2, eerste lid, aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd, te worden toegevoegd. § 4. In geval van visitatie beschikken de inspecteurs over alle bevoegdheden die aan hen toegekend zijn door dit decreet, met uitzondering van de opsporing van informatiedragers en de daarmee gepaard gaande bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, § § 3 tot 5.

Art. 8.§ 1. De inspecteurs gaan tot elk onderzoek, elke controle, en elk verhoor, over en winnen alsook alle inlichtingen in die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen werkelijk worden nageleefd. § 2. De inspecteurs nemen de identiteit op van de personen die zich op de werkplaatsen bevinden of op de andere plaatsen die aan hun toezicht onderworpen zijn en waarvan zij redelijkerwijze kunnen vermoeden dat zij werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers zijn, alsmede van gelijk welke personen wiens verklaring zij nodig achten voor de uitoefening van het toezicht.

Daartoe vorderen de inspecteurs van deze personen de voorlegging van officiële identiteitsdocumenten of, bij ontstentenis van deze documenten of in geval van twijfel over hun echtheid, trachten ze de identiteit te achterhalen door het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, in de gevallen, en volgens de voorwaarden en nadere regels als bepaald in artikel 10. § 3. De inspecteurs mogen overgaan tot elk onderzoek, elke controle, en elk verhoor, en informatiedragers opsporen en onderzoeken die zich bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen, die aan hun toezicht zijn onderworpen en die hetzij sociale gegevens, bedoeld bij artikel 2, 6°, bevatten, hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge een wet of een decreet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving.

Daartoe mogen de inspecteurs eveneens de in het eerste lid bedoelde informatiedragers opsporen en onderzoeken die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat. § 4. De inspecteurs mogen zich eveneens, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen voorleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan. § 5. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber afwezig is op het ogenblik van de controle doen de inspecteurs de nodige inspanningen om contact op te nemen met hem om voormelde informatiedragers te doen overleggen.

Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber op het ogenblik van de controle niet bereikbaar is, kunnen de inspecteurs overgaan tot het opsporen en onderzoeken van de in paragraaf 3 bedoelde informatiedragers.

Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek, wordt een proces-verbaal opgesteld wegens verhindering van toezicht.

Art. 9.De inspecteurs mogen kopies nemen, onder welke vorm ook, van de informatiedragers, bedoeld bij artikel 8, §§ 3 en 4, of van de informatie die zij bevatten, of zich deze kosteloos laten verstrekken door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber.

Wanneer het informatiedragers bedoeld bij artikel 8, § 3, betreft die toegankelijk zijn via een informaticasysteem mogen de inspecteurs, door middel van het informaticasysteem of elk ander elektronisch apparaat en met de bijstand van hetzij de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij van gelijk welke andere geschikte persoon die beschikt over de nodige of nuttige kennis over de werking van het informaticasysteem, kopies maken onder de door hen gewenste vorm van het geheel of een deel van voormelde gegevens.

Art. 10.§ 1. De inspecteurs mogen vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan. Zij kunnen eveneens beeldmateriaal van derden gebruiken, voor zover deze personen dit beeldmateriaal rechtmatig hebben gemaakt of verkregen. De vaststellingen en het gebruik gelden mits eerbiediging van de bepalingen als bedoeld in paragraaf 3. § 2. In bewoonde ruimten mogen de inspecteurs enkel vaststellingen doen door middel van het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een machtiging uitgereikt door de onderzoeksrechter. Het verzoek dat de inspecteurs aan de onderzoeksrechter richten om die machtiging te krijgen, dient minstens de gegevens te bevatten vermeld in artikel 7, § 2. § 3. Voor de toepassing van dit decreet gelden de vaststellingen die de inspecteurs hebben gedaan door middel van het door hen gemaakte beeldmateriaal tot bewijs van het tegendeel, voor zover voldaan is aan de hierna vermelde voorwaarden: 1° de vaststellingen moeten het voorwerp uitmaken van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk door middel van beeldmateriaal, dat naast de in artikel 19 vermelde gegevens ook nog de volgende gegevens moet bevatten: a) de identiteit van de inspecteur die het beeldmateriaal heeft gemaakt of rechtmatig heeft verkregen, indien het door derden gemaakt is;b) de dag, de datum, het uur waarop en de exacte beschrijving van de plaats waar het beeldmateriaal is gemaakt;c) de volledige identificatie van het technisch hulpmiddel waarmee het beeldmateriaal is gemaakt;d) een beschrijving van wat op dat beeldmateriaal is te zien, alsmede het verband met de vastgestelde inbreuk;e) wanneer het gaat om een detailopname, een aanduiding op het beeldmateriaal waaruit de schaal blijkt;f) een rechtmatige afdruk van het beeldmateriaal of, indien dit onmogelijk is, een rechtmatige kopie ervan op een drager als bijlage bij het proces-verbaal, alsmede een volledige opgave van alle nodige technische specificaties om de kopie van dit beeldmateriaal te kunnen bekijken;g) wanneer er verschillende afdrukken of verschillende dragers zijn, een nummering van deze afdrukken of deze dragers, die eveneens moet voorkomen in de ermee overeenstemmende beschrijving, in het proces-verbaal, van wat op het beeldmateriaal is te zien;2° de originele drager van het beeldmateriaal moet worden bewaard door de Administratie waartoe de inspecteurs behoren die het beeldmateriaal hebben gemaakt totdat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest is uitgesproken of totdat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete van de sanctionerend ambtenaar uitvoerbare kracht heeft gekregen of tot de seponering van de inbreuk door de sanctionerend ambtenaar. Onverminderd de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens en onverminderd de bepalingen van wetten en reglementen met betrekking tot camerabewaking, verzoekt de Administratie in voorkomend geval de derde die het beeldmateriaal heeft gemaakt om de drager gedurende die periode te bewaren.

Art. 11.De inspecteurs kunnen de informatiedragers bedoeld bij artikel 8, § 3, tegen ontvangstbewijs in beslag nemen of verzegelen, ongeacht of de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber al dan niet eigenaar is van deze informatiedragers.

De inspecteurs beschikken over deze bevoegdheden wanneer dit noodzakelijk is voor de opsporing, voor het onderzoek of voor het leveren van het bewijs van de inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze informatiedragers de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

Wanneer de inbeslagname materieel onmogelijk is, worden deze gegevens, evenals de gegevens noodzakelijk om deze te kunnen begrijpen, gekopieerd op dragers, die toebehoren aan de Administratie. In geval van dringendheid of om technische redenen, kan gebruik gemaakt worden van dragers, die ter beschikking staan van personen die gerechtigd zijn om het informaticasysteem te gebruiken.

Art. 12.De inspecteurs kunnen andere roerende goederen dan diegene bedoeld in artikel 8, § 3, met inbegrip van roerende goederen die onroerend zijn door incorporatie of door bestemming, ongeacht of de pleger van de inbreuk al dan niet de eigenaar is van deze goederen, die aan hun toezicht onderworpen zijn of aan de hand waarvan inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen kunnen worden vastgesteld, tegen ontvangstbewijs in beslag nemen of deze verzegelen wanneer dit noodzakelijk is voor het leveren van het bewijs van deze inbreuken of wanneer het gevaar bestaat dat met deze goederen de inbreuken worden voortgezet of nieuwe inbreuken zullen worden gepleegd.

Art. 13.Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij niet aanwezig was bij de opsporing en het onderzoek bedoeld bij artikel 8, § 3, hetzij daarmee niet vrijwillig instemde, dienen de inspecteurs de werkgever schriftelijk te informeren over het feit dat die opsporing en dit onderzoek hebben plaatsgehad en over de informatiedragers die werden gekopieerd. Dit geschrift bevat de gegevens bepaald bij artikel 14.

Voor de informatiedragers die in beslag werden genomen, wordt gehandeld in overeenstemming met artikel 14.

Art. 14.§ 1. Maken het voorwerp uit van een geschreven vaststelling tegen ontvangstbewijs: 1° de krachtens de artikelen 11 en 12 verrichte inbeslagnemingen;2° de maatregelen genomen in de bij artikel 13 bepaalde gevallen waarin de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij daarbij niet aanwezig was, hetzij daarmee niet vrijwillig instemde. § 2. Het in § 1 bedoelde geschrift moet minstens vermelden : 1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;2° de identiteit van de inspecteurs, de hoedanigheid waarin zij tussenkomen en de Administratie waartoe zij behoren;3° de genomen maatregelen;4° de weergave van de tekst van artikel 44;5° de rechtsmiddelen tegen de maatregelen en het bevoegde gerechtelijk arrondissement;6° de overheidsinstelling die in geval van hoger beroep moet worden gedagvaard.

Art. 15.Bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank kan beroep instellen, iedere persoon die van oordeel is dat: 1° zijn rechten geschaad worden door de inbeslagnemingen verricht ter uitvoering van de artikelen 11 en 12;2° zijn rechten geschaad worden door de maatregelen genomen in de bij artikel 13 bepaalde gevallen waarin de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, hetzij daarbij niet aanwezig was, hetzij daarmee niet vrijwillig instemde. De vordering wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

Art. 16.De inspecteurs kunnen bevelen dat de documenten die moeten worden aangeplakt ingevolge de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen daadwerkelijk aangeplakt worden en blijven, binnen een termijn die zij bepalen of zonder uitstel.

Indien zij dat in het belang van de werknemers of van de gerechtigden nodig acht, kunnen ze ook elk document opmaken of overhandigen ter vervanging van de documenten bedoeld in de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen.

Art. 17.Overeenkomstig artikel 59 van de gecoördineerd wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken en de artikelen 2 en 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 juni 1982 inzake de bescherming van de vrijheid van het taalgebruik van de Franse taal in de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsook van akten en documenten van ondernemingen opgelegd door de wet en de reglementen kunnen de sociaal inspecteurs een vertaling eisen in één van de nationale talen van de gegevens bedoeld in artikel 8.

Art. 18.Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van strafvordering, bezitten de inspecteurs een beoordelingsbevoegdheid om: 1° inlichtingen en adviezen te verschaffen, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen voor de naleving van de bepalingen van dit decreet en van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen;2° waarschuwingen te geven;3° controleverslagen op te maken;4° de inbreukpleger een termijn te verlenen om zich in regel te stellen;5° processen-verbaal op te maken tot vaststelling van de inbreuken op de bepalingen van dit decreet en van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen.

Art. 19.Ieder proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen en op de bepalingen van dit decreet bevat minstens de volgende gegevens: 1° de identiteit van de verbaliserende inspecteur;2° de bepaling waaraan de verbaliserende ambtenaar zijn bevoegdheid tot optreden ontleent;3° de plaats en de datum van de inbreuk;4° de identiteit van de vermoedelijke dader en van de betrokkenen;5° de wetsbepaling waarop inbreuk werd gepleegd;6° een beknopt relaas van de feiten met betrekking tot de gepleegde inbreuken;7° de datum en de plaats van opmaak van het proces-verbaal, het eventuele verband met andere processen-verbaal, en, in voorkomend geval, de inventaris van de bijlagen.

Art. 20.Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk wordt aan het openbaar ministerie en aan de sanctionerend ambtenaar overgezonden binnen een termijn van veertien dagen die een aanvang neemt de dag na die waarop het laatste constitutieve element van de inbreuk wordt vastgesteld.

Een afschrift ervan wordt ter kennis wordt gebracht van de pleger van de inbreuk alsook, in voorkomend geval, aan zijn werkgever. Bij gebrek aan een afschrift kunnen zij daarvan te allen tijde afschrift krijgen bij de inspecteur die het proces-verbaal heeft opgesteld.

Art. 21.Het proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk dat opgemaakt is door een inspecteur heeft bewijskracht tot het tegendeel bewezen is, voor zover een afschrift ervan ter kennis wordt gebracht van de vermoedelijke dader van de inbreuk en, in voorkomend geval, van zijn werkgever binnen een termijn van veertien dagen die aanvangt de dag na de vaststelling van de inbreuk.

Wanneer de vermoedelijke dader van de inbreuk of de werkgever niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de vaststelling van de inbreuk begint de in artikel 20, eerste lid, en in het eerste lid bedoelde termijn van veertien dagen te lopen op de dag waarop de inspecteur de vermoedelijke dader van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.

Voor de toepassing van de termijn bedoeld in het eerste lid vormen het geven van een waarschuwing aan de vermoedelijke dader van de inbreuk of het verlenen van een termijn om aan de voorschriften te voldoen geen vaststelling van de inbreuk.

Art. 22.De materiële vaststellingen die gedaan zijn in een proces-verbaal kunnen gebruikt worden door de inspecteurs van dezelfde dienst en door de inspecteurs van de andere inspectiediensten of door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere wetgevingen. HOOFDSTUK III. - Samenwerking en uitwisseling van inlichtingen

Art. 23.De inspecteurs delen de inlichtingen die zij tijdens hun inspectie hebben ingezameld mee aan de openbare en aan de meewerkende instellingen van sociale zekerheid, aan de inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook aan alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen of met de toepassing van een andere wetgeving, in de mate dat die inlichtingen laatstgenoemden kunnen aanbelangen bij de uitoefening van het toezicht waarmee zij belast zijn of met toepassing van een andere wetgeving.

De inspecteurs delen deze inlichtingen mee wanneer de openbare instellingen van sociale zekerheid, de inspecteurs van de andere inspectiediensten of de andere ambtenaren belast met het toezicht of met de toepassing van een andere wetgeving erom verzoeken.

Evenwel mogen inlichtingen ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits toestemming van deze laatste.

Art. 24.Onverminderd artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, verstrekken alle diensten van de Staat, met inbegrip van de parketten en de griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de gemeenten, de verenigingen waartoe ze behoren, en van de openbare instellingen die ervan afhangen, alsmede van alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, op grond van een samenwerkingsakkoord gesloten krachtens artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de werkgelegenheidsinspecteurs, op hun verzoek, alle inlichtingen die laatstgenoemden nuttig achten voor de controle op de naleving van de wetgeving waarmee ze belast zijn, en leggen ze hun alle boeken, registers, documenten, schijven, banden of gelijk welke andere informatiedragers ter inzage voor en verstrekken ze hun uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën ervan.

De diensten van de Regering en de openbare instellingen die ervan afhangen verstrekken die inlichtingen, uittreksels, afschriften, afdrukken, uitdraaien, kopies of fotokopies kosteloos in het kader van een gerechtvaardigd en evenredig verzoek.

De akten, stukken, registers, documenten of inlichtingen ingezameld tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door de rechterlijke overheid mogen evenwel enkel worden meegedeeld met haar uitdrukkelijke toestemming..

Art. 25.De openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, de inspecteurs, de inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle ambtenaren belast met het toezicht op andere wetgevingen, mogen de inlichtingen verkregen op grond van onderscheidenlijk artikel 23 en 24 gebruiken voor de uitoefening van alle opdrachten betreffende de controle waarmee ze belast zijn.

Art. 26.De Regering kan eveneens, ter uitvoering van een samenwerkingsakkoord dat met de regeringen van de andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, op het territoriale bevoegdheidsgebied van het Waals Gewest de aanwezigheid toestaan van de werkgelegenheidsinspecteurs van een andere Gemeenschap of een ander Gewest, om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

De inlichtingen die door inspecteurs op het territoriale bevoegdheidsgebied van een andere Gemeenschap of een ander Gewest worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met de regeringen van andere Gemeenschappen en Gewesten wordt gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die op het grondgebied van het Franse taalgebied door de bij dit decreet bedoelde inspecteurs worden ingezameld.

Art. 27.Met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie, waar het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, gelding heeft, mogen de inspecteurs alle inlichtingen uitwisselen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee elk van hen belast is.

Van de inlichtingen die van de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie worden verkregen, wordt op dezelfde wijze gebruik gemaakt als van de gelijkaardige inlichtingen die de inspecteurs rechtstreeks inzamelen.

De inlichtingen ten behoeve van de arbeidsinspecties van die lidstaten worden op dezelfde wijze ingezameld door de inspecteurs als de gelijkaardige inlichtingen die zij inzamelen voor de uitoefening van het toezicht waarmee zij zelf belast zijn.

De bevoegde overheden van het Waalse Gewest kunnen eveneens, ter uitvoering van een akkoord dat met de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie wordt gesloten, op het grondgebied van het Franse taalgebied de aanwezigheid toestaan van ambtenaren van de inspecties van die lidstaat om alle inlichtingen in te zamelen die van nut kunnen zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee laatstgenoemden belast zijn.

De inlichtingen die door inspecteurs in het buitenland worden ingezameld in het kader van een akkoord dat met een lidstaat van de Internationale Arbeidsorganisatie is gesloten, kunnen op dezelfde wijze worden gebruikt als de inlichtingen die op het grondgebied van het Waalse Gewest door de inspecteurs worden ingezameld.

In uitvoering van een in het vijfde lid bedoeld akkoord kan de Administratie met de arbeidsinspecties van de andere lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie bedoeld in het eerste lid, eveneens overgaan tot andere vormen van wederzijdse bijstand en samenwerking.

Het bepaalde in het eerste tot zesde lid is tevens van toepassing op de akkoorden gesloten inzake uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten van het Waals Gewest en de bevoegde autoriteiten van de Staten die het verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, niet hebben ondertekend. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van de inspecteurs

Art. 28.Bij de uitoefening van hun bevoegdheden gebruiken de inspecteurs middelen die passend en noodzakelijke zijn voor het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan en van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen.

Art. 29.De inspecteurs nemen de nodige maatregelen om het vertrouwelijk karakter te waarborgen van de gegevens waarvan ze kennis hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht en om te waarborgen dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend voor de uitoefening van hun toezichtopdracht.

Art. 30.Behoudens uitdrukkelijke machtiging van de indiener van een klacht of van een aangifte betreffende een inbreuk op de bepalingen van de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen mogen de inspecteurs : 1° zelfs voor de rechtbanken, de identiteit van de indiener van deze klacht of van deze aangifte niet bekendmaken;2° aan de werkgever of aan zijn vertegenwoordiger niet onthullen dat ingevolge een klacht of een aangifte een onderzoek werd ingesteld.

Art. 31.De inspecteurs mogen geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen waarop zij toezicht dienen uit te oefenen.

Art. 32.De inspecteurs dienen bij het uitvoeren van opdrachten de door de Regering bepaalde voorschriften inzake de plichtenleer in acht te nemen.

Art. 33.§ 1. Bij het verhoren van personen, ongeacht in welke hoedanigheid zij worden verhoord, nemen de inspecteurs de volgende regels in acht: 1° ieder verhoor begint met de beknopte mededeling van de feiten waarover het zal handelen, en de mededeling aan de ondervraagde persoon dat : a) hij kan vragen dat alle vragen die hem worden gesteld en alle antwoorden die hij geeft, worden genoteerd in de gebruikte bewoordingen;b) hij kan vragen dat iedere maatregel behorende tot de bevoegdheid van de inspecteurs krachtens dit decreet wordt verricht;c) zijn verklaringen als bewijs in rechte kunnen worden gebruikt;d) hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;2° eenieder die wordt ondervraagd, mag: a) gebruik maken van de documenten in zijn bezit, zonder dat daardoor het verhoor wordt uitgesteld;b) tijdens de ondervraging of later, eisen dat deze documenten bij het proces-verbaal van verhoor worden gevoegd;3° het proces-verbaal vermeldt: a) het tijdstip waarop het verhoor wordt aangevat, eventueel onderbroken en hervat, alsook beëindigd.b) de identiteit van de personen die in het verhoor, of in een gedeelte daarvan, tussenkomen, en het tijdstip van hun aankomst en vertrek;c) de bijzondere omstandigheden en alles wat op de verklaring of de omstandigheden waarin zij is afgelegd, een bijzonder licht kan werpen. Aan het einde van het verhoor geven de inspecteurs de ondervraagde persoon het proces-verbaal te lezen, tenzij hij vraagt dat het hem wordt voorgelezen. Er wordt hem gevraagd of hij zijn verklaringen wil verbeteren of daaraan iets wil toevoegen. Na het lezen van het in voorkomend geval verbeterde en aangevulde proces-verbaal, wordt het ondertekend door de auteur. Deze nodigt vervolgens de ondervraagde persoon en de desgevallend tussenkomende partijen uit om op hun beurt te ondertekenen. In geval van weigering van ondertekening maakt het proces-verbaal daar melding van.

Indien de ondervraagde persoon zich in een andere taal dan die van de procedure wenst uit te drukken, wordt ofwel een beroep gedaan op een beëdigde tolk, ofwel worden zijn verklaringen genoteerd in zijn taal, ofwel wordt hem gevraagd zelf zijn verklaring te noteren. Indien het verhoor plaatsheeft met bijstand van een tolk worden diens identiteit en hoedanigheid vermeld. § 2. Onverminderd § 1, wordt, vooraleer wordt overgegaan tot het verhoor van een persoon aangaande misdrijven die hem ten laste kunnen worden gelegd, aan de te ondervragen persoon op beknopte wijze kennis gegeven van de feiten waarover hij zal worden verhoord en wordt hem meegedeeld dat : 1° hij niet verplicht kan worden zichzelf te beschuldigen;2° hij de keuze heeft na bekendmaking van zijn identiteit om een verklaring af te leggen, te antwoorden op de hem gestelde vragen of te zwijgen;3° hij het recht heeft om vóór het eerste verhoor een vertrouwelijk overleg te hebben met een advocaat naar keuze of een hem toegewezen advocaat, in zoverre de feiten die hem ten laste kunnen worden gelegd een misdrijf betreffen waarvan de straf aanleiding kan geven tot het verlenen van een bevel tot aanhouding;4° hij niet van zijn vrijheid is benomen en hij op elk ogenblik kan gaan en staan waar hij wil. Alleen de meerderjarige te ondervragen persoon kan vrijwillig en weloverwogen afstand doen van het in het eerste lid, 3°, bedoelde recht. Hij moet de afstand schriftelijk doen, in een door hem gedateerd en ondertekend document.

Indien het eerste verhoor op schriftelijke uitnodiging geschiedt, kunnen de in het eerste lid, 1° tot en met 4° vermelde rechten, evenals de beknopte mededeling van de feiten waarover de te ondervragen persoon zal worden verhoord, reeds ter kennis gebracht worden in deze uitnodiging waarvan een afschrift gevoegd wordt bij het proces-verbaal van verhoor. In dat geval wordt de betrokkene geacht een advocaat te hebben geraadpleegd alvorens zich aan te bieden voor het verhoor.

Indien het verhoor niet op uitnodiging geschiedt of indien bij de uitnodiging de in het vierde lid bepaalde elementen niet zijn vermeld, kan het verhoor op verzoek van de te ondervragen persoon eenmalig worden uitgesteld, teneinde hem de gelegenheid te geven een advocaat te raadplegen. § 3. Aan de in § 2 bedoelde persoon wordt voor het eerste verhoor een schriftelijke verklaring van de in dezelfde paragraaf bedoelde rechten overgemaakt. § 4. Indien tijdens het verhoor van een persoon, die aanvankelijk niet als verdachte werd beschouwd, blijkt dat er elementen zijn die laten vermoeden dat hem misdrijven ten laste kunnen worden gelegd, dan wordt hij ingelicht over de rechten die hij heeft ingevolge § 2 en wordt hem de in § 3 bedoelde schriftelijke verklaring overgemaakt.

Art. 34.De inspecteurs delen de ondervraagde mee dat hij kosteloos een afschrift van de tekst van verhoor kan verkrijgen.

Dit afschrift wordt hem onmiddellijk of binnen een maand overgemaakt of toegezonden.

Evenwel kan de door de Regering aangewezen ambtenaar, aan de hand van een met redenen omklede beslissing, het tijdstip van deze mededeling uitstellen voor een eenmalig hernieuwbare termijn van ten hoogste drie maanden. Deze beslissing wordt opgenomen in het dossier. HOOFDSTUK V. - Bijzondere controlemethodes

Art. 35.De controle op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen kan zich beperken, indien bedoelde wetgevingen en reglementeringen daarin uitdrukkelijk voorzien, en volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten, tot het onderzoek van een representatieve steekproef van het geheel of een gedeelte van de aspecten die in het kader van de rechtvaardiging van de storting van een aan een werkgever toegekende subsidie geverifieerd moeten worden.

Art. 36.Wanneer een in artikel 3 bedoelde wetgeving daarin uitdrukkelijk voorziet, worden de resultaten van de controle verricht op de representatieve steekproef volgens de door de Regering vastgestelde procedures geëxtrapoleerd naar alle elementen die aan de basis van die steekproef lagen.

Bij de controle van bewijsstukken van de administratieve of personeelsuitgaven die door de aan een werkgever toegekende subsidie moeten worden gedekt, kan echter geen extrapolatie naar alle uitgaven worden gemaakt op basis van een onderzoek van een eenvoudige steekproef van dergelijke bewijsstukken.

Art. 37.Een werkgever die zich benadeeld acht door de toepassing van de in de artikelen 35 en 36 beschreven controlemethode kan de geldigheid van een door de inspecteurs geweigerd element met alle wettelijke middelen bewijzen. HOOFDSTUK VI. - Bescherming van de levenssfeer Afdeling 1. - Aanwijzing van de verantwoordelijke voor de verwerking

Art. 38.De verantwoordelijke voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 4,7) van de algemene verordening gegevensbescherming is het Departement Inspectie van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst. Afdeling 2. - Het recht op informatie bij de verzameling van

persoonsgegevens en op mededeling van persoonsgegevens

Art. 39.§ 1. In afwijking van de artikelen 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, en voor zover artikel 14, § 5, d), in het specifieke geval niet kan worden ingeroepen, kan het recht op informatie worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van dit recht nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke de artikelen 13 en 14 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing zijn, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie met toepassing van deze artikelen 13 en 14.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van informatie rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek betreffende het meedelen van de te verstrekken informatie bedoeld in § 2, derde lid, bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van informatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek.

Onderafdeling 3. - Het recht op inzage van persoonsgegevens

Art. 40.§ 1. In afwijking van artikel 15 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, kan het recht op inzage van de hem betreffende persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld en beperkt voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van het recht op inzage nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke artikelen 15 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek dat is ingediend met toepassing van artikel 15.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van inzage rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot inzage bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op inzage van de hem betreffende gegevens alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen.

Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. Afdeling 4. - Het recht op rectificatie

Art. 41.§ 1. In afwijking van artikel 16 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, kan het recht op rectificatie van de hem betreffende persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van het recht op rectificatie nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke artikelen 16 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek dat is ingediend met toepassing van artikel 16.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van rectificatie rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot rectificatie bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op rectificatie, alsook over de redenen voor deze weigering of beperking.

Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. Afdeling 5. - Het recht op beperking van de verwerking

Art. 42.§ 1. In afwijking van artikel 18 van de algemene verordening gegevensbescherming, om de doelstellingen van algemeen belang te waarborgen, kan het recht op beperking van de verwerking worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten, voor wat betreft verwerkingen van persoonsgegevens.

De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging van de door de inspecteurs gevoerde onderzoeken, met inbegrip van de procedures voor de eventuele toepassing van een administratieve geldboete of administratieve sanctie door de sanctionerend ambtenaar, tot doel hebben.

Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde afwijking niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de rechterlijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de beperking van de rechten van de betrokkene persoon mag overschrijden. § 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen gelden gedurende de periode waarin de betrokkene het voorwerp uitmaakt van een controle of een onderzoek of de daarmee verband houdende voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd door de inspecteurs in het kader van de uitvoering van hun wettelijke opdrachten, alsook gedurende de periode waarin de sanctionerend ambtenaar zijn dossier overeenkomstig hoofdstuk 9 van dit decreet behandelt.

Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van het recht op beperking nadelig zou zijn voor de controle, het onderzoek of de voorbereidende werkzaamheden of het geheim van het strafonderzoek of de veiligheid van personen dreigt te schenden.

De duur van de voorbereidende werkzaamheden, bedoeld in de vorige leden gedurende dewelke artikelen 18 van de algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is, mag niet meer bedragen dan één jaar vanaf de ontvangst van het verzoek dat is ingediend met toepassing van artikel 18.

De beperking bedoeld in § 1, eerste lid, heeft geen betrekking op gegevens die los staan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van de verwerking rechtvaardigt. § 3. Bij ontvangst van een verzoek tot beperking van de verwerking bevestigt de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst hiervan.

De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene schriftelijk, onverwijld, en in ieder geval binnen één maand na de ontvangst van het verzoek, over iedere weigering of beperking van zijn recht op beperking van de verwerking van de hem betreffende persoonsgegevens alsook van de redenen voor deze weigering of beperking. Die informatie over de weigering of beperking kan achterwege worden gelaten wanneer de verstrekking daarvan één van de doelstellingen genoemd in § 1, tweede lid, zou ondermijnen. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van deze verlenging en van de redenen van het uitstel.

De verwerkingsverantwoordelijke licht de betrokkene in over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en om een beroep in rechte in te stellen.

De verwerkingsverantwoordelijke vermeldt de feitelijke of juridische redenen waarop zijn beslissing steunt. Deze inlichtingen worden ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.

Wanneer het departement Inspectie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald bij § 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties bedoeld in het zesde en zevende lid van paragraaf 3, wordt de uitzonderingsregel onmiddellijk opgeheven na de afsluiting van de controle of van het onderzoek. De verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de gerechtelijke overheid, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld na machtiging door de gerechtelijke overheid of nadat de gerechtelijke fase is beëindigd en, in voorkomend geval, nadat de sanctionerend ambtenaar een beslissing heeft genomen. Evenwel mogen inlichtingen die werden ingewonnen tijdens de uitoefening van plichten voorgeschreven door de rechterlijke overheid slechts worden meegedeeld mits uitdrukkelijke machtiging van deze laatste.

Wanneer een dossier wordt overgemaakt aan de Administratie waarvan het Departement Inspectie afhangt, of aan de bevoegde instelling om over de bevindingen van het onderzoek te beslissen, worden de rechten van de betrokkene pas hersteld nadat de bevoegde Administratie of instelling heeft beslist over het resultaat van het onderzoek. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen betreffende de mededeling van de beslissingen en inbreuken inzake controle Afdeling 1. - Mededeling van de beslissingen aan de inspecteurs

Art. 43.Elke beslissing over de strafvordering of over het opleggen van een administratieve geldboete uit hoofde van een inbreuk op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen zal op hun aanvraag ter kennis worden gebracht van de inspecteurs die proces-verbaal hebben opgemaakt.

De kennisgeving van deze beslissing aan de inspecteurs, gebeurt door de zorg, naar gelang van het geval, van het orgaan van het openbaar ministerie dat deze heeft getroffen, van de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken of van de sanctionerend ambtenaar. Afdeling 2. - Strafbepalingen en administratieve geldboetes in geval

van niet-naleving van de dwangmaatregelen die getroffen zijn door de inspecteurs of wegens belemmering van controle

Art. 44.Onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek: 1° worden gestraft hetzij met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebbers die binnen de door de inspecteurs bepaalde termijn, het door deze laatsten gegeven bevel tot aanplakking van documenten, bedoeld bij artikel 16, eerste lid, niet nakomen; 2° worden gestraft hetzij met een gevangenisstraf van één jaar tot drie maanden en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 euro, de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebbers die de met toepassing van de artikelen 11 en 12 voorgeschreven maatregelen niet naleven; 3° wordt gestraft hetzij met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een geldboete van 600 tot 6.000 euro of met één van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 3000 euro, al wie de krachtens dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan geregelde controle verhindert.

De geldboetes als bedoeld in het eerste lid worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers.

De sancties bedoeld in het eerste lid zijn niet van toepassing op de inbreuken op artikel 8, § 4.

Art. 45.Bij herhaling in de loop van het jaar na een veroordeling kan de straf op het dubbele van het maximum gebracht worden.

Art. 46.De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboetes waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.

Art. 47.Voor de strafsancties zijn alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, toepasselijk op de bij dit decreet bepaalde inbreuken.

Artikel 85 van het Strafwetboek is toepasselijk op de in dit decreet bepaalde inbreuken zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van de bij deze ordonnantie bepaalde minimumbedragen.

Art. 48.De in artikel 44 bedoelde inbreuken maken het voorwerp uit van ofwel strafvervolgingen, ofwel van een administratieve geldboete opgelegd door de sanctionerend ambtenaar. HOOFDSTUK VIII. - Andere sancties dan de wettelijke bepalingen en administratieve geldboetes in geval van belemmering van controle

Art. 49.§ 1. Onverminderd artikel 61 van het decreet van 15 december 2011 houdende organisatie van de begroting, de boekhouding en de rapportage van de Waalse overheidsbestuurseenheden kunnen de subsidies, vergoedingen of toelagen geschorst worden indien de werkgever de controle van de aanwending van subsidies, vergoedingen of toelagen, geregeld krachtens dit decreet, verhindert.

De in het eerste lid bedoelde schorsing is ook van toepassing voor een aanvraag ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen. § 2. De Regering kan nadere regels en de procedure voor de schorsing van de subsidies, vergoedingen of toelagen bepalen. § 3. In de door de Regering bepaalde gevallen kan de Administratie de behandeling van aanvragen ter verkrijging van subsidies, vergoedingen of toelagen die worden ingediend op grond van de wetgeving betreffende de omscholing of de bijscholing schorsen zolang een onderzoek van inspecteurs ten aanzien van dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon lopende is.

Worden voor de toepassing van het vorige lid met de rechtspersoon gelijkgesteld, de rechtspersoon die een aanvraag indient waartegen geen onderzoek lopende is, maar waarin bestuurders zetelen, of zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden aanwezig zijn, en die over één van deze hoedanigheden beschikken in de rechtspersoon waartegen een controle lopende is.

In geval van schorsing van behandeling van een aanvraag worden de termijnen bepaald in de gezegde wetgeving betreffende de omscholing of de bijscholing verlengd met de duur van de controle. HOOFDSTUK IX. - Administratieve geldboetes Afdeling 1. - Regels toepasselijk op de administratieve procedure

Onderafdeling 1. - Vaststelling van de vervolgingen

Art. 50.§ 1. De inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen waarvoor de inbreukpleger zich niet blootstelt aan strafvervolgingen, maken het voorwerp uit van een administratieve geldboete. § 2. Onverminderd de rechten van de burgerlijke partij worden de inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen waarvoor de inbreukpleger zich blootstelt aan strafvervolgingen bestraft met een administratieve geldboete tenzij ze op initiatief van het openbaar ministerie aanleiding geven tot: 1° strafvervolgingen zelfs als ze afgesloten wordt met een vrijspraak;2° een minnelijke schikking;3° een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;4° een rechtsvordering die uitgaat van het openbaar ministerie krachtens artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek. § 3. De sanctionerend ambtenaar legt de administratieve geldboetes onder voorwaarden die zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen. Deze ambtenaar mag geen beslissing nemen in een dossier waarin hij reeds is opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure.

Art. 51.De toepassing van een administratieve geldboete wordt uitgesloten in geval van: 1° strafvervolgingen zelfs als ze afgesloten wordt met een vrijspraak;2° een minnelijke schikking;3° een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering;4° een rechtsvordering die uitgaat van het openbaar ministerie krachtens artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 52.Het openbaar ministerie bezorgt aan de sanctionerend ambtenaar een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen.

Wanneer het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgesteld, beslist de sanctionerend ambtenaar of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.

Art. 53.Indien het openbaar ministerie afziet van een strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering voor te stellen of van de in artikel 138bis, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde rechtsvordering in te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van het aanvullend opsporingsonderzoek aan de sanctionerend ambtenaar.

Onderafdeling 2. - Verweermiddelen van de inbreukpleger

Art. 54.De inbreukpleger wordt bij aangetekende brief verzocht zijn verweermiddelen in te dienen.

Deze aangetekende brief vermeldt de volgende gegevens : 1° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;2° het recht van de inbreukpleger om zijn verweermiddelen in te dienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, namelijk op de dag dat de aangetekende brief aangeboden is aan de geadresseerde in persoon, op zijn hoofdverblijfplaats of op de maatschappelijke zetel;3° het recht om zich te laten bijstaan door een raadsman;4° het adres van de sanctionerend ambtenaar waar de inbreukpleger zijn dossier kan inzien, alsmede de openingsuren gedurende welke hij hiervoor bij de bevoegde administratie terecht kan;5° het recht van de inbreukpleger of van zijn raadsman op een afschrift van het dossier;6° het postadres en het e-mailadres van de sanctionerend ambtenaar alsook de openingsuren ervan, met het oog op de indiening van de verweermiddelen; Indien de inbreukpleger verzuimd heeft om de aangetekende brief af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de sanctionerend ambtenaar hem bij gewone brief, ter informatie, nog een tweede uitnodiging toesturen om zijn verweermiddelen in te dienen.

Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van dertig dagen lopen voor de indiening van verweermiddelen.

Art. 55.De verweermiddelen kunnen schriftelijk, inbegrepen via e-mail, of mondeling op verzoek om een voorafgaande afspraak, aan de sanctieambtenaar worden ingediend.

Art. 56.De sanctionerend ambtenaar stelt het dossier met betrekking tot de inbreuken welke aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de inbreukpleger of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen en geeft hem toelating om een kopie te maken van de stukken van het dossier.

De kosten van de kopieën zijn ten laste van de inbreukpleger volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten.

Art. 57.Ieder gebruik van informatie verkregen door raadpleging of het verkrijgen van een kopie van het dossier, dat tot doel of tot gevolg heeft gehad dat het verloop van het onderzoek is belemmerd of dat de persoonlijke levenssfeer, de fysieke of morele integriteit of de eigendom van een in het dossier genoemde persoon is geschonden, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar of een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 500 euro.

Onderafdeling 3. - Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete

Art. 58.De administratieve geldboete kan alleen worden opgelegd aan de inbreukpleger, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber, behalve als hij kan aantonen dat hij geen fout heeft begaan, omdat hij naar zijn vermogen alle maatregelen heeft genomen om te verhinderen dat het materiële element van de inbreuk zich voordoet.

Art. 59.De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd vijf jaar na de vaststelling van de feiten.

De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de inbreukpleger om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn, stuiten evenwel de loop ervan. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren

Art. 60.De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het eind van de termijn vermeld in artikel 77, of vóór het schriftelijk of mondeling verweer van de inbreukpleger, wanneer dit wordt ingediend vóór het einde van de voormelde termijn.

Art. 61.Indien de duur van de vervolging door de sanctionerend ambtenaar de redelijke termijn overschrijdt, kan deze zich beperken tot een eenvoudige schuldigverklaring of een administratieve geldboete opleggen die lager is dan het wettelijk minimum bedoeld bij of krachtens dit decreet.

In geval van een eenvoudige schuldigverklaring kan de sanctionerend ambtenaar niettemin aanspraak maken op de kosten van administratieve procedure overeenkomstig de door de regering vastgestelde modaliteiten.

Art. 62.Na afloop van de termijn bedoeld in artikel 54, tweede lid, 2°, en, in voorkomend geval, na de datum vastgelegd voor het verhoor van de inbreukpleger of diens raadsman, beslist de sanctionerend ambtenaar, rekening houdend met de schriftelijk of mondeling voorgedragen verweermiddelen, indien er verweermiddelen waren, om de aanvankelijk overwogen administratieve geldboete of een lagere geldboete op te leggen, of om geen administratieve geldboete op te leggen.

Wanneer hij beslist om geen administratieve geldboete op te leggen, betekent de sanctionerend ambtenaar zijn beslissing bij gewone zending aan de inbreukpleger.

Met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming en van Richtlijn 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad kan de sanctionerend ambtenaar een afschrift van de genomen beslissing aan iedere betrokken persoon die tot de in de artikelen 23 en 24 bedoelde diensten behoort, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van laatstgenoemde mededelen.

Art. 63.De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete is met redenen omkleed.

Ze vormt een betalingsbevel en omvat onder andere de overwegingen die feitelijk en rechtens aan de basis liggen van de beslissing, enerzijds als antwoord op de ingediende verweermiddelen en anderzijds als motivering voor het bedrag van de administratieve geldboete.

Ze omvat daarenboven inzonderheid de volgende elementen : 1° de bepalingen die de rechtsgrond ervan uitmaken;2° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis lagen van de aanvang van de procedure;3° de datum van het verzoek tot indiening van de verweermiddelen;4° het bedrag van de administratieve geldboete, eventueel verhoogd met de kosten van de administratieve procedure bepaald volgens de modaliteiten van de Regering;5° de bepalingen van artikel 68 met betrekking tot de betaling van de geldboete;6° de bepalingen van artikel 67 betreffende het beroep tegen de beslissing.

Art. 64.De in artikel 63 bedoelde beslissing wordt aan de inbreukpleger ter kennis gebracht bij een aangetekende brief samen met een verzoek tot betaling van de geldboete binnen de termijn bepaald bij artikel 68.

De kennisgeving doet de strafvordering vervallen.

Indien de inbreukpleger verzuimd heeft de aangetekende brief af te halen binnen de vastgestelde termijn, kan de sanctionerend ambtenaar hem ter informatie bij gewone brief een afschrift van de beslissing toezenden. Deze tweede zending geeft geen aanleiding tot een nieuwe termijn van drie maanden voor het instellen van het in artikel 67 bedoelde beroep.

Art. 65.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 64 en 67 heeft de in artikel 63 bedoelde beslissing uitvoerende kracht.

Art. 66.De Regering kan de modaliteiten betreffende de beslissing en de procedures tot oplegging van een administratieve geldboete aanvullen.

Onderafdeling 4. - Beroepen

Art. 67.Onverminderd artikel 77 stelt de inbreukpleger die de beslissing van de sanctionerend ambtenaar betwist, op straffe van verval een verzoek bij wege van verzoekschrift in.

Het verzoek wordt bij de arbeidsrechtbank ingesteld in geval van inbreuk op de aangelegenheden bedoeld in artikel 3, 3° en 4°, van het decreet van 11 april 2014 betreffende de overheveling van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.

Dit beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Onderafdeling 5. - Betaling van de administratieve geldboete

Art. 68.De administratieve geldboete wordt betaald binnen een termijn van drie maanden die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of op de dag waarop de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

De in het eerste lid bedoelde termijn gaat in op de dag dat het aangetekend schrijven aangeboden is aan de bestemmeling in persoon, op zijn hoofdverblijfplaats of op de maatschappelijke zetel.

De sanctionerend ambtenaar kan evenwel de inbreukpleger op diens verzoek en indien daartoe aanleiding bestaat een langere termijn toekennen die geenszins de verjaringstermijn van de rechtsvordering tot invordering van de geldboete als bedoeld bij artikel 72 mag overschrijden. In dat geval deelt de sanctionerend ambtenaar het afbetalingsplan schriftelijk mee aan de inbreukpleger.

Art. 69.De Regering kan de modaliteiten betreffende de beslissing en de procedures tot oplegging van een administratieve geldboete aanvullen.

Art. 70.Indien de inbreukpleger in gebreke blijft voor de betaling van de administratieve geldboete binnen de termijn van drie maanden bepaald in artikel 68, eerste lid, of het hem overeenkomstig artikel 68, derde lid, of artikel 69, derde lid, toegekende afbetalingsplan niet nakomt, maakt de sanctionerend ambtenaar het dossier aanhangig bij de federale Administratie of bij iedere door de Regering aangewezen dienst. In dat geval deelt de sanctionerend ambtenaar hun een afschrift van de administratieve beslissing en, in voorkomend geval, van de in kracht van gewijsde getreden rechterlijke beslissing.

Art. 71.De Regering kan de modaliteiten betreffende de invordering van de administratieve geldboete en de desbetreffende procedures aanvullen.

Art. 72.De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.

Art. 73.Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de sanctionerend ambtenaar.

Onderafdeling 6. - Aan minderjarigen opgelegde administratieve geldboetes

Art. 74.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de minderjarigen onder zestien jaar op het moment van de feiten.

Art. 75.Wanneer de procedure tot oplegging van een administratieve geldboete opgestart wordt tegen een persoon onder achttien jaar, wordt het in artikel 54 bedoelde aangetekend schrijven gericht aan de minderjarige, alsook aan zijn vader en moeder, voogden of personen die het toezicht op hem uitoefenen. Die partijen beschikken over dezelfde rechten als de inbreukpleger.

De sanctionerend ambtenaar stelt de stafhouder van de Orde van advocaten daarvan in kennis zodat de minderjarige door een advocaat bijgestaan kan worden. Die kennisgeving wordt samen met het in het eerste lid bedoelde aangetekend schrijven verstuurd.

Uiterlijk binnen twee werkdagen, te rekenen van de datum van die kennisgeving, wordt een advocaat aangewezen door de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand.

Een afschrift van het bericht waarmee de stafhouder in kennis van de aanhangigmaking gesteld wordt, wordt bij het proceduredossier gevoegd.

In het geval van een belangenconflict zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de belanghebbende bijgestaan wordt door een andere advocaat dan degene op wie zijn vader en moeder, zijn voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen een beroep hebben gedaan.

Art. 76.Als de inbreukpleger minderjarig is, worden de in artikel 63 bedoelde beslissing of de beslissing om het dossier zonder gevolg te sluiten, samen met het proces-verbaal van verhoor, ter kennis gebracht van de minderjarige en zijn vader, moeder, voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen.

De vader, moeder, voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboete.

Art. 77.In afwijking van artikel 67 wordt het beroep d.m.v. een kosteloos verzoekschrift bij de jeugdrechtbank ingediend, als de inbreukpleger een minderjarige is die de volle leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. In dit geval kan het beroep ook tegen de vader, moeder, voogden of de personen die toezicht op hem uitoefenen, ingediend worden.

De jeugdrechtbank blijft bevoegd indien de inbreukpleger meerjarig is op het moment waarop hij zich uitspreekt. Afdeling 2. - Regels toepasselijk op de administratieve geldboetes

Onderafdeling 1. - Vermenigvuldiging van de geldboete

Art. 78.De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboetes zijn van toepassing op de administratieve geldboetes.

De sanctionerend ambtenaar vermeldt in zijn beslissing de verhoging krachtens voornoemde wet van 5 maart 1952 alsook het getal dat uit de verhoging resulteert.

Art. 79.Wanneer de geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, minderjarigen, stagiairs, ondernemingen, operatoren of werkgevers, geldt de regel zowel voor de strafrechtelijke als voor de administratieve geldboete. De vermenigvuldigde geldboete mag niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen.

Onderafdeling 2. - Herhaling

Art. 80.In geval van herhaling binnen het jaar dat volgt op een gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, op een bestuurlijke beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of een veroordeling tot een gevangenisstraf of tot betaling van een administratieve of strafrechtelijke geldboete wegens inbreuk op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen of reglementeringen, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbel van het maximum worden gebracht.

De termijn van een jaar vangt aan op de dag waarop de bestuurlijke beslissing niet langer vatbaar is voor beroep of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Onderafdeling 3. - Meerdaadse samenloop van inbreuken

Art. 81.In geval van samenloop van verschillende inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboetes samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.

Onderafdeling 4. - Eendaadse samenloop van inbreuken en samenloop door eenheid van opzet

Art. 82.Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de sanctionerend ambtenaard de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken.

Wanneer de sanctionerend ambtenaar vaststelt dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot oplegging van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij hem aanhangig zijn en die in de vooronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houdt hij bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboetes. Indien deze hem voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreekt hij zich uit over de schuldvraag en verwijst hij in zijn beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboetes.

Het totaal van de administratieve geldboetes opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.

Onderafdeling 5. - Uitwissing van administratieve geldboetes

Art. 83.Voor de vaststelling van het bedrag van de geldboete mag geen rekening gehouden worden met een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of tot schuldigverklaring die drie jaar of meer voor de feiten is gewezen. Deze termijn van drie jaar vangt aan op het ogenblik dat de beslissing uitvoerbare kracht heeft gekregen of wanneer de gerechtelijke beslissing over het beroep van de inbreukpleger in kracht van gewijsde is gegaan.

Onderafdeling 6. - Verzachtende omstandigheden

Art. 84.Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, is de sanctionerend ambtenaar, de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank of, in voorkomend geval, de jeugdrechtbank gerechtigd om de administratieve geldboete te verminderen tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 percent van het voorgeschreven minimumbedrag.

Onderafdeling 7. - Uitstel

Art. 85.§ 1. De sanctionerend ambtenaar mag besluiten dat de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover, tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan : 1° aan de inbreukpleger geen administratieve geldboete van 25 tot 250 euro, van 50 tot 500 euro, of van 300 tot 3.000 euro werd opgelegd; 2° de inbreukpleger niet veroordeeld werd tot een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, van 100 tot 1.000 euro, van 600 tot 6.000 euro, of een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar.

Enige strafrechtelijke sanctie of administratieve geldboete die vroeger uitgesproken was of opgelegd werd voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, vormen geen beletsel voor het verlenen van een uitstel. § 2. De ambtenaar verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke hij de geldboete oplegt. § 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. § 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 5. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 6. Voor de vergelijking van niveaus als bedoeld in §§ 4 en 5 van de geldboetes worden ze niet vermenigvuldigd met, al naargelang het geval, het aantal betrokken werknemers, het aantal betrokken afnemers van de diensten, of enige andere factor bepaald in de wetten en reglementen als bedoeld in artikel 3. § 7. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proeftermijn.

De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de sanctionerend ambtenaar wordt gelaten. § 8. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk. § 9. In geval van beroep tegen de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete kan de rechter het uitstel dat door de sanctionerend ambtenaar werd verleend niet herroepen. Ze kunnen evenwel het uitstel verlenen wanneer de bevoegde administratie het geweigerd heeft. Afdeling 3. - Amadeus-databank

Art. 86.§ 1. Er wordt een Amadeus-databank opgericht voor het verzamelen, opslaan, structureren, verwerken en uitwisselen van relevante gegevens met betrekking tot de vervolging van inbreuken op de in artikel 3 bedoelde wetgevingen en reglementeringen.

Met inachtneming van de algemene verordening gegevensbescherming hebben de in het eerste lid bedoelde verrichtingen en het bijwerken van de Amadeus-databank de volgende doelstellingen: 1° de vervolging van inbreuken door middel van administratieve geldboetes;2° de uitoefening door de inspecteurs van hun wettelijke opdrachten en de adequate bestrijding van de in de eerste lid bedoelde inbreuken;3° het opmaken van interne en externe statistieken. § 2. De Amadeus-databank bevat de door de Regering bepaalde gegevens aangaande volgende personen: 1° iedere persoon die ervan verdacht wordt (mede)dader te zijn van een inbreuk;2° iedere persoon aan wie een administratieve geldboete opgelegd kan worden;3° iedere werknemer of persoon die betrokken is of geacht wordt betrokken te zijn bij een inbreuk.

Art. 87.De Amadeus-databank wordt ontwikkeld, beheerd, gehost en beveiligd in overeenstemming met het veiligheidsbeleid van de informatiesystemen van de Waalse Overheidsdienst.

De Regering kan de specifieke modaliteiten voor het beheer en het gebruik van de databank vaststellen.

Art. 88.De Regering bepaalt de categorieën ambtenaren die toegang hebben tot de Amadeus-databank alsook de modaliteiten van deze toegang.

Alle personen die toegang hebben tot de Amadeus-databank moeten de nodige maatregelen nemen om het vertrouwelijk karakter te verzekeren van de persoonsgegevens opgenomen in deze databank en om te verzekeren dat deze gegevens uitsluitend worden aangewend met het oog op de in artikel 86 bedoelde doelstellingen.

Iedere inbreuk op de geheimhoudingsplicht in het kader van de toegang tot de Amadeus-databank wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek. HOOFDSTUK X. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingsbepaling van de wet van 1 juli 1963 houdende

toekenning van een vergoeding voor sociale promotie

Art. 89.Artikel 6 van de wet van 1 juli 1963 houdende toekenning van een vergoeding voor sociale promotie, hersteld bij het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 6.De controle op de toepassing van deze wet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 2. - Wijzigingsbepaling van de wet van 19 juli 1983 op het

leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst

Art. 90.Artikel 60bis van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, ingevoegd bij het decreet van 20 juli 2016, wordt vervangen als volgt: "

Art. 60bis.De controle op de toepassing van deze wet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 3. - Wijzigingsbepaling van het besluit van de Franse

Gemeenschapsexecutieve van 16 december 1988 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van toelagen aan deze diensten

Art. 91.Artikel 20ter van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 16 december 1988 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van toelagen aan deze diensten, ingevoegd bij het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 20ter.De controle op de toepassing van dit besluit en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 4. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 18 juli 1997

betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien

Art. 92.Artikel 13bis van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien, ingevoegd bij het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 13bis.De controle op de toepassing van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 5. - Wijzigingsbepaling van de programmawet van 2 augustus

2002

Art. 93.In de programmawet van 2 augustus 2002 wordt een artikel 109/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 109/1.De controle op de toepassing van de artikelen 104 tot en met 109 van deze wet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 6. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 10 april 2003

betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn

Art. 94.Artikel 26 van het decreet van 10 april 2003 betreffende de financiële incentives voor de opleiding van werknemers die bij een onderneming in dienst zijn, gewijzigd bij het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 26.De controle op de toepassing van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.".

De erkende opleidingenverstrekkers en de opleidingscheques die het voorwerp uitmaken van de in het eerste lid bedoelde controle, kunnen volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering gecontroleerd worden.". Afdeling 7. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 3 februari 2005

betreffende het sensibiliseringsplan inzake de informatie- en communicatietechnologieën

Art. 95.In artikel 11 van het decreet van 3 februari 2005 betreffende het sensibiliseringsplan inzake de informatie- en communicatietechnologieën, gewijzigd bij het decreet van 22 november 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De controle op de toepassing van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen."; 2° het wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt: " § 3.De erkende opleidingenverstrekkers die het voorwerp uitmaken van de in § 2 bedoelde controle, kunnen volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering gecontroleerd worden.". Afdeling 8. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 10 juli 2013

betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling

Art. 96.In artikel 18 van het decreet van 10 juli 2003 betreffende de centra voor socioprofessionele inschakeling worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.De controle op de toepassing van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen."; 2° het wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidend als volgt: " § 3.De erkende opleidingenverstrekkers die het voorwerp uitmaken van de in § 1 bedoelde controle, kunnen volgens een bijzondere methode bepaald door de Regering gecontroleerd worden.". Afdeling 9. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 20 februari 2014

betreffende de alternerende opleiding voor werkzoekenden en tot wijziging van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien

Art. 97.Artikel 22 van het decreet van 20 februari 2014 betreffende de alternerende opleiding voor werkzoekenden en tot wijziging van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien wordt vervangen als volgt: "

Art. 22.De controle op de toepassing van dit decreet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 10. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 27 maart 2014

betreffende het Waalse Landbouwwetboek

Art. 98.Artikel D.393 van het Waalse Landbouwwetboek wordt vervangen als volgt: "Art. D.393. Wat betreft de gedeelten die overeenkomstig artikel D.95 toepasselijk zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied, wordt de controle op de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 2, en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.".

Art. 99.In artikel D.404 van hetzelfde Wetboek wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Wat betreft de gedeelten die overeenkomstig artikel D.95 toepasselijk zijn op het grondgebied van het Franse taalgebied, worden de inbreuken op de bepalingen van titel 4, hoofdstuk 2, en van zijn uitvoeringsmaatregelen vervolgd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 11. - Wijzigingsbepaling van het besluit van de Waalse

Regering van 8 februari 2002 betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen

Art. 100.Artikel 8bis van het besluit van de Waalse Regering van 8 februari 2002 betreffende het toekennen van bepaalde voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding krijgen, ingevoegd bij het decreet van 22 november 2007, wordt vervangen als volgt: "

Art. 8bis.De controle op de toepassing van dit besluit wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.". Afdeling 12. - Wijzigingsbepaling van het decreet van 5 februari 1998

houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing

Art. 101.Het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing, laatst gewijzigd bij het decreet van 28 april 2016, wordt opgeheven. Afdeling 13. - Slotbepaling

Art. 102.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 28 februari 2019.

De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI De Minister van Economie, Industrie, Onderzoek, Innovatie, Digitale Technologieën, Tewerkstelling en Vorming, P.-Y. JEHOLET De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO De Minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN De Minister van de Plaatselijke Besturen, Huisvesting en Sportinfrastucturen, V. DE BUE _______ Nota (1) Zitting 2018-2019. Stukken van het Waalse Parlement 1277 (2018-2019) Nrs. 1 tot 3.

Volledig verslag, plenaire vergadering van 27 februari 2019.

Bespreking.

Stemming.

^