Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 29 februari 2024
gepubliceerd op 05 juni 2024

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 januari 2024 betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021 betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek

bron
waalse overheidsdienst
numac
2024005106
pub.
05/06/2024
prom.
29/02/2024
ELI
eli/besluit/2024/02/29/2024005106/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 25 januari 2024Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/01/2024 pub. 15/03/2024 numac 2024201388 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021 betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek sluiten betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 25 januari 2024Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/01/2024 pub. 15/03/2024 numac 2024201388 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021 betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek sluiten betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 2 tot 14, 19, 24 en 26;

Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 17 juli 2023;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 20 juli 2023;

Gelet op het rapport van 20 juli 2023 opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2016 pub. 14/03/2016 numac 2016201315 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen, voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet sluiten houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 18 juli 2023;

Gelet op advies nr. 1555 van de "Conseil économique, social et environnemental de Wallonie" (Economische, Sociale en Milieuraad van Wallonië), gegeven op 25 september 2023;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de "Forem", gegeven op 10 oktober 2023;

Gelet op onderhandelingsprotocol nr. 855 van Sectorcomité XVI, opgesteld op 10 november 2023;

Gelet op advies nr. 65/2023 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 19 januari 2024;

Gelet op de aanvraag om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de adviesaanvraag is ingeschreven op 26 januari 2024 op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.453/4;

Gelet op de beslissing van de afdeling Wetgeving van 26 januari 2024 om binnen de gevraagde termijn geen advies te verlenen, met toepassing van artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet aangelegenheden bedoeld in de artikelen 127, § 1, en 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° aangepast centrum voor opleiding en socioprofessionele inschakeling: het gespecialiseerd centrum voor beroepsopleiding en -revalidatie bedoeld in artikel 8 van het decreet en hierna "het centrum" genoemd;2° doelgroep: de begunstigden bedoeld in artikel 5 van het decreet, die geen toegang hebben tot het dienstenaanbod van de opleidingsoperatoren dat voor de gezamenlijke bevolking bestemd is, omdat het niet of minder aangepast is;3° stagiair: de begunstigde die deel uitmaakt van de doelgroep en een overeenkomst met het centrum gesloten heeft;4° socioprofessioneel inschakelingsproces: de begeleiding van de stagiair bij het vinden of behouden van een baan;5° tewerkstelling: elke activiteit die wordt uitgeoefend op basis van een arbeidscontract, een openbaar statuut of een statuut als zelfstandige, binnen een periode van twee jaar na het verlaten van het centrum;6° overeenkomst: de overeenkomst inzake opleiding en socioprofessionele inschakeling waarbij de rechten en plichten van het centrum en van de stagiair geformaliseerd worden in het kader van het socioprofessioneel inschakelingsproces;7° alternerende opleiding: elke actie tot combinatie van een praktische en een theoretische opleiding waardoor één of meerdere opleidingsoperatoren en één of meerdere gewone ondernemingen of ondernemingen voor aangepast werk uit de privé of openbare sector betrokken kunnen worden bij de uitvoering van het socioprofessioneel inschakelingsproces, met als doel de aanpassing aan het arbeidsmilieu, de uitvoering van een programma inzake kwalificerende opleiding of een periode van voorbereiding op de socioprofessionele inschakeling;8° omscholingsovereenkomst: het contract bedoeld in afdeling 3 van hoofdstuk V van Titel IX van boek V van het tweede deel II van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;9° psycho-sociaal en inschakelingspersoneel: de personeelsleden die voor beroepsinschakeling instaan, de maatschappelijk assistenten, de personeelsleden belast met begeleiding en oriëntering;10° pedagogisch personeel: de opleiders en, desgevallend, de pedagogisch coördinator;11° pedagogische raad: de instantie bestaande uit de directie, het psycho-sociaal en inschakelingspersoneel en het pedagogisch personeel;12° finaliteit: het cluster van beroepen, functies die met elkaar verbonden zijn door hetzelfde type productie of diensten;13° Minister: de Minister bevoegd voor Vorming 14° decreet: het decreet van 25 januari betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek;15° diensten van de Regering: de Directie Beroepsopleiding van het Departement Werk en Beroepsopleiding van de Waalse Overheidsdienst Economie, Werk en Onderzoek;16° initiële bevolking: de gezamenlijke gegevens waarop de controle betrekking heeft;17° laag: deel van een initiële bevolking, bepaald in functie van één of meerdere criteria;18° referentiebevolking: het deel van de initiële bevolking die, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;19° referentielaag: het deel van een laag dat, na verwijdering en rechtzetting van de redundante en onjuiste gegevens, de te onderzoeken gegevens vormt;20° staal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag;21° referentiestaal: de geselecteerde gegevens uit een bevolking of een laag of uit een referentielaag;22° extrapoleerbaar referentiestaal: referentiestaal gevormd op toevallige, eenvoudige wijze en zonder herinvoering;23° extrapolatie: veralgemening van de resultaten waargenomen in een extrapoleerbaar referentiestaal naar de globaliteit van de referentiebevolking of de referentielaag waaruit het staal afgenomen is;24° betrouwbaarheidsinterval: de gezamenlijke waarden vervat tussen een infimum en een supremum, verkregen na onderzoek van een staal. Deze gezamenlijke waarden bieden een waarschijnlijkheid van vijfennegentig percent of meer dat de exacte waarde van de parameter in de bevolking is vervat; 25° omvang van het betrouwbaarheidsinterval: het verschil tussen de waarde van de supremum en die van het infimum in het betrouwbaarheidsinterval;26° Departement Inspectie: het Departement Inspectie van het Operationele Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst;27° inspecteurs: de statutaire ambtenaren en contractuele personeelsleden van het Departement Inspectie die beëdigd zijn. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten van de centra

Art. 3.De centra voeren hun acties met inachtneming van de volgende beginselen : 1° de verbintenissen die zijn vastgelegd in de samenwerkingsregeling die is ingesteld bij het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende coaching en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden;2° de bevordering van de gelijkheid van kansen van de stagiairs bij de toegang tot opleiding en tewerkstelling;3° de ontwikkeling van praktijken ter bevordering van de sociale, individuele en collectieve emancipatie van de stagiairs.

Art. 4.§ 1. De centra worden belast met de organisatie van een geïndividualiseerd socioprofessioneel inschakelingsproces dat op de potentialiteiten van de stagiair afgestemd is. § 2. Het socioprofessioneel inschakelingsproces kan bestaan uit vier fasen, met name : 1° een fase tot bepaling van het project inzake socioprofessionele inschakeling, waarin, al naar gelang van het geval, de volgende acties gevoerd kunnen worden : a) een persoonlijke en professionele balans van de stagiair opmaken;b) de stagiair confronteren met de realiteiten van de arbeidswereld;c) de stagiair de mogelijkheid geven om één of meerdere beroepen te ontdekken ;d) de stagiair helpen bij zijn doorverwijzing naar de door het centrum geschikt geachte dienstverlener(s), al naar gelang van zijn vaardigheden, bekwaamheden en behoeften;e) de stagiair de mogelijkheid geven om de basisvaardigheden aan te werven inzake kennis, bedrevenheid en wellevendheid;f) de voorbereiding van de stagiair op de algemene opleidingsstelsels bevorderen en desgevallend ervoor zorgen;2° een fase tot bekrachtiging van het project inzake socioprofessionele inschakeling, waarin, al naar gelang van het geval, de volgende acties gevoerd kunnen worden: a) de stagiair confronteren met de realiteiten van het beroep of van de vermoedelijke functie;b) de stagiair aan een bekwaamheidstest onderwerpen;c) het vermoedelijke opleidingsproject valideren of invalideren;d) de stagiair helpen bij zijn doorverwijzing naar de door het centrum geschikt geachte dienstverlener(s), al naar gelang van zijn vaardigheden, bekwaamheden en behoeften;3° een fase tot kwalificerende opleiding waarin de volgende acties gevoerd kunnen worden: a) de stagiair de mogelijkheid geven om zijn vaardigheden aan te werven of te ontwikkelen met het oog op de uitoefening van het geheel of van een gedeelte van een beroep of functie met één of meerdere doeleinden;b) de stagiair desgevallend de mogelijkheid geven om zijn vaardigheden te actualiseren naar gelang van de evolutieve behoeften en de behoeften van de ondernemingen;c) desgevallend zorgen voor de opvolging van de stagiair in het kader van een omscholingsovereenkomst die hij gesloten heeft;d) de voorbereiding van de bekrachtiging van de vaardigheden bevorderen en er desgevallend voor zorgen, zoals bedoeld in het samenwerkingsakkoord van 21 maart 2019 betreffende de bekrachtiging van de bevoegdheden, gesloten tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;4° een fase tot opvolging van de stagiair na de opleiding waarin actief naar werk gezocht wordt, een baan gevonden of behouden wordt. § 3. De centra kunnen tewerkstellingsbegeleiding implementeren in overeenstemming met de bepalingen van Afdeling 10 van Hoofdstuk V van Titel IX van Boek V van Deel II van het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid.

HOOFDSTUK 3. - Erkenning Afdeling 1. - Inleidende bepalingen


Art. 5.§ 1. De Minister erkent het centrum op basis van de naleving van de in de artikelen 15 tot en met 21 bedoelde voorwaarden. § 2. De volgende erkenningen worden als eerste erkenning beschouwd: 1° de erkenning van een nieuw centrum;2° de erkenning van een nieuwe finaliteit;3° de erkenning van een nieuw pedagogisch project. § 3. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur in overeenstemming met artikel 13, § 1.

In afwijking van het eerste lid wordt bij een aanvraag tot erkenning van een nieuw centrum erkenning verleend voor een proefperiode van maximaal 2 jaar. Aan het einde van deze periode wordt de erkenning voor onbepaalde tijd in overeenstemming met artikel 13 verleend, tenzij de Minister anders beslist.

Art. 6.Door het centrum te erkennen, verleent de Minister het een aantal uren.

De Minister kent het aantal uren toe volgens de fasen bedoeld in artikel 4, § 2 en de finaliteiten van de kwalificerende opleidingsfase, op basis van de voorstellen vervat in het pedagogisch project bedoeld in artikel 16.

Het totaalaantal erkende uren toegekend aan de centra mag niet hoger zijn 823.358 en wordt onder elk van de erkende centra verdeeld op grond van de quota's die in bijlage 2 vastliggen. Afdeling 2. - Erkenningswijziging


Art. 7.Als erkenningswijziging wordt beschouwd: 1° de wijziging van de uurverdeling onder de fasen bedoeld in artikel 4, § 2, 1° tot 3° ;2° de wijziging van de uurverdeling onder de verschillende bestaande finaliteiten van de kwalificerende opleidingsfase. De wijzigingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, kunnen hetzij elk moment door het centrum voorgesteld worden, hetzij resulteren uit het heroriënteringsplan bedoeld in artikel 26.

Art. 8.De door de Minister genomen beslissing tot erkenningswijziging stelt de vervaldatum van de in artikel 13, § 1, bedoelde evaluatie niet uit.

Art. 9.Na afloop van de zesjarige periodes bedoeld in artikel 13, § 1, kan de Minister" het aantal uren dat eventueel beschikbaar is onder de centra opnieuw toewijzen. Afdeling 3. - Toekenningsprocedure


Art. 10.§ 1. In geval van erkenning van een nieuw centrum, beslist de Minister over de aanvraag die ondertekend is door de directie en door de persoon die krachtens de statuten bevoegd is om de vzw te vertegenwoordigen en die de volgende documenten bevat: 1° het pedagogisch project bedoeld in artikel 16;2° een uittreksel uit het strafregister, overeenkomstig het model bedoeld in artikel 595 van het Wetboek van Strafvordering, van alle personeelsleden van het centrum, alsook van de leden van de raad van bestuur, daterend van minder dan drie maanden na de datum van verzending naar aan de diensten van de Regering en vrij van elke veroordeling tot een strafrechtelijke of correctionele straf wegens misdrijven die onverenigbaar zijn met de uitoefening van de functie;3° het rapport van een gemeentelijke of een regionale brandweerdienst waarin wordt verklaard dat alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om brand te voorkomen, daterend van minder dan een jaar ten opzichte van de datum van indiening bij de diensten van de Regering en waarin de capaciteit van de infrastructuur wordt vermeld;4° het gemotiveerd advies van de bevoegde Regio voor Kwalificerend onderwijs-Vorming-Arbeidsmarkt over de relevantie van de voorgestelde finaliteiten, naar gelang van de mogelijkheden tot herinschakeling op de arbeidsmarkt;5° het huishoudelijk reglement waarin minstens volgende clausules opgenomen zijn : a) het wekelijkse uurrooster;b) de bepalingen betreffende het alternerend leren;c) de lijst van de wettelijke verlofdagen en de modaliteiten tot bepaling van de andere toegekende verlofdagen;d) de modaliteiten tot toekenning van de geldelijke voordelen die krachtens artikel 69, § 1, aan de stagiairs verleend worden;e) de verplichtingen inzake veiligheid en hygiëne;f) de bepalingen betreffende het preventiebeleid inzake alcohol en drugs;g) de bepalingen inzake bescherming tegen geweld en morele of seksuele intimidatie;h) de verplichting voor de stagiairs om zich te laten onderzoeken door de preventieraadgever belast met het medisch toezicht met wie het beroepsopleidingscentrum samenwerkt, alsmede om zich te onderwerpen aan de vaccinaties die krachtens de reglementaire bepalingen verplicht zijn;i) de verplichting om het centrum onmiddellijk kennis te geven van elke omstandigheid die de uitvoering van de overeenkomst opschort en in geval van arbeidsongeschiktheid een medisch attest over te leggen binnen twee dagen na het begin van de ongeschiktheid of de verlenging ervan;j) de modaliteiten voor de organisatie van de pedagogische raad bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid, 4° ;k) de modaliteiten van de regeling voor de raadpleging van de stagiairs over de organisatie van het centrum en de ontwikkeling van zijn activiteiten;l) de beroepsprocedures die de stagiair kan inschakelen voor elke sanctie of maatregel die jegens hem wordt getroffen;m) de voorwaarden waaronder het huishoudelijk reglement gewijzigd kan worden;6° een driejaarlijkse prognose van de jaarrekeningen. Het advies bedoeld in het eerste lid, 4°, wordt uitgebracht binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum van de aanvraag. Bij gebreke daarvan wordt er geen rekening mee gehouden. De termijn van twee maanden wordt opgeschort gedurende de maanden juli en augustus. § 2. In geval van erkenning van een nieuwe finaliteit of van een nieuw pedagogisch project beslist de Minister over de aanvraag die ondertekend is door de directie en door de persoon die krachtens de statuten bevoegd is om de vzw te vertegenwoordigen en die vergezeld gaat van : 1° de wijzigingen die eventueel zijn aangebracht in de statuten van het centrum alsook de lijst van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur;2° het recentste huishoudelijk reglement dat minstens de clausules opgesomd in § 1, eerste lid, 5°, bevat;3° het document bedoeld in § 1, eerste lid, 2° ;4° het document bedoeld in § 1, eerste lid, 3° ;5° het bijgewerkt pedagogisch project bedoeld in artikel 16;6° het advies bedoeld in § 1, eerste lid, 4°.

Art. 11.De diensten van de Regering sturen binnen dertig dagen na de verzending van de erkenningsaanvraag een bericht van ontvangst van het dossier aan de aanvrager indien het volledig is.

Als het dossier niet volledig is, zullen de diensten van de Regering de aanvrager hiervan onder dezelfde voorwaarden op de hoogte brengen en tegelijkertijd specificeren welke documenten moeten worden toegevoegd aan de aanvraag binnen een periode van dertig dagen, op straffe van afsluiting van de aanvraag zonder verdere actie.

Art. 12.De Minister beslist binnen een termijn van zes maanden, te rekenen van de datum van ontvangst van het volledige dossier betreffende de erkenningsaanvraag.

Art. 13.§ 1. Om hun initiële erkenning te behouden of hun erkenning voor onbepaalde tijd te behouden, moeten de centra voldoen aan de erkenningsvoorwaarden van de artikelen 15 tot en met 26 en moeten zij de diensten van de Regering uiterlijk negen maanden voor het verstrijken van hun initiële erkenning of elke periode van zes jaar vanaf de datum waarop hun erkenning voor onbepaalde tijd ingaat, de volgende documenten toezenden: 1° de wijzigingen die eventueel zijn aangebracht in de statuten van het centrum alsook de lijst van de leden van de algemene vergadering en van de raad van bestuur;2° het recentste huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 5° ;3° het document bedoeld in artikel 10, § 1, 2°, daterend van minder dan één jaar voor de datum bedoeld in het eerste lid;4° het document bedoeld in artikel 10, § 1, 3°, daterend van minder dan een jaar voor de datum bedoeld in het eerste lid;5° het bijgewerkt pedagogisch project bedoeld in artikel 16;6° het advies bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 4°, van het Wetboek. § 2. Als het centrum zijn erkenning wil laten overdragen aan een andere instelling, moet deze een verzoek indienen bij de diensten van de Regering.

Alle aanvragen bedoeld in lid 1 moeten worden ingediend binnen een maand na de fusie of splitsing van een vennootschap, de inbreng van een geheel of een tak van bedrijvigheid, of de overdracht van een geheel of een tak van bedrijvigheid, zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, evenals de gevallen bedoeld in Boek XX "Insolventie van vennootschappen" van het Wetboek van economisch recht.

Elke in lid 1 bedoelde aanvraag moet alle bewijsstukken bevatten waaruit blijkt dat de overnemende organisatie de rechten en plichten van het erkende centrum op zich neemt en voldoet aan de in het decreet en dit besluit vastgestelde voorwaarden.

De procedure voor het overdragen van de erkenning wordt geregeld in de artikelen 10, § 1, en 11.

De Minister beslist over de overdracht van de erkenning binnen zestig dagen na de datum van ontvangst van de volledige aanvraag.

De overdracht van de erkenning houdt de overdracht in van de uren die aanvankelijk aan het overdragende centrum waren toegekend. Afdeling 4. - Sanctie


Art. 14.De Minister kan de erkenning voor onbepaalde tijd intrekken, schorsen of tijdelijk beperken zodra hij vaststelt dat niet langer wordt voldaan aan een van de in de erkenning opgenomen voorwaarden of verplichtingen.

De tijdelijke beperking van de onbepaalde duur van de erkenning wordt uitgeoefend door de Minister die een voorlopige erkenning verleent voor een periode van één tot drie jaar.

Na afloop van die periode wordt de erkenning voor onbepaalde duur verleend, behalve andersluidende beslissing van de Minister.

De diensten van de Regering delen de beslissing tot intrekking, opschorting of beperking van de erkenning mede. Afdeling 5. - Erkenningsvoorwaarden.


Art. 15.§ 1. De erkenning wordt verleend aan de in artikel 8 van het decreet bedoelde centra mits de volgende beginselen worden nageleefd: 1° opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;2° beschikken over de gepaste uitrusting en over lokalen die toegankelijk zijn voor de stagiairs;3° een pedagogisch project hebben dat voldoet aan artikel 16 ;4° over een pedagogische raad beschikken, die een gemotiveerd advies moet uitbrengen over: a) het pedagogisch project bedoeld in artikel 16, zoals het aan de Minister of zijn afgevaardigde wordt voorgelegd;b) het investeringsprogramma dat aan het pedagogisch materieel gekoppeld is;c) het jaarlijkse activiteitenverslag bedoeld in artikel 18, 3° ;5° onder de leden van de vereniging geen personeelsleden of met hen tot en met de derde graad aanverwante personen tellen voor meer dan één derde van de leden;6° in de raad van bestuur van de vereniging geen personen opnemen die tot hetzelfde gezin behoren, echtgenoten, wettelijk samenwonenden en ouders of familieleden tot en met de tweede graad, in een aantal dat per gezin meer bedraagt dan een derde van het totale aantal leden waaruit de raad van bestuur bestaat, of personen die deel uitmaken van het personeel van het centrum;7° binnen hun raad van bestuur minstens één vertegenwoordiger van het bedrijfsleven tellen;8° geleid worden door een beheersorgaan dat verantwoordelijk is voor het dagelijkse beheer van het centrum, op grond van een schriftelijke delegatie van bevoegdheden door de raad van bestuur en onder de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur; 9° een directie hebben die waargenomen is door een voltijds equivalent of een half voltijds equivalent als het centrum erkend is voor minder dan 40.000 uren; 10° beschikken over een toezichthoudend personeel waarvan het aantal en de werkuren aangepast zijn aan het pedagogisch project en die voldoen aan de functies, profielen en kwalificaties vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van het paritair subcomité 329.02 van de socio-culturele sector van het Waals Gewest, CCT 329.02; 11° de zelfstandigheid en de keuzevrijheid van de persoon waarborgen;12° ervoor zorgen dat mensen met een handicap gelijke toegang hebben tot de dienst en, in het bijzonder, van hen geen andere financiële bijdrage eisen als voorwaarde voor toegang dan die welke door de Regering is vastgesteld;13° de gehandicapte persoon een gepersonaliseerd project voorstellen dat beantwoordt aan zijn behoeften, bekwaamheden en verlangens;14° kwalitatieve evaluaties verrichten waarbij prioriteit wordt gegeven aan de participatie van gehandicapte personen, hun familie en vrienden, en diensten;15° een geschikte infrastructuur en een bevoegd begeleidingspersoneel dat aan de behandelde handicap aangepast is, ter beschikking stellen van de gehandicapte persoon;16° het personeel de kans bieden om mee te werken aan het pedagogisch project van de dienst en om voortgezette opleidingen te volgen;17° de samenwerking tussen de diensten bevorderen en door een betere coördinatie streven naar een efficiëntere werking ervan;18° de contacten met de buitenwereld bevoorrechten in het kader van een lokale samenwerking;19° met de diensten van de Regering samenwerken en zich aan hun controle onderwerpen; 20° een boekhouding voeren overeenkomstig het Wetboek van economisch recht en het koninklijk besluit van 21 oktober 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/10/2018 pub. 29/10/2018 numac 2018014350 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht type koninklijk besluit prom. 21/10/2018 pub. 22/11/2018 numac 2018014726 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht. - Erratum sluiten tot uitvoering van de artikelen III.82 tot III.95 van het Wetboek van economisch recht ; 21° aan de veiligheids- en hygiënenormen voldoen;22° een huishoudelijk reglement aannemen dat de rechten van de gehandicapte personen waarborgt, hen meer autonomie biedt alsook een aan hun behoeften, bekwaamheden en verlangens aangepaste dienst.Dit reglement wordt gecommuniceerd naar mensen met een handicap en naar de diensten van de Regering; 23° uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op elk werkingsjaar een kopie van het tewerkstellingskadaster van het centrum aan de Minister of zijn afgevaardigde verstrekken, volgens een door de Minister of zijn afgevaardigde opgesteld model. In afwijking van het eerste lid, 6°, kan de directie van het centrum met raadgevende stem deelnemen aan elke vergadering van de raad van bestuur betreffende de organisatie van het centrum, behalve wat betreft de agendapunten waarover een belangenconflict bestaat.

Voor de toepassing van paragraaf 1, 9°, en in geval van tekortkoming of onregelmatigheid in de uitvoering van het mandaat dat door de raad van bestuur van de VZW aan de directie werd toevertrouwd, stuurt de Minister of zijn afgevaardigde een uitnodiging om onverwijld de nodige maatregelen te treffen, los van de maatregelen voorzien in artikel 14, § 2.

Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 10°, beschikt het centrum ten minste over de volgende ambten: 1° administratief bediende: een half voltijds equivalent ;2° psychosociaal en integratiepersoneel: anderhalf voltijds equivalent; 3° opleider: een voltijds equivalent per volledige schijf van 11.000 erkende uren ; 4° pedagogische coördinator: een halve voltijds equivalent als de coördinatie afgevaardigd wordt. § 2. Binnen drie jaar na hun aanstelling volgen opleiders en personeelsleden inzake professionele inschakeling een methodologisch opleidingsprogramma dat wordt georganiseerd door een van de organen die zijn erkend door een sectoraal opleidingsfonds en waarvan de lijst wordt opgesteld door de Minister of zijn afgevaardigde in overleg met de vertegenwoordigers van de centra en de vertegenwoordigers van het personeel van de centra. Het opleidingsprogramma duurt minstens 120 uren.

De opleiding maakt bij voorkeur deel uit van het opleidingsplan bedoeld in artikel 16, § 1 eerste lid, 15.

Art. 16.§ 1. De centra werken een pedagogisch project uit waarvan de samenhang met hun opdrachten aangetoond wordt door de volgende punten : 1° de relevantie van de voorgestelde finaliteiten, rekening houdend met het subregionale opleidingsaanbod en de vooruitzichten van de arbeidsmarkt in bedoelde activiteitssector;2° het type bekwaamheidstest; 3° de opvangmodaliteiten en de methodes inzake waarneming, opmaak van de balans, oriëntering en ontwikkeling van de vereiste voorkennis m.b.t. kennis, bedrevenheid en wellevendheid; 4° de programma's inzake kwalificerende opleiding die voorzien in: a) de beoogde algemene doelstellingen;b) de inhoud van de te ontwikkelen vaardigheden, omschreven in te halen operationele doelstellingen;c) de modaliteiten voor de tussentijdse evaluatie;d) de modaliteiten voor de voortdurende, formatieve en participatieve evaluatie van de verworvenheden inzake professionele, sociale of technische vaardigheden.5° de beroepsopleidingsprogramma's die voldoen aan de volgende voorwaarden: a) geheel of gedeeltelijk opgemaakt zijn met verwijzing naar de definities van de kwalificatieprofielen van de " Service francophone des Métiers et des Qualifications » (Franstalige dienst van de Beroepen en Kwalificaties), of van elk soortgelijk stelsel;b) gericht zijn op het bereiken van een mate van beheersing van de vaardigheden die de validering ervan door de gemachtigde gewestelijke instellingen mogelijk maakt of die het in rekening brengen ervan in een certificeringproces mogelijk maakt;6° de relevantie van het aantal uren besteed aan de fasen tot bepaling en bekrachtiging van het project inzake socioprofessionele inschakeling en tot kwalificerende opleiding, alsook aan de verschillende finaliteiten; 7° de relevantie van de voorgestelde pedagogische methodes en het bewijs van de specificiteit ervan t.o.v. de andere subregionale operatoren, rekening houdend met: a) de kenmerken en de behoeften van de stagiairs;b) de fases en de modaliteiten van de beroepsopleiding, meer bepaald wat betreft de afwisselende opleiding;8° de modaliteiten tot uitvoering van de afwisselende opleiding;9° de strategieën van het centrum inzake begeleiding van de stagiair in zijn socioprofessioneel inschakelingsproces ;10° de adequatie tussen het pedagogisch project en het organogram van het personeel en de overwogen materiële middelen;11° de beschrijving van de partnerschappen met de externe interveniënten die deelnemen aan het socioprofessioneel inschakelingsproces van de stagiairs;12° de strategie van het centrum betreffende de deelname van de stagiairs aan de organisatie van het centrum en aan de ontwikkeling van zijn activiteiten;13° de modaliteiten voor de organisatie van de pedagogische raad bedoeld in artikel 15;14° de modaliteiten voor de evaluatie van het pedagogisch project en de implementering ervan;15° een plan inzake voortgezette opleiding. De centra die productieactiviteiten ontwikkelen, moeten aantonen dat die activiteiten nauwkeurig aansluiten op de pedagogische doelstelling van de geïmplementeerde beroepsopleidingsprogramma's en van enig pedagogisch nut zijn voor de stagiairs. § 2. Het pedagogisch project wordt meegedeeld aan de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek daaraan, aan het gezamenlijke personeel, dit/dat een gemotiveerd advies uitbrengt binnen een termijn van dertig dagen. In voorkomend geval wordt aan het advies voorbijgegaan.

Art. 17.§ 1. Het opleidingsplan bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, 15°, dat over twee jaar loopt, wordt door het centrum opgemaakt ter attentie van de directie, van het pedagogisch personeel en van het psycho-sociaal en inschakelingspersoneel.

Het plan beschrijft het verband tussen de globale omgeving van het centrum, de dynamiek van het pedagogisch project en de ontwikkeling van de zowel technische als pedagogische vaardigheden van het personeel en de weerslag op de stagiairs. Het bepaalt de evaluatiecriteria, -modaliteiten en -periodiciteit voor die drie aspecten.

Het plan wordt uitgewerkt in overleg met de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek daaraan, met het gezamenlijke personeel. § 2. Wat betreft de pedagogische vaardigheden, neemt de Minister, volgens de modaliteiten en onder de voorwaarden die hij bepaalt, de behoeften van de centra op in de opleidingsprogramma's die hij tot stand brengt voor het personeel van de diensten die hij erkent en subsidieert. § 3. Het plan inzake voortgezette opleiding wordt bij voorkeur bestemd voor de personeelsleden die betrokken zijn bij een reconversie van het opleidingsaanbod van het centrum, alsook voor de opleiders en de personeelsleden inzake beroepsinschakeling bedoeld in artikel 15, § 2, eerste lid. Afdeling 6. - Verplichtingen van de erkende centra


Art. 18.Behalve de voorwaarden waarin artikel 15 voorziet, vervullen de centra de volgende verplichtingen: 1° de in hoofdstuk 2 omschreven opdrachten ten gunste van de stagiairs uitoefenen naar rato van minstens negentig percent van de gevaloriseerde uren;2° de stagiairs de krachtens artikel 69, § 1, toegekende geldelijke voordelen garanderen;3° een jaarlijks activiteitenverslag opstellen dat uiterlijk op 1 maart van het jaar volgend op elk werkingsjaar wordt toegezonden aan de diensten van de Regering en aan alle personeelsleden, volgens een door de Minister of zijn afgevaardigde opgesteld model; 4° de vermelding "Avec le soutien de la Wallonie" vergezeld van het logo "haan"(te downloaden van http://chartegraphique.wallonie.be rubriek "avec le soutien de") op alle drukwerk en reclamemateriaal, inclusief de website; 5° de "FOREm" kennis geven van hun aanbod inzake opleiding en socioprofessionele inschakeling;6° het document bedoeld in artikel 10, § 1, eerste lid, 2°, voor nieuwe personeelsleden van het centrum en voor nieuwe leden van de raad van bestuur aan de Regering bezorgen. Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, wordt, wanneer de erkenning voor onbepaalde duur wordt verleend, de erkenningsperiode geacht zes jaar te zijn.

Art. 19.De uitvoering van het socioprofessioneel inschakelingsproces is het voorwerp van een geïndividualiseerd actieplan aan de hand waarvan het centrum, met de actieve medewerking van de stagiair en rekening houdend met zijn behoeften, potentialiteiten en moeilijkheden, op evolutieve wijze de te halen doelstellingen identificeert, de nodige tussenkomsten plant en coördineert om er op in te spelen en om zijn socioprofessionele inschakeling te bevorderen.

Het centrum bepaalt de aan te wenden middelen alsook de evaluatietermijnen en -modaliteiten.

Art. 20.§ 1. Het socioprofessioneel inschakelingsproces wordt uitgevoerd op basis van een alternerende opleiding, waarbij de tijd die in de onderneming wordt doorgebracht niet meer mag bedragen dan vijftig procent van de totale duur van het traject van de stagiair. § 2. Het centrum vervult de volgende opdrachten: 1° met de onderneming en de stagiair een stageovereenkomst sluiten waarin op zijn minst de volgende gegevens voorkomen : a) de vaardigheden waarop de stage betrekking heeft;b) het tijdschema van de stage;c) de taken die aan de stagiair toegewezen worden alsook de eventuele restricties;d) de aanwijzing van een voogd binnen de onderneming en van de referentiepersoon van het centrum;e) de modaliteiten tot opvolging van de stage door het centrum;2° na elke stage in samenspraak met de onderneming en de stagiair een rapport opmaken na evaluatie van de vaardigheden die hij verworven heeft. Het rapport bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt ondertekend door de voogd, door de referentiepersoon van het centrum en door de stagiair.

Art. 21.Voor elke stagiair maakt het centrum een pedagogisch dossier op waarin minstens melding gemaakt wordt van : 1° de persoonlijke en professionele balans bedoeld in artikel 31;2° het in artikel 19 bedoelde geïndividualiseerde actieplan, de bijwerkingen, de tussentijdse evaluaties en de slotevaluatie ervan, in het centrum en in de onderneming;3° een overzicht van de aanwezigheden van de stagiair in het centrum en in de onderneming;4° de lijst van de ondernemingen waar stage gelopen werd;5° de activiteiten aan de hand waarvan naar werk gezocht wordt, een baan gevonden of behouden wordt. Afdeling 7. - Evaluatie


Art. 22.De bepalingen bedoeld in de artikelen 23 tot en met 26 worden door de Minister of zijn afgevaardigde toegepast uiterlijk op de vervaldag: 1° de erkenningsperiode bedoeld in artikel 5, § 3, tweede lid, voor de eerste erkenningen ;2° van de periode bedoeld in artikel 5, § 18, tweede lid, voor de erkenningen met onbepaalde duur.

Art. 23.§ 1. Er wordt overgegaan tot jaarlijkse gemiddelde wordt berekend: 1° van het bezoekpercentage van de fase tot kwalificerende opleiding, per finaliteit;2° van het globale bezoekpercentage van het centrum. § 2. In de teller omvatten de bezoekpercentages: 1° het aantal maandelijks gepresteerde en daarmee gelijkgestelde uren van de stagiair, binnen de perken bedoeld in de artikelen 29, 36 en 39;2° het aantal maandelijks gepresteerde en daarmee gelijkgestelde uren van de personen die niet aanmerking komen voor de in artikel 18, 1°, bedoelde tegemoetkomingen van de Regering, binnen de perken bedoeld in de artikelen 29, 36 en 39;3° het vertrek van de stagiair uit het centrum voor het einde van zijn traject om minstens drie maanden te worden tewerkgesteld, forfaitair gevaloriseerd naar rato van 456 uren in de fase waarin hij zich bevond bij zijn vertrek;4° de opvolging van een stagiair die gebonden is bij een door AVIQ erkende omscholingsovereenkomst, forfaitair gevaloriseerd naar rato van 20 uren per maand gedurende de opvolgingsperiode;5° de opvolging na de opleiding, forfaitair gevaloriseerd naar rato van 8 uren per maand over een periode van maximum twee jaar. De effectieve en gelijkgestelde prestaties bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, worden in aanmerking genomen op grond van een wekelijks prestatiestelsel van 38 uren. Als het wekelijks voltijds prestatiestelsel minder dan 38 uren bedraagt, worden de gevaloriseerde uren voorzien van een valorisatiecoëfficiënt waarvan de teller gelijk is aan 38 en de noemer aan het wekelijks uurstelsel dat in het arbeidsreglement vastligt, waarbij hij niet kleiner mag zijn dan 35.

Het deeltijds uurstelsel van de stagiair wordt gevaloriseerd naar rato van honderdvijftig percent van de effectieve en gelijkgestelde uren en mag het voltijds uurstelsel niet overschrijden.

De dienstverleningen van personen die tewerkstellingsbegeleiding krijgen zoals bedoeld in artikel 1146/9, 1°, van het Waalse Wetboek voor Sociale Actie en Gezondheid worden niet meegerekend in het bezoekpercentage van het centrum. § 3. Wat de noemer betreft, omvatten de bezoekpercentages: 1° het globale uurvolume dat aan het centrum toegestaan wordt ;2° het uurvolume dat bestemd wordt voor elke finaliteit van de fase tot kwalificerende opleiding. § 4. Het globale bezoekpercentage en het bezoekpercentage per finaliteit van de fase tot kwalificerende opleiding mogen niet lager zijn dan vijfenzeventig percent.

Art. 24.In de fase tot bepaling of tot bekrachtiging van het socioprofessioneel inschakelingsproject wordt er overgegaan tot de berekening van het jaarlijks gemiddelde van de volgende percentages: 1° het percentage verrichte persoonlijke en professionele balansen en bekwaamheidstests, bedoeld in de artikelen 16, § 1, eerste lid, 2°, en 31, dat niet lager mag zijn dan honderd percent;2° het percentage stagiairs die het voorwerp zijn van de gunstige of ongunstige inschakelingsprognose bedoeld in artikel 33;3° het heroriënteringspercentage betreffende de stagiairs die het voorwerp zijn van de ongunstige inschakelingsprognose bedoeld in artikel 34, dat niet lager mag zijn dan vijftig percent;4° het percentage stagiairs die het voorwerp zijn van een gunstige inschakelingsprognose en opgenomen werden in één van de stelsels bedoeld in artikel 35, dat niet lager mag zijn dan tachtig percent. De stagiairs die hun traject hebben onderbroken wegens een bij medisch attest bevestigde ziekte of wegens overmacht, komen niet in aanmerking voor de berekening van het percentage bedoeld in het eerste lid, 4°.

Art. 25.§ 1. Er wordt overgegaan tot de berekening, zowel globaal als per finaliteit, van het jaarlijks gemiddelde van het percentage professionele inschakeling van de stagiairs. § 2. Het percentage wordt op 31 december van elk boekjaar berekend als volgt : de teller vertegenwoordigt het aantal stagiairs die professioneel ingeschakeld werden in de loop van bedoeld boekjaar en de noemer vertegenwoordigt het aantal stagiairs die de kwalificerende opleidingsfase hebben verlaten in de loop van bedoeld boekjaar, met uitsluiting van de vertrekken om medische reden bevestigd d.m.v. een medisch attest, alsook die te wijten aan overmacht.

De teller van het inschakelingspercentage omvat de professionele inschakelingen doorgevoerd : 1° in de loop van elk van de vier fasen bedoeld in artikel 4, § 2 ;2° aan het einde van een omscholingsovereenkomst of van een plan "Opleiding Inschakeling" van de "Forem". De personen die tewerkstellingsbegeleiding krijgen zoals bedoeld in artikel 1146/9, 2° tot 4°, van het Waalse Wetboek voor Sociale Actie en Gezondheid worden niet meegerekend in het inschakelingspercentage van het centrum. § 3. Het jaarlijks gemiddelde van het inschakelingspercentage mag niet lager zijn dan veertig percent.

Art. 26.§ 1. Als één van de percentages bedoeld in de artikelen 23 en 25 of twee cumulatieve percentages bedoeld in artikel 24 niet bereikt worden, legt het centrum een heroriënteringsplan voor aan de Minister met, desgevallend, een wijziging van de uurstelsels bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1° en 2°, een voorstel van één of meerdere nieuwe finaliteiten, een voorstel van nieuw pedagogisch project alsook een eventueel reconversieplan voor het personeel. Het plan wordt voorgelegd binnen een termijn van zes maanden die ingaat op de datum van de kennisgeving door de Minister om daartoe over te gaan.

De Minister erkent het heroriënteringsplan overeenkomstig artikel 8 of de artikelen 5, § 2, 10, en 12 al naar gelang van het geval. § 2. Als de Minister vaststelt dat de tekortkoming voortduurt na een periode van zes jaar volgend op de totstandbrenging van de plannen bedoeld in § 1, wordt de erkenning ingetrokken voor de uren die voor bedoelde fasen en finaliteiten bestemd werden.

HOOFDSTUK 4. - Toelating van de begunstigden tot het socioprofessioneel inschakelingsproces Afdeling 1. - Toelatingsvoorwaarden


Art. 27.§ 1. Behalve de ontvankelijkheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 5 van het decreet, ziet de Minister of zijn afgevaardigde toe op de naleving van de volgende toelaatbaarheidsvoorwaarden : 1° het invaliditeitspercentage komt overeen met een ontoereikendheid of vermindering van ten minste dertig procent van hun fysieke vermogens of ten minste twintig procent van hun mentale vermogens;2° de begunstigde valt niet meer onder de leerplicht;3° de begunstigde is als werkzoekende ingeschreven bij de "FOREm". § 2. Met de in paragraaf 1, 1° bedoelde voorwaarde inzake de handicap wordt gelijkgesteld, de erkenning van handicap aangetoond door één van de volgende bewijzen, op de datum van indiening van de aanvraag: 1° een bewijs van het reeds hebben genoten van een gunstige beslissing van AVIQ of AWIPH, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, de "Service bruxellois francophone des personnes en situation de handicap", "Bruxelles-Formation" of de "Dienststelle für Selbstbestimmtes Leben", waaruit blijkt dat er sprake is van een handicap;2° een getuigschrift waaruit blijkt dat de persoon buitengewoon onderwijs heeft gevolgd;3° een geldende beslissing afgeleverd door de Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid tot bevestiging van de handicap waardoor de persoon een inkomensvervangende uitkering of een inschakelingsuitkering kan verkrijgen;4° een geldende beslissing afgeleverd door AVIQ tot bevestiging van de handicap waardoor de persoon bijkomende kinderbijslag kan verkrijgen;5° een rechterlijke beslissing of een geldende beslissing afgeleverd door de verzekeringsmaatschappij of het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's en tot bevestiging van minstens twintig percent blijvende arbeidsongeschiktheid;6° een geldende beslissing van het Rijksinstituut voor Ziekte-en Invaliditeitsverzekering tot toekenning van invaliditeitsuitkeringen;7° een geldende beslissing van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, het "Arbeitsamt" van de Duitstalige Gemeenschap of van Actiris waarbij een verminderde arbeidsgeschiktheid erkend wordt. § 3. Overeenkomstig artikel 18, 1°, kunnen de centra de acties die deel uitmaken van het in artikel 16 bedoelde pedagogisch project tot maximaal twintig procent van de gepresteerde uren uitvoeren voor werkzoekenden onder de volgende voorwaarden: 1° deze personen behoren niet tot de categorieën bedoeld in paragraaf 2;2° deze personen worden naar de centra gestuurd voor een aangepaste begeleiding zoals bedoeld in artikel 32 of worden geconfronteerd met een tekort aan kwalificerende opleidingen. § 4. De Minister of zijn afgevaardigde spreekt zich niet uit over de geschiktheid van het verzoek.

Art. 28.§ 1. Als de in artikel 27 bedoelde voorwaarden vervuld zijn, geeft de Minister of zijn afgevaardigde de begunstigde, naargelang het geval, een beslissing om in aanmerking te komen voor het geïndividualiseerde en aangepaste socioprofessionele inschakelingsproces, binnen de termijn bepaald in artikel 7 van het decreet.

De toelaatbaarheidsbeslissing heeft een geldigheidsduur van zes jaar. § 2. De Minister of zijn afgevaardigde levert zijn toelaatbaarheidsbeslissing af binnen hoogstens dertig dagen als de begunstigde het in artikel 27, § 2, bedoeld attest van handicaperkenning overlegt. Afdeling 2. - Fase tot bepaling van het socioprofessioneel

inschakelingsproject

Art. 29.Als de aanvraag betrekking heeft op een onbepaald opleidingsproject, levert de Minister of zijn afgevaardigde aan de persoon de in artikel 28 bedoelde beslissing af waarbij hij opgenomen kan worden in de fase waarin het project bepaald wordt.

De fase tot bekrachtiging van het project wordt mag niet langer duren dan 1.824 uren.

Art. 30.De stagiair sluit de in artikel 43 bedoelde overeenkomst met het centrum uiterlijk de dag van zijn aankomst in het centrum.

Art. 31.Tijdens de fase maakt het centrum een persoonlijke en professionele balans van de stagiair op.

De balans betreft minimum de basiskennis, de psychotechnische vaardigheden, de wellevendheid en de sociale bedrevenheden, de professionele interesses, de evaluatie van de vooruitgangscapaciteiten inzake kennis, bedrevenheid, leerbereidheid en wellevendheid.

Art. 32.Het centrum beslist op basis van de balans bedoeld in artikel 31 dat de stagiair deel van het doelpubliek uitmaakt om één van volgende redenen : 1° hij beschikt noch over de basisopleiding noch over de schoolantecedenten vereist door de algemene operatoren;2° hij heeft behoefte aan een aanpassing van zijn leerritme of van zijn lesrooster;3° hij heeft behoefte aan een specifieke psycho-sociale begeleiding;4° hij heeft behoefte aan een methodologie of aan een pedagogie die met zijn handicap strookt;5° de infrastructuren van de algemene operatoren zijn niet aan zijn handicap aangepast;6° de uitrustingen van de algemene operatoren zijn niet aan zijn handicap aangepast.

Art. 33.Op basis van de balans bedoeld in artikel 31 besluit het centrum tot een prognose inzake professionele inschakeling van de stagiair binnen een termijn van maximum zes maanden, die ingaat op de datum waarop de stagiair in de fase opgenomen wordt.

Art. 34.Als de prognose ongunstig is of als het centrum acht dat de operator niet geschikt is, onderzoekt het centrum een andere richting met de stagiair en ondersteunt het hem in de stappen die hij onderneemt.

Het centrum stelt de balans en prognose en, indien van toepassing, een beschrijving van de doorverwijzing naar een andere operator, binnen de in artikel 33 bedoelde termijn ter beschikking van de diensten van de Regering.

Art. 35.§ 1. Als de prognose gunstig is, stelt het centrum de balans en prognose binnen de in artikel 33 bedoelde termijn ter beschikking van de diensten van de Regering. § 2. Het centrum stelt een ontwerp van geïndividualiseerd actieplan ter beschikking van de diensten van de Regering binnen een termijn van maximum drie maanden, te rekenen vanaf de termijn bedoeld in artikel 33.

Het actieplan kan voorzien in: 1° een overgang naar de kwalificerende opleidingsfase binnen het centrum of in een ander centrum erkend door de Minister of zijn afgevaardigde;2° een heroriëntering naar een algemene operator inzake opleiding of socioprofessionele inschakeling;3° de activering van één van de tewerkstellingsstelsels georganiseerd of erkend door AVIQ. De stelsels worden geactiveerd binnen een termijn van maximum drie maanden, te rekenen vanaf de termijn bedoeld in het eerste lid.

Als het overwogen stelsel bestaat in een door AVIQ erkende omscholingsovereenkomst, garandeert het centrum zijn ondersteuning bij de opmaak van het programma en bij de opleiding gegeven door de onderneming of de overheidsinstelling die de overeenkomst medeondertekend heeft, desnoods in samenwerking met de Minister of zijn afgevaardigde.

De ondersteuning wordt gewaarborgd door een opleider of door een lid van het psycho-sociaal en inschakelingspersoneel, behalve voor de technische ondersteuning, die door een opleider verleend wordt in de betrokken finaliteit. Afdeling 3. - Fase waarin het socioprofessioneel inschakelingsproject

bekrachtigd wordt

Art. 36.Indien de aanvraag betrekking heeft op een welbepaald opleidingsproject, overhandigt de Minister of zijn afgevaardigde de begunstigde de beslissing bedoeld in artikel 28 die hem toelaat de fase tot bekrachtiging van het socioprofessionele inschakelingsproject aan te vatten.

De fase tot bekrachtiging van het project mag niet langer duren dan 152 uren.

Art. 37.Uiterlijk op de dag van binnenkomst in het centrum sluit de begunstigde de in artikel 43 bedoelde overeenkomst.

Art. 38.Gedurende de fase : 1° gaat het centrum over tot de bekwaamheidstest bedoeld in artikel 16, eerste lid, 2° ;2° beslist het centrum dat de persoon deel van de doelgroep uitmaakt om één van de redenen bedoeld in artikel 32. Als de stagiair niet slaagt voor de bekwaamheidstest, stelt het centrum de diensten van de Regering op de hoogte van het einde van de overeenkomst en stelt het de conclusies van de test ter beschikking, alsook, in voorkomend geval, een beschrijving van de doorverwijzing naar een andere operator.

Desgevallend sluit het centrum met de stagiair een overeenkomst tot bepaling van een socioprofessioneel inschakelingsproject, na aftrek van het aantal uren verbruikt bij de uitvoering van de overeenkomst in de fase waarin het project bekrachtigd wordt.

Art. 39.Als de stagiair voor de bekwaamheidstest slaagt, sluit het centrum een overeenkomst inzake kwalificerende opleiding met de stagiair.

De kwalificerende opleidingsfase mag niet langer duren dan 5.472 uren. Afdeling 4. - Fase inzake opvolging na de opleiding


Art. 40.De opvolging na de opleiding kan desnoods in samenwerking met andere dienstverleners gewaarborgd worden, met name elke plaatselijke instelling of gemeenschap die het zoeken naar werk en het behoud van een baan ondersteunt.

De opvolging na de opleiding wordt gewaarborgd tot de vervaldatum van een periode van maximum twee jaar, te rekenen vanaf het effectieve vertrek uit het centrum van de stagiair die beschikt over een gunstige prognose inzake socioprofessionele inschakeling, tenzij hij daar uitdrukkelijk van afziet, in geval van overmacht alsook in geval van tenlasteneming door een andere interveniënt.

Aan het einde van de opvolging stelt het centrum het overzicht van de acties door middel waarvan een baan gezocht, gevonden of behouden wordt ter beschikking van de diensten van de Regering. Afdeling 5. - Informatie over de stagiair en onderzoek door de dienst

voor preventie en bescherming op het werk

Art. 41.De diensten van de Regering verstrekken het centrum gedurende het hele socioprofessionele inschakelingstraject de eventuele informatie waarvoor ze beschikken over de stagiair.

Art. 42.Vooraleer de stagiair tewerkgesteld wordt, onderwerpt het centrum hem aan een onderzoek van de dienst voor preventie en bescherming op het werk om zich te kunnen uitspreken over eventuele medische contra-indicaties. Afdeling 6. - Overeenkomst en verplichtingen


Art. 43.De overeenkomst wordt schriftelijk gesloten tussen het centrum en de stagiair.

De overeenkomst wordt erkend door de diensten van de Regering. Zo niet kan het centrum geen aanspraak maken op de subsidies bedoeld in de artikelen 69 tot 85.

De overeenkomst wordt opgemaakt in drie originele exemplaren, waarvan één overhandigd wordt aan elke partij en één aan de diensten van de Regering.

Art. 44.De overeenkomst bevat : 1° de identiteit of de benaming alsook de woonplaats of de zetel van de partijen;2° de aanvangsdatum en de duur van de overeenkomst;3° de respectievelijke verplichtingen van de partijen;4° de beroepsmogelijkheden van de stagiair in geval van geschil inzake de uitvoering of de interpretatie van de overeenkomst;5° de melding van de ondersteuning van het Europees Sociaal Fonds;6° in bijlage, het actieplan en de bijwerkingen ervan.

Art. 45.Het centrum verbindt zich ertoe : 1° de stagiair te begeleiden in zijn socioprofessioneel inschakelingsproces;2° de nodige uitrusting ter beschikking van de stagiair te stellen, met name het materieel, het gereedschap, de werkkledij en de in goede staat van werking verkerende en regelmatig onderhouden veiligheids- en beschermingsaccessoires;3° toe te zien op de vlotte uitvoering van de overeenkomst, de evolutie van het traject van de stagiair waar te nemen en met hem te evalueren en, desgevallend, met de opleidende onderneming op de tijdstippen vermeld in het actieplan;4° toe te zien op de gezondheid en de veiligheid van de stagiair;5° de stagiair niet te belasten met taken zonder verband met het socioprofessioneel inschakelingsproces of die gevaar inhouden voor zijn gezondheid en veiligheid of die verboden zijn krachtens de arbeidswetgeving;6° de stagiair in te lichten in de onmiddellijke aangifte van de DIMONA-baan ;7° de in artikel 69, § 1, bedoelde geldelijke voordelen te berekenen en aan de stagiair te betalen;8° een attest af te leveren aan de stagiair aan het einde van zijn overeenkomst waarin de duur en de aard ervan worden vermeld;9° voor een opvolging na de opleiding te zorgen binnen de perken bedoeld in artikel 40.

Art. 46.§ 1. Het centrum dekt de stagiair tegen arbeidsongevallen en ongevallen op weg van en naar het werk en sluit daartoe een verzekeringspolis die de stagiair recht geeft op dezelfde voordelen als die waarin de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten voorziet. § 2. Het centrum verzekert de stagiair ook inzake burgerlijke aansprakelijkheid, zowel voor schade aan werktuigen en gereedschap als voor materiële of lichamelijke ongevallen waardoor derden tijdens het socioprofessioneel inschakelingsproces getroffen worden. § 3. De diensten van de Regering dekken de stagiair in opleidingsbedrijven tegen ongevallen op het werk en op weg van en naar het werk en sluiten hiervoor een verzekering af in overeenstemming met de wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten inzake arbeidsongevallen. § 4. De diensten van de Regering verzekeren de stagiair in opleidingsbedrijven inzake burgerlijke aansprakelijkheid, zowel voor schade aan machines en gereedschappen als voor ongevallen met derden waarbij eigendommen of persoonlijk letsel betrokken zijn.

Art. 47.De stagiair verbindt zich ertoe: 1° zich nauwgezet toe te leggen op het verloop van zijn socioprofessioneel inschakelingsproces;2° zich te houden aan het huishoudelijk reglement en, desgevallend, aan het beginsel van geheimhouding van de gegevens waartoe hij toegang had;3° de veiligheids- en hygiënevoorschriften na te leven;4° te handelen overeenkomstig de instructies die hem door het centrum of het opleidingsbedrijf zijn gegeven met het oog op de uitvoering van zijn contract;5° het gereedschap, de uitrusting, het materieel en de niet-gebruikte grondstoffen die hem door het centrum zijn toevertrouwd, in goede staat terug te geven;6° deel te nemen aan de evaluatie bedoeld in artikel 45, 3°.

Art. 48.De uitvoering van de overeenkomst wordt geschorst indien één van de partijen tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om aan de overeenkomst uitvoering te verlenen, meer bepaald in geval van arbeidsongeschiktheid, wegens ziekte of ongeval, moederschapsverlof, wegens een tijdelijke tewerkstelling of wegens het volgen van een aanvullende opleiding bij een andere opleidingenverstrekker.

Het centrum geeft het de diensten van de Regering binnen hoogstens tien dagen kennis van de opschorting en de hervatting van de uitvoering van de overeenkomst.

Art. 49.§ 1. Onverminderd de algemene wijzen waarop verplichtingen vervallen, wordt de overeenkomst vóór afloop van de voorziene termijn beëindigd voor zover de diensten van de Regering worden ingelicht : 1° als beide partijen het wensen;2° via de kennisgeving aan de stagiair dat hij niet geslaagd is voor de bekwaamheidstest bedoeld in artikel 38 ;3° als er een gewichtige reden tot verbreking bestaat, zoals bedoeld in de artikelen 50 en 51;4° als de uitvoering van de overeenkomst meer dan drie ononderbroken maanden wordt opgeschort en één van de partijen niet meer wenst dat ze wordt voortgezet;5° naar goeddunken van het centrum, als drie van de in artikel 45, § 3, bedoelde beoordelingen negatief zijn;6° omdat de stagiair het aldus wil, indien hij een beroepsactiviteit in de privé-sector, bij de overheid of als zelfstandige aanvangt;7° wegens de ontbinding van het centrum;8° bij overmacht, met als gevolg dat de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk wordt In het geval bedoeld in lid 1, 5°, kan het centrum de overeenkomst verbreken middels een vooropzeg van zeven kalenderdagen die bij aangetekend schrijven mede wordt gedeeld en in werking treedt de maandag volgend op de week waarin de vooropzeg plaatsvond. § 2. Elke ongegronde verbreking kan ertoe leiden dat de in dit hoofdstuk bedoelde diensten niet meer worden verleend aan de partij die verantwoordelijk is voor de verbreking.

Art. 50.De hierna vermelde omstandigheden vormen een ernstige, aan de stagiair toe te schrijven, reden voor de ontbinding van rechtswege van de overeenkomst die betekend wordt bij aangetekend schrijven : 1° indien hij zich schuldig maakt aan een daad van onrechtschapenheid, aan ernstige feitelijkheden of ernstige beledigingen aan het adres van het personeel van het centrum, het opleidend bedrijf of de andere stagiairs ;2° indien hij hen opzettelijk ernstige materiële of immateriële schade berokkent bij de uitvoering van de overeenkomst;3° indien hij zich niet houdt aan het beginsel inzake geheimhouding van de gegevens waartoe hij eventueel toegang had ; 4° indien hij doorgaans verzuimt zijn verplichtingen na te komen i.v.m. de goede orde, de veiligheid en de tucht binnen het centrum of opleidend bedrijf of de uitvoering van de overeenkomst; 5° als onrechtvaardigde afwezigheden zich herhalen en veertien gecumuleerde dagen overschrijden;6° indien de stagiair valse documenten heeft voorgelegd met het oog op het afsluiten van de overeenkomst. In het geval bedoeld in het eerste lid, 5°, kan de verbreking van de overeenkomst slechts ingeroepen worden na een waarschuwing gericht door elk verzendmiddel dat vaste datum verleent.

Art. 51.De hierna vermelde omstandigheden vormen een aan het centrum toe te schrijven ernstige reden voor de ontbinding van rechtswege van de overeenkomst : 1° indien het zich schuldig maakt aan een daad van onrechtschapenheid, aan ernstige feitelijkheden of ernstige beledigingen;2° indien het dergelijke daden jegens de stagiair duldt vanwege elke persoon die tussenkomt in het socioprofessioneel inschakelingsproces;3° indien zijn moraliteit in gevaar wordt gebracht in de loop van de overeenkomst;4° indien zijn gezondheid of veiligheid in de loop van de overeenkomst blootgesteld worden aan gevaren die hij niet kon voorspellen bij het sluiten ervan;5° in het algemeen, indien het centrum blijk geeft van ernstige tekortkomingen aan zijn verplichtingen in verband met de uitvoering van de overeenkomst. HOOFDSTUK 5. - Subsidiëring van de centra Afdeling 1. - Subsidievoorwaarden


Art. 52.§ 1. Om aanspraak te kunnen maken op de subsidies bedoeld in afdeling 2 vervullen de centra de volgende voorwaarden : 1° voldoen aan de erkenningsvoorwaarden die in dit besluit worden vastgesteld;2° de gegevens voor de berekening van de in artikel 69, § 1, bedoelde tegemoetkomingen aan de diensten van de Regering overleggen uiterlijk aan het einde van de maand na bedoeld kwartaal ;3° in geval van financiële tegemoetkoming van de Europese Unie, zich houden aan de Europese regels inzake subsidiabiliteit van de uitgaven, bekendmaking, bewaring en archiveren van de documenten ;4° aan de diensten van de Regering overmaken: a) het dossier inzake financieel saldo dat bestemd is voor het Europees sociaal fonds, aangevuld overeenkomstig de richtlijnen van de Minister of diens afgevaardigde, uiterlijk 31 maart van het jaar na elk werkingsjaar;b) de individuele jaarrekeningen betreffende de personeelsleden en de stagiairs, uiterlijk 31 maart van het jaar na het werkingsjaar;c) de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gerichte driemaandelijkse aangiften en de eventuele rechtzettingen betreffende de personeelsleden, uiterlijk 31 maart van het jaar na het werkingsjaar. § 2. De Minister of diens gemachtigde kan de storting van de subsidies opschorten vanaf het kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin is vastgesteld dat de in paragraaf 1 bedoelde verplichtingen niet werden nagekomen. Afdeling 2. - Toelagen

Onderafdeling 1. - Werkingssubsidies

Art. 53.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent de Minister jaarlijks aan elk centrum een werkingssubsidie die hoogstens overeenstemt met het urenquota dat hem krachtens zijn erkenning wordt toegekend, vermenigvuldigd met een percentage van 13,31 euro per erkend uur. § 2. Het uurtarief is gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 1,2201 van januari 2013, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,6084 Het bedrag wordt naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.

Art. 54.Een bedrag dat overeenstemt met minstens 70 % van de jaarlijkse werkingssubsidie wordt toegerekend aan de lasten van het personeel dat middels een arbeidsovereenkomst door het centrum wordt tewerkgesteld en aan het ereloon dat gestort wordt aan de externe dienstverleners waarop het centrum een beroep doet voor de uitvoering van administratieve, boekhoudkundige en onderhoudstaken.

Art. 55.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de jaarlijkse werkingssubsidie van elk centrum aangepast worden ter financiering van de verhogingen te wijten aan de evolutie van de geldelijke anciënniteit van hun omkaderingspersoneel als na afloop van de audit bedoeld in artikel 89 blijkt dat de jaarlijkse werkingssubsidie betreffende het boekjaar waarop de controle slaat, niet volstond voor de dekking van de netto werkingsuitgaven, excl. uitzonderlijke lasten en opbrengsten.

De jaarlijkse werkingssubsidie wordt aangepast na vermenigvuldiging met, enerzijds, het uitgavenpercentage dat het centrum tijdens bedoeld boekjaar bestemd heeft voor de financiering van de loonmassa, zonder evenwel negentig percent van de jaarlijkse werkingssubsidie te mogen overschrijden, en met, anderzijds, het percentage van de evolutie van de bruto loonschalen, excl. indexering van de bezoldigde personeelsleden tussen 1 januari en 31 december van bedoeld boekjaar.

De loonmassa bedoeld in het tweede lid bestaat uit de bruto bezoldigingen, de sociale lasten, de eindejaarpremies en het vakantiegeld, na aftrek van de tewerkstellingssteun die het centrum geniet.

Art. 56.Uitgaven gefinancierd door middel van de jaarlijkse werkingssubsidie zijn toegestaan in overeenstemming met het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 over subsidiabele uitgaven in het kader van subsidies op het gebied van werkgelegenheid en beroepsopleiding.

De kosten van het personeel dat door het centrum door middel van een arbeidsovereenkomst wordt tewerkgesteld, komen in aanmerking op basis van de functies, profielen, kwalificaties en loonschalen die zijn vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité 329.02 Sociaal-culturele sector van het Waals Gewest, met inbegrip van de personeelsleden die zich in een beroepsintegratieproces bevinden.

Art. 57.De centra zijn gemachtigd om alle inkomsten uit hun productieactiviteiten te gebruiken voor hun maatschappelijk doel, in overeenstemming met het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de subsidiabele uitgaven in het kader van subsidies op het gebied van werkgelegenheid en beroepsopleiding.

De inkomsten uit de opleidingsactiviteit van de centra, met inbegrip van de exploitatiesubsidies verkregen van de overheid, worden in mindering gebracht van de uitgaven die door de Minister of zijn afgevaardigde subsidiabel worden verklaard krachtens het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de subsidiabele uitgaven in het kader van de subsidies toegekend op het gebied van Tewerkstelling en Beroepsopleiding, wanneer de inkomsten dezelfde uitgaven dekken als die welke in aanmerking worden genomen krachtens dit besluit.

Onderafdeling 2. - Niet-marktsubsidies

Art. 58.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent de Minister een specifieke subsidie aan de centra krachtens de kaderovereenkomst van 16 mei 2000 voor de Waalse non-profit sector om de financiering van de uit bedoelde overeenkomst resulterende weddeschaalharmonisering te waarborgen. § 2. De Minister verdeelt de subsidie onder de centra volgens onderstaande tabel:

Centrum

Subsidie (in euro)

Forma'rive

9.767,23

CRT

0,00

CERAT

12.937,16

CFRP

17.292,97

Mosan

17.958,27

Plope

16.443,10

La Canopée

2.335,33

Le Tilleul

6.105,72

Aurélie

8.548,16

Polybat

20.744,09

Camec

8.782,74

Espace Formation Emploi

9.333,39

Le Réseau

6.149,82

TOTAAL

136.397,98


De bedragen worden gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 0,9432 van juli 2000, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,2434 De bedragen worden naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt. § 3. Het bedrag van de specifieke subsidie blijft ongewijzigd van jaar tot jaar, onder voorbehoud van een eventuele herverdeling van de subsidie bij een nieuwe erkenning of een wijziging van erkenning.

Art. 59.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent de Minister krachtens de op 28 februari 2007 gesloten kaderovereenkomst 2007-2009 voor de Waalse non-profit sector, aan de centra die onder bedoelde sector ressorteren naar rato van hun aantal erkende uren een specifieke subsidie ter financiering van een bijkomende compenserende indienstneming of van één of meer bijkomende uurroosters, in verband met de toekenning van bijkomende verlofdagen aan hun personeel. § 2. Het jaarlijkse bedrag van de subsidie bedoeld in paragraaf 1 is gelijk aan 80.114,05 euro en is samengesteld als volgt : 1° een bedrag van 42.568,68 euro, gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 1,0834 van december 2007, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,4002 ; 2° een bedrag van 37.545,37 euro, gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 1,1272 van augustus 2008, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,4860.

De bedragen bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, worden naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt. § 3. Als het geheel van het in bijlage 2 bedoelde uurvolume niet toegekend wordt, wordt het gedeelte van het in paragraaf 2 bedoelde globale jaarlijkse bedrag betreffende de beschikbare uren voorbehouden aan de centra waaraan de erkende uren toegekend worden. § 4. De centra kunnen de verleende subsidies globaliseren zodat ze kunnen beschikken over voldoende werktijd met het oog op de werving van personeel dat bij één van die centra aangesteld wordt of dat instaat voor een functie gemeen aan het geheel van de centra die met de globalisering ingestemd hebben.

In het geval bedoeld in het eerste lid sluiten de betrokken centra een overeenkomst waarbij de subsidie overgedragen wordt. De overeenkomst wordt door het begunstigde centrum voor voorafgaande goedkeuring aan de Minister overgelegd en gevoegd bij het dossier waarin het gebruik van de subsidie gewettigd wordt.

Art. 60.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent de Minister, krachtens de op 28 februari 2007 gesloten driedelige kaderovereenkomst 2007-2009 voor de Waalse privé non-profit sector, een jaarlijkse specifieke subsidie ter financiering van de vakbondspremies van de werknemers van de beroepsopleidingscentra die voor gesubsidieerde banen in aanmerking komen, met inbegrip van de banen APE, PTP en Maribel.

Voor de werknemers die al een vakbondspremie ontvangen, wordt de subsidie beperkt tot het verschil tussen de voorbestaande premie en de premie verleend aan de werknemers van het openbaar ambt, verhoogd met twee euro beheerskosten. § 2. De jaarlijkse subsidie bedraagt 2.883,12 euro. § 3. De toelage wordt gestort aan de vzw "Fonds intersyndical des Secteurs de la Région wallonne". § 4. Alvorens de subsidie te storten gaan de diensten van de Regering, op basis van een vorderingsaangifte die vergezeld gaat van het afschrift van de bankoverschrijvingen, na of de premies door het Fonds zijn betaald.

De vorderingsaangifte en de desbetreffende bijlagen worden jaarlijks voor 1 september aan de diensten van de Regering gericht, op straffe van onontvankelijkheid.

Art. 61.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Minister een bijkomende toelage aan de centra voor de opleiding van hun werknemers krachtens de driedelige kaderovereenkomst voor de Waalse privé non profit sector 2010-2011, die op 24 februari 2011 is gesloten.

De subsidie wordt bestemd voor : 1° de kwalificerende, classificerende en certificerende opleiding;2° de voortgezette opleiding ten aanzien van de uitgeoefende functie. § 2. De subsidie bedraagt 6.201 euro.

Het bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 114,97 van april 2011, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,5157. Het bedrag wordt naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.

Het aan elk centrum te storten bedrag wordt bepaald op grond van zijn aantal erkende uren. § 3. De opleiding bedoeld in paragraaf 1 maakt deel uit van het opleidingsplan bedoeld in artikel 16, § 1 eerste lid, 15°.

De centra zorgen voor de vervanging van de werknemer in opleiding.

Art. 62.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Minister aan de centra, krachtens de op 24 februari 2011 gesloten driedelige kaderovereenkomst 2010-2011 voor de Waalse privé non-profit sector, een bijkomende subsidie zodat ze een eindejaarspremietoeslag aan hun werknemers kunnen verlenen, inclusief werkgeversbijdragen.

De subsidie bedraagt 23.992 euro.

Het bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 114,97 van april 2011, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,5157. Het bedrag wordt naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.

Het aan elk centrum te storten bedrag wordt bepaald naar gelang van het aantal voltijds equivalent werknemers van elk centrum, vastgelegd op 31 december van het vorige boekjaar.

Onderafdeling 3. - Infrastructuursubsidies

Art. 63.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten verleent de Minister jaarlijks aan elk centrum een infrastructuursubsidie die gelijk is aan hoogstens het urenquota dat hem krachtens zijn erkenning wordt toegekend, vermenigvuldigd met een bedrag van 0,26 euro per erkend uur. Dat bedrag wordt gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 1,2201 van januari 2013, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,6084 Het bedrag wordt automatisch aangepast op 1 januari van het volgende jaar.

Art. 64.De subsidie is gelijk aan 80 % van het investeringsbedrag.

Art. 65.In de loop van het eerste kwartaal van elk boekjaar storten de diensten van de Regering het maximaal jaarlijks bedrag op een door het centrum geopende financiële rekening die uitsluitend bestemd is voor verrichtingen i.v.m. de krachtens dit hoofdstuk gesubsidieerde investeringen.

Art. 66.Het centrum dat het voor één boekjaar gestorte maximaal jaarlijks bedrag niet helemaal gebruikt, kan het saldo ervan naar de volgende boekjaren overdragen, ondanks de subsidie waarop het voor de volgende boekjaren aanspraak kan maken.

Art. 67.§ 1. Bij verstrijken van elke periode van vijf jaar gaat de Minister of diens gemachtigde over tot de eventuele invordering van het saldo van de rekening bedoeld in artikel 65.

In afwijking van het eerste lid wordt de vervaldatum van de eerste periode vastgelegd op 31 december 2027. § 2. Het bedrag van de subsidie betreffende een investering die aan het einde van de periode bedoeld in paragraaf 1 niet verricht werd om een reden waarmee het centrum niets te maken heeft evenwel niet ingevorderd. Het centrum levert het bewijs daarvan voor het einde van het vijfde jaar.

Als de investering nog steeds niet verricht is in de loop van het volgende jaar, wordt het bedrag ingevorderd aan het einde van dat jaar. § 3. De jaarlijkse rente van de in artikel 65 bedoelde rekening wordt in mindering gebracht op de subsidiabel verklaarde uitgaven krachtens het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de subsidiabele uitgaven in het kader van subsidies op het gebied van werkgelegenheid en beroepsopleiding.

Art. 68.§ 1. Het centrum mag, tijdens de duur van hun afschrijving, de bestemming van de gesubsidieerde goederen niet wijzigen of ze niet aan hun bestemming onttrekken zonder voorafgaande toestemming van de Minister of diens afgevaardigde, in welks geval het centrum het totaalbedrag van de ontvangen subsidie terugbetaalt. § 2. § 2. Als de bestemming van een gesubsidieerd goed gewijzigd mag worden of ze aan hun bestemming onttrokken mogen worden, betaalt het centrum het niet-afgeloste gedeelte aan de diensten van de Regering terug of, in geval van verkoop, tachtig percent van de verkoopprijs met, maximum, het bedrag van de ontvangen subsidie en, minimum, het niet-afgeloste gedeelte ervan. § 3. Het centrum gaat niet over tot de terugbetaling bedoeld in paragraaf 2 als het overeenstemmende bedrag opnieuw bestemd wordt voor de financiering van een gelijksoortige vervangingsinvestering of een investering in het kader van een herschikking, omschakeling of herstructurering van het centrum.

De investering bedoeld in lid één valt onder de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk. § 4. Het bedrag bedoeld in paragraaf 3 wordt opnieuw bestemd binnen een termijn van één jaar, die ingaat op de datum van verandering of wijziging van bestemming bedoeld in paragraaf 2.

De termijn kan verlengd worden op gemotiveerd verzoek van het centrum.

Onderafdeling 4. - Financiële steun voor stagiairs

Art. 69.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten betaalt het centrum de stagiair gedurende zijn socioprofessioneel inschakelingsproces : 1° de uurvergoedingen bedoeld in artikel 70 ;2° de reis- en verblijfkosten bedoeld in de artikelen 74 tot 83;3° de kosten voor schooloppas en opvangmilieu bedoeld in artikel 84. § 2. De personen die tewerkstellingsbegeleiding krijgen zoals bedoeld in artikel 1146/9, 2° tot 1°, van het reglementair deel van het Waalse Wetboek voor Sociale Actie en Gezondheid maken geen aanspraak op de tegemoetkomingen bedoeld in paragraaf 1.

Art. 70.De uurvergoedingen bedragen : 1° 2,07 euro als de stagiair in aanmerking komt voor één van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen bedoeld in artikel 71;2° 4,86 euro als de stagiair niet in aanmerking komt voor één van de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen bedoeld in artikel 71. De bedragen worden gekoppeld aan de schommelingen van de prijzenindex en aan de spilindex 1,2201 van december 2013, waarvan de coëfficiënt gelijk is aan 1,6084 De bedragen worden naar rato van de betrokken maanden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de spilindex die als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.

Art. 71.§ 1. De wettelijke en reglementaire tegemoetkomingen bedoeld in artikel 70 zijn : 1° de pensioenen, alsmede alle plaatsvervangende voordelen dan wel de voordelen die als aanvulling worden toegekend : a) hetzij bij of krachtens een Belgische of een buitenlandse wet;b) hetzij door een overheid of een instelling van openbaar nut;2° de vergoedingen, uitkeringen en lijfrenten die toegekend worden aan slachtoffers van arbeidsongevallen of beroepsziekten, in toepassing van de wetgeving over de schadevergoeding voor arbeidsongevallen of in toepassing van de wetgeving over de schadevergoeding voor beroepsziekten en over de preventie ervan;3° de vergoedingen die toegekend worden aan een gehandicapte persoon die het slachtoffer is van een ongeval, krachtens de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijk Wetboek, of krachtens elke andere gelijksoortige buitenlandse wetgeving;4° de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, toegekend krachtens de wetgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;5° de werkloosheidsuitkeringen die toegekend worden krachtens de reglementering betreffende de tewerkstelling en de werkloosheid;6° de inkomensvervangende tegemoetkomingen, toegekend krachtens de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, of de gewone of bijzondere tegemoetkomingen, toegekend krachtens het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen;7° de belastbare beroepsinkomsten. Indien de bijdrage bedoeld in het eerste lid, 2°, uitbetaald wordt in de vorm van kapitaal of van terugkoopwaarde wordt artikel 30 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 06/07/1987 pub. 17/02/2005 numac 2005000022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten toegepast. § 2. Er wordt in geen enkel geval rekening gehouden met de wettelijke of reglementaire tegemoetkomingen verleend als kinderbijslag, als integratietoeslag overeenkomstig voornoemde wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten of als vergoeding voor de hulp van een derde overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de mindervaliden, of als forfaitaire uitkering voor de hulp van een derde persoon overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Art. 72.Het centrum betaalt de vergoedingen bedoeld in artikel 70 op regelmatige tijdstippen en om hoogstens een maand.

Art. 73.In overeenstemming met punt A van deze onderafdeling wordt aan de stagiair een tegemoetkoming toegekend voor reis- en verblijfkosten en kosten voor kinderopvang en kinderdagverblijven.

A. Uitgaven in het kader van het sociale en professionele integratieproces A.1 Algemene principes

Art. 74.De terugbetaling van de reiskosten en deze van de verblijfkosten mogen niet worden gecumuleerd voor een zelfde dag.

De gehandicapte persoon die verblijft op de plaats van zijn sociale en professionele integratieproces kan evenwel, benevens de terugbetaling van zijn verblijfkosten, de terugbetaling bekomen van een reis heen en terug per week, onder de bij punt A.2 van deze onderafdeling vastgestelde voorwaarden.

Art. 75.De bedragen van de terugbetalingen van de reis- en verblijfkosten, kinderopvang- en crèchekosten, vastgesteld bij toepassing van punten A.2., A.3. en A.4. van deze onderafdeling, worden, in elk geval, verminderd met de bedragen van de andere wettelijke of reglementaire tussenkomsten welke de gehandicapte personen ter zake mochten genieten.

Art. 76.De stagiair kan verplicht worden de stukken over te leggen die de werkelijkheid van de door hem ingeroepen kosten staven.

A.2 Verplaatsingskosten

Art. 77.De terugbetaling van de door de stagiairs gedane reiskosten wordt slechts toegestaan voor het gedeelte van de kosten dat, voor een dagelijkse reis heen en terug, 0,50 euro te boven gaat.

Voor de verplaatsingen gedaan door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel wordt de tegemoetkoming berekend in functie van de afstand en volgens het kilometertarief toegepast door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor de reizen in tweede klasse, zonder nochtans het bedrag te mogen overschrijden van het voordeligste vervoerbewijs voor het goedkoopste gemeenschappelijk vervoermiddel dat de effectieve verblijfplaats van de stagiair verbindt met de plaats vastgesteld voor zijn opleiding, zijn omscholing of herscholing.

Art. 78.Wanneer het voordeligste vervoerbewijs een abonnement is, wordt het gedeelte van de prijs van dit abonnement, dat betrekking heeft op de dagen gedurende welke de stagiair niet gereisd heeft, slechts in de voorwaarden van artikel 77 terugbetaald, indien de afwezigheid behoorlijk wordt gerechtvaardigd en voor zover de belanghebbende de terugbetaling ervan niet kan bekomen van de betrokken vervoermaatschappij.

Art. 79.§ 1. De verplaatsingen van de stagiair met een individueel vervoermiddel kunnen slechts aanleiding geven tot tegemoetkoming wanneer een geneesheer heeft erkend dat omwille van de aard en de ernst van zijn handicap de verplaatsingen door middel van een gemeenschappelijk vervoermiddel onmogelijk zijn of ernstige bezwaren met zich brengen. § 2. Voor verplaatsingen met een individueel gemotoriseerd vervoermiddel anders dan een taxi, wordt de bijdrage berekend overeenkomstig artikel 531 van de Waalse Ambtenarencode.

Wanneer de stagiair vervoerd wordt door een derde, kunnen de verplaatsingskosten gemaakt door deze derde om de plaats van vertrek te bereiken en de gehandicapte persoon terug te halen, in aanmerking genomen worden onder dezelfde voorwaarden als in het eerste lid § 3. Voor reizen per taxi of aangepast openbaar vervoer is de bijdrage gelijk aan de prijs die de stagiair voor de rit in rekening wordt gebracht. § 4. Voor verplaatsingen met een individueel niet-gemotoriseerd vervoermiddel, wordt de bijdrage berekend overeenkomstig artikel 531 van de Waalse Ambtenarencode.

Art. 80.Het dagelijks bedrag van de terugbetaling van de reiskosten mag in geen enkel geval hoger zijn dan het dagelijks maximumbedrag van de terugbetaling van de verblijfskosten bepaald in artikel 82.

A.3 Verblijfkosten

Art. 81.De stagiair kan zijn verblijfskosten vergoed krijgen als hij aan een van de volgende voorwaarden voldoet: 1° dagelijks meer dan dertien uur van zijn werkelijke verblijfplaats verwijderd zijn;2° ernstige reismoeilijkheden hebben wegens de aard of de ernst van de handicap;3° verplicht zijn te verblijven wegens de vereisten of de organisatie van de ondernomen sociale en professionele integratieproces; 4° zich in zodanige omstandigheden bevinden dat de dagelijkse reiskosten, vastgesteld overeenkomstig punt A.2 van deze onderafdeling, het dagelijks maximumbedrag van de terugbetaling van de verblijfkosten, bepaald bij artikel 82, zouden overtreffen.

Art. 82.§ 1. Het maximumbedrag van de terugbetaling van de verblijfkostengemaakt door personen met een handicap is vastgesteld op 3,68 euro per dag. § 2. § 2. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 114,20 en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Art. 83.De terugbetaling van de verblijfskosten wordt slechts toegekend voor de dagen en halve dagen werkelijke beroepsopleiding, omscholing of herscholing met een maximum van zes dagen per week.

Wanneer de stagiair uitgaven heeft gedaan met het oog op een verblijf voor een bepaalde duur kan de terugbetaling bekomen van de gedane kosten voor de dagen en halve dagen gedurende welke hij daar niet werkelijk verbleven heeft, op voorwaarde; 1° dat de afwezigheid behoorlijk gerechtvaardigd is;2° dat hij alle nuttige maatregelen heeft getroffen om de kosten tot het strikte minimum te beperken;3° dat hij de terugbetaling ervan niet kan bekomen bij de inrichting waar hij verblijft. A.4 Kosten voor kinderdagverblijf en crèche

Art. 84.De tegemoetkoming in de schooloppaskosten en opvangmilieu erkend of vergund door de "Office de la Naissance et de l'Enfance" wordt aan de stagiair verleend ten belope van de volgende maximumbedragen: 1° een bedrag van 2 euro voor schooloppaskosten per kind en per dag ;2° een bedrag van 4 euro voor opvangmilieukosten per kind en per dag.

Art. 85.Het centrum betaalt voor het geheel van de stagiairs : 1° de premie betreffende de wettelijke verzekering tegen arbeidsongevallen en ongevallen op weg naar het werk ;2° de kosten betreffende preventie en arbeidsbescherming. Onderafdeling 6. - Betaling van subsidies en controle op correct gebruik ervan

Art. 86.De diensten van de Regering betalen aan het begin van elk kwartaal 25 % van het jaarlijkse bedrag van de subsidies bedoeld in artikel 53.

Art. 87.§ 1. De diensten van de Regering betalen aan het begin van elk kwartaal 25 % van het jaarlijkse bedrag van de volgende subsidies en gaan tijdens het volgende kwartaal tot de regularisaties over op basis van de staten van de dienstverleningen van bedoeld kwartaal : 1° de vergoedingen bedoeld in artikel 70;2° de reis- en verblijfkosten bedoeld in de artikelen 74 tot 83. § 2. De diensten van de Regering betalen aan het centrum terug: 1° de kosten inzake schooloppas en opvangmilieu bedoeld in artikel 84 ;2° de kosten bedoeld in artikel 85. § 3. De kosten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 worden door de diensten van de Regering ten laste genomen op basis van bewijsstukken waarvan zij de inhoud bepalen.

Art. 88.Als het socioprofessioneel inschakelingsproces van de stagiair overeenstemt met een omscholingsprogramma waartoe besloten wordt door de Hoge commissie van de geneeskundige raad van de dienst vergoedingen van het RIZIV of dat uitgevoerd wordt in het kader van de samenwerkingsovereenkomst van 15 januari 2013 tussen het RIZIV, de verzekeringsinstellingen en "Forem", kan de stagiair geen aanspraak maken op de voordelen bedoeld in de artikelen 69, § 1.

Als de stagiair evenwel aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in zijn reiskosten door gebruik te maken van een privé voertuig wegens medische redenen, nemen de diensten van de Regering het positieve verschil tussen zijn theoretische tegemoetkoming en die van het RIZIV voor zijn rekening.

Art. 89.§ 1. Elk jaar voeren de diensten van de Regering een audit over de regelmatigheid van de rekeningen en de financiële performantie van de centra, alsook een controle op het goede gebruik van de subsidies die hen krachtens dit besluit verleend werden.

De diensten van de Regering sturen het centrum een omstandig rapport. § 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt het gebruik van de infrastructuursubsidies gecontroleerd aan het einde van elke periode van vijf jaar, met uitzondering van de eerste periode, waarvan de vervaldatum op 31 december 2017 vastgelegd is. § 3. De Minister of diens afgevaardigde vordert jaarlijks het eventueel niet opgebruikte gedeelte van de subsidies in, behalve wat betreft de infrastructuursubsidies, overeenkomstig artikel 67.

HOOFDSTUK 6. - Controle en beoordeling

Art. 90.§ 1. De diensten van de Regering en het Departement Inspectie voeren controle- en beoordelingsmissies uit.

Zij voeren ze uit in het kader van een evaluatie over een periode van zes jaar, waarna: 1° de kwaliteit beoordeeld wordt van de prestaties aangeboden aan de gebruikers;2° de naleving van de in dit besluit vastgestelde reglementaire normen beoordeeld worden. De startdatum voor deze zesjaarlijkse beoordeling is de verjaardatum van de erkenning. § 2. Daarnaast voeren de diensten van de Regering een jaarlijkse financiële evaluatie door, waarna conclusies worden opgesteld met betrekking tot de controle over de aanwending van de subsidies toegekend voor ieder boekjaar.

Art. 91.Zes maanden voor de evaluatie over zes jaar als bedoeld in artikel 90, § 1, en onverminderd artikel 13 van het decreet maken de diensten de documenten opgenomen in bijlage 1 aan de diensten van de Regering over.

Art. 92.De diensten van de Regering zijn ermee belast: 1° over te gaan tot de evaluatie bedoeld in artikel 90, § 1 ;2° ervoor te zorgen dat er een pedagogische cultuur eigen aan de gehandicapte ontstaat die door alle centra gedeeld wordt;3° de actie van de verschillende pedagogische coördinatoren van de centra coördineren.

Art. 93.De diensten van de Regering evalueren om de zes jaar de toepassing van dit hoofdstuk.

Art. 94.§ 1. Ter uitvoering van artikel 13 van het decreet kunnen de vormingscentra en de centra voor socio-professionele inschakeling die aan een controle onderworpen worden, geselecteerd worden volgens een methodologie aangepast aan de controlestrategie die, met name op basis van een risico-analyse, bepaald wordt door het Departement Inspectie. § 2. De controle strekt er meer bepaald toe, na te gaan in welke mate de stagiairs, aangenomen door de vormingscentra en de centra voor socio-professionele inschakeling, en de realiteit van het aantal opleidingsuren gevolgd door de gerechtigde stagiairs in aanmerking komen, en meer bepaald de inachtneming van de voorwaarden vastgesteld bij de wetgeving en het erkenningsbesluit. Deze controle kan meer bepaald uitgeoefend worden op grond van het onderzoek van extrapoleerbare referentiestalen van stagiairs of uren waarvan de onderzoeksresultaten geëxtrapoleerd worden naar de gezamenlijke referentiebevolking of -laag waaruit deze stalen zijn samengesteld.

Art. 95.§ 1. Bij de vormingscentra en de centra voor socio-professionele inschakeling die minder dan vijftig stagiairs begeleiden, kan de inspecteur het in aanmerking komen van de stagiairs in zijn volledigheid nagaan.

Boven die drempel kan de inspecteur een percentage individuele dossiers van stagiairs nagaan met een minimum aan te controleren dossiers volgens het aantal stagiairs begeleid door het vormingscentrum en het centrum voor socio-professionele inschakeling. § 2. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat lager is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur: 1° de terugvordering voorstellen in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden en de controle beëindigen;2° de controle verderzetten waarbij hij in zijn verslag de redenen motiveert die deze beslissing motiveren. § 3. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat hoger is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde gegevens kan de inspecteur ofwel: 1° een tweede, al dan niet gelaagd, referentiestaal onderzoeken.In dat geval stelt de inspecteur een terugvordering voor in verband met enkel de vastgestelde onregelmatigheden in beide referentiestalen; 2° desnoods zijn onderzoekingen heroriënteren en nieuwe aspecten of criteria selecteren die onderzocht dienen te worden in functie van de in aanmerking genomen criteria;3° een extrapoleerbaar referentiestaal samenstellen, al dan niet gelaagd in de onderzochte referentiebevolking of -laag, waardoor een betrouwbaarheidsinterval bekomen kan worden van vijfennegentig percent of meer rondom de waarde van de staalafname, met een maximale omvang van tien percentpunt. § 4. Als het onderzoek van het eerste referentiestaal wijst op meer dan vierentwintig percent onregelmatigheden, bepaalt de inspecteur een extrapoleerbaar referentiestaal, en het percentage vastgestelde onregelmatigheden wordt geëxtrapoleerd naar de gezamenlijke referentiebevolking of -laag.

Art. 96.§ 1. De inspecteur controleert vervolgens de geldigheid van de trainingsuren die de stagiairs hebben voltooid. Om de werkelijk voltooide uren te analyseren, kiest de inspecteur een periode van twee weken waarin het centrum geen gesloten dagen telt. § 2. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat lager is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde uren kan de inspecteur ofwel: 1° de terugvordering voorstellen in verband met, enkel, de vastgestelde onregelmatigheden en de controle beëindigen;2° de controle verderzetten waarbij hij in zijn verslag de redenen motiveert die deze beslissing motiveren. § 3. Bij vaststelling van een percentage onregelmatigheden in het referentiestaal dat hoger is dan twintig percent van het aantal gecontroleerde uren kan de inspecteur : 1° de voltooide uren onderzoeken gedurende twee andere weken van het jaar, met uitzondering van de schoolvakanties.In dat geval stelt de inspecteur een terugvordering voor in verband met enkel de vastgestelde onregelmatigheden in beide referentiestalen; 2° een extrapoleerbaar staal samenstellen, al dan niet gelaagd in de gevolgde opleidingsuren van de stagiairs die het referentiestaal vormen, waardoor een betrouwbaarheidsinterval bekomen kan worden van vijfennegentig percent of meer rondom de waarde van de staalafname, met een maximale omvang van tien percentpunt. § 4. Als het onderzoek van het eerste referentiestaal wijst op meer dan vierentwintig percent onregelmatigheden, bepaalt de inspecteur een extrapoleerbaar referentiestaal, en het percentage vastgestelde onregelmatigheden wordt geëxtrapoleerd naar de gezamenlijke referentiebevolking of -laag.

Art. 97.Onverminderd de terugvorderingen voorgesteld op grond van niet-extrapoleerbare vaststellingen, stelt de inspecteur, onder gebruikmaking van een extrapoleerbaar staal, de terugvordering van een bedrag van de subsidie berekend op basis van het percentage van het infimum van het betrouwbaarheidsinterval, geëxtrapoleerd naar de subsidie betreffende de onderzochte referentiebevolking of -laag.

Art. 98.Bij het gebruikmaken van de extrapolatiemethode omschrijft de inspecteur de gebruikte methodologie in zijn verslag en geeft het betrouwbaarheidsinterval en de omvang van het betrouwbaarheidsinterval aan.

Art. 99.Overeenkomstig artikel 37 van het decreet van 28 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/02/2019 pub. 09/04/2019 numac 2019201617 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen type decreet prom. 28/02/2019 pub. 03/05/2019 numac 2019202056 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen sluiten betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen, kan het centrum het vermoeden voortvloeiend uit de extrapolatie bedoeld in de artikelen 94, 95, 96 en 97 omdraaien door de geldigheid van het geheel of van een deel van het percentage van de betwiste subsidie aan te tonen.

HOOFDSTUK 7. - Verwerking van persoonsgegevens.

Art. 100.De categorieën van persoonsgegevens bedoeld in artikel 19, § 2, eerste lid, 1° en 2° van het decreet zijn als volgt samengesteld: 1° de identificatiegegevens van de persoon met een handicap : a) het telefoonnummer;b) het faxnummer ;c) het elektronisch adres;2° gegevens met betrekking tot het opleidingstraject van de gehandicapte persoon ;a) de benaming van het vormingscentrum en het centrum voor opleiding en socioprofessionele inschakeling: b) het adres van het centrum bedoeld in a);c) de identiteit van de contactpersoon van de aanvrager;d) het telefoon- en faxnummer van het centrum en de contactpersoon;e) het e-mailadres van het centrum en de contactpersoon;f) de fase van het sociaal-professionele integratieproject, het contract en het programma waarop de aanvraag betrekking heeft.; g) het schooltraject en het opleidingstraject;h) het eventuele beroepstraject ;i) het huidige beroepsstatuut. De persoonlijke identificatiegegevens van de persoon met een handicap bedoeld in lid 1, 1° omvatten ook de volmacht gegeven door de persoon met een handicap.

HOOFDSTUK 8. - Overplaatsing van personeel

Art. 101.§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder: 1° het personeelslid: de ambtenaar, de stagiair of het contractueel personeelslid van de dienst van herkomst, met uitzondering van het personeelslid met een vervangingsovereenkomst;2° de instellingen: de instellingen van openbaar nut die onder de toepassing vallen van het decreet van 22 januari 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/01/1998 pub. 04/02/1998 numac 1998027050 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren sluiten betreffende het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Waalse Gewest ressorteren;3° de dienst van herkomst: de diensten van de Regering of de instelling waarop het overgedragen personeelslid aangesteld was op het ogenblik van de overdracht § 2.Voor de toepassing van paragraaf 1: 1° wordt de stagiair beschouwd als houder van de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld;2° wordt het personeelslid dat via arbeidsovereenkomst in dienst is genomen, geacht houder te zijn van de graad die overeenstemt met de betrekking waarvoor hij in dienst is genomen of, bij stilzwijgen van de overeenkomst, van de graad waarmee de weddeschaal verbonden is waarin de bezoldiging is vastgesteld.

Art. 102.§ 1. De personeelsleden van AVIQ worden van het voornemen tot overplaatsing op de hoogte gebracht door middel van een dienstorder waarin ze worden uitgenodigd om binnen dertig dagen schriftelijk aan te geven of ze willen worden overgeplaatst naar de diensten van de Waalse Regering, naar de Waalse Overheidsdienst Economie, Werkgelegenheid en Onderzoek, in een van de betrekkingen die in de dienstorder worden genoemd. § 2. Als, na afloop van de procedure onder beheer van AVIQ en de Waalse Overheidsdienst, bepaalde betrekkingen onbezet blijven, wordt de dienstorder met deze betrekkingen ter kennis gebracht van de personeelsleden van het geheel van de diensten van de Regering en van de instellingen. § 3. Voor de toekenning van elke betrekking, stelt de Regering een rangschikking vast tussen de personen die wensen te worden overgedragen op basis van de volgende volgorde: 1° het personeelslid of de personeelsleden van AVIQ;2° het personeelslid of de personeelsleden van de andere diensten van de Regering of de personeelsleden van de instellingen. Binnen elke van de in lid 1 opgesomde groepen, worden de personeelsleden die wensen overgedragen te worden en die de vereiste titels en kwalificatie bezitten voor de bedoelde betrekking, gerangschikt in onderstaande volgorde: 1° de ambtenaren;2° de stagiairs;3° de contractuele personeelsleden. Binnen elke van de in het tweede lid opgesomde groepen worden de personeelsleden gerangschikt als volgt: 1° het personeelslid met de grootste graadanciënniteit 2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd. Het criterium van de graadanciënniteit wordt niet toegepast voor het contractueel personeelslid.

Art. 103.De personeelsleden worden bij hun naam overgedragen bij een besluit van de Waalse Regering.

De overplaatsing is geen nieuwe benoeming.

Art. 104.§ 1. De overgedragen personeelsleden behouden hun hoedanigheid, hun graad, hun administratieve en geldelijke anciënniteit.

Onverminderd § 2, behouden zij de toelagen, vergoedingen, premies en de andere voordelen die zij in de oorspronkelijke dienst genoten, overeenkomstig de regeling die op hen van toepassing was, vanaf de datum waarop het recht verworven is.

Zij behouden de voordelen in verband met een ambt als de voorwaarden voor hun toekenning in de ontvangende entiteit nog altijd bestaan. § 2. Wanneer een personeelslid wordt belast met de uitoefening van een hoger ambt in de dienst van herkomst, wordt voor zijn overplaatsing alleen met zijn statutaire graad rekening gehouden. § 3. Het overgeplaatste personeelslid behoudt de laatste evaluatie die hem werd toegekend.

Deze evaluatie blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe evaluatie.

Indien het personeelslid op de datum van zijn overplaatsing een beroep heeft ingediend tegen een melding die hem werd toegekend, wordt die procedure in de oorspronkelijke dienst voortgezet. § 4. Het personeelslid dat geslaagd is voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau in zijn oorspronkelijke dienst, behoudt, in de diensten van de Regering, het voordeel van het slagen voor dit vergelijkend examen.

Het personeelslid behoudt het voordeel van alle brevetten of loopbaanexamens bedoeld in de Waalse ambtenarencode die het tijdens zijn loopbaan heeft verkregen.

HOOFDSTUK 9. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 105.Voor de in de artikelen 22 tot en met 25 bedoelde evaluatie wordt geen rekening gehouden met de jaren 2020 tot en met 2023.

De centra die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet voor onbepaalde duur zijn erkend, bezorgen uiterlijk op 31 maart 2028 de documenten bedoeld in artikel 13, § 1, aan de diensten van de Regering.

Art. 106.In het reglementair deel van het Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° Titel IX, hoofdstuk III, "Aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling", die de artikelen 905 tot en met 920 bevatten, wordt opgeheven;2° de paragrafen 90, 91 en 92 worden opgeheven.

Art. 107.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 29 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten0 betreffende de in aanmerking komende uitgaven in het kader van subsidies toegekend op het gebied van Tewerkstelling en Beroepsopleiding, worden de woorden "in artikel 127, § 1er " vervangen door de woorden "in de artikelen 127, § 1, en 128, § 1 ".

Art. 108.Artikel 2/1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 6°, luidend als volgt : "6° het decreet van 24 januari 2024 betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek. ".

Art. 109.Treden in werking op 1 juli 2024: 1° het decreet van 24 januari 2024 betreffende de centra voor aangepaste opleidingen en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse wetboek van sociale actie en gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende coaching en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van artikel 24 van hetzelfde decreet, dat in werking treedt op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad ;2° dit besluit, met uitzondering van de artikelen 101 tot 104 die in werking treden de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 110.De Minister bevoegd voor Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 29 februari 2024.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie en Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE


Bijlage 1 Lijst van de in artikel 91 bedoelde zaadsoorten LIJST VAN DE STUKKEN 1. De wijzigingen in de statuten die de laatste vijf jaren zijn gepubliceerd of ter griffie zijn neergelegd.2. De lijst van bestuursleden in geval van een wijziging 3.De lijst van bestuursleden in geval van een wijziging 4. Het pedagogisch project bedoeld in artikel 16 5.Laatste activiteitenverslag 6. Huishoudelijk reglement 7.Geldig brandweerrapport 8. Bij verandering van richting : Diploma, schriftelijke bevoegdheidsdelegatie, bewijs van ervaring. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 29 februari 2024 tot uitvoering van het decreet van 24 januari 2024 betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek Namen, 29 februari 2024.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie en Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE


Bijlage 2 Aantal uren bedoeld in artikel 6

CFP

Aantal uren

Forma'rive

69.003

Centre de réadaptation au Travail

91.533

CERAT

53.137

Cfrp-Prorienta

86.790

Mosan

43.703

Le Plope

99.657

La Canopée

40.000

Le Tilleul

52.394

Aurelie

59.358

Polybat

64.398

Camec

41.654

Espace Formation Emploi

53.705

Le Réseau

68.026

823.358


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 29 februari 2024 tot uitvoering van het decreet van 24 januari 2024 betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling en tot wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale actie en Gezondheid, het decreet van 12 november 2021Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/11/2021 pub. 07/12/2021 numac 2021022566 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de coaching- en oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden sluiten betreffende de coaching en de oplossingsgerichte begeleiding van werkzoekenden en het Gerechtelijk Wetboek Namen, 29 februari 2024.

Voor de Regering: De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling, Vorming, Gezondheid, Sociale Actie en Sociale Economie, Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, Ch. MORREALE


^