gepubliceerd op 15 september 2014
Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen ter uitvoering van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid en tot wijziging van uitvoeringsbesluiten van dit decreet
16 MEI 2014. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende diverse bepalingen ter uitvoering van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid en tot wijziging van uitvoeringsbesluiten van dit decreet
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, artikel 2, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006, derde lid en vierde lid, gewijzigd bij het decreet van 16 juni 2006;
Gelet op het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, artikel 10, 13, 14, 16, 17 en 18, gewijzigd bij het decreet van 20 maart 2009, artikel 23, § 2, vervangen bij het decreet van 20 maart 2009, en § 4, artikel 27, 35, 39, 43, § 3, en artikel 76, gewijzigd bij het decreet van 20 maart 2009.
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende bevolkingsonderzoek in het kader van ziektepreventie;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo's;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de subsidiëring van partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking via een beheersovereenkomst;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker;
Gelet op het begrotingsakkoord, gegeven op 26 maart 2014;
Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 1 april 2014 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;
Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° administrateur-generaal: de leidend ambtenaar van het agentschap;2° agentschap: het Agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";3° decreet van 21 november 2003: het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid;4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid. HOOFDSTUK 2. - Uitvoering van diverse bepalingen van het decreet van 21 november 2003
Art. 2.Ter uitvoering van artikel 10 van het decreet van 21 november 2003 hebben volgende categorieën van personen recht op een aanbod van preventieve gezondheidszorg: 1° minderjarigen die voldoen aan de bepalingen van artikel 10, § 1 of § 2, van het decreet van 21 november 2003, hebben recht op preventieve zorg waarin voorzien is in het reguliere aanbod, als ze een beroep doen op het aanbod van de organisaties, vermeld in artikel 23, § 4, van het decreet van 21 november 2003 of als een wettelijke vertegenwoordiger dat voor hen doet.Het aanbod via een centrum voor leerlingenbegeleiding is beperkt tot de periode dat de minderjarige onderwijs volgt in een erkende onderwijsinstelling die verbonden is aan dat centrum; 2° alle personen die voldoen aan de bepalingen van artikel 10, § 1 of § 2, van het decreet van 21 november 2003 hebben recht op informatie in het kader van de preventieve gezondheidszorg als die informatie behoort tot het maatschappelijk aanvaard aanbod als vermeld in artikel 9 van het decreet van 21 november 2003, en hebben recht op het aanbod van preventieve gezondheidszorg, vermeld in artikel 39, 43 en 44 van het voormelde decreet.
Art. 3.§ 1. Ter uitvoering van artikel 13 van het decreet van 21 november 2003, kan de minister namens de Vlaamse Regering, gezondheidsconferenties samenroepen en belasten met opdrachten.
Ter uitvoering van artikel 14 van het voormelde decreet, kan de minister namens de Vlaamse Regering, gezondheidsconferenties samenstellen.
Ter uitvoering van artikel 16 van het voormelde decreet, kan de minister namens de Vlaamse Regering de werkingsmodaliteiten en de eventuele financiering voor de ondersteuning van gezondheidsconferenties bepalen. § 2. Als de minister namens de Vlaamse Regering een gezondheidsconferentie wil samenroepen als vermeld in paragraaf 1, informeert hij de Vlaamse Regering daarover met een mededeling.
Die mededeling bevat ten minste informatie over het doel van de conferentie, de reikwijdte en de eventuele nood aan een facettenbeleid als vermeld in artikel 4, § 2, van het decreet van 21 november 2003.
Art. 4.De minister wint het advies, vermeld in artikel 17, § 2, van het decreet 21 november 2003, in bij de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid.
Art. 5.Een voorstel van een nieuwe of te herziene Vlaamse gezondheidsdoelstelling als vermeld in artikel 18 van het decreet van 21 november 2003, wordt, na het inwinnen van het advies, vermeld in artikel 4 van dit besluit, als volgt goedgekeurd: 1° het voorstel wordt eventueel aangepast aan de opmerkingen van de adviesraad;2° het mogelijk gewijzigde voorstel wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering.Die goedkeuring op zich houdt geen financieel engagement in; 3° de minister dient een nota in bij de voorzitter van het Vlaams Parlement;4° de afhandeling van de goedkeuring verloopt volgens de werkwijze, die bepaald wordt door het Vlaams Parlement;5° de minister en de Vlaamse Regering voeren, na goedkeuring door het Vlaams Parlement, de Vlaamse gezondheidsdoelstelling uit naargelang van de beschikbare middelen op de begroting en houden, waar mogelijk, rekening met eventuele opmerkingen van het Vlaams Parlement.
Art. 6.Een centrum voor geestelijke gezondheidszorg wordt, met toepassing van artikel 23, § 2, van het decreet van 21 november 2003, door de administrateur-generaal erkend als organisatie met terreinwerking als voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° er is een preventieovereenkomst van maximaal drie jaar gesloten met de Vlaamse Regering over de initiatieven die het centrum neemt als vermeld in artikel 63 of 69 van het decreet van 21 november 2003.De preventieovereenkomst vermeldt minimaal een of meer beleidsthema's, de afspraken over de uitvoering van de initiatieven in het kader van de beleidsthema's, het werkgebied van de organisatie met terreinwerking, de omvang van de personeelsomkadering, vermeld in punt 2°, de afstemming op de subsidiering en de regels voor het opzeggen van de overeenkomst. De preventieovereenkomst wordt als onderdeel toegevoegd aan de overeenkomst, vermeld in artikel 24 van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg, en heeft bij voorkeur dezelfde duur; 2° het centrum beschikt over personeel dat specifiek belast is met het uitvoeren van de initiatieven, vastgelegd in de preventieovereenkomst, vermeld in punt 1° ;3° het centrum registreert de activiteiten in het kader van de preventieovereenkomst, vermeld in punt 1°, en bezorgt die registratiegegevens aan het agentschap.Het agentschap bepaalt de vorm en de overdrachtswijze en -frequentie van de registratiegegevens en kan daartoe, na overleg met de betrokkenen, een registratiesysteem invoeren waarvan de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. De laatste registratiegegevens van een werkingsjaar worden bezorgd uiterlijk drie maanden nadat het werkingsjaar is verstreken; 4° het centrum toont aan dat het, als organisatie met terreinwerking, voldoende personeel inzet voor de realisatie van de initiatieven in het kader van de preventieovereenkomst, vermeld in punt 1°. In het eerste lid wordt verstaan onder centrum voor geestelijke gezondheidszorg: een centrum als vermeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg.
Bij de bepaling van het werkgebied, vermeld in het eerste lid, 1°, volgt de minister het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen.
De erkenning als organisatie met terreinwerking loopt zolang de preventieovereenkomst, vermeld in het eerste lid, geldig is.
Het niet meer voldoen aan een of meer voorwaarden, vermeld in het eerste lid, of het niet-nakomen van de afspraken uit de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, 1°, leidt tot het intrekken van de erkenning als organisatie met terreinwerking. Voor de organisaties met terreinwerking, vermeld in het eerste lid, is er geen mogelijkheid tot schorsing van de erkenning.
Art. 7.De minister maakt namens de Vlaamse Regering de afspraken als vermeld in artikel 27 van het decreet van 21 november 2003, in de vorm van protocollen voor afstemming van het preventieve gezondheidsbeleid.
Die protocollen bevatten wederzijdse verbintenissen en zijn maar geldig zolang de ondertekenaars in functie zijn en het protocol in kwestie niet wordt opgezegd door een van de partijen.
De rechtsopvolgers van de ondertekenaars kunnen protocollen schriftelijk herbevestigen.
Art. 8.De minister kan namens de Vlaamse Regering collectieve gezondheidsovereenkomsten sluiten als vermeld in artikel 35 van het decreet van 21 november 2003.
Art. 9.Onder het registratiesysteem, vermeld in artikel 43, § 3, van het decreet van 21 november 2003, wordt het systeem `Vaccinnet' (www.vaccinnet.be) verstaan.
Art. 10.De administrateur-generaal kan een administratieve geldboete opleggen als vermeld in artikel 76 van het decreet van 21 november 2003.
De beslissing van de administrateur-generaal waarin een administratieve geldboete wordt opgelegd, wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de betrokkene bezorgd. De beslissing vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete en de wijze waarop de geldboete moet worden betaald binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de beslissing.
Art. 11.Als de betrokkene de administratieve geldboete, vermeld in artikel 76 van het decreet van 21 november 2003, weigert te betalen, wordt de geldboete ingevorderd door de ambtenaren, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren.
De ambtenaren, vermeld in het eerste lid, kunnen een dwangbevel geven en uitvoerbaar verklaren als vermeld in artikel 2, derde en vierde lid, van het voormelde decreet van 22 februari 1995. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid
Art. 12.Aan artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende de Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Tenzij het anders bepaald wordt door de minister, kan een Vlaamse werkgroep die fungeert als ondersteunende werkgroep als vermeld in het eerste lid, 2°, ook opdrachten uitvoeren als vermeld in het eerste lid, 1°, op voorwaarde dat voor de Vlaamse werkgroep in kwestie een beleidsthema als vermeld in artikel 4, tweede lid, 1°, is bepaald en dat beleidsthema afgestemd is op het voorwerp, of op deelaspecten ervan, van de gezondheidsconferentie in kwestie.".
Art. 13.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid wordt de zinsnede "vermeld in § 1" vervangen door de zinsnede "vermeld in het eerste lid, 1° ";2° in het derde lid, 2°, wordt de zinsnede "het tijdschema vastleggen voor het realiseren van de opdracht," vervangen door de zinsnede "het tijdschema vastleggen voor het realiseren van de opdracht, vermeld in het eerste lid, 1°, ".
Art. 14.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.De minister bepaalt de samenstelling van een Vlaamse werkgroep en benoemt de voorzitter en de leden.
De minister kan ook plaatsvervangende leden benoemen. Als er geen plaatsvervangende leden worden benoemd, kan een benoemd lid, als het niet op een vergadering aanwezig kan zijn, een plaatsvervanger aanwijzen. Die plaatsvervanger wordt voor die vergadering van rechtswege beschouwd als een lid.
Bij de oprichting van een Vlaamse werkgroep bepaalt de minister de regels voor de vervanging van de voorzitter."; 2° aan paragraaf 3 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het agentschap kan de vergaderingen van de Vlaamse werkgroep bijwonen met een of meer personen, zonder stemrecht, voor de uitoefening van de coördinatie- en secretariaatstaken, vermeld in artikel 7, § 4, tweede lid.".
Art. 15.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 6.§ 1. Na het akkoord van het agentschap kan een voorzitter van een Vlaamse werkgroep externe deskundigen uitnodigen om deel te nemen aan een of meer activiteiten van de Vlaamse werkgroep. § 2. Na het akkoord van het agentschap kan de voorzitter van een Vlaamse werkgroep een of meer subwerkgroepen oprichten om deelaspecten van de opdrachten van de Vlaamse werkgroep uit te voeren. Een subwerkgroep bestaat uit leden van de Vlaamse werkgroep in kwestie, eventueel aangevuld met externe deskundigen, die na het akkoord van het agentschap door de voorzitter van de subwerkgroep worden aangewezen. Een lid, dat niet op een vergadering aanwezig kan zijn, kan een plaatsvervanger aanwijzen die, voor die vergadering van rechtswege beschouwd wordt als lid.
De voorzitter van een subwerkgroep wordt door de voorzitter van de Vlaamse werkgroep in kwestie gekozen uit de leden van die Vlaamse werkgroep.
Een subwerkgroep rapporteert aan de Vlaamse werkgroep waar hij deel van uitmaakt. De Vlaamse werkgroep draagt de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van een subwerkgroep.".
Art. 16.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt: " § 2.Door de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van een Vlaamse werkgroep en zijn eventuele subwerkgroepen wordt een belangenverklaring ingevuld, om zicht te krijgen op eventuele belangenconflicten. Wijzigingen in de belangenverklaring moeten door de betrokkene spontaan worden gemeld aan het agentschap.
De minister bepaalt de gegevens die in die belangenverklaring moeten worden opgenomen.
De voorzitter van de werkgroep of subwerkgroep in kwestie vraagt aan externe deskundigen en aan plaatsvervangers als vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, bij het begin van hun deelname aan activiteiten van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep of er een mogelijk belangenconflict is.
Als uit de belangenverklaring, de vraagstelling, vermeld in het derde lid, of uit andere gegevens blijkt dat er een belangenconflict is, kunnen een of meer van de volgende maatregelen genomen worden ten aanzien van de voorzitter, het lid of het plaatsvervangend lid dat of de externe deskundige die betrokken is bij het belangenconflict: 1° de minister vervangt de voorzitter, het lid of het benoemde plaatsvervangend lid van de Vlaamse werkgroep;2° het agentschap vervangt de voorzitter, het lid of het benoemde plaatsvervangend lid van de subwerkgroep;3° de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep verzoekt het lid, het plaatsvervangend lid of de externe deskundige om niet te participeren in discussies over aspecten van de opdracht die rechtstreeks in verband staan met het vastgestelde belangenconflict, of vervangt na akkoord van het agentschap, de externe deskundige;4° de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep verwijst in de rapportering over aspecten van de opdracht van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep die rechtstreeks in verband staan met het vastgesteld belangenconflict, naar het belangenconflict en geeft daarover duiding. Als de voorzitter van een Vlaamse werkgroep of subwerkgroep, vermeld in het vierde lid, 3° en 4°, nalaat maatregelen te nemen of zelf betrokken is bij het belangenconflict, vermeld in het vierde lid, wordt de maatregel genomen door het agentschap."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt: " § 4.Een Vlaamse werkgroep wordt aangestuurd in overleg tussen het agentschap en de voorzitter.
Het agentschap coördineert de werking van een Vlaamse werkgroep en draagt de eindverantwoordelijkheid voor het secretariaat. Bepaalde secretariaatstaken kunnen, na overleg in de Vlaamse werkgroep in kwestie, door leden van de werkgroep of door externen worden opgenomen.
Een subwerkgroep draagt de eindverantwoordelijkheid voor zijn eigen secretariaat. Bepaalde secretariaatstaken kunnen, na overleg in de Vlaamse werkgroep waar de subwerkgroep deel van uitmaakt, door leden van de subwerkgroep of door externen worden opgenomen.".
Art. 17.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of de plaatsvervangende leden" vervangen door de zinsnede "of de plaatsvervangende leden en de aangewezen plaatsvervangers, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid";2° aan paragraaf 2, tweede lid, worden de volgende zinnen toegevoegd: "Verschillende bijeenkomsten van dezelfde werkgroep of dezelfde subwerkgroep die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden maar als één vergadering.Bijeenkomsten van een werkgroep en van een subwerkgroep van die werkgroep die op dezelfde dag plaatsvinden, gelden als aparte vergaderingen na goedkeuring van het agentschap.".
Art. 18.In artikel 13, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "tijdens de vergadering ondertekende aanwezigheidslijsten" vervangen door de woorden "aanwezigheidslijsten die tijdens de vergadering ondertekend worden.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende bevolkingsonderzoek in het kader van ziektepreventie
Art. 19.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 betreffende bevolkingsonderzoek in het kader van ziektepreventie worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° besluit van 14 november 2008: het besluit van de Vlaamse Regering van 14 november 2008 betreffende Vlaamse werkgroepen binnen het preventieve gezondheidsbeleid;"; 2° punt 7° wordt vervangen door wat volgt: "7° screening: elk onderzoek naar een ziekte of aandoening of naar risicofactoren, voorstadia of verwikkelingen ervan, bij een of meer personen, dat niet gebeurt naar aanleiding van uit eigen beweging geformuleerde gezondheidsklachten die verband houden met de opgespoorde ziekte of aandoening of de risicofactoren, voorstadia of verwikkelingen ervan;"; 3° er wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt: "9° doelgroep voor screening: de gehele bevolking of een deel van de gehele bevolking, ingeperkt op basis van kenmerken die eigen zijn aan de persoon of zijn omgeving, of op basis van kenmerken die eigen zijn aan de screening."
Art. 20.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: " Er is sprake van bevolkingsonderzoek in het kader van ziektepreventie, hierna bevolkingsonderzoek te noemen, als het screening betreft met bijkomend al de volgende kenmerken: 1° de screening wordt gepromoot bij, aangeboden door of opgelegd aan een doelgroep voor screening;2° de doelgroep voor screening is ruimer dan de groep van personen die zich aanbiedt bij of gevolgd wordt door een individuele zorgaanbieder;3° bij de promotie, het aanbieden of het opleggen van de screening, of bij de organisatie, de uitvoering of de financiering van de screening zijn een individuele zorgaanbieder of een andere beoefenaar van een gezondheidszorgberoep, een partnerorganisatie, een organisatie met terreinwerking, een Logo, de Vlaamse of federale overheid, een bestuur als vermeld in artikel 27, § 1, van het decreet van 21 november 2003, afdelingen Risicobeheersing van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk en departementen Risicobeheersing van interne diensten voor preventie en bescherming op het werk of een andere voorziening die door de Vlaamse Gemeenschap is erkend of gesubsidieerd, betrokken; 4° de screening leidt bij sommige of bij alle deelnemers, al dan niet na een afwijkend screeningsresultaat en al dan niet op basis van een advies van de organisator of uitvoerder van de screening, tot een tussenkomst van een beoefenaar van een gezondheidszorgberoep of van een professionele hulpverlener voor verder diagnostisch onderzoek, voor behandeling of ander zinvol handelen met betrekking tot de gezondheid van de deelnemer in kwestie."; 2° er worden een derde tot en met zesde lid toegevoegd, die luiden als volgt: " De volgende onderzoeken worden niet beschouwd als bevolkingsonderzoeken in het kader van ziektepreventie: 1° onderzoeken in het kader van maatregelen vermeld in artikel 54, § 2, van het decreet van 21 november 2003 die uitgevoerd worden op basis van een steekproef of van periodiek herhaalde steekproeven binnen een of meer doelgroepen;2° onderzoeken die aansluiten bij het opvolgen van de parameters voor de evolutie van de groei en ontwikkeling van kinderen en ongeboren kinderen;3° onderzoeken bij de persoon in kwestie, voor het opvolgen van een gekende ziekte of aandoening, een gekend voorstadium of gekende verwikkelingen ervan;4° onderzoeken bij de persoon in kwestie of bij zijn verwanten die volgen uit het vaststellen van dragerschap van een erfelijke aandoening;5° onderzoeken die moeten verricht worden om een individuele verzekering te kunnen aangaan;6° onderzoeken, met inbegrip van geschiktheidsonderzoeken, om gezondheidsrisico's ten gevolge van het werk te verminderen, als ze uitgevoerd worden in het kader van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;7° sportmedische geschiktheidsonderzoeken die zich uitsluitend beperken tot het evalueren van de geschiktheid van een sporter met het oog op sportbeoefening en die dus geen op voorhand te verwachten tussenkomst, vermeld in artikel 2, tweede lid, 4°, tot gevolg hebben;8° sportmedische onderzoeken om gezondheidsrisico's door het beoefenen van topsport of door professionele sportbeoefening te verminderen;9° sportmedische onderzoeken om gezondheidsrisico's te verminderen die verbonden zijn aan de beoefening van een sport die een bijzonder gezondheidsrisico met zich meebrengt, rekening houdend met de aard en de context van die sportbeoefening, als die onderzoeken passen in de voorwaarden die bepaald zijn door de Vlaamse Regering en als ze verricht worden volgens de kwaliteitscriteria die bepaald zijn door de Vlaamse Regering om de gezondheid van de sporter te beschermen;10° onderzoeken in het kader van politionele en gerechtelijke verplichtingen of in het kader van dopingcontrole;11° onderzoeken die georganiseerd worden door overheden in het kader van dringende en tijdelijke maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid. Initiatieven die zich beperken tot informatieverstrekking om bij bepaalde gezondheidsklachten een arts te raadplegen voor eventueel verder onderzoek vallen niet onder het toepassingsgebied van dit besluit.
Screening die gepromoot, aangeboden of opgelegd wordt ter gelegenheid van publiek toegankelijke evenementen of manifestaties, en die aan de kenmerken, vermeld in het tweede lid, voldoet, en niet valt onder de opsomming, vermeld in het derde lid, valt onder het toepassingsgebied van dit besluit.
Screening die gepromoot, aangeboden of opgelegd wordt door aanbevelingen of kwaliteitsstandaarden voor goede praktijkvoering en die aan de kenmerken, vermeld in het tweede lid, voldoet, en niet valt onder de opsomming, vermeld in het derde lid, valt onder het toepassingsgebied van dit besluit."
Art. 21.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden punt 2° tot en met 5° vervangen door wat volgt: "2° de doelmatigheid van het bevolkingsonderzoek is onderbouwd in een context die voor Vlaanderen relevant is;3° het bevolkingsonderzoek beoogt alle personen van de doelgroep voor screening de mogelijkheid te geven om deel te nemen;4° er is aangetoond dat de deelnemers aan de screening zeer waarschijnlijk meer baat dan nadeel ondervinden zowel bij een niet-afwijkend screeningsresultaat als bij verder diagnostisch onderzoek, behandeling of ander zinvol handelen met betrekking tot hun gezondheid na een afwijkend screeningsresultaat; 5° de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek, vermeld in artikel 9, heeft een advies gegeven over het bevolkingsonderzoek namens de Vlaamse Regering en de eventuele wijzigingen in het bevolkingsonderzoek namens de Vlaamse Regering die betrekking hebben op de keuze van het screeningsinstrument of de omschrijving van de doelgroep voor screening." 2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 22.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 5.Bij het uitvoeren van bevolkingsonderzoek namens de Vlaamse Regering, worden al de volgende randvoorwaarden vervuld: 1° het specifieke bevolkingsonderzoek wordt uitgevoerd door een of meer partnerorganisaties, organisaties met terreinwerking, andere organisaties die daarvoor gesubsidieerd worden of daarvoor aangewezen zijn door de minister of door individuele zorgaanbieders, of door een combinatie van die organisaties of individuele zorgaanbieders;2° de uitvoerders, vermeld in punt 1°, werken mee aan de registratie van het specifieke bevolkingsonderzoek voor de voortgangscontrole, de kwaliteitsbewaking en de evaluatie ervan;3° de minister richt voor het specifieke bevolkingsonderzoek een Vlaamse werkgroep op als vermeld in het besluit van 14 november 2008. Een bevolkingsonderzoek dat georganiseerd wordt om te onderzoeken of een bestaand bevolkingsonderzoek namens de Vlaamse Regering moet worden aangepast, moet vooraf ter advies worden voorgelegd aan de Vlaamse werkgroep als vermeld in het eerste lid, 3°. ".
Art. 23.In artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° de screening moet kunnen vaststellen welke deelnemers zeer waarschijnlijk meer baat dan nadeel ondervinden bij verder diagnostisch onderzoek, bij een behandeling of bij ander zinvol handelen met betrekking tot hun gezondheid;"; 2° in punt 5° worden tussen de woorden "de doelgroep" en de woorden "de mogelijkheid" de woorden "voor screening" ingevoegd;3° punt 6° en 7° worden vervangen door wat volgt: "6° er is geen bevolkingsonderzoek namens de Vlaamse Regering met hetzelfde doel en ten aanzien van dezelfde doelgroep voor screening georganiseerd in dezelfde regio van het bevolkingsonderzoek waarvoor een toestemming is aangevraagd; 7° de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek, vermeld in artikel 9, heeft een advies gegeven over het bevolkingsonderzoek en de eventuele wijzigingen in het bevolkingsonderzoek die betrekking hebben op de keuze van het screeningsinstrument of de omschrijving van de doelgroep voor screening." 4° aan paragraaf 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Alle voorwaarden, vermeld in het eerste lid, moeten worden vervuld behalve: 1° de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2°, als het een toestemming betreft op verzoek van het agentschap; 2° de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 4°, als het bevolkingsonderzoek betreft dat tot doel heeft de effectiviteit of de doelmatigheid van een eventueel bevolkingsonderzoek te onderzoeken.".
Art. 24.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 25.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste en tweede lid worden de woorden "over de Vlaamse werkgroepen" opgeheven;2° in het tweede lid wordt de zinsnede "a)," opgeheven.
Art. 26.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de aanvragen van toestemming voor bevolkingsonderzoek, vermeld in artikel 7, § 2, eerste lid, 1°, met inbegrip van de eventuele voorwaarden en beperkingen, vermeld in artikel 7, § 3;" 2° in het eerste lid wordt punt 2° opgeheven; 3° in het eerste lid wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "3° /1 de wijzigingen in een bevolkingsonderzoek waarvoor toestemming is verleend, die de keuze van het screeningsinstrument of de omschrijving van de doelgroep betreffen;"; 4° in het derde lid worden de woorden "over de Vlaamse werkgroepen" vervangen door de zinsnede "van 14 november 2008".
Art. 27.In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° de diagnose, de behandeling of het ander zinvol handelen met betrekking tot de gezondheid;".
Art. 28.In artikel 12, § 1, tweede lid, en § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "over de Vlaamse werkgroepen" opgeheven.
Art. 29.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "Een aanvraag voor toestemming voor bevolkingsonderzoek wordt door de aanvrager ingediend bij de minister, op het adres van het secretariaat van de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek, minstens zes maanden voor de geplande aanvang van het bevolkingsonderzoek, tenzij een kortere termijn wordt gemotiveerd.Die motivering moet worden aanvaard door de voorzitter van de werkgroep."; 2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede "artikel 7, § 2, of artikel 8, § 1, eerste lid" vervangen door de zinsnede "en artikel 7, § 2,"; 3° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het secretariaat van de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek stuurt een ontvangstmelding naar de aanvrager."; 4° aan paragraaf 2 worden de woorden "of uit bevolkingsonderzoek namens de Vlaamse Regering" toegevoegd;5° paragraaf 4 wordt opgeheven.
Art. 30.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 19.De Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek gaat na of het al dan niet een bevolkingsonderzoek betreft als vermeld in artikel 2.
Als blijkt dat het een bevolkingsonderzoek als vermeld in artikel 2 betreft, beoordeelt de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek de aanvraag aan de hand van de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 11."
Art. 31.In artikel 21 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "De Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek brengt een advies uit binnen een termijn van vier maanden na de datum van de ontvangstmelding van de aanvraag. De termijn wordt in voorkomend geval opgeschort tot de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek in het bezit is van de gegevens, vermeld in artikel 20.".
Art. 32.In artikel 22 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. De beslissing over het verlenen van de toestemming wordt genomen uiterlijk vijf maanden na de datum van de ontvangstmelding van de aanvraag.
De termijn, vermeld in het eerste lid, wordt in voorkomend geval opgeschort tot de Vlaamse werkgroep Bevolkingsonderzoek in het bezit is van de gegevens, vermeld in artikel 20.".
Art. 33.Artikel 24 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 34.In artikel 28 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.In geval van het niet-naleven van de bepaling in artikel 31, § 2, van het decreet van 21 november 2003 of als artikel 76, § 1, 1°, van het voormelde decreet, van toepassing is, kan de administrateur-generaal een administratieve geldboete opleggen aan iedereen die een bevolkingsonderzoek promoot, aanbiedt, oplegt, organiseert, uitvoert, financiert of eraan meewerkt."; 2° paragraaf 4 wordt opgeheven.
Art. 35.In punt 3°, d), en in punt 4° van de bijlage bij hetzelfde besluit worden de woorden "andere zinvolle en verantwoordelijke handelingen" telkens vervangen door de woorden "ander zinvol handelen met betrekking tot de gezondheid". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo's
Art. 36.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2009 betreffende de Logo's, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt punt 10° vervangen door wat volgt: "10° preventieorganisaties: de gemeente- en OCMW-besturen, verenigingen, organisaties, of plaatselijke of regionale afdelingen ervan, met een werking binnen het werkgebied van een Logo, die een meerwaarde kunnen bieden aan de locoregionale uitvoering van het preventieve gezondheidsbeleid in dat werkgebied;".
Art. 37.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° de taken, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, uitvoeren en initiatieven nemen als vermeld in artikel 17, § 2, eerste lid, volgens de bepalingen van dit besluit;"; 2° in het eerste lid wordt punt 4° vervangen door wat volgt: "4° de registratiegegevens over de uitvoering van de taken en initiatieven bezorgen aan het agentschap.Het agentschap bepaalt de vorm en de overdrachtswijze en -frequentie waarop de registratiegegevens bezorgd moeten worden en kan daartoe, na overleg met de betrokkenen, een registratiesysteem invoeren waarvan de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. De laatste registratiegegevens van een werkingsjaar worden bezorgd uiterlijk drie maanden nadat het werkingsjaar is verstreken;"; 3° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 38.In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 39.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt het opschrift van hoofdstuk VI vervangen door wat volgt: "Hoofdstuk VI. Taken en initiatieven".
Art. 40.Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 17.§ 1. Om de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen na te streven als vermeld in artikel 30, § 1, van het decreet van 21 november 2003, en ter uitvoering van artikel 30, § 2, van voormelde decreet, voert een Logo binnen haar werkgebied en daar waar haar samenwerking met preventieorganisaties een meerwaarde heeft, al de volgende taken uit: 1° de operationele doelstellingen voor de Logo's, die geformuleerd zijn door het agentschap na goedkeuring door de minister, realiseren. Die doelstellingen concretiseren de beleidsprioriteiten van het preventieve gezondheidsbeleid en de realisatie van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen en worden door het agentschap opgenomen in het registratiesysteem, vermeld in artikel 8, 4° ; 2° het adviseren van het agentschap en de minister, op verzoek of op eigen initiatief, over het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid, onder meer over de behoefte aan methodieken en over de noden bij de implementatie ervan;3° het, minstens eenmaal per legislatuur, opmaken van een zelfevaluatie voor de minister, met daarin voorstellen van efficiëntieverhoging van de eigen werking;4° aanspreekpunt zijn voor en, binnen haar taken, een samenwerking uitbouwen met de preventieorganisaties;5° het dissemineren bij preventieorganisaties van methodieken in het kader van de preventieve gezondheidszorg en het facettenbeleid, vermeld in artikel 3, tweede lid, van het decreet van 21 november 2003, die aangeleverd worden door partnerorganisaties, of aangeleverd worden door andere organisaties en die aanvaard worden door het agentschap.Het dissemineren van methodieken houdt onder meer in: a) het zoeken van geschikte preventieorganisaties voor een bepaalde methodiek of een geheel van methodieken;b) het informeren van preventieorganisaties over het aanbod aan methodieken en de toepassing van die methodieken;c) het aanmoedigen van preventieorganisaties om de acties op basis van bepaalde methodieken uit te voeren binnen hun eigen werking en hun eigen beleid en deze ook structureel op te nemen in hun werking en in hun eigen beleid;d) het informeren van preventieorganisaties over en het, waar nodig en mogelijk, doorverwijzen van preventieorganisaties naar organisaties met terreinwerking, andere organisaties en individuele zorgaanbieders, voor eventuele verdere ondersteuning bij de uitvoering van de methodieken;6° het bekendmaken van actieplannen voor het realiseren van de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen bij gemeente- en OCMW-besturen en hen begeleiden en ondersteunen bij het uitwerken en opvolgen van hun lokale preventieve gezondheidsbeleid.De begeleiding en ondersteuning gebeurt op basis van de methodieken, vermeld in punt 4° ; 7° het opnemen van de eerstelijnsfunctie binnen het Vlaams medisch milieukundig netwerk voor milieugerelateerde gezondheidsproblemen.Dat houdt in: a) de taken, vermeld in punt 1° tot en met 5° ;b) de taken, vermeld in artikel 4 en 5, § 1, § 2 en § 4, van het Binnenmilieubesluit van 11 juni 2004;c) het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie die gerelateerd is aan milieufactoren, en op verzoek van het agentschap of de minister een actueel beeld van die milieugerelateerde gezondheidssituatie geven;d) interne en externe communicatie voeren rond gezondheid en milieu bij alle betrokkenen, op verzoek van het agentschap meewerken aan acties rond lokale milieugerelateerde gezondheid die gericht zijn op risicocommunicatie, en het gemeentebestuur en het agentschap op de hoogte brengen als dreigende gezondheidsrisico's als gevolg van het milieu in die gemeente worden gesignaleerd;e) een eerstelijnsaanspreekpunt zijn voor professionelen uit de gezondheidszorg, preventieorganisaties en de individuele burger, en de eigen werking bekendmaken bij professionelen uit de gezondheidszorg en bij preventieorganisaties om informatie over milieugerelateerde gezondheid door te geven en een netwerk te vormen;f) het uitvoeren van preventieve taken die gericht zijn op de beïnvloedbare factoren van milieugerelateerde gezondheid, zoals informeren, voorlichten en sensibiliseren;g) het lokaal initiëren en conceptualiseren van, alsook het bijdragen aan, het opzetten, het uitvoeren en het afstemmen van preventieprogramma's binnen de milieugerelateerde gezondheidszorg, en het uitwerken van een voorstel van plan van aanpak voor milieugerelateerde gezondheidsvraagstukken;h) het ondersteunen en adviseren van onder meer professionelen uit de gezondheidszorg en preventieorganisaties bij potentiële milieugerelateerde gezondheidsproblemen;i) medewerking verlenen, door de medisch milieukundigen, aan de coördinator van de eerstelijnsfunctie van het Vlaams medisch milieukundig netwerk door onder meer deelname aan project- en of werkgroepen, methodiekontwikkeling en ontwikkeling van ondersteuningsmiddelen;j) het detecteren van potentiële milieugerelateerde gezondheidsproblemen en die signaleren aan het agentschap;k) het detecteren en ter harte nemen van ongerustheid over milieu en gezondheid;l) professionelen uit de gezondheidszorg en preventieorganisaties wegwijs maken in de bestaande methodieken en materialen met betrekking tot gezondheid en milieu. De taak, vermeld in het eerste lid, 6°, geldt niet voor het Logo van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. § 2. Eigen initiatieven van het Logo als vermeld in artikel 30, § 3, van het decreet van 21 november 2003, zijn niet in strijd met de initiatieven en richtlijnen van de Vlaamse Regering en brengen de opdrachten van de Logo's niet in het gedrang. Ze zijn dus toegelaten als ze vooraf aan het agentschap worden gemeld en geregistreerd worden in het registratiesysteem, vermeld in artikel 8, 4°.
Voor de volgende initiatieven gelden bijkomend de erbij vermelde voorwaarden: 1° meewerken aan de ontwikkeling en de evaluatie van methodieken: a) de methodieken worden ontwikkeld of geëvalueerd door een partnerorganisatie of door een andere organisatie die aanvaard is door het agentschap;b) de te ontwikkelen of te evalueren methodiek past in de Vlaamse beleidsprioriteiten;c) per werkingsjaar wordt maximaal 5% van de geïndexeerde subsidie van dat werkingsjaar besteed aan dit initiatief en het initiatief, vermeld in punt 2°, samen. De eventuele reserve mag niet besteed worden aan dit initiatief; 2° zelf ontwikkelen van methodieken: a) het Logo heeft daarvoor toestemming gekregen van het agentschap;b) bij de ontwikkeling van de methodiek wordt samengewerkt met een partnerorganisatie of met een andere organisatie die aanvaard is door het agentschap;c) de nood aan die methodiek aantonen;d) de methodiek is toepasbaar in heel Vlaanderen;e) de methodiek past in de Vlaamse beleidsprioriteiten;f) per werkingsjaar wordt maximaal 5% van de geïndexeerde subsidie van dat werkingsjaar besteed aan dit initiatief en het initiatief, vermeld in punt 1°, samen.De eventuele reserve mag niet besteed worden aan dit initiatief; 3° begeleiden van andere preventieorganisaties dan gemeente- en OCMW-besturen bij het uitwerken en opvolgen van hun preventieve gezondheidsbeleid: a) het Logo krijgt daarvoor toestemming van het agentschap, waarbij de toestemming bepaalt welk aandeel van de geïndexeerde subsidie van dat werkingsjaar maximaal besteed mag worden aan dit initiatief.De eventuele reserve mag niet besteed worden aan dit initiatief; b) dit initiatief wordt ontwikkeld op verzoek van de preventieorganisaties in kwestie. De volgende eigen initiatieven van het Logo als vermeld in artikel 30, § 3, van het decreet van 21 november 2003, zijn in strijd met de initiatieven en richtlijnen van de Vlaamse Regering of brengen de opdrachten van de Logo's in het gedrang en zijn dus niet toegelaten: 1° het dissemineren van methodieken die niet aangeleverd zijn door partnerorganisaties of die aangeleverd worden door andere organisaties en niet aanvaard worden door het agentschap;2° het begeleiden van gemeente- en OCMW-besturen bij het uitwerken en opvolgen van hun lokale preventieve gezondheidsbeleid in het kader van hun lokaal sociaal beleid door gebruik te maken van methodieken die niet aangeleverd zijn door partnerorganisaties of die aangeleverd worden door andere organisaties en niet aanvaard zijn door het agentschap. De minister kan de taken, vermeld in paragraaf 1, nader bepalen en bijkomende voorwaarden bepalen voor de initiatieven, vermeld in paragraaf 2, eerste lid."
Art. 41.Artikel 17/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt opgeheven.
Art. 42.Artikel 24 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 24.De subsidie voor een Logo, vermeld in artikel 23, met uitzondering van het Logo voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, bedraagt 0,60 euro (zestig cent) per inwoner in het werkgebied van een Logo, en een bedrag per Logo als vermeld in de volgende tabel:
gebied van een regionale stad
bedrag in euro
1° Antwerpen
268.283
2° Mechelen
174.347
3° Turnhout
175.170
4° Genk
129.751
5° Hasselt
219.892
6° Aalst
131.583
7° Gent
267.298
8° Sint-Niklaas
129.387
9° Leuven
176.004
10° Brussel - behalve het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad
178.833
11° Brugge
131.102
12° Oostende
128.355
13° Kortrijk
131.104
14° Roeselare
132.005
De subsidiebedragen kunnen worden verhoogd in uitvoering van Vlaamse Intersectorale Akkoorden voor de social- en non-profitsectoren, gesloten na 1 januari 2014.
Het aantal inwoners in het werkgebied van het Logo wordt, voor de toepassing van dit besluit, bepaald door het agentschap op basis van de gegevens die zijn aangeleverd door de dienst Demografie, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie en die betrekking hebben op het kalenderjaar dat twee kalenderjaren voorafgaat aan het werkingsjaar waarop de subsidie betrekking heeft.".
Art. 43.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 25.De subsidie voor het Logo van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wordt vastgelegd op 260.500 euro."
Art. 44.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 26.De subsidie, vermeld in artikel 23, die berekend wordt per Logo conform artikel 24, wordt elk werkingsjaar in januari geïndexeerd volgens de ontwikkeling van de gezondheidsindex door de bedragen, vermeld in artikel 24 en 25, aan te passen volgens de volgende formule:
bedrag Y = bedrag Y-1 x
gezondheidsindex december Y-1 gezondheidsindex december Y-2
In de formule, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan onder: 1° Y: het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft;2° gezondheidsindex: het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. De aanpassing van de bedragen, vermeld in het eerste lid, gebeurt voor het bedrag per inwoner tot vier cijfers na de komma en voor de overige bedragen tot twee cijfers na de komma. Het subsidiebedrag voor een bepaald werkingsjaar wordt afgerond tot op de euro. Bij alle afrondingen wordt het laatste cijfer vanaf de waarde vijf naar boven afgerond, cijfers met een waarde lager dan vijf worden naar beneden afgerond.".
Art. 45.In artikel 27, § 2, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Als uit de evaluatie door het agentschap blijkt dat de financiële verantwoording of de uitvoering van de activiteiten onvoldoende is, beslist het agentschap een deel van de ingebrachte kosten niet te aanvaarden.".
Art. 46.In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3, eerste lid, wordt het woord "vierde" vervangen door het woord "vijfde";2° paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt: " § 6.Als de erkenning wordt ingetrokken of als geen nieuwe erkenning wordt verleend aan dezelfde rechtspersoon of aan de rechtsopvolger ervan, wordt de gecumuleerde reserve na afloop van de erkenning teruggevorderd.".
Art. 47.In artikel 30 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 4. Voor de aankoop van uitrustingsgoederen voor een totaal bedrag dat hoger is dan 5% van de subsidie van het werkingsjaar in kwestie, moet op voorhand toestemming worden verleend door het agentschap. Voor die toestemming worden alleen uitrustingsgoederen met een aanschafwaarde van meer dan 500 euro, btw inbegrepen, in rekening gebracht.
Uitrustingsgoederen kunnen alleen worden gefinancierd via dit besluit als de kosten ervan gespreid worden afgeschreven. De afschrijvingstermijn voor informatica-apparatuur, hard- en software, bedraagt ten minste drie jaar. Voor meubilair en andere uitrustingsgoederen bedraagt die ten minste vijf jaar.".
Art. 48.In artikel 31 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. De Vlaamse overheid en de organisaties of personen die ze aanwijst, mogen, zonder dat ze eventuele kosten moeten betalen of aan andere verplichtingen moeten voldoen, gebruikmaken van alle gegevens, producten, documenten en materialen zoals ontwikkelde software en bijhorende broncodes, logo's, foto's en publicaties die in het kader van dit besluit werden ontwikkeld en waarvan het Logo, of zijn onderaannemer, de rechten bezit."
Art. 49.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 32.Het financiële verslag, vermeld in artikel 8, 5°, omvat: 1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort, als een enkelvoudige boekhouding of kasboekhouding wordt gevoerd, of de resultatenrekening als een dubbele boekhouding wordt gevoerd, met inbegrip van de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten dit besluit en die verband kunnen houden met dit besluit;2° per medewerker de naam, de functie, de gemiddelde tewerkstellingstijd over het hele werkingsjaar en het bruto jaarloon;3° een genummerde lijst van de kosten en opbrengsten, met een verwijzing naar de begunstigde, het bedrag en een omschrijving, gerangschikt per kosten- of opbrengstensoort.De begunstigde houdt de originele bewijsstukken bij; 4° indien van toepassing, een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen;5° een toelichting bij de evolutie van de inkomsten en uitgaven en over de besteding van de reserve; 6° voor vzw's: de balans van activa en passiva."
Art. 50.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de woorden "De administrateur-generaal" vervangen door de woorden "Het agentschap". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de subsidiëring en erkenning van partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking via een beheersovereenkomst
Art. 51.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de subsidiëring en erkenning van partnerorganisaties en organisaties met terreinwerking via een beheersovereenkomst worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 3° en 4° worden vervangen door wat volgt: " 3° beheersovereenkomst: een meerjarige overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en een rechtspersoon waarin, na overleg, bepaald is onder welke voorwaarden een subsidie wordt toegekend om resultaten te behalen binnen de resultaatgebieden door acties uit te voeren; 4° beleidsplan: de algemene meerjarige planning voor de volledige duur van de beheersovereenkomst, met inbegrip van de begroting, die aangeeft hoe de resultaten worden behaald binnen de verschillende resultaatgebieden en volgens welke criteria dat wordt geëvalueerd;"; 2° in punt 5° wordt het woord "overheid" vervangen door de woorden "Gemeenschap of het Vlaamse Gewest"; 3° punt 13° wordt vervangen door wat volgt: "13° resultaatgebied: een gebied waarbinnen resultaten moeten worden behaald door acties uit te voeren;".
Art. 52.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 3.De minister lanceert een oproep om een beheersovereenkomst te sluiten als partnerorganisatie of organisatie met terreinwerking in het kader van het preventieve gezondheidsbeleid.
De minister kan met een kandidaat, met een partnerorganisatie of met een organisatie met terreinwerking een of meer beheersovereenkomsten sluiten in het kader van het preventieve gezondheidsbeleid. Als er meer beheersovereenkomsten worden gesloten, kunnen, na akkoord van het agentschap, de jaarplannen, begrotingen, jaarverslagen en financiële verslagen samengevoegd worden, op voorwaarde dat ze afzonderlijk herkenbaar en evalueerbaar blijven.
Door een beheersovereenkomst te sluiten met de minister wordt, met toepassing van artikel 21, § 1, derde lid, en artikel 23, § 1, derde lid, van het decreet van 21 november 2003, de organisatie geacht te zijn erkend voor de duur van de beheersovereenkomst.".
Art. 53.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt: " § 1.Voor de subsidiëring via een beheersovereenkomst worden opeenvolgend de volgende stappen gezet: 1° de minister lanceert een oproep, na advies van de Inspectie van Financiën;2° de kandidaten reageren op de oproep door een dossier in te dienen;3° het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de dossiers die ingediend worden en deelt de beslissing daarover mee aan de kandidaten;4° het agentschap onderzoekt de sterktes en zwaktes van de ontvankelijke dossiers;5° het agentschap pleegt collectief overleg met alle kandidaten die een ontvankelijk dossier hebben ingediend.Dat kan resulteren in de indiening van een nieuw dossier door de kandidaten, dat het vorige vervangt; 6° als er meerdere kandidaten zijn rangschikt het agentschap rangschikt de kandidaten op basis van de beoordeling van de dossiers, met inbegrip van de voorstellen van beleidsplan en de voorstellen van jaarplan voor het eerste werkingsjaar;7° het agentschap maakt voor de best gerangschikte kandidaat een voorontwerp van beheersovereenkomst en voegt het voorontwerp van jaarplan voor het eerste werkingsjaar eraan toe.Die voorontwerpen geven duidelijk aan op welke punten het agentschap voorstelt af te wijken van het dossier; 8° het agentschap bezorgt het voorontwerp van beheersovereenkomst en het voorontwerp van jaarplan voor het eerste werkingsjaar aan de minister;9° de minister onderhandelt met de kandidaat over die voorontwerpen, of verzoekt het agentschap om erover te onderhandelen.Als de onderhandelingen leiden tot een akkoord, maakt het agentschap een ontwerp van beheersovereenkomst op. Als de minister vaststelt dat de onderhandelingen niet tot een akkoord leiden, beslist de minister om hetzij af te zien van het sluiten van een beheersovereenkomst en de oproep terug te trekken, hetzij onderhandelingen op te starten met de kandidaat die als tweede gerangschikt is, en de stappen vanaf punt 7° te hernemen; 10° de minister legt het ontwerp van beheersovereenkomst, het ontwerp van jaarplan voor het eerste werkingsjaar en het bijbehorende ontwerp van subsidiebesluit voor het eerste werkingsjaar ter advies voor aan de Inspectie van Financiën en, als dat vereist is volgens de regels van de begrotingscontrole en -opmaak, ter goedkeuring voor aan de Vlaamse Regering;11° de minister en de kandidaat sluiten de beheersovereenkomst. De stappen, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 11°, verlopen volgens de procedure, vermeld in artikel 18."; 2° aan paragraaf 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als het agentschap de uitvoering van de beheersovereenkomst en de financiële verantwoording voor de duur van de beheersovereenkomst als voldoende heeft geëvalueerd, kan de minister, na goedkeuring door de Vlaamse Regering, beslissen de beheersovereenkomst een keer te verlengen voor een periode van ten hoogste drie jaar, zonder een nieuwe oproep te lanceren.".
Art. 54.In artikel 5, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "voor dezelfde" vervangen door de woorden "tijdens dezelfde".
Art. 55.In hoofdstuk III van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen door wat volgt: "Afdeling 1. De oproep en het dossier".
Art. 56.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 6.§ 1. De oproep tot het sluiten van een of meer beheersovereenkomsten vermeldt minstens de volgende elementen: 1° de verplichting dat de kandidaat een rechtspersoon, een entiteit van een rechtspersoon met een eigen werking of een groepering van rechtspersonen of entiteiten van rechtspersonen met een eigen werking is en de verplichting om, bij een groepering, een penvoerende rechtspersoon aan te wijzen die de eindverantwoordelijkheid draagt;2° de verplichting voor de kandidaat, de partnerorganisatie of de organisatie met terreinwerking om elke wijziging van de statuten onmiddellijk mee te delen aan het agentschap, als ze betrekking heeft op de uitvoering van de beheersovereenkomst;3° of een beheersovereenkomst met een partnerorganisatie dan wel met een organisatie met terreinwerking beoogd wordt;4° de aard van de subsidie, vermeld in artikel 4, § 3, en de maximale subsidie die kan worden toegekend in het kader van de oproep;5° de vermoedelijke datum waarop de beheersovereenkomst ingaat en eindigt;6° een of meer beleidsthema's voor de beheersovereenkomst.Die beleidsthema's hebben betrekking op de initiatieven, vermeld in artikel 31 tot en met 33, 39 tot met 72, 74 en 75 van het decreet van 21 november 2003, of op een combinatie van die artikelen; 7° de minimaal te behalen resultaatgebieden;8° de acties die minimaal uitgevoerd moeten worden om de resultaten binnen de resultaatgebieden te behalen;9° de minimale kwaliteits- en samenwerkingsvereisten bij de uitvoering van de acties;10° de doelgroepen waarop de beleidsthema's, de resultaatgebieden of de acties betrekking hebben;11° de minimale evaluatiecriteria die worden gebruikt om te evalueren of de resultaten binnen de verschillende resultaatgebieden behaald zijn;12° de vermelding dat de kandidaat rekening houdt met de aandachtspunten, vermeld in artikel 7, § 1, van het decreet van 21 november 2003;13° indien van toepassing, de programmatie;14° de wijze waarop een dossier ingediend moet worden, en de uiterste datum van de indiening;15° de criteria waarop een dossier wordt beoordeeld door het agentschap;16° een verwijzing naar de ontvankelijkheidsvereisten, vermeld in paragraaf 4. De oproep voor het sluiten van een beheersovereenkomst als partnerorganisatie of als organisatie met terreinwerking, kan uit verschillende percelen bestaan. Voor elk perceel afzonderlijk kan een dossier worden ingediend. Elk perceel wordt afzonderlijk beoordeeld en voor elk perceel kan een afzonderlijke beheersovereenkomst worden gesloten. Als de oproep uit verschillende percelen bestaat, vermeldt de oproep per perceel die elementen die nodig zijn om een afzonderlijke beheersovereenkomst per perceel te kunnen sluiten, onder meer: 1° of met het perceel het sluiten van een beheersovereenkomst met een partnerorganisatie dan wel met een organisatie met terreinwerking beoogd wordt;2° de aard van de subsidie, vermeld in artikel 4, § 3, en de maximale subsidie die in het kader van de beheersovereenkomst voor dat perceel kan worden toegekend;3° welke beleidsthema's betrekking hebben op het perceel in kwestie. De oproep wordt gelanceerd, minstens een jaar voor de vermoedelijke datum waarop de beheersovereenkomst ingaat, of, indien van toepassing, een jaar voor het aflopen van de beheersovereenkomst. § 2. Als de aard van de subsidie, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 4°, variabel is of een variabel deel bevat, worden over de variabele subsidie of het variabele deel van de subsidie de volgende gegevens opgenomen in de oproep: 1° de financieringsparameters om de uiteindelijke subsidie te bepalen, namelijk de prestaties of de prestatieniveaus en de maximale subsidie die daaraan verbonden is;2° de maximale subsidie die kan worden toegekend als variabele subsidie;3° de groei van de subsidie die wordt toegestaan. § 3. De resultaatgebieden, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 7°, zijn voor partnerorganisaties minstens een van de volgende: 1° het aanbod van informatie, documentatie en advies;2° de ontwikkeling van methodieken;3° de ondersteuning van de implementatie van methodieken, met inbegrip van deskundigheidsbevordering;4° de uitbouw of het beheer van registratiesystemen;5° de inhoudelijke of organisatorische coördinatie van aspecten van het preventieve gezondheidsbeleid. § 4. De ontvankelijkheidsvereisten voor een dossier, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, zijn: 1° het dossier is tijdig ingediend als vermeld in de oproep;2° het dossier is ingediend op de wijze, vermeld in de oproep;3° het dossier vermeldt, indien van toepassing, op welke percelen het betrekking heeft;4° het dossier bevat alle gegevens die vermeld zijn in dit besluit of die gevraagd worden in de oproep, om het agentschap toe te laten het dossier te beoordelen.Dit betekent dat het dossier ten minste de volgende gegevens bevat: a) de contactgegevens van de personen die namens de kandidaat de eindverantwoordelijkheid dragen;b) een organigram van de kandidaat met vermelding van de personeelsbezetting, de functies en de deskundigheden op het ogenblik van het indienen van het dossier en de wijzigingen daarin bij het sluiten van een beheersovereenkomst;c) andere documenten, vermeld in de oproep;d) de omvang en de bron van de huidige inkomsten die betrekking hebben op resultaatgebieden en acties die gerelateerd zijn aan de oproep en een algemene beschrijving van de besteding van die inkomsten;e) een voorstel van beleidsplan dat voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 7, 6° ;f) een voorstel van jaarplan voor het eerste werkingsjaar dat voldoet aan de bepalingen, vermeld in artikel 8, 1°. § 5. De criteria, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 15°, waarop een dossier van een kandidaat partnerorganisatie wordt beoordeeld, zijn: 1° de wetenschappelijke onderbouwing van de werkwijze om de resultaten binnen de verschillende resultaatgebieden te behalen;2° de netwerking en samenwerking;3° de resultaatgerichtheid van de acties en de meetbaarheid van het behalen van de resultaten binnen de resultaatgebieden door de acties uit te voeren;4° de onderbouwing van de begrotingen en de afweging van de kosten tegenover de baten;5° eventuele andere criteria, vermeld in de oproep. De criteria, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 15°, waarop een dossier van een kandidaat-organisatie met terreinwerking wordt beoordeeld, zijn: 1° de resultaatgerichtheid van de acties en de meetbaarheid van het behalen van de resultaten binnen de resultaatgebieden door de acties uit te voeren;2° de onderbouwing van de begrotingen en de afweging van de kosten tegenover de baten;3° eventuele andere criteria, vermeld in de oproep. § 6. Als de beheersovereenkomst niet op 1 januari ingaat, heeft het eerste werkingsjaar, uitzonderlijk, betrekking op een langere of een kortere periode dan een jaar. In dat geval bepaalt de oproep of de beheersovereenkomst de periode waarop het eerste werkingsjaar betrekking heeft. § 7. De oproep wordt voldoende kenbaar gemaakt, onder meer door publicatie op de website van het agentschap (www.zorg-en-gezondheid.be).
Art. 57.In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2°, d), worden de woorden "voor het eerste werkingsjaar" opgeheven;2° in punt 4° wordt tussen het woord "en" en de woorden "de doelgroepen" het woord "eventueel" ingevoegd;3° punt 5° wordt opgeheven;4° punt 6° wordt vervangen door wat volgt: "6° met toepassing van artikel 21, § 1, tweede lid, en artikel 23, § 1, tweede lid van het decreet van 21 november 2003, het beleidsplan, dat bestaat uit: a) resultaatgebieden en eventuele doelgroepen waarop ze betrekking hebben;b) acties en eventuele doelgroepen waarop ze betrekking hebben;c) planning in de tijd van de acties om de resultaten te behalen binnen de resultaatgebieden;d) invulling van de kwaliteits- en samenwerkingsvereisten bij de uitvoering van de acties;e) invulling van de aandachtspunten, vermeld in artikel 7, § 1, van het decreet van 21 november 2003, bij de uitvoering van de acties;f) evaluatiecriteria;g) de meerjarenbegroting, zonder indexaanpassing, voor de duur van de beheersovereenkomst; h) eventuele andere gegevens, vermeld in de oproep;"; 5° er wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt: "8° de nadere regels voor het opzeggen van de beheersovereenkomst.".
Art. 58.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 8.Voor een jaarplan in het kader van een beheersovereenkomst gelden al de volgende bepalingen: 1° een jaarplan bestaat ten minste uit de concretisering voor het werkingsjaar in kwestie van de elementen uit het beleidsplan, vermeld in artikel 7, 6°, en: a) betrekking tot de begroting: 1) een begroting die opgemaakt is zonder rekening te houden met de indexering voor het werkingsjaar in kwestie, maar met de indexering die toegekend is in de vorige werkingsjaren van de beheersovereenkomst;2) een begroting die ook de geplande besteding van de eventuele reserves vermeldt;b) met betrekking tot het jaarverslag: een opsomming van de gegevens om de uitvoering van de acties aan de hand van de evaluatiecriteria te beoordelen.Die gegevens worden, indien mogelijk, meetbaar voorgesteld met indicatoren en worden via het jaarverslag of het registratiesysteem, vermeld in artikel 9, § 1, 6°, bezorgd aan het agentschap; c) met betrekking tot het financiële verslag: indien van toepassing, een opsomming van de resultaatgebieden, de acties of de groepering van acties waarover afzonderlijk gerapporteerd wordt;2° het agentschap kan de structuur van het jaarplan bepalen;3° het sluiten van de beheersovereenkomst houdt automatisch de goedkeuring in van het jaarplan voor het eerste werkingsjaar.De volgende jaarplannen binnen een beheersovereenkomst moeten worden goedgekeurd door het agentschap. Om dat tijdig te kunnen afronden, dient de organisatie voor eind oktober van het werkingsjaar dat voorafgaat aan het werkingsjaar in kwestie, een voorstel van jaarplan in bij het agentschap.".
Art. 59.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 9.§ 1. Om in aanmerking te komen voor een subsidie via een beheersovereenkomst moet een partnerorganisatie of een organisatie met terreinwerking aan al de volgende voorwaarden voldoen: 1° de bepalingen in de beheersovereenkomst naleven;2° per werkingsjaar een jaarplan indienen als vermeld in artikel 8;3° het jaarplan uitvoeren;4° een jaarverslag als vermeld in paragraaf 2, indienen;5° een financieel verslag als vermeld in paragraaf 3, indienen;6° als dat opgenomen is in het jaarplan, de acties in het kader van de beheersovereenkomst registreren en die registratiegegevens, vermeld in artikel 8, 1°, b), bezorgen aan het agentschap.Het agentschap bepaalt de vorm en de overdrachtswijze en -frequentie van de registratiegegevens en kan daartoe, na overleg met de betrokkenen, een registratiesysteem invoeren waarvan de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. De laatste registratiegegevens van een werkingsjaar worden bezorgd uiterlijk drie maanden nadat het werkingsjaar is verstreken; 7° alle andere bepalingen van dit besluit naleven die van toepassing zijn op een partnerorganisatie of op een organisatie met terreinwerking. § 2. Voor het jaarverslag, vermeld in paragraaf 1, 4°, gelden al de volgende bepalingen: 1° het jaarverslag bevat ten minste de gegevens waarmee aan de hand van de evaluatiecriteria de uitvoering van de acties beoordeeld kan worden en een samenvatting van het jaarverslag die aangevuld kan worden met bijlagen.Als dat opgenomen is in het jaarplan, kan de indiening van registratiegegevens via het registratiesysteem, het jaarverslag, of delen ervan, vervangen; 2° het jaarverslag wordt, tenzij het anders bepaald is in de beheersovereenkomst, ingediend bij het agentschap voor 31 maart van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie;3° de structuur van het jaarverslag is afgestemd op de structuur van het jaarplan;4° het jaarverslag, of de samenvatting ervan, kan door het agentschap beschikbaar worden gesteld op de website van het agentschap. § 3. Een financieel verslag als vermeld in paragraaf 1, 5°, wordt, tenzij het anders bepaald is in de beheersovereenkomst, ingediend bij het agentschap voor 31 maart van het jaar dat volgt op het werkingsjaar in kwestie, en bevat over de uitvoering van de beheersovereenkomst al de volgende gegevens: 1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort, als een enkelvoudige boekhouding of kasboekhouding wordt gevoerd, of de resultatenrekening als een dubbele boekhouding wordt gevoerd, met inbegrip van de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten de beheersovereenkomst en die verband kunnen houden met de beheersovereenkomst;2° per medewerker de naam, de functie, de gemiddelde tewerkstellingstijd over het hele werkingsjaar en het bruto jaarloon;3° een genummerde lijst van de kosten en opbrengsten, met een verwijzing naar de begunstigde, het bedrag en een omschrijving, gerangschikt per kosten- of opbrengstensoort.De begunstigde houdt de originele bewijsstukken bij; 4° indien van toepassing, een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen;5° een toelichting bij de evolutie van de inkomsten en uitgaven en bij de besteding van de reserve;6° een rapportage over de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de resultaatgebieden, de acties of de groepering van acties waarover volgens het jaarplan afzonderlijk gerapporteerd moet worden in het financiële verslag;7° voor vzw's: de balans van activa en passiva. Het agentschap kan de vorm van het financiële verslag nader bepalen.".
Art. 60.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt tussen het woord "wordt" en de woorden "elk werkingsjaar" de zinsnede "vanaf het tweede werkingsjaar," ingevoegd;2° in het eerste lid worden de zinsneden "x-1" en "x-2" respectievelijk vervangen door de zinsneden "Y-1" en "Y-2";3° in het eerste lid wordt het woord "basisbedrag" vervangen door de zinsnede "bedrag Y = bedrag Y-1";4° in het tweede lid wordt punt 1° opgeheven;5° in het tweede lid wordt in punt 2° de letter "x" vervangen door de letter "Y";6° er wordt een derde en vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het subsidiebedrag voor een bepaald werkingsjaar wordt afgerond tot op de euro.Bij de afronding wordt vanaf vijftig eurocent naar boven afgerond, lager dan vijftig eurocent worden naar beneden afgerond.
Het subsidiebedrag kan worden verhoogd in uitvoering van Vlaamse Intersectorale Akkoorden voor de social- en non-profitsectoren."
Art. 61.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "de overheadkosten voor centraal beheer en algemene exploitatie" worden vervangen door de woorden "alle kosten";2° tussen het woord "kosten" en het woord "bedragen" worden de woorden "voor centraal beheer en algemene exploitatie" ingevoegd.
Art. 62.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "Elk deel bedraagt 22,5% van het maximale geïndexeerde subsidiebedrag dat bepaald is voor het werkingsjaar in kwestie."; 2° in paragraaf 2 worden het derde, vierde en zesde lid opgeheven.3° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden "kan het" vervangen door de woorden "beslist het";4° in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "beslissen" opgeheven;5° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "De begunstigde kan tegen die beslissingen bezwaar aantekenen bij de minister."opgeheven.
Art. 63.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het derde lid wordt het woord "vierde" vervangen door het woord "vijfde";2° het achtste lid wordt opgeheven; 3° het bestaande negende lid, dat het achtste lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "Als er geen nieuwe beheersovereenkomst wordt gesloten, wordt de gecumuleerde reserve na afloop van de lopende beheersovereenkomst teruggevorderd.".
Art. 64.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het vierde lid wordt tussen het woord "een" en het woord "bedrag" het woord "totaal" ingevoegd; 2° aan het vierde lid wordt de volgende zin toegevoegd: "Voor die toestemming worden alleen uitrustingsgoederen met een aanschaf van meer dan 500 euro, btw inbegrepen, in rekening gebracht."; 3° aan het vijfde lid wordt de volgende zinsnede toegevoegd: ", voor meubilair en andere uitrustingsgoederen bedraagt die ten minste vijf jaar".
Art. 65.In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 4 vervangen door wat volgt: " § 4. De Vlaamse overheid en de organisaties of personen die zij zelf aanwijst, mogen, zonder dat ze eventuele kosten moeten betalen of aan andere verplichtingen moeten voldoen, gebruikmaken van alle gegevens, producten, documenten en materialen, zoals ontwikkelde software en bijbehorende broncodes, logo's, foto's en publicaties die in het kader van de beheersovereenkomst zijn ontwikkeld en waarvan de begunstigde, of zijn onderaannemer, de rechten bezit.".
Art. 66.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 18.§ 1. De kandidaat dient het dossier, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 2°, in bij de administrateur-generaal. Een ontvangstbevestiging wordt aan de kandidaat bezorgd binnen drie werkdagen.
Nadat de oproep tot het sluiten van een beheersovereenkomst kenbaar is gemaakt, wordt minstens in een periode van tweeënvijftig kalenderdagen voorzien om het dossier in te dienen. § 2. De beslissing over de ontvankelijkheid, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 3°, wordt door het agentschap meegedeeld aan de kandidaat binnen twintig werkdagen na de ontvangstmelding. De onontvankelijkheid wordt gemotiveerd.
Als de kandidaat op de hoogte is gebracht van de onontvankelijkheid, heeft hij tien werkdagen de tijd om aan alle voorwaarden te voldoen.
Als hij niet of niet tijdig alle nodige formaliteiten vervult, vervalt het voorstel dat hij heeft ingediend. § 3. Na het overleg, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid, 5°, delen de kandidaten binnen drie werkdagen mee of ze een nieuw dossier indienen. Binnen twintig werkdagen na het overleg worden de nieuwe dossiers ingediend bij de administrateur-generaal. § 4. Als er geen beheersovereenkomst wordt gesloten of als de beheersovereenkomst niet wordt verlengd, kan de kandidaat, de partnerorganisatie of de organisatie met terreinwerking, geen aanspraak maken op een vergoeding van de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om een beheersovereenkomst te sluiten of om de beheersovereenkomst te verlengen, of op een vergoeding voor het verlies van inkomsten door geen beheersovereenkomst te sluiten of de beheersovereenkomst niet te verlengen.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht
Art. 67.In artikel 6, § 2, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de erkenning van afdelingen Medisch Toezicht of departementen Medisch Toezicht worden de woorden "het kwaliteitshandboek" vervangen door de woorden "de zelfevaluatie".
Art. 68.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "uiterlijk een jaar" worden vervangen door de woorden "minimaal zeven maanden en maximaal twaalf maanden"; 2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De gegevens in de aanvraag tot erkenning, vermeld in het eerste lid, hebben betrekking op het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de erkenningstermijn verstrijkt."
Art. 69.In artikel 11, § 1, van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt: "Om een geldig advies uit te brengen, moeten minstens vijf stemgerechtigde leden aanwezig zijn en moeten alle geledingen, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°, vertegenwoordigd zijn.
Als geen consensus wordt bereikt, wordt een beslissing genomen bij gewone meerderheid van de stemmen.
Als het quotum, vermeld in het derde lid, niet is bereikt, kan de werkgroep geldig advies uitbrengen als het advies per e-mail wordt toegezonden aan alle leden en per e-mail wordt goedgekeurd door minstens zes stemgerechtigde leden waarvan ten minste een van elke geleding, vermeld in het eerste lid, 12° tot en met 4°. ".
Art. 70.Artikel 27 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 27.§ 1. Een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch toezicht kan, conform artikel 23, § 2, van het decreet van 21 november 2003, erkend worden als organisatie met terreinwerking.
De erkenning van een departement Medisch Toezicht of een afdeling Medisch Toezicht als organisatie met terreinwerking mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen die voortvloeien uit andere regelgeving. § 2. Een afdeling Medisch Toezicht of een departement Medisch Toezicht wordt conform artikel 23, § 2, van het decreet van 21 november 2003, door de administrateur-generaal erkend als organisatie met terreinwerking als voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° er is een preventieovereenkomst van maximaal vijf jaar gesloten met de minister over de initiatieven in het kader van het Vlaamse preventieve gezondheidsbeleid, vermeld in het decreet van 21 november 2003, die de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht neemt.De preventieovereenkomst vermeldt minstens een of meer beleidsthema's, de afspraken over de uitvoering van de initiatieven in het kader van de beleidsthema's, het werkgebied van de organisatie met terreinwerking, de eventuele subsidiëring en subsidiëringsvoorwaarden en de regels voor het opzeggen van de overeenkomst; 2° de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht registreert de activiteiten in het kader van de preventieovereenkomst, vermeld in punt 1°, en bezorgt die registratiegegevens aan het agentschap.Het agentschap bepaalt de vorm en de overdrachtswijze en -frequentie waarop de registratiegegevens bezorgd moeten worden en kan daartoe, na overleg met de betrokkenen, een registratiesysteem invoeren waarvan de administratieve last zo beperkt mogelijk wordt gehouden. De laatste registratiegegevens van een werkingsjaar worden bezorgd uiterlijk drie maanden nadat het werkingsjaar is verstreken. 3° de afdeling Medisch Toezicht of het departement Medisch Toezicht bezorgt, als de afdeling of het departement in het kader van de preventieovereenkomst een subsidie ontvangt, jaarlijks een financieel verslag aan het agentschap over de werking als organisatie met terreinwerking.Dat verslag mag geïntegreerd worden in andere verslaggeving over de basiswerking die aan het agentschap bezorgd moet worden. Het agentschap kan de vorm van dat verslag bepalen." HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker
Art. 71.Aan artikel 10, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het centrum voor borstkankeropsporing kan de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in het eerste lid, weigeren te sluiten of beëindigen, onder voorbehoud van de toepassing van de procedure tot beëindiging, vermeld in het tweede lid, 11°, als het centrum vaststelt dat er, al dan niet na een eerdere intrekking van de erkenning, onvoldoende garanties zijn voor de kwaliteit van de dienstverlening van de mammografische eenheid of van de meewerkende radiologen. Die vaststelling moet gebaseerd zijn op de erkenningsvoorwaarden uit dit besluit. Ze wordt gemotiveerd en moet aanvaard worden door het agentschap.".
Art. 72.Artikel 26 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 26.Als uit de verslaggeving van de intercollegiale toetsing, vermeld in artikel 12, eerste lid, 7°, of uit het evaluatierapport van het centrum voor borstkankeropsporing vermeld in bijlage 3, punt 2., eerste lid, blijkt dat een radioloog niet meer voldoet aan de medisch-radiologische kwaliteit, wordt een remediëring van maximaal zes maanden opgestart die begeleid wordt door het centrum voor borstkankeropsporing waarmee de mammografische eenheid waar de radioloog werkzaam is, een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.
De radioloog moet de remediëring van het centrum voor borstkankeropsporing aanvaarden. De verplichting tot remediëring en de termijn van de remediëring wordt aan de mammografische eenheid en de radioloog in kwestie meegedeeld door het agentschap.
Als uit het toezicht, controles of evaluaties, vermeld in artikel 25, blijkt dat een mammografische eenheid niet meer voldoet aan de medisch-radiologische kwaliteit, vermeld in artikel 15 en bijlage 3, of niet meer voldoet aan de fysisch-technische kwaliteit, vermeld in artikel 14, § 2, en bijlage 4, wordt een remediëring van maximaal zes maanden opgestart die begeleid wordt door het centrum voor borstkankeropsporing waarmee de mammografische eenheid een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. De mammografische eenheid moet de remediëring van het centrum voor borstkankeropsporing aanvaarden. De verplichting tot remediëring en de termijn van de remediëring wordt aan de mammografische eenheid meegedeeld door het agentschap.
Als uit de verslaggeving van de intercollegiale toetsing, vermeld in artikel 20, 6°, blijkt dat de kwaliteit van een controleorganisatie niet voldoet, wordt een remediëring van maximaal zes maanden opgestart die begeleid wordt door de andere controleorganisaties. De controleorganisatie in kwestie moet de remediëring van de andere controleorganisaties aanvaarden. De verplichting tot remediëring en de termijn van de remediëring wordt aan de controleorganisatie meegedeeld door het agentschap. De remediëring wordt gevolgd door een toetsing die georganiseerd wordt door de andere controleorganisaties."
Art. 73.Aan artikel 27, tweede lid, 11°, van hetzelfde besluit wordt de volgende zinsnede toegevoegd: ", tenzij het centrum weigert een samenwerkingsovereenkomst te sluiten".
Art. 74.In artikel 32 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Als een mammografische eenheid niet meer voldoet aan de bepalingen van het decreet van 21 november 2003 of de bepalingen van dit besluit die op haar van toepassing zijn, vraagt het agentschap de mammografische eenheid zich in regel te stellen met de regelgeving en bepaalt de termijn waarbinnen dit moet gebeuren.Als er een verplichting tot remediëring door het agentschap wordt opgelegd, vermeld in artikel 26, dan geldt die verplichting als vraag van agentschap om zich in regel te stellen en geldt de termijn van de remediëring als termijn waarbinnen de mammografische eenheid zich in regel moet stellen. Als de mammografische eenheid zich na die termijn nog niet in regel heeft gesteld of als zij de remediëring weigert te aanvaarden, geeft de administrateur-generaal van het agentschap, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 21 november 2003, zijn voornemen tot intrekking van de erkenning te kennen." 2° in het derde lid wordt de zinsnede ", of als hij na de remediëring nog altijd de opdrachten, vermeld in artikel 11, 12 of 13, niet of niet correct uitvoert." vervangen door de zinsnede ", of als na de remediëring de medisch-radiologische kwaliteit, vermeld in artikel 15 en bijlage 3, onvoldoende is.";
Art. 75.Artikel 33 van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 33.Als een controleorganisatie niet meer voldoet aan de bepalingen van het decreet van 21 november 2003 of de bepalingen van dit besluit die op haar van toepassing zijn, vraagt het agentschap de controleorganisatie zich in regel te stellen met de regelgeving en bepaalt de termijn waarbinnen dit moet gebeuren. Als er een verplichting tot remediëring door het agentschap wordt opgelegd, vermeld in artikel 26, dan geldt die verplichting als vraag van agentschap om zich in regel te stellen en geldt de termijn van de remediëring als termijn waarbinnen de controleorganisatie zich in regel moet stellen. Als de controleorganisatie zich na die termijn nog niet in regel heeft gesteld of als zij de remediëring weigert te aanvaarden, geeft de administrateur-generaal van het agentschap, ter uitvoering van artikel 78 van het decreet van 21 november 2003, zijn voornemen tot intrekking van de erkenning te kennen."
Art. 76.Bijlage 2 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 1 die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 77.In punt 2 van bijlage 3 bij hetzelfde besluit worden de zinnen "Als er aan de mammografische eenheid meerdere radiologen verbonden zijn maakt het centrum daarenboven een evaluatierapport op per radioloog binnen een mammografische eenheid. Als er problemen zijn met statistische significantie, kunnen er meerdere achtereenvolgende rapporten samengenomen worden om conclusies te trekken." vervangen door de zin "Als verschillende radiologen verbonden zijn aan de mammografische eenheid, maakt het centrum daarenboven jaarlijks, voor de periode van het vorige kalenderjaar, een evaluatierapport op per radioloog binnen een mammografische eenheid en bezorgt het dat rapport uiterlijk eind februari aan de mammografische eenheid en de radioloog in kwestie.".
Art. 78.Bijlage 4 bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 2 die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 79.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2014.
Art. 80.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 mei 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende diverse bepalingen ter uitvoering van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid en tot wijziging van uitvoeringsbesluiten van dit decreet Bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2012 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker Bijlage 4. Procedure bij vaststelling van een kwaliteitsprobleem bij het uitvoeren van de opdrachten door de mammografische eenheid De bijlage heeft betrekking op de procedure bij vaststelling van een kwaliteitsprobleem, vermeld in artikel 14, § 2, vierde lid, en artikel 15, tweede lid. 1. Procedure bij vaststelling van een fysisch-technisch kwaliteitsprobleem in de mammografische eenheid Als uit het toezicht, controles of evaluaties, vermeld in artikel 25, of uit het maandelijkse rapport van de controleorganisatie aan het centrum voor borstkankeropsporing blijkt dat de kwaliteitscontrole niet gebeurt met de vereiste frequentie of als de mammografische eenheid geen gevolg geeft aan de suggesties voor verbetering, geeft het centrum aan de mammografische eenheid in kwestie te kennen dat zij een maand de tijd heeft zich in orde te stellen met de dagelijkse en wekelijkse fysisch-technische kwaliteitscontrole.De mammografische eenheid moet binnen de twee werkweken reageren op de melding van het centrum.
Als de mammografische eenheid binnen die termijn te kennen geeft de nodige kwaliteitsverbetering aan te brengen, wacht het centrum de twee volgende maandelijkse rapporten af. Als daaruit blijkt dat de mammografische eenheid nog niet voldoet aan de vereiste kwaliteit, wordt het agentschap door het centrum hiervan op de hoogte gebracht.
Dit gebeurt ook wanneer de mammografische eenheid niet binnen de termijn van twee werkweken gereageerd heeft op de melding van het centrum, vermeld in het eerste lid.
Het agentschap vraagt de mammografische eenheid zich in regel te stellen en bepaalt de termijn waarbinnen dit moet gebeuren. Als de mammografische eenheid zich niet in regel heeft gesteld binnen die termijn, geeft de administrateur-generaal zijn voornemen tot intrekking van de erkenning van de mammografische eenheid in kwestie te kennen. 2. Procedure bij vaststelling van een medisch-radiologisch kwaliteitsprobleem in de mammografische eenheid Als uit het toezicht, controles of evaluaties, vermeld in artikel 25, of uit een evaluatierapport van het centrum voor borstkankeropsporing blijkt dat de mammografische eenheid of een radioloog niet voldoet aan een of meerdere kwaliteitsparameters, kan de mammografische eenheid voor uitleg en advies contact opnemen met het centrum voor borstkankeropsporing.Dit staat ook zo vermeld op het evaluatierapport in kwestie.
Als uit het toezicht, controles of evaluaties, vermeld in artikel 25, of uit een van de volgende evaluatierapporten over een mammografische eenheid binnen hetzelfde jaar of uit een van de twee volgende evaluatierapporten over een radioloog blijkt dat de normen voor de kwaliteitsparameters nog niet gehaald worden, start het centrum voor borstkankeropsporing een remediëring. Die remediëring gebeurt in samenspraak tussen het centrum voor borstkankeropsporing en de mammografische eenheid en duurt maximaal zes maanden. De inhoud en intensiteit wordt bepaald in functie van de concrete problematiek en de startdatum van de remediëring wordt door het centrum schriftelijk bevestigd. Zo nodig worden de controleorganisaties of de pool van radiologen, vermeld in bijlage 3, punt 1.1, betrokken bij het opmaken en het uitvoeren van de remediëring.
Als uit het toezicht, controles of evaluaties, vermeld in artikel 25, of uit een van de volgende evaluatierapporten, die opgemaakt zijn binnen de drie jaar na het einde van de remediëring, blijkt dat de normen voor de kwaliteitsparameters niet gehaald worden, wordt het agentschap door het centrum op de hoogte gebracht. De administrateur-generaal geeft zijn voornemen tot intrekking van de erkenning van de mammografische eenheid in kwestie te kennen.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 betreffende aspecten van het Vlaams bevolkingsonderzoek naar borstkanker.
Brussel, 16 mei 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN