gepubliceerd op 05 augustus 2004
Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten
27 JULI 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten
De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 13 juli 2001 en 12 augustus 2003;
Gelet op het decreet I van 7 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest;
Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;
Overwegende dat de Regering in staat dient te worden gesteld om zo doeltreffend mogelijk te werken;
Overwegende dat deze bepalingen daarvoor zo spoedig mogelijk in werking dienen te treden, Besluit :
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : - "wet" : de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wetten van 8 augustus 1988, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 13 juli 2001 en 12 augustus 2003; - "decreet" : het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie.
Art. 2.De heer Jean-Claude Van Cauwenberghe, Minister-President, is bevoegd voor : - de coördinatie en de mededeling van het regeringsbeleid; - het voorzitterschap van het ministerieel comité « initiatie van activiteiten »; - de organisatie van de bestuurlijke Task force bestaande uit de verantwoordelijken van de administraties, de paragewestelijke en andere openbare of para-openbare instellingen die betrokken zijn bij de « initiatie van activiteiten »; - de bestuurlijke vereenvoudiging; - e-Government en bestuurlijke informatica; - evaluatie, toekomstverwachtingen en statistiek; - de aanhangigmaking van zaken bij het overlegcomité "Federale Regering, Gemeenschaps- en Gewestregeringen", de intrabelgische betrekkingen, alsmede de werking van de instellingen, met inbegrip van de betrekkingen met het Parlement; - de coördinatie van de dossiers betreffende de Structuurfondsen, met inbegrip van de betrekkingen met de Europese, nationale en gewestelijke instellingen; - de organisatie van de Task force belast met de voorbereiding en de coördinatie van de dossiers betreffende de Structuurfondsen, alsook met hun uitvoering en evaluatie; - de oprichting van het economisch impulsfonds ten gunste van de meest benadeelde reconversiegebieden en van het impulsfonds voor de landelijke economische ontwikkeling, met inbegrip van de coördinatie van de dossiers en de organisatie van de Task forces; - de vestiging van de diensten en instellingen, alsook het beheer van onroerende goederen; - de verdeling van de middelen afkomstig van de Nationale Loterij; - het afzet- en uitvoerbeleid bedoeld in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van de wet en de bevordering van land- en tuinbouwproducten in het buitenland; - de coördinatie van het plan « P.L.U.I.E.S. »; - de coördinatie van het plan « permanente bewoning in de toeristische uitrustingen ».
Art. 3.De heer André Antoine, Vice-President en Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, is bevoegd voor : - de luchthavens, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, 7° en 9°, van de wet, alsook de uitrusting en exploitatie daarvan; - het openbaar vervoer, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, 8°, van de wet en de acties van begrotingsprogramma 54.06; - het leerlingenvervoer, zoals bedoeld in artikel 3, 5°, van het decreet; - de gewestelijke aspecten van de uitvoering van het investeringsplan van de N.M.B.S.; - het energiebeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VII, van de wet, met inbegrip van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de energie en de ontsluiting van de steenbergen; - de huisvesting, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IV, van de wet; - de ruimtelijke ordening, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, van de wet, met uitzondering van 4° en 7°; - de enige vergunningen zoals bedoeld in hoofdstuk XI van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
Art. 4.De heer Michel Daerden, Vice-President en Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, is bevoegd voor : - de begroting, de financiën en de Schatkist, met inbegrip van de uitvoering van het decreet I van 7 juli 1993 tot oprichting van vijf publiekrechtelijke maatschappijen voor het beheer van de schoolgebouwen van het door de overheid gesubsidieerde onderwijs en de fiscale bevoegdheden die naar de Gewesten zijn overgeheveld bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de Gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de Gewesten; - het voorzitterschap van het ministerieel comité belast met de opvolging en de monitoring van de alternatieve financieringen en de financiële toestand van de instellingen van openbaar nut, met inbegrip van de gespecialiseerde maatschappijen en dochtermaatschappijen; - het patrimonium, met inbegrip van de monumenten en landschappen, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, 7°, van de wet, alsook de opgravingen; - de openbare werken, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, 1° tot 6°, van de wet, met inbegrip van de langs de wegen en bevaarbare waterwegen gelegen groengebieden; - de stadsvernieuwing, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, 4°, van de wet; - de cartografie; - de grote kunstwerken zoals bepaald in het koninklijk besluit van 2 februari 1993 tot overdracht van de waterwegen aan de Gewesten, met inbegrip van de bevordering van de bevaarbare waterwegen; - wat lichamelijke opvoeding, sport en openluchtleven betreft, de gemeentelijke, provinciale, intercommunale en privé-infrastructuren, zoals bedoeld in artikel 3, 1°, van het decreet.
Art. 5.Mevr. Marie Arena, Minister van Vorming, is bevoegd voor : - de sociale promotie, zoals bedoeld in artikel 3, 3°, van het decreet; - de beroepsomscholing en -bijscholing, zoals bedoeld in artikel 3, 4°, van het decreet; - de cyberscholen en de cyberklassen.
Art. 6.De heer Philippe Courard, Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, is bevoegd voor : - de ondergeschikte besturen, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VIII, van de wet; - het toezicht, zoals bedoeld in artikel 7 van de wet; - het toezicht op de politiezones zoals omschreven bij het decreet van 12 februari 2004 tot wijziging van het decreet van 1 april 1999 tot regeling van het toezicht op de gemeenten, provincies en intercommunales van het Waalse Gewest; - de wetgeving betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het toezicht daarop; - de ambtenarenzaken en de administratie.
Art. 7.Mevr. Marie-Dominique Simonet, Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, is bevoegd voor : - de internationale betrekkingen, met inbegrip van de betrekkingen met de Europese instellingen, onverminderd artikel 2, achtste streepje, en de ontwikkelingssamenwerking zoals bedoeld in artikel 6ter van de wet; - het wetenschappelijk onderzoek, zoals bedoeld in artikel 6bis van de wet, met uitzondering van het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de energie; - de nieuwe technologieën; - de telecommunicatie (met inbegrip van het beheer van het WIN-Contract), met uitzondering van de cyberscholen en de cyberklassen; - de in-, de uit- en de doorvoer van wapens, munities en materieel die in het bijzonder bestemd zijn voor een militair gebruik, voor de ordehandhaving en van de daarmee verband houdende technologie, evenals van de producten en technologieën voor beide doeleinden, onverminderd de federale bevoegdheid voor in- en uitvoer met betrekking tot leger en politie, en mits naleving van de criteria die bepaald zijn door de Gedragscode van de Europese Unie inzake wapenuitvoer; - het toekennen van licenties voor de in-, de uit- en de doorvoer van wapens, munities en materieel die in het bijzonder bestemd zijn voor een militair gebruik, voor de ordehandhaving en van de daarmee verband houdende technologie, evenals van de producten en technologieën voor beide doeleinden, onverminderd de federale bevoegdheid voor die met betrekking tot leger en politie.
Art. 8.De heer Jean-Claude Marcourt, Minister van Economie en Tewerkstelling, is bevoegd voor : - de economie, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VI, van de wet, met inbegrip van de K.M.O.'s en de erkenning van ondernemers, met uitzondering van het afzet- en uitvoerbeleid en de bevordering van land- en tuinbouwproducten in het buitenland, de aanvullende en suppletieve hulp aan landbouwbedrijven en het beheer van de rijkdommen van de ondergrond; - de sociale economie; - de begeleiding van buitenlandse investeringen; - het tewerkstellingsbeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, IX, van de wet.
Art. 9.Mevr. Christiane Vienne, Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke-Kansen, is bevoegd voor : - het gezondheidsbeleid, zoals bedoeld in artikel 3, 6°, van het decreet; - de bijstand aan personen, zoals bedoeld in artikel 3, 7°, van het decreet, met uitzondering van de wetgeving betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het toezicht daarop; - het gelijke-kansenbeleid.
Art. 10.De heer Benoît Lutgen, Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, is bevoegd voor : - het landbouwbeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, V, van de wet, met inbegrip van de slachthuizen en van de aanvullende en suppletieve hulp aan landbouwbedrijven, behalve de toepassing van de wetten op de economische expansie en de bevordering van landbouw- en tuinbouwproducten in het buitenland; - de landinrichting, het natuurbehoud en de ruilverkaveling, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, III, van de wet; - het leefmilieu, met inbegrip van het waterbeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, II, van de wet, met uitzondering van de enige vergunningen bedoeld in hoofdstuk XI van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; - het beheer van de rijkdommen van de ondergrond; - de ontwatering zoals bedoeld in artikel 6, § 1, III, 9°, van de wet; - het toerisme, zoals bedoeld in artikel 3, 2°, van het decreet.
Art. 11.De binnen de Regering beraadslaagde decreetsontwerpen en besluiten worden ondertekend door de Minister die bevoegd is voor de aangelegenheid waarop zij betrekking hebben. Zij worden medeondertekend door de Minister-President.
Art. 12.Als een delegatie wordt verleend overeenkomstig het besluit tot regeling van de werking van de regering, worden de besluiten ondertekend door de Minister aan wie die delegatie wordt verleend.
Bij afwezigheid of verhindering van een minister kan deze de minister aanwijzen die gemachtigd is om in zijn naam en opdracht te tekenen.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag van ondertekening ervan.
Namen, 27 juli 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN De Minister van Vorming, Mevr. M. ARENA De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Economie en Tewerkstelling, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke-Kansen, Mevr. Ch. VIENNE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN