gepubliceerd op 20 februari 1998
Decreet houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid
5 FEBRUARI 1998. Decreet houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.De door de Regering aangewezen beëdigde personeelsleden van niveau 1 van de Afdeling Tewerkstelling en Vorming van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest zijn belast met het opsporen en het vaststellen van overtredingen van de onderstaande wetgeving : 1° het koninklijk besluit nr.258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan; 2° het decreet van 11 juli 1996 betreffende het interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;3° het koninklijk besluit nr.474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan; 4° de programmawet van 30 december 1988, Titel III, Hoofdstuk II - Opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige openbare besturen, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;5° het decreet van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid dat bijzonder bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;6° het decreet van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureau's, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;7° het decreet van 19 mei 1994 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;8° het koninklijk besluit van 28 november 1975 betreffende de exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling;9° de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;10° het decreet van 18 juli 1997 betreffende de inschakeling van werkzoekenden bij werkgevers die een beroepsopleiding organiseren om in een vacature te voorzien, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan;11° het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan. Ook de beëdigde personeelsleden van niveau 1 van de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) worden door de Regering aangewezen om de overtredingen van de onder 9° en 10°, eerste lid, bedoelde wetgeving op te sporen en vast te stellen.
Art. 2.Voor de uitvoering en de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° "sociale inspecteurs" : de in artikel 1 bedoelde personeelsleden;2° "werknemers" : personen die op basis van een arbeidsovereenkomst tewerkgesteld zijn bij een andere persoon;3° "begunstigden" : de personen die onder de in artikel 1 bedoelde wetgeving vallen;4° "werkgevers" : personen die de in 2° bedoelde personen tewerkstellen of die met werkgevers gelijkgesteld worden in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, met name : a) degenen die een bureau voor arbeidsbemiddeling uitbaten of in aanmerking komen voor een commissieloon overeenkomstig de wetgeving betreffende de exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling;b) de uitbaters van uitzendbureaus;5° "sociale gegevens" : alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de wetgeving betreffende het recht op arbeid en sociale zekerheid;6° "openbare instellingen voor sociale zekerheid" : de openbare instellingen en de diensten van de ministeries, die belast zijn met de toepassing van de wetgeving op de sociale zekerheid;7° "werkplaatsen" : alle plaatsen waar activiteiten onder het toezicht van sociale inspecteurs worden verricht of waar de werknemers onder de bepalingen van de wetgeving vallen waarvan de naleving wordt nagegaan door de inspecteurs, met name bedrijven, delen van bedrijven, inrichtingen, delen van inrichtingen, gebouwen, lokalen, binnen de muren van het bedrijf gelegen ruimten, werven en werken buiten de bedrijven;8° "wetgeving" : de in artikel 1 bedoelde wetgeving.
Art. 3.In het kader van hun opdracht mogen de sociale inspecteurs op vertoon van het bewijs van hun hoedanigheid : 1° alle werkplaatsen en bewoonde lokalen binnendringen met de toelating van de rechter van de politierechtbank;2° met inachtneming van de rechten van de verdediging en door iedereen het recht te waarborgen om niet tegen zichzelf te getuigen, alle onderzoeken, controles en verhoren uitvoeren die ze nuttig achten en de nodige inlichtingen inwinnen om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van de wetgeving waarop ze toezicht houden daadwerkelijk in acht worden genomen, met name : a) de werkgever, zijn aangestelden of afgevaardigden, de leden van de vakbondsafvaardigingen, van de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, de leden van de bedrijfsraden, de werknemers, de begunstigden en elke persoon van wie ze menen dat hij gehoord moet worden, hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk, hetzij in aanwezigheid van getuigen ondervragen over elk feit dat nuttig kan zijn voor de uitoefening van het toezicht;b) de identiteit vaststellen van personen die zich op een werkplaats bevinden of op een andere plaats die onder hun toezicht staat en van wie ze redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het werkgevers, aangestelden of afgevaardigden, werknemers of begunstigden zijn, alsook van elke persoon van wie ze menen dat ze gehoord moeten worden voor de uitoefening van het toezicht;ze kunnen daartoe officiële identiteitspapieren eisen of de identiteit van deze personen met andere middelen opzoeken; c) zich ter plaatse alle boeken, registers, documenten, platen, banden of elke andere informatiedrager met sociale gegevens laten overleggen die opgemaakt, bijgehouden of bewaard moeten worden volgens de normen waarop ze toezicht houden, en er uittreksels, duplicaten, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën van nemen of zich deze gratis laten bezorgen door de werkgever, zijn aangestelden of afgevaardigden, of zelfs om het even welke van voormelde informatiedragers tegen ontvangbewijs in beslag nemen;d) zich ter plaatse alle andere boeken, registers, documenten, platen, banden of andere informatiedragers laten overleggen die ze nodig achten om hun opdracht te vervullen, en er uittreksels, duplicaten, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën van nemen of zich deze gratis laten bezorgen door de werkgever, zijn aangestelden of afgevaardigden, of zelfs om het even welke van voormelde informatiedragers tegen ontvangbewijs in beslag nemen;3° bevelen dat de documenten die aangeplakt moeten worden overeenkomstig de wetgeving waarop ze toezicht houden, daadwerkelijk aangeplakt worden binnen een termijn die ze vaststellen of zo spoedig mogelijk;4° indien ze het nodig achten in het belang van de werknemers of van de begunstigden, elk document opmaken of afgeven ter vervanging van de documenten bedoeld in de wetgeving waarop ze toezicht houden.
Art. 4.De sociale inspecteurs verstrekken de verzamelde gegevens aan de personeelsleden van andere diensten, aan de diensten van de Waalse Regering, aan de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere reglementeringen, voor zover deze ambtenaren en diensten van die gegevens kunnen gebruiken in het kader van hun opdrachten.
De gegevens moeten verstrekt worden wanneer de in het eerste lid bedoelde ambtenaren en diensten erom vragen.
De gegevens die verzameld worden tijdens de uitvoering van de door de gerechtelijke overheid opgelegde taken, mogen echter enkel met haar toestemming verstrekt worden.
Art. 5.Alle Rijksdiensten, met inbegrip van de parketten en griffies van de hoven en van alle rechtscolleges, en diensten van de Gemeenschappen, Gewesten, provincies, agglomeraties, federaties van gemeenten, gemeenten, verenigingen waarvan ze deel uitmaken, openbare instellingen die ervan afhangen, alsook alle openbare instellingen en medewerkende instellingen voor sociale zekerheid, moeten de sociale inspecteurs alle gegevens verstrekken waarom ze verzoeken. Ze moeten hen eveneens alle boeken, registers, documenten, platen, banden of andere informatiedragers bezorgen, alsmede de uittreksels, duplicaten, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën daarvan die ze nuttig achten voor het toezicht op de naleving van de wetgeving.
Alle voormelde diensten moeten deze inlichtingen, uittreksels, duplicaten, afdrukken, uitdraaien, kopieën of fotokopieën gratis bezorgen.
De akten, stukken, registers, documenten of gegevens betreffende gerechtelijke procedures mogen echter niet verstrekt worden zonder uitdrukkelijke toestemming van de procureur-generaal of de auditeur-generaal.
Art. 6.De openbare instellingen voor sociale zekerheid, de sociale inspecteurs, de sociale inspecteurs van de andere inspectiediensten, alsook alle andere ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere wetgevingen, kunnen de krachtens de artikelen 4 en 5 verzamelde gegevens gebruiken om al hun toezichtsopdrachten te vervullen.
Art. 7.De sociale inspecteurs kunnen met de inspecties van de andere Lidstaten van de Internationale Arbeidsorganisatie (I.A.O.) waar het Internationaal Verdrag nr. 81 betreffende de arbeidsinspectie in de industrie en de handel, goedgekeurd bij de wet van 29 maart 1957, van kracht is, alle inlichtingen uitwisselen die nuttig zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee ze belast zijn.
De door de inspecties van de andere Lidstaten van de I.A.O. verstrekte gegevens worden gebruikt onder dezelfde voorwaarden als de gelijksoortige gegevens die rechtstreeks verzameld worden door de sociale inspecteurs.
De voor de inspecties van deze Lidstaten bestemde gegevens worden door de sociale inspecteurs onder dezelfde voorwaarden verzameld als de gelijksoortige gegevens die bestemd zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee ze zelf belast zijn.
Het bestuur waaronder de sociale inspecteurs ressorteren kan, in het kader van een overeenkomst met de bevoegde overheid van een lidstaat van de I.A.O., eveneens de aanwezigheid van ambtenaren van de inspecties van die Lidstaat op het nationale grondgebied toestaan met het oog op de verzameling van alle gegevens die nuttig zijn voor de uitoefening van het toezicht waarmee ze belast zijn.
De gegevens die een sociale inspecteur in het buitenland verzameld heeft in het kader van een overeenkomst met een Lidstaat van de I.A.O., kunnen gebruikt worden onder dezelfde voorwaarden als de gegevens die de sociale inspecteurs in het Waalse Gewest verzamelen.
Art. 8.De sociale inspecteurs zijn belast met informatie, raadpleging, preventie en controle.
Ze hebben het recht om de overtreder aan te manen, hem een termijn op te leggen om orde op zaken te stellen en processen-verbaal op te maken.
Behoudens bewijs van het tegendeel leveren deze processen-verbaal bewijs op voor zover een afschrift ervan aan de overtreder en, in voorkomend geval, aan zijn werkgever wordt bezorgd binnen veertien dagen met ingang van de dag na de vaststelling van de overtreding. Als de vervaldag, die bij deze termijn wordt ingerekend, een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag is, dan wordt hij naar de eerstkomende werkdag verschoven.
De aanmaning wordt niet gelijkgesteld met de vaststelling van de overtreding.
De door de sociale inspecteurs gemaakte materiële vaststellingen kunnen, met hun bewijskracht, gebruikt worden door de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van andere wetgevingen.
Art. 9.Om hun opdrachten te vervullen kunnen de sociale inspecteurs de hulp van de gemeentepolitie en de rijkswacht inroepen.
Art. 10.Onverminderd de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, moeten de sociale inspecteurs de nodige maatregelen nemen om de vertrouwelijke aard van de sociale persoonsgegevens te waarborgen die hen in het kader van hun opdracht worden verstrekt, en deze gegevens slechts gebruiken om hun opdracht te vervullen.
Art. 11.Behalve uitdrukkelijke toestemming van de auteur van een klacht of van een aangifte i.v.m. een overtreding van de bepalingen van de wetgeving op de naleving waarvan ze toezicht houden, mogen de sociale inspecteurs in geen geval de naam van de auteur van de klacht of aangifte onthullen, zelfs niet voor de rechtbank.
Het is hen eveneens verboden de werkgever of zijn vertegenwoordiger in kennis te stellen van het onderzoek dat ingesteld werd naar aanleiding van een klacht of een aangifte.
Art. 12.De sociale inspecteurs mogen geen rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben binnen de ondernemingen of instellingen die onder hun toezicht staan.
Art. 13.De sociale inspecteurs die proces-verbaal hebben opgemaakt, worden op hun verzoek in kennis gesteld van elke beslissing betreffende de strafvordering wegens overtreding van de wetgeving op de naleving waarvan ze toezicht houden.
Deze beslissing wordt aan de sociale inspecteurs meegedeeld op verzoek van het orgaan van het openbaar ministerie dat ze heeft genomen, van de griffier van de rechtbank van eerste aanleg of van het hof van beroep die ze heeft uitgesproken, al naargelang het geval.
Art. 14.De werkgever, zijn aangestelden of afgevaardigden die de in artikel 3, 3° van dit decreet bedoelde stukken en de sociale documenten niet binnen de door de sociale inspecteurs voorgeschreven termijn aanplakken, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een boete van 26 tot 500 frank of met slechts één van die straffen.
De persoon die het krachtens dit decreet georganiseerde toezicht verhindert, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar en met een boete van 1 000 tot 5 000 frank of met slechts één van die straffen.
Art. 15.Opgeheven worden, wat het Waalse Gewest betreft : 1° de artikelen 23 à 26 van het koninklijk besluit van 28 november 1975 betreffende de exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling;2° artikel 8 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 22 juni 1990 tot uitvoering van het decreet van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid dat bijzonder bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 1995;3° artikel 19bis van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen tewerkgesteld zijn, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 1995;4° artikel 14bis van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 3 juni 1993 tot instelling van tegemoetkomingen voor de oprichting, de uitbreiding en de omschakeling van bedrijven door de indienstneming en opleiding van werknemers te bevorderen, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 30 maart 1995;5° artikel 10 van het besluit van de Waalse Regering van 9 september 1993 tot uitvoering van het decreet van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureau's;6° artikel 21 van het besluit van de Waalse Regering van 15 september 1994 tot uitvoering van het decreet van 19 mei 1994 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen;7° artikel 20 van het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995 betreffende de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen door sommige openbare besturen en ermee gelijkgestelde werkgevers.
Art. 16.Het ambt van sociaal inspecteur mag uitgeoefend worden door contractuele personeelsleden die op 1 januari 1998 aangesteld zijn bij de inspectiediensten bedoeld in artikel 1. De lijst van deze personeelsleden wordt door de Regering bepaald.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 5 februari 1998.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer, M. LEBRUN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, B. ANSELME De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX De Minister van Onderzoek, Technologische Ontwikkeling, Sport en Internationale Betrekkingen, W. ANCION Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld