Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 24 maart 2005
gepubliceerd op 13 april 2005

Besluit van de Waalse Regering houdende oprichting van een opvolgingscel voor de alternatieve financieringen en de financiële staten van de openbare instellingen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2005200962
pub.
13/04/2005
prom.
24/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/24/2005200962/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 MAART 2005. - Besluit van de Waalse Regering houdende oprichting van een opvolgingscel voor de alternatieve financieringen en de financiële staten van de openbare instellingen


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 december 2003 houdende de Waalse Ambtenarencode;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 juli 2004 betreffende de kabinetten van de ministers van de Waalse regering;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 juli 2004 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Overwegende dat gewestelijke beleidsverklaring van de Waalse Regering van 20 juli 2004 erin voorziet een interministerieel comité op te richten voor de opvolging van de alternatieve financieringen en van de financiële toestand van de openbare instellingen;

Overwegende dat in de gewestelijke beleidsverklaring overigens aangestipt wordt dat dat comité zich zal laten bijstaan door een ondersteunende cel;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 februari 2005;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 3 februari 2005;

Gelet op de instemming van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 3 februari 2005;

Gelet op protocol nr. 446 van Sectorcomité XVI, opgesteld op 10 maart 2005;

Overwegende dat er een regelgevende grondslag verleend dient te worden aan de terbeschikkingstelling van personeel;

Op de voordracht van de Minister van Begroting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Er wordt een cel opgericht voor de opvolging van de alternatieve financieringen en de financiële staten van de openbare instellingen die verder "cel voor financiële informatie" genoemd wordt.

De cel staat onder het gezag van de Minister van Begroting.

Art. 2.De cel heeft als hoofdopdracht het bijstaan van het interministeriële comité in diens opvolgingsopdracht.

Zij is meer bepaald belast met de inzameling, de organisatie en de analyse van de financiële informatie die noodzakelijk is voor het opstellen van de door het comité opgestelde situatie-overzichten.

In dat kader verstrekt ze raad aan het comité in het opstellen van de opvolgingsindicatoren.

Daarnaast verzorgt ze het secretariaat van het comité.

De Waalse regering zal bij besluit beslissen over de datum waarop de opdracht beëindigd wordt.

Art. 3.De cel stelt elke drie maanden een activiteitenverslag op ten aanzien van de Minister van Begroting, waarin de werkzaamheden van de cel samengevat omschreven worden.

Art. 4.§ 1. De cel wordt geleid door een consultant die aangewezen wordt aan de hand van een onderhandelingsprocedure met bekendmaking.

Die consultant dient een profiel van topdeskundige te bezitten op het gebied van financiën en beheerscontrole met daarbovenop een ervaring ter zake van financiële coördinatie van verschillende entiteiten deel uitmakend van eenzelfde groep. § 2. Naast de leider van de cel bedoeld in § 1 omvat het personeel van de cel : a) drie personen van niveau 1;b) één persoon van niveau 2+. § 3. De personen bedoeld in dit artikel worden door de Waalse regering aangewezen op voordracht van de Minister van Begroting.

Art. 5.De wedden van de door de Waalse regering aangewezen personen zijn ten laste van de begroting van het Waalse Gewest.

Art. 6.§ 1. Onverminderd artikel 9 wordt er aan de personeelsleden van de cel bedoeld in artikel 1 die niet deel uitmaken van het personeel van de diensten van de Waalse Regering of meer in het algemeen van elke overheidsdienst, een toelage verleend die in de plaats komt van de wedde vastgelegd in de hiernavolgende weddeschalen geldend voor het personeel van de ministeries : - A5 of A4 voor het personeel van niveau 1; - B3 voor het personeel van niveau 2+. § 2. Het personeelslid van niveau 2+, bedoeld in dit artikel, komt in aanmerking voor een aanvullende toelage die gelijkstaat met de aanvullende toelage bedoeld voor het uitvoerend personeel bij artikel 12 van het besluit van de Waalse regering van 27 juli 2004 betreffende de kabinetten van de ministers van de Waalse Regering.

Art. 7.§ 1. Als het personeel bedoeld in artikel 4, § 2, litterae a en b, reeds de hoedanigheid van personeelslid van de regeringsdiensten bezit, wordt het voor de duur van zijn aanwijzing bij zijn dienst met verlof gestuurd. § 2. De vergoeding evenals de maaltijdcheques van de statutaire personeelsleden en van de contractuele personeelsleden die afkomstig zijn van de regeringsdiensten blijven ten laste van laatstgenoemden.

De contractuele personeelsleden van de regeringsdiensten behouden op dezelfde wijze als de statutaire personeelsleden hun vergoeding verhoogd met de toelage bedoeld in artikel 9.

Art. 8.De personen die een ambt uitoefenen bij de cel wordt een toelage verleend die als volgt is vastgelegd : § 1. De personen bedoeld in artikel 4, § 2, littera a, komen in aanmerking voor een jaarlijkse vergoeding die gelijkstaat met de kabinetstoelage bedoeld voor de attachés en adviseurs bij artikel 12 van het besluit van de Waalse regering van 27 juli 2004 betreffende de kabinetten van de ministers van de Waalse Regering. § 2. De persoon bedoeld in artikel 4, § 2, littera b, komt in aanmerking voor een jaarlijkse toelage die gelijk staat met de kabinetstoelage bedoeld voor het uitvoerend personeel bij artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 27 juli 2004 betreffende de kabinetten van de ministers van de Waalse Regering. § 3. De geldelijke toestand van de personeelsleden van de cel die zonder deel uit te maken van de regeringsdiensten evenwel deel uitmaken van een Ministerie, een dienst van het Rijk of een andere overheidsdienst, van een overheidsbedrijf bedoeld in de wet van 21 maart 1991, een instelling van openbaar nut bedoeld in de wet van 27 juni 1921, een publiekrechtelijke rechtspersoon opgericht op grond van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, of van een gesubsidieerde onderwijsinstelling, wordt als volgt geregeld : 1° indien de werkgever ermee instemt om de wedde verder te betalen, krijgt de betrokken persoon de jaarlijkse toelage voorzien bij dit artikel;indien de werkgever de wedde eist, betaalt het Waalse Gewest aan de oorspronkelijke dienst de bezoldiging van het personeelslid van de cel, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en elke andere toelage en vergoeding terug zoals berekend overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op de personeelsleden van de cel in hun oorspronkelijke instelling, eventueel vermeerderd met de werkgeversbijdragen; 2° indien de werkgever de betaling van de wedde opschort, krijgt de betrokken persoon een jaarlijkse toelage in de plaats van de wedde, vermeerderd met de jaarlijkse toelage voorzien bij dit artikel die evenwel noch meer noch minder mag bedragen dan de bezoldiging vermeerderd met de bijkomende weddebedragen, premies en vergoedingen allerhande in ruime zin en met de toelage die de betrokken persoon zou krijgen indien de bepalingen onder 1° op hem van toepassing zouden zijn.

Art. 9.De personen bedoeld in artikel 4, § 2, litterae a en b, komen in aanmerking voor kindergeld, geboortepremie, haard- of standplaatstoelage, vakantiegeld, eindejaarspremie en enige andere vergoeding tegen de percentages en de voorwaarden voorzien voor het personeel van de diensten van de Regering.

Art. 10.§ 1. De bepalingen voorzien voor de leden van het personeel van de Waalse ministeries en openbare instellingen op wie de statuten van de ambtenaren van het Gewest van toepassing zijn inzake verblijf- en rondreiskosten voortvloeiende uit dienstreizen en uit het gebruik van het openbaar vervoer, zijn mutatis mutandis van toepassing op de personeelsleden van de cel. § 2. Er kan een jaarlijkse forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten verleend worden aan de personeelsleden bedoeld in artikel 4, § 2, van dit besluit, ter vervanging van de maaltijdcheques.

Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld met verwijzing naar de vergoedingen voorzien bij artikel 22, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 27 juli 2004 betreffende de kabinetten van de ministers van de Waalse Regering; het bedrag van de vergoeding beantwoordt aan : a) de vergoeding van een attaché of adviseur voor het personeelslid van niveau 1 bedoeld in artikel 4, § 2, littera a ;b) de vergoeding van het uitvoerend personeel voor het personeelslid van niveau 2+ bedoeld in artikel 4, § 2, littera b. De vergoeding is verschuldigd per maand, op het einde van de termijn en kan in geval van deeltijdse arbeid pro rata temporis worden uitbetaald.

De vergoeding wordt behouden tijdens de afwezigheden die de dertig kalenderdagen niet overschrijden.

Art. 11.De vergoedingen en toelagen bedoeld in de artikelen 6, 8, 9 en 10 worden maandelijks na afloop van de termijn betaald. De maandelijkse toelage is gelijk aan één twaalfde van het jaarlijks bedrag.

Indien de maandelijkse toelage niet volledig verschuldigd is, wordt hij in dertigsten betaald, overeenkomstig de regel voorzien bij het geldelijk statuut van de Waalse Ambtenarencode.

Art. 12.De vergoedingen en toelagen bedoeld in de artikelen 6, 8, 9 en 10 zijn verbonden aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen overeenkomstig de regels van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld : daartoe worden ze gekoppeld aan index 138,01 van 1 januari 1990.

Art. 13.§ 1. De Minister van Begroting kan volgens de hiernavermelde voorwaarden een forfaitaire vertrektoelage verlenen aan de personen die een ambt hebben bekleed in de cel bedoeld in artikel 1 van dit besluit en die geen enkel beroeps- of vervangingsinkomen noch een rustpensioen genieten. Een overlevingspensioen of het bestaansminimum dat verleend wordt door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden niet beschouwd als vervangingsinkomen. § 2. Bedoelde forfaitaire toelage houdt het volgende in : - één maand toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden; - twee maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes tot twaalf maanden; - drie maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van twaalf tot achttien maanden; - vier maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien tot vierentwintig maanden; - maximum vijf maanden toelage voor een ononderbroken activiteitsperiode van vierentwintig maanden en meer.

De eerste ordonnateur of diens gemachtigde zijn ertoe gehouden de vaste hulpdienst voor de administratieve en geldelijke aangelegenheden van de ministeriële kabinetten onverwijld alle bestanddelen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de berekening van de forfaitaire vertrektoelage van elke toelagegerechtigde. § 3. De vertrektoelage wordt bij maandelijkse bedragen toegekend. De voorwaarde voor toekenning ervan is, onverminderd § 1, dat betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord indient waaruit blijkt dat hij tijdens de betrokken periode geen beroepsbedrijvigheid heeft uitgeoefend of dat hij na tegeldemaking van zijn rechten één van de voorwaarden voorzien in § 4 vervult. § 4. In afwijking van § 1 kan de Minister van Begroting een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies vervuld hebben in een kabinet wier inkomsten enkel bestaan uit de vergoeding verbonden aan de uitoefening sinds minstens drie maanden voor de ambtsbeëindiging in het kabinet van een burgemeesters-, schepen- of O.C.M.W.-voorzittermandaat of die ofwel uitsluitend houder zijn van één of meerdere deeltijdse functies in de privésector of in een dienst die onder een wetgevende macht ressorteert, bij een overheid of in een instelling van het gesubsidieerd onderwijs of van één of meerdere pensioenen ten laste van de Schatkist en die verband houden met één of meerdere onvolledige loopbanen, ofwel werkloosheidsuitkering, wettelijke ziekteverzekeringsuitkeringen of moederschapsuitkeringen genieten.

De vertrektoelage wordt dan vastgesteld overeenkomstig § 2 en wordt na weging verminderd met het totaalbedrag dat aan betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode ter vergoeding van onvolledige functies uitgeoefend in de privé-sector of bij de overheid of als pensioen al naar gelang het bedrag van de forfaitaire vertrektoelage verband houdt met de uitoefening van een voltijdse of deeltijdse prestatie en in elk geval met de inkomsten die voortvloeien uit werkloosheidsuitkering, wettelijke ziekteverzekeringsuitkeringen of moederschapsuitkeringen. § 5. Het jaarlijkse brutobedrag van de forfaitaire vertrektoelage is het maandelijks geïndexeerd brutobedrag van de toelage die in de plaats komt van de wedde, met inbegrip van het bedrag van de verhoging waaraan ze eventueel is onderworpen, vermeerderd met de bijkomende toelage bedoeld in artikel 11 of de maandelijkse forfaitaire toelagen waarvan sprake in artikel 15 en, in voorkomend geval, van de haard- of standplaatstoelage met betrekking tot de laatste maand waarin de betrokken persoon actief was tijdens minstens drie maanden, gewogen naar gelang van de prestatieregeling van de toelagegerechtigde die in rekening komt voor de berekening van bedoelde kabinetstoelage. § 6. Er is geen enkele vertrektoelage verschuldigd aan de personen die uit eigen wil hun ambt neerleggen.

Art. 14.Er wordt delegatie verleend aan de kabinetschef van de Minister van Begroting om elke uitgave vast te leggen en goed te keuren die aangerekend kan worden op een specifieke basisallocatie op te richten in organisatie-afdeling 10 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en die betrekking heeft op de wedden en vergoedingen van het personeel bedoeld in artikel 4, § 2, van dit besluit.

Art. 15.Er wordt delegatie verleend aan de leider van de cel bedoeld in artikel 4, § 1, van dit besluit om elke uitgave tot en met een bedrag van 5.500 euro vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren die aangerekend kan worden op de in organisatieafdeling 10 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest op te richten basisallocaties.

Art. 16.§ 1. De vaste hulpdienst voor de administratieve en geldelijke aangelegenheden van de ministeriële kabinetten is belast met de administratieve bijstand in personeelszaken voor de cel en met de afhandeling van de wedden, vergoedingen en toelagen die worden toegekend aan het personeel bedoeld in artikel 4, § 2. § 2. Er wordt delegatie verleend aan de adviseur die verantwoordelijk is voor de vaste hulpdienst om elke uitgave te ordonnanceren die vastgelegd is door de eerste of afgevaardigde ordonnateur of diens gemachtigde bedoeld in artikel 14 en die aangerekend kan worden op een specifieke basisallocatie op te richten in organisatieafdeling 10 van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest en die betrekking heeft op de wedden, vergoedingen en toelagen die toegekend worden aan het personeel bedoeld in artikel 4, § 2.

Art. 17.Voorvermelde bepalingen hebben niet als gevolg de ontheffing van de eerste ordonnateur uit zijn macht om alle uitgaven bedoeld in dit besluit vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren.

Art. 18.Mits naleving van de bepalingen ter regeling van de overheidsopdrachten stelt de leider van de cel dienstcontracten voor, meer bepaald met het oog op de samenwerking met consultancykantoren die hem in diens opdracht bijstaan. Hij bereidt eventueel de aankoopvoorstellen voor die noodzakelijk zouden zijn als aanvulling op de materiële middelen bedoeld in artikel 19.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het "Belgisch Staatsblad ".

Art. 20.De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 24 maart 2005.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Financiën, Uitrusting en Patrimonium, M. DAERDEN

^