Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 juni 2005
gepubliceerd op 20 juni 2005

Besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2005201604
pub.
20/06/2005
prom.
09/06/2005
ELI
eli/besluit/2005/06/09/2005201604/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JUNI 2005. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, zoals gewijzigd;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de bestuurlijke en budgetaire controle, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 20 december 2001;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 juli 2004 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2004 tot regeling van de werking van de Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 juni 2005;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 9 juni 2005;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de continuïteit in de werking van de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering onverwijld gewaarborgd dient te worden;

Op de voordracht van de Minister-President, Besluit : Afdeling 1. - Bevoegdheden

Artikel 1.De bevoegdheden van de ministeriële kabinetten worden als volgt vastgesteld : de aangelegenheden die van invloed zouden kunnen zijn op het algemeen regeringsbeleid of de parlementaire werkzaamheden, het onderzoek en de studies die het persoonlijk werk van de ministers kunnen vereenvoudigen, de presentatie van de dossiers van het bestuur, eventueel het secretariaat van de minister, de ontvangst en het openen van diens persoonlijke briefwisseling, de particuliere briefwisseling, de verzoeken om een onderhoud, het persoverzicht. § 2. Minstens eenmaal per jaar overleggen het ministeriële kabinet en de verantwoordelijken van het bestuur, de paragewestelijke en andere overheidsinstellingen in verband met beleidsvoorbereiding en -uitvoering. § 3. Een binnenhuisreglement bepaalt en harmoniseert alle regels die in het ministeriële kabinet gelden. Het geldt voor alle personeelsleden van het kabinet. Afdeling 2. - Samenstelling

Art. 2.§ 1. Het kabinet van een minister mag bestaan uit 48,5 personeelsleden, 65,5 voor een Vice-Minister-President en 82 voor de Minister-President, waaronder tien leden van niveau 1, namelijk : - een kabinetschef; - twee adjunct-kabinetschefs; - vier adviseurs; - drie attachés.

Onder hen kan er een kabinetssecretaris worden aangesteld.

In afwijking van lid één : - kan het kabinet van een Vice-Minister-President bijkomend één kabinetschef, één adviseur en twee attachés tellen; - kan het kabinet van een Vice-Minister-President bijkomend één kabinetschef, één adviseur en twee attachés tellen.

Binnen de perken van de gemachtigde begrotingskredieten kan het aantal personeelsleden van niveau 1 verhoogd worden met maximum vier leden voor een minister, vijf voor een Vice-Minister-President en zeven voor de Minister-President op voorwaarde dat het aantal uitvoerende personeelsleden evenredig verminderd wordt.

Daarover worden de Minister-President en de vaste hulpdienst voor de administratieve en geldelijke aangelegenheden van de ministeriële kabinetten bedoeld in artikel 7 van dit besluit ingelicht. § 2. De verdeling van de in § 1 vastgestelde functies kan slechts met het akkoord van de Minister-President gewijzigd worden en het maximaal aantal leden mag daarbij niet overschreden worden. § 3. Een ministerieel kabinet kan vijf chauffeurs bevatten, het kabinet van de Vice-Minister-President zeven en het kabinet van de Minister-President acht. § 4. Elke Minister kan één of meerdere personeelsleden van zijn Kabinet samen met de desbetreffende begrotingsmiddelen overplaatsen naar het kabinet van een andere Minister. Een afschrift van het overplaatsingsbesluit wordt overgemaakt aan de Minister-President en aan de Vaste hulpdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden (SePAC) bedoeld in artikel 7 van dit besluit. § 5. Bovendien, als geen particuliere firma belast is met het onderhoud van de lokalen van het kabinet, kunnen personeelsleden daartoe worden aangeworven buiten de toegestane personeelsformatie met één personeelslid voor tien lokalen en dit, binnen de perken van de begrotingskredieten van het kabinet. § 6. Het aantal leden van het uitvoeringspersoneel dat een als wedde geldende kabinetstoelage geniet in een weddeschaal van niveau 2+, wordt beperkt tot vier leden voor een minister, vijf voor een Vice-Minister-President en zeven voor de Minister-President. § 7. Een lid van het personeel kan in dienst worden genomen in de privé-woning van de minister.

Art. 3.Een privé-secretaris en een buitengewoon rekenplichtige kunnen aangewezen worden onder de leden van niveau 1 of die van het uitvoeringspersoneel van het kabinet.

Art. 4.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk kabinet mogen buiten de toegestane personeelsformatie maximum twaalf man/maand per jaar verdeeld worden over één of meer experten.

Dit aantal wordt verhoogd tot 18 man/maand per jaar voor de Vice-Minister-Presidenten en tot 24 man/maand per jaar voor de Minister-President.

Van deze aantallen mag niet afgeweken worden, behoudens akkoord van de Minister-President. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten van elk kabinet kunnen er studenten in dienst worden genomen a rato van maximim één voltijds equivalent tijdens de periode gaande van 1 juli tot en met 30 augustus.

De bezoldiging van de studenten is vastgesteld : - in weddeschaal D3 (nul jaar anciënniteit) bij hun indiensttreding voor de houders van het getuigschrift lager secundair onderwijs of een daarmee gelijkgesteld diploma; - in weddeschaal C3 (nul jaar anciënniteit) bij hun indiensttreding voor de houders van het getuigschrift hoger secundair onderwijs of een daarmee gelijkgesteld diploma;

Het aantal studenten dat in aanmerking kan komen voor weddschaal C3 wordt beperkt tot 50 % maximum van het totaal aantal studenten die aangeworven kunnen worden tijdens de referentieperiode.

Art. 5.§ 1. De personeelsleden van de Regeringsdiensten en, meer algemeen, van elke openbare dienst, die aangewezen worden om voltijds gedetacheerd te zijn naar een kabinet, mogen noch hun betrekking blijven bekleden, noch de desbetreffende bevoegdheden blijven uitoefenen, zelfs niet in deeltijds verband. § 2. In geval van afwezigheid om medische reden van meer dan dertig dagen van een personeelslid van het kabinet kan de Waalse Regering of de bevoegde Minister voorzien in zijn vervanging tijdens de duur van zijn afwezigheid. § 3. De personeelsleden van de kabinetten kunnen een handelsactiviteit of een andere bezoldigde betrekking uitoefenen zonder de voorafgaandelijke instemming van de betrokken minister.

Art. 6.§ 1. De permanente cel, hiernavolgend "Secretariaat van de Regering", die onafhankelijk van de ministeriële kabinetten werkt, staat onder het gezag van de Regering. De Minister-President is belast met het dagelijks beheer ervan. § 2. Het Secretariaat van de Regering bestaat uit 11 leden, namelijk : - de Secretaris van de Regering die de rang van kabinetschef heeft indien het ambt niet wordt bekleed door één van de kabinetschefs van de Minister-President; - 2 adviseurs; - 8 uitvoerende personeelsleden onder wie 3 een weddeschaal van niveau 2+ kunnen genieten.

De leden van het secretariaat van de Regering worden door de Minister-President aangesteld : § 3. De belangrijkste opdrachten van het secretariaat van de Regering zijn de volgende : - het secretariaat van de Regering; - de voorbereiding van de vergaderingen van de Regering, inzonderheid het opstellen van de agenda en de verspreiding van de documenten; - de voorbereiding van de definitieve mededelingen; - de overbrenging van de beslissingen van de Regering naar : - het Waalse Parlement; - de gewestelijke kabinetten en het bestuur; - andere bestuursniveaus, federale Staat inbegrepen; - de organisatie van het protocol en van de public relations van de Regering; - de bekendmaking van de beslissingen van de Regering.

Art. 7.De vaste hulpdienst voor de administratieve en geldelijke aangelegenheden van de kabinetten (SePAC) staat onder het gezag van de Waalse Regering. De Minister-President is belast met het dagelijks beheer ervan. De dienst bestaat uit twaalf leden die door de Regering aangewezen worden, met name : - één adviseur, dienstverantwoordelijke; - één adviseur; - 10 leden van het uitvoeringspersoneel onder wie hoogstens 4 een als wedde geldende toelage vastgesteld in een weddeschaal van niveau 2+ kunnen genieten.

Een gewoon en een buitengewoon rekenplichtige worden aangewezen onder het in het eerste lid bedoelde personeel. De toelagen en vergoedingen die ze genieten zijn gelijkwaardig met die welke toegekend zijn aan de buitengewone Rekenplichtigen van de kabinetten.

Binnen de perken van de aan de SePAC toegekende begrotingskredieten, kan de Regering per jaar hoogstens 6 man/maand aanwijzen buiten de toegestane personeelsformatie; die worden verdeeld onder één of meerdere experten.

De in het eerste lid bedoelde dienst is belast met : - het geldelijk beheer van de wedden, uitkeringen en vergoedingen van de personeelsleden van de ministeriële kabinetten; - het archiveren van de dossiers van de personeelsleden van de ministeriële kabinetten; - het bijhouden van de documentatie betreffende de reglementering van het administratieve en geldelijke beheer van de personeelsleden van de ministeriële kabinetten; - elke andere opdracht die hem door de Waalse Regering wordt toegewezen.

Art. 8.§ 1. De Regering stelt elk uittredend Regeringslid dat geen ministeriële functies meer uitoefent, gedurende vijf jaar, te rekenen van de datum van zijn ontslag en berekend in verhouding tot de duur van het door betrokkene uitgeoefende ministeriële mandaat, een adviseur en een uitvoerend personeelslid ter beschikking. De ononderbroken uitoefening van ministeriële mandaten in één of meerdere regeringen wordt in overweging genomen voor de berekening van die periode. § 2. De verdeling van de in § 1 vastgestelde ambten mag enkel worden gewijzigd met de toestemming van de Minister-President; het in voltijds equivalent berekende maximale aantal en het niveau van de personeelsleden mogen echter niet worden overschreden. Afdeling 3. - Benoemingen en werking

Art. 9.De kabinetschef wordt door de Regering benoemd en ontslagen.

De andere personeelsleden van de kabinetten worden door de bevoegde Minister benoemd.

Art. 10.De kabinetschef maakt de instructies en de dienstorders van de minister, alsmede de dossiers met betrekking tot het gezamenlijke ministerie over aan de secretaris-generaal. Hij handelt op dezelfde wijze voor de dossiers die onder de bevoegdheid vallen van de afdelingen die onder zijn rechtstreeks gezag staan.

De dossiers betreffende aangelegenheden eigen aan bepaalde diensten worden rechtstreeks overgemaakt aan de directeur-generaal of aan de bevoegde ambtenaar.

Afgezien van de kabinetssecretaris of van de gemachtigde ordonnateur in de uitoefening van hun functionele bevoegdheden, mogen de personeelsleden van de kabinetten met het bestuur handelen enkel door toedoen van de kabinetschef of met diens instemming. Afdeling 4. - Toelagen en vergoedingen

Art. 11.Onverminderd artikel 12 wordt aan de personeelsleden van de kabinetten van niveau 1 die geen deel uitmaken van het personeel van de Regeringsdiensten, of, meer algemeen, van elke openbare dienst, een als wedde geldende kabinetstoelage verleend waarvan het bedrag vastligt in de hierna vermelde schalen van toepassing op het personeel van de ministeries : - kabinetschef : schaal A2, - adjunct-kabinetschef : schaal A3, - adviseur en kabinetssecretaris : schaal A4, - attaché : schaal A5 of A6; - expert : één van de schalen die toepasselijk zijn op het personeel van de Regeringsdiensten.

De uitvoerende personeelsleden van de kabinetten alsmede de reinigingspersoneelsleden die geen deel uitmaken van het personeel van de Regeringsdiensten of van elke openbare dienst, genieten een als wedde geldende kabinetstoelage binnen de perken van de minimum- en maximumwedde van de schaal die in het organieke stelsel gekoppeld is aan de met het uitgeoefend ambt overeenstemmende graad van het personeel van de Regeringsdiensten, verhoogd met een aanvullende toelage van 2.381,99 euro.

De in dit artikel bedoelde personeelsleden genieten de tussenwedden die met weddetrappen van geldelijke anciënniteit overeenkomen en die voortvloeien uit tussentijdse verhogingen voorzien in de schaal waarin hun als wedde geldende kabinetstoelage is vastgesteld. De verdiende geldelijke anciënniteit die hen kan worden toegekend, wordt berekend volgens dezelfde regels als die welke vastgesteld zijn voor de berekening van de in aanmerking komende diensten van het personeel van de Diensten van de Waalse Regering.

De onder de uitvoerende personeelsleden aangewezen privé-secretaris komt in aanmerking voor een bijkomende kabinetstoelage van 4.423,69 euro.

De onder de uitvoerende personeelsleden aangewezen buitengewoon rekenplichtige komt in aanmerking voor een bijkomende kabinetstoelage van 3.402,84 euro.

Bij gemotiveerde beslissing, met de toestemming van de Minister-President, binnen de perken van de aan het kabinet toegekende begrotingskredieten kan de Minister de als wedde geldende kabinetstoelagen waarvan sprake in dit artikel verhogen.

Art. 12.De naar de kabinetten gedetacheerde personeelsleden van de Regeringsdiensten genieten een kabinetstoelage die gelijk is aan onderstaande jaarlijkse bedragen : - kabinetschef : 8.507,09 euro; - adjunct-kabinetschef : 6.465,39 euro; - adviseur en kabinetssecretaris : 5.784,82 euro; - privé-secretaris : 4.423,69 euro; - attaché en buitengewoon rekenplichtige : 3.402,84 euro; - uitvoerend en reinigingspersoneelslid : 2.381,99 euro;

Bij gemotiveerde beslissing, met de toestemming van de Minister-President kunnen die toelagen worden verhoogd door de minister binnen de perken van de daartoe toegestane begrotingskredieten.

Art. 13.De bezoldiging alsook de maaltijdcheques van de gedetacheerde ambtenaren en contractuele personeelsleden van de Regeringsdiensten blijft voor rekening van deze diensten.

Art. 14.§ 1. De bezoldiging van de personeelsleden van de kabinetten die zonder deel uit te maken van de Regeringsdiensten evenwel ressorteren onder een ministerie, een Rijksdienst, een andere openbare dienst, een openbaar bedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991, een instelling van algemeen belang, een inrichting van openbaar nut bedoeld in de wet van 27 juni 1921, een instelling, groepering of vereniging die gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap, een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen of een gesubsidieerde onderwijsinstelling, wordt geregeld als volgt : 1° indien de werkgever bereid is de wedde te blijven betalen, verkrijgt de betrokkene de in artikel 12 bedoelde kabinetstoelage, eventueel verhoogd;indien de werkgever de wedde terugvordert, betaalt de betrokken minister de wedde van het personeelslid van het kabinet terug aan de dienst van herkomst, alsook het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op dat personeelslid in zijn dienst van herkomst, desgevallend verhoogd met de werkgeversbijdragen; 2° indien de werkgever de betaling van de wedde opschort, ontvangt de betrokkene de in artikel 11 bedoelde kabinetstoelage, die als wedde geldt. Deze toelage mag evenwel niet hoger of lager zijn dan de bezoldiging in ruime zin, vermeerderd met de eventueel verhoogde kabinetstoelage die de betrokkene zou krijgen indien hij onder de sub 1° vermelde bepalingen zou vallen. § 2. Het aantal personeelsleden van het kabinet van wie de bezoldiging voor rekening blijft van een instelling van algemeen belang, een inrichting van openbaar nut of een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, die onder de bevoegdheden van het Waalse Gewest vallen, wordt beperkt tot drie voor een minister, vier voor een Vice-Minister-President en vijf voor de Minister-President.

Art. 15.De chauffeurs van de kabinetten van de ministers genieten : 1° een maandelijkse forfaitaire toelage van 272,22 euro 2° een forfaitaire vergoeding van 2.478,20 euro per jaar; 3° een maandelijkse forfaitaire vergoeding wegens verzorgde kleding van 49,58 euro. De maandelijkse forfaitaire toelage wordt verhoogd tot 476,38 euro voor de persoonlijke chauffeur van de minister, waarbij het supplement van 204,17 euro de bijkomende uitzonderlijke dienstverstrekkingen dekt die te wijten zijn aan de verplaatsingen van de minister.

De minister kan dat supplement onder verschillende kabinetschauffeurs verdelen, al naargelang de verstrekte diensten.

De maandelijkse forfaitaire toelage kan maximum 374,30 euro bedragen voor de chauffeur van de kabinetschef.

Bij gemotiveerde beslissing, met de toestemming van de Minister-President, binnen de perken van de aan het kabinet toegekende begrotingskredieten, kan de minister voornoemde maandelijkse forfaitaire toelagen verhogen.

De chauffeurs van de ministeriële kabinetten komen niet in aanmerking voor de bijkomende toelage en de kabinetstoelage bedoeld in artikelen 11 en 12 van dit besluit.

Art. 16.De receptionisten van de kabinetten krijgen een maandelijkse forfaitaire vergoeding wegens verzorgde kleding van 24,79 euro.

Art. 17.De personeelsleden van de kabinetten hebben recht op kinderbijslag, een geboortetoelage, een haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, een eindejaarspremie en op elke andere toelage tegen het bedrag en onder de voorwaarden die voor het personeel van de Regeringsdiensten gelden. Afdeling 5. - Algemene bepalingen betreffende de toelagen en

vergoedingen

Art. 18.De vergoedingen en toelagen bedoeld in de artikelen 11, 12, 15 en 22 worden aan het einde van elke maand uitbetaald. De maandvergoeding of -toelage is gelijk aan 1/12e van het jaarlijks bedrag.

Wanneer de maandvergoeding of -toelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij uitbetaald in dertigsten, overeenkomstig de regel bedoeld in de bezoldigingsregeling van de Waalse Ambtenarencode.

Art. 19.De in de artikelen 11, 12, 15, 16, 17 en 22 bedoelde vergoedingen en toelagen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld : zodoende worden ze gekoppeld aan het indexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. Afdeling 6. - Rechtsstelsel en andere statutaire bepalingen

Art. 20.De rechtspositie van de in artikel 11 bedoelde personeelsleden en van de in artikelen 4 en 7 bedoelde experten is van het statutaire type en de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing. Ze zijn echter onderworpen aan het statuut van de sociale zekerheid van de contractuele personeelsleden van de Staat.

Art. 21.De reglementaire bepalingen inzake verloven en afwezigheden van de statutaire en contractuele personeelsleden van de Diensten van de Waalse Regering zijn van toepassing op de personeelsleden van de ministeriële kabinetten van de Regering, met uitzondering van : - het uitzonderlijke verlof om een stage te vervullen in een openbare dienst; - de indisponibiliteitstelling wegens persoonlijke aangelegenheden; - het verlof wegens opdracht; - het verlof wegens loopbaanonderbreking met uitzondering van het verlof wegens palliatieve verzorging dat voor een duur van één maand, eventueel verlengbaar met één maand, kan worden verleend; - de vierdagenweek op vrijwillige basis; - de vervroegde halftijdse uittreding; die niet toepasselijk zijn op de in artikel 11 bedoelde personeelsleden noch op de in artikelen 4 en 7 bedoelde experten. Afdeling 7. - Diverse kosten, wagengebruik

Art. 22.§ 1. De bepalingen waarin wordt voorzien voor de personeelsleden van de Diensten van de Waalse Regering en van de instellingen van openbaar nut die onderworpen zijn aan de Waalse Ambtenarencode inzake verblijf- en reiskosten die voortvloeien uit verplaatsingen in het belang van de dienst en uit het gebruik van het openbaar vervoer, zijn toepasselijk op de personeelsleden van de kabinetten. § 2. De verblijfkosten- en reiskostenvergoedingen van de personeelsleden van de kabinetten worden verleend op grond van de volgende gelijkstelling met de graden van de administratieve hiërarchie : de kabinetschef wordt gelijkgesteld met een ambtenaar van rang A2 tot A1; de adjunct-kabinetschef met een ambtenaar van rang A3; de adviseurs en de kabinetssecretaris met een ambtenaar van rang A4; de privé-secretaris en de attachés met een ambtenaar van rang A5 tot A6; het uitvoerend personeel en het reinigingspersoneel met het personeel van de Regeringsdiensten dat een gelijkwaardige functie uitoefent. Deze gelijkstelling mag niet inhouden dat de in de artikelen 12 en 14 van dit besluit bedoelde personeelsleden ingedeeld worden in een lagere categorie dan die welke overeenstemt met hun graad. § 3. Het personeel van de kabinetten kan ter vervanging van de maaltijdcheques een jaarlijkse forfaitaire verblijfkostenvergoeding genieten. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld als volgt : - kabinetschef, adjunct-kabinetschef : 1.812,45 euro; - adviseur en kabinetssecretaris : 1.585,98 euro; - attaché, privé-secretaris en rekenplichtige : 1.359,48 euro; - uitvoerend personeel : 906,33 euro.

De vergoeding wordt aan het einde van elke maand betaald en kan worden geprorateerd in geval van deeltijdse dienstverstrekking.

De vergoeding wordt gehandhaafd in geval van hoogstens 30 kalenderdagen afwezigheid. § 4. De personeelsleden van de openbare diensten die deel uitmaken van een ministerieel kabinet en van wie de woonplaats en de administratieve verblijfplaats buiten de vestigingsplaats van het kabinet liggen, hebben recht op een abonnement voor een openbaar vervoermiddel of, afwijkingshalve, op de financiële tegenwaarde daarvan mits, in dit laatste geval, een bijzondere machtiging van de betrokken minister en mits vermelding van de redenen van de afwijking.

Het abonnement loopt één maand en moet maandelijks verlengd worden. De klas van het abonnement wordt bepaald op basis van de graad die het personeelslid bekleedt in het kabinet. Die maatregel mag niet inhouden dat de personeelsleden ingedeeld worden in een lagere klas dan die welke ze genieten in hun oorspronkelijke bestuur. § 5. Binnen de perken bedoeld in de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut in de vervoerskosten van de personeelsleden, kunnen de personeelsleden van de ministeriële kabinetten afwijkingshalve aanspraak maken op een financiële tegenwaarde die gelijk is aan de werkgeversbijdrage in de kosten van het openbaar vervoer tussen woon- en werkplaats. In dit laatste geval moeten ze beschikken over een bijzondere machtiging van de bevoegde minister waarin de redenen van de afwijking opgegeven worden.

De financiële tegenwaarde geldt slechts voor één maand en moet maandelijks worden verlengd.

Art. 23.§ 1. De kabinetschef wordt ertoe gemachtigd zijn persoonlijke voertuig te gebruiken wegens dienstreizen onder de voorwaarden waarin is voorzien voor de personeelsleden van de Diensten van de Waalse Regering en van de instellingen van openbaar nut onderworpen aan de Waalse Ambtenarencode. § 2. Binnen de perken van de begrotingskredieten van het kabinet, bepaalt de minister het individuele kilometercontingent dat jaarlijks moet worden toegekend aan de andere personeelsleden van zijn kabinet die ertoe kunnen worden gemachtigd hun persoonlijke motorvoertuig te gebruiken in het belang van de dienst onder dezelfde voorwaarden als die welke waarin is voorzien bij dezelfde Waalse Ambtenarencode voor de ambtenaren met wie ze zijn gelijkgesteld. Dit contingent mag echter niet hoger zijn dan 12 000 km per jaar per begunstigde. De terugbetaling geschiedt pas na voorlegging van een maandelijkse schuldvorderingsverklaring die gestaafd wordt door bewijsstukken waaruit de verplaatsingen om dienstredenen blijken. § 3. De aankoop- en gebruikswijze van de ambts- en dienstvoertuigen wordt bij rondzendbrief van de Minister-President geregeld.

Art. 24.§ 1. De telefoon- en telefaxkosten van de minister komen op grond van bewijsstukken ten laste van de begroting van het kabinet. § 2. De abonnementskosten voor het vaste en het draadloze telefoonnet, fax en internet en de gesprekskosten van de personeelsleden van het kabinet komen op rekening van het kabinet. § 3. De wijze van tussenkomst in de gesprekskosten over het vaste en draadloze telefoonnet, fax en internet wordt bij rondzendbrief van de Minister-President geregeld. Afdeling 8. - Ambtsneerlegging en vertrektoelagen

Art. 25.§ 1. De minister kan onder de hierna vermelde voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan personen die een kabinetsfunctie hebben uitgeoefend en geen beroepsinkomen, vervangingsinkomen of rustpensioen genieten. Een overlevingspensioen of het door een Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn gewaarborgd bestaansminimum wordt niet als een vervangingsinkomen beschouwd.

Wat betreft de kabinetschefs mag de vertrektoelage door de Regering verleend worden. § 2.1. Deze forfaitaire toelage beloopt : - één maand kabinetstoelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes volle maanden; - twee maanden kabinetstoelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan zes tot twaalf volle maanden; - drie maanden kabinetstoelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan twaalf tot achttien volle maanden; - vier maanden kabinetstoelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan achttien tot vierentwintig volle maanden; - maximum vijf maanden kabinetstoelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van meer dan vierentwintig maanden. § 2.2. Voor de berekening van de in § 2. van dit artikel bedoelde ononderbroken activiteitsperiodes wordt rekening gehouden met de tijd doorgebracht in een ander ministerieel kabinet dan dat waarvan het personeelslid deel uitmaakt, voorzover er geen activiteitsonderbreking geweest is tussen het einde en het begin van de functies binnen een ministerieel kabinet. § 2.3. De eerste ordonnateur of zijn afgevaardigde moet de Vaste hulpdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden van de kabinetten voor iedere rechthebbende zo spoedig mogelijk de nodige gegevens verstrekken voor de berekening van de forfaitaire vertrektoelage. § 3. De vertrektoelage wordt in maandelijkse bedragen toegekend.

Onverminderd § 1 wordt de vertrektoelage in maandelijkse schijven uitbetaald voorzover de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij gedurende de bedoelde periode geen beroepsactiviteit heeft uitgeoefend, of dat hij één van de in § 4 bedoelde voorwaarden vervult. § 4. In afwijking van § 1 kan de minister een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan personen die kabinetsfuncties hebben uitgeoefend wier inkomens enkel bestaan uit de bezoldiging verbonden met de uitoefening sinds minstens drie maanden voor de neerlegging van de kabinetsfuncties van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of die hetzij uitsluitend één of meer deeltijdse functies vervullen bij een dienst die onder een wetgevende overheid ressorteert, een openbare dienst of een gesubsidieerde onderwijsinrichting of één of meer pensioenen ten laste van de Schatkist genieten die betrekking hebben op één of meer onvolledige loopbanen, hetzij werkloosheidsuitkeringen of wettelijke ziekte-, invaliditeits- of moederschapsvergoedingen ontvangen. De vertrektoelage wordt dan vastgesteld overeenkomstig § 2.1. en verminderd, na weging, met de totale som die voor de overeenstemmende periode aan de betrokkene verschuldigd is ter bezoldiging van onvolledige functies in de privé of openbare sector of als pensioen naargelang het bedrag van de forfaitaire vertrektoelage betrekking heeft op de uitoefening van een voltijdse of deeltijdse dienstverstrekking binnen een kabinet en, in elk geval, met de inkomsten van een werkloosheidsuitkering of met wettelijke ziekte-, invaliditeits- of moederschapsvergoedingen. § 5. Het maandelijkse brutobedrag van de forfaitaire vertrektoelage is het geïndexeerde maandelijkse brutobedrag van de als wedde geldende kabinetstoelage, met inbegrip van het bedrag van de verhoging waarvan ze het voorwerp had kunnen uitmaken, verhoogd met de in artikel 11 bedoelde bijkomende toelage of met de in artikel 15 bedoelde maandelijkse forfaitaire toelagen en in voorkomend geval met de haard- of standplaatstoelage betreffende de laatste maand van activiteit die de betrokken persoon heeft uitgeoefend tijdens minstens drie maanden, gewogen volgens de prestatieregeling van de begunstigde die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van genoemde kabinetstoelage. § 6. De personen die hun ambt vrijwillig neerleggen komen niet in aanmerking voor de vertrektoelage.

Art. 26.§ 1. Bij het einde van hun aanwijzing komen de in artikelen 12 en 14 van dit besluit bedoelde personeelsleden van het kabinet die het kabinet verlaten, in aanmerking voor een verlof wegens kabinetswijziging ten belope van één werkdag per detacheringsmaand met minstens drie en hoogstens vijftien werkdagen, dat moet worden toegekend door de functionele overheid waaronder laatstgenoemden ressorteren op verzoek van de minister die hen ontslag uit hun functies heeft verleend. § 2. De in artikel 373, § 2, van de Waalse Ambtenarencode bedoelde compenserende vergoeding wordt toegekend aan de in artikelen 2 en 4 van dit besluit bedoelde personeelsleden van het kabinet die hun functies niet cumuleren met een andere beroepsactiviteit en aan de in artikel 7 bedoelde personeelsleden die hun functies binnen een ministerieel kabinet definitief neerleggen en die niet in aanmerking komen voor de in artikel 11 bedoelde forfaitaire vertrektoelage.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt het loon dat verschuldigd is voor volledige prestaties in aanmerking genomen, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage alsook in voorkomend geval het bedrag van de verhoging van de als loon geldende kabinetstoelage en de in artikel 11 bedoelde bijkomende toelagen of de in artikel 15 van dit besluit bedoelde maandelijkse forfaitaire toelagen. § 3. De individuele dossiers van de personeelsleden die de kabinetten verlaten, worden overgenomen door de in artikel 7 van dit besluit bedoelde Vaste hulpdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden, die instaat voor het administratieve en geldelijke beheer daarvan.

Onder individueel dossier dient men alle documenten te verstaan die betrekking hebben op de akten genomen ter uitvoering van het administratieve en geldelijke beheer van de personeelsleden van het kabinet. Afdeling 9. - Maximumbedragen van de bestaansmiddelen

Art. 27.§ 1. Het globale maximumbedrag van de bestaansmiddelen die betrekking hebben op de bezoldigingen van het personeel van het kabinet en andere kosten gebonden aan de werking en aan de investeringen van het kabinet wordt vastgesteld op euro 53.000 per personeelslid bedoeld in dit besluit. Vanaf 2006 wordt dat maximumbedrag gebonden aan de schommeling van de index der consumptieprijzen en wordt aangepast aan de loonschaalontwikkelingen van het personeel der kabinetten. § 2. De aankoop van meubilair en de aankoop en inventaris van kunstwerken worden bij rondzendbrief van de Minister-President geregeld. § 3. Voor elke aankoop hoger dan euro 16.000 (BTW niet meegerekend) wordt vooraf het advies van de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister-President geëist. De notificatie van de opdrachten die hoger zijn dan het bedrag voorzien in artikel 15, § 1, lid 3, van het besluit van de Waalse Regering betreffende de bestuurlijke en budgetaire controle moet maandelijks medegedeeld worden aan de Inspecteur van Financiën. § 4. Het advies van de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister-President is voorafgaandelijk vereist vóór elke inschrijving van leasing met lichting van de aankoopoptie. Afdeling 10. - Eretitels

Art. 28.De kabinetschef kan bij besluit van de Regering gemachtigd worden tot het voeren van de eretitel van zijn functies op voorwaarde dat hij ze ten minste twee jaar heeft uitgeoefend.

Voor de berekening van die twee jaar kan de Regering rekening houden met de duur van de functies die de kabinetschef zonder onderbreking heeft uitgeoefend bij de federale Regering of een andere overheid. Afdeling 11. - Kabinetswijziging

Art. 29.§ 1. Aan het einde van een legislatuur of bij een kabinetswijziging, om te zorgen voor een harmonische overdracht van bevoegdheden, zal een cel in dienst worden gehouden in elk ministerieel kabinet tot de boedelbeschrijving of de aflegging van de rekeningen (maximum één maand). Die cel bestaat uit : - de kabinetssecretaris of de afgevaardigde-ordonnateur; - de buitengewoon rekenplichtige; - de contactpersoon informatica of één uitvoerend personeelslid; - één chauffeur. § 2. Er wordt vastgesteld dat : - de afgevaardigde-ordonnateur tijdens deze periode zijn prerogatieven bewaart voor alle uitgaven die vóór de ministeriële wijziging vastgelegd zijn; - die afdeling blijft beschikken over een kabinetsvoertuig; - de besluiten waarbij een einde wordt gemaakt aan de functies van de leden van voornoemde cel, de toekenning van forfaitaire vertrektoelagen inbegrepen, door de intredende Minister worden ondertekend; - de andere personeelsleden van het kabinet uiterlijk bij de eedaflegging van het (de) nieuwe Regeringslid (leden) ontslag zullen nemen door toedoen van de aftredende Minister. § 3. De wijze van overname en overgave die vast te stellen zijn tussen de ministeriële kabinetten op het einde van de legislatuur of bij ministeriële herschikking worden per rondzendbrief door de Minister-President geregeld. § 4. De diensten van de Regering maken de plaatsbeschrijving op in hoedanigheid van technische adviseurs en zien toe op de werkzaamheden die uit te voeren zijn in de lokalen waar de ministeriële kabinetten gevestigd zijn. Afdeling 12. - Toezicht

Art. 30.Het Secretariaat van de Regering moet toezicht houden op de samenstelling van de ministeriële kabinetten. De betrokken kabinetten moeten een behoorlijk gedagtekend eensluidend afschrift van elk besluit in verband met hun personeelsleden overmaken aan de Vaste hulpdienst voor administratieve en geldelijke aangelegenheden (SePAC), die het visum van de Regeringssecretaris moet vragen. Die laatste viseert en stempelt de besluiten af en zendt ze door naar de SePAC, die de bezoldigingen pas na ontvangst van de geviseerde besluiten zal uitbetalen. Afdeling 13. - Het personeel van de diensten van de Regering

aangewezen om van het kabinet van een lid van de Regering van een andere overheid deel uit te maken

Art. 31.De personeelsleden van de diensten van de Regering kunnen van het kabinet van een lid van de Regering van een andere overheid deel uitmaken met de voorafgaande toestemming van de Minister van Ambtenarenzaken en het advies van de functioneel bevoegde minister.

De toestemming gebeurt op voorwaarde dat de Koning een reglement heeft uitgevaardigd houdende bepaling van de nadere regels voor de terugbetaling van de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden die aangewezen zijn om van het kabinet van een lid van de federale Regering deel uit te maken.

Art. 32.De bezoldiging van de in artikel 31, eerste lid, bedoelde personeelsleden wordt uitbetaald door de diensten van de Regering.

De terugbetaling van de bezoldiging gebeurt bij de Schatkist op grond van een driemaandelijks overzicht overgemaakt aan het lid van de Regering van de betrokken overheid door de Regeringsdiensten.

De terugbetalingsaanvraag wordt ingediend in het begin van elk kwartaal voor het vorige kwartaal.

De bezoldiging van de personeelsleden van de Diensten van de Regering die gedetacheerd zijn naar het kabinet van een lid van de Franse Gemeenschapsregering, geeft geen aanleiding tot terugbetaling.

Art. 33.Artikel 5, § 1, is toepasselijk op de personeelsleden van de Regeringsdiensten die gedetacheerd zijn naar het kabinet van een lid van de Regering van een andere overheid. Afdeling 14. - Slotbepalingen

Art. 34.Het besluit van de Waalse Regering van 27 juli 2004 betreffende de ministeriële kabinetten van de Waalse Regering wordt opgeheven.

Art. 35.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2005.

Art. 36.De ministers zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 9 juni 2005.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN De Minister van Vorming, Mevr. M. ARENA De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Economie en Tewerkstelling, J.-C. MARCOURT De Minister van Gezondheid en Sociale Actie, Mevr. Ch. VIENNE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^